Sens per jaar kwam le wereld naar de stad Henk bleef de Vos zichzelf: een kunst apart Kameraad Maritain stinkt dermis, opwindende afwisseling ±RDAG 3 JULI 1976 KUNST TROUW/KWARTET 15 1 Mnèr>or Ber Huising nzicl bt is nog altijd eenmaal in latzdt jaar kermis hier of daar. aatstaar die is nu, verschrikke- er zij ik gemechaniseerd, een der liet Jrmaken tussen de vele. We veren er niet meer °P te t?iev?t was vroef=er anders. Toen was t WgTmis een gebeurtenis, een opwin- t ij.^nde afwisseling in een eentonig vrr In het boek Komt dat Zien oprueft Maria Keyser vermeld wat er is nJlemaal te beleven viel op de ornfl;jnsterdamse Kermis in de Negen- a deznde Eeuw- Die in 1876 tenslotte tussech werd afgeschaft. Zodat in de jok fPtemberdagen van dat jaar de n nutters, de infanterie en de cava- rie het druk kregen met het Ker- ;oproer. of diligence, en later per trein, op af kwamen, verzetten zich niet tegen de „schandelijke lokstem die den handwerksman en minvermogende verleidt tot losbandigheid, bui tensporigheid, en verteeringen die, bespaard en nuttiger gebruikt, me nigeen hunner des winters voor kommer en gebrek konden behoe den" zoals een kermisafschaffer schreef. Kermisvrijer et volk had weinig. Het werkte, p het werk had, zolang het licht as. Voor een gulden per dag. Al- pn op zondag niet. Driekwart van t paar honderdduizend Amster- immers was arm. Brood was te ïur. Vlees kwam niet op tafel. Er erd geleefd van aardappelen. En 5v. Jaijet lang. Er werd veel en vroeg istorven. De ontwikkeling was ge- larlem^g Kranten konden de gewone Gurtar'ensen niet lezen. Of niet betalen. preeMat wisten zij van de wereld? Niet n9 V|ïjjaar eenmaal in het jaar kwam die creld naar de stad. Met vele 'eemdigheden. In honderden kra len, tenten, karren, schepen en |ulien. Met velerlei waren die nog t te vinden waren in de etalage- :e winkeltjes. Opeens, twee, drie 'ken lang waren er galanterieën in verre op de Westermarkt; nieu- stoffen, huishoudelijke artike- kruiden op de Nieuwmarkt; ifels, poffertjes, koeken overal; aardewerk op de Klove- 'rsburgwal. En op de Boter- irkt, zoals het Rembrandtsplein heette, op het Amstelveld, bij Weesper en de Utrechtse Poort, de Franse Tuin, de Harmonie, :ascati, het Théatre Francais, de ogduitsche Schouwburg, de iuten kast op het Leidseplein, en lie salons, werd vertoond wat je pg nooit gezien had. msterdammers en tienduizen- en buitenlieden, die er per schuit De minvermogenden waren de winter toch niet doorgekomen met hun kermisverteringen. Bovendien kregen bedienden, boden, lan taarnopstekers, knechten en mei den hun kermisfooi. En als de mei den. die voor haar fatsoen niet al leen konden gaan, geen galant had den gevonden, konden zij in de Kippenhoek een kermisvrijer hu ren voor een avondje. In de hoop dat het wat werd en dat hij er niet met de buul vandoor ging. Er werd gehost, van kroeg naar kroeg. Er gingen heel wat biertjes, punsjes en jenervertjes door. Er werd gesnoept (een wafel met bo ter, suiker en kaneel kwam op een stuiver). Er werd geld verdraaid in draaimolen, carrousel, Turksche Schop. Er was „woest getier en zedeloos gezang" zoals een afschaf fer schreef. En men betaalde ook voor „de kunst om ligtgelovigen te misleiden en hunne denkbeelden te doen vormen, die voor hun schade lijk en voor den verstandigen man belachelijk zijn" schreef een blijk baar verstandige man. Maar er werd ook met open mond gekeken naar de Slag van Water loo, Het Land van Palestina, Constantinopel, de werkende Vesu vius en hoe Van Speijk de lucht in ging. want dat en veel meer nog was kleurig en soms ook bewegend te zien in de pano-,dia-,cosmo- of cyclorama's. In wassenbeeldenspullen kon je eindelijk eens met eigen ogen zien hoe vorsten, Griekse goden, moor denaars en andere beroemdheden er uitzagen of hadden gezien. In anatomische kabinetten werd het „inwendige van 's menschen li chaam" getoond, voor dames en heren apart. Leerzaam De kermis was leerzaam. Daar wa ren wonderen der techniek, elektrische vindingen, automaten die speelden, dansten, na opwin ding, en er was een beroemde schaakautomaat, waar toch maar een schaker in zat, al zag je die niet. Er waren goochelaars, die zich toen vaak physiker of mechanicus noemden, en wonderen verrichten in het laten verdwijen en verschij- neen, en fantasmagorieën voorto verden. En waar zag je ooit wilde dieren, kamelen, struisvogels, krokodillen, en andere buitenissige wezens? Ar- tis was er nog niet. Geleerde dieren waren er ook, van vlooien tot aan olifanten toe. En koorddansers, acrobaten, potsen makers. De Amsterdamse Kermis trok de grootste circussen en artis- ten: Franconi, Blondin, de Tourni- aires, de Carré's. en vele anderen uit het buitenland. Nederland zelf had de van Kinsbergens, de Bam berger Blanus. Dassie, Boesnach, en andere namen, die generaties lang goed waren voor goede verto ningen. Blanus met zijn „van binnen mot je komme" was zelfs spraakmakend. Reuzen en reuzinnen, lilliputters, Siamese tweelingen, vrouwen met baarden, zeemeerminnen, mum mies. wilde bosmannen en bokke- nezen; en ook tandentrekkers, bril lenmakers, waarzeggers, poppen kasten en marionetten; spekta kelstukken, melodrama's en arle- quinades in de schouwburgtenten en theaters. Tienduizende trokken er langs, in de geuren van oliebollen, zure bom men, alcohol, tot laat na midder nacht in de rossige schijn van olie lampen. Maar eenmaal in het jaar. In Komt Dat Zien heeft Marja Key ser daar 230 bladzijden over volver- teld. Zij verzamelde haar gegevens uit kranten, documenten, strooibil jetten. verslagen, en boeken over artisten en ander reizend volk. Zij volgde ook de bezwaren die er, van kerkelijke zijde vooral, altijd al wa ren tegen de kermis, en die ten slotte in 1876 tot de afschaffing leidden. Marja Keyser: Kom dat Zien. De Amsterdamse Kermis in de Negen tiende Eeuw. Uitg. B.M. Israel, Amsterdam. Ad. Donker. Rotter dam, 93 illustraties, 230 bladzijden prijs 27,50. lladame Saqui, c. 1820 Japaneesch Draken gezelschap, 1868 Hoe komt het, vraag je je wel eens af ik deed dat enkele weken geleden nog in ver band met de expositie van Engelse tekenaars als Kitaj, Hockney en consorten dat de ene kunstenaar zijn faam als het ware niet kan bijhou den, terwijl de andere met een oeuvre op zijn naam van he,b- ik-jou-daar nauwelijks een sprankje van diens bekend heid geniet. Neem nou zo'n kunstenaar als Henk Vos. Van zijn werk is nu, tot 26 juli, een overzichtstentoonstel ling te zien in de expositiezaal „de Doelen" in Rotterdam, ter gelegen heid van zijn 65-ste verjaardag. Kortgeleden werd hem ook nog een tentoonstelling aangeboden met werk van zijn oud-leerlingen van de Rotterdamse Academie van Beel dende Kunsten, waaraan hij vijf tien jaar als docent verbonden was. Want hij is eveneens monumentaal kunstenaar. En 't zijn zeker geen geringe opdrachten, die hij in de loop der jaren heeft uitgevoerd, vier wandschilderingen, twee be- tonreliëfs twee gobelins, drie ont werpen in natuursteen/mozaïek, twee plastieken in perspex en daar bij, tussendoor zou je haast zeggen, kwam dan ook nog zijn vrije werk, veel ook, schilderijen, tekeningen, aquarellen, allemaal puur persoon lijke zaken, die, en dat vind ik nog steeds het meest opvallende, hele maal buiten iedere mode omgaan. Vandaar: De Vos' schilderijen en ook zijn wanden worden misschien wel te veel als „gewoon", als vanzelfsprekend aanvaard. Het publiek, dat zich niet bijzonder voor de schilderkunst interesseert, maar daar toch nu en dan kennis van neemt, zal zich niet over zijn werken verbazen. Ze shockeren niet, roepen geen weerstand op of onbegrip. De Vos is nooit een nieuwlichter geweest, hij schilder de en daarmee uit. Hij was nooit het onderwerp van opgewonden publiciteit en nooit veroorzaakte zijn werk felle pro- of contra debatten. Dddrom heeft zijn naam (en laat ik de echte fijnproevers even buiten beschouwing) nooit dat soort extreme bekendheid ge kregen, dat eigenlijk onont beerlijk is bij het maken van echt- grote carrières in de kunst. Evenwichtig Henk de Vos had, om even met Paul Citroen te spreken, het „onge luk" als een tamelijk evenwichtig iemand geboren te worden, wat in een tijd, waarin de beeldende kunst vooral met het gekke en extrava gante aan bod komt, voor de kunstenaar geen aanbeveling is. Wat overigens niet inhoudt dat Henk de Vos zich als een reactio nair gedraagt, die zich hardnekkig vastklampt aan het oude, aan wat eens groot was. Te midden van de massaal en tel kens zich voltrekkende veranderin gen, durfde hij zichzelf te blijven en het zijn sterke benen die dat soort weelde dragen kunnen. Hij liet de mode de mode en schilderde. Toen ik daar, in de Doelen, tussen zijn werk liep, herinnerde ik me vaag een uitspraak van John Constable. Opgezocht: „Er is ruim te genoeg voor een natuurlijke schilder. De vloek van de huidige dag (dat was 1802 n.b.) is de bravou re, het pogen meer te geven dan de waarheid. De mode heeft altijd haar tijd gehad, maar waarheid is in alle dingen het enige blijvende" Henk de Vos bewoog en beweegt zich nog steeds in die „ruimte" en zijn waarheid is gelegen in de vol strekte eerlijkheid van de benade ring van mens en natuur. De ver schillende hier getoonde (vrou wenportretten maken dat duide lijk, het zijn geen flatteus ge poetste uiterlijke gelijkenissen, maar robuust geschilderde (en meestal tóch elegante) en in ieder geval sterk indringende beschou wingen over de „ander". Vrouw De Franse schrijver Henri de Montherland schreef eens, dat hij door G. Kruis Henk de Vos: Coby aan het venster betreurde dat de moderne mens, die voor een vrouweportret staat, niet over de vrouw, maar over de schilderkunst begint te praten, Ik geloof, dat dit niet in de eerste plaats een gevolg is van de instel ling van de beschouwer, maar eer der veroorzaakt wordt door het beeld dat de kunstenaar hem van de vrouw voorspiegelt. En je moet tenslotte ergens over praten Er zijn niet zóveel landschappen op deze tentoonstelling, maar ook weer genoeg om te ontdekken, dat Henk de Vos een kunstenaar is, die buiten iedere groepering staat, ner gens bij valt in te delen En die paar prachtige stillevens, samengesteld uit verschillende zeer uiteenlopende dagelijkse dingen. Niet nauwkeurig gerangschikt, maar zomaar neergezet, zoals het uitkwam, een petroleumstelletje, een koekepan, een kom. een fles met een trechter, 'n speelgoed- paardje. Allemaal zaken, die je in z'n atelier kon vinden. Stille din gen, die de schilder niet konden afleiden, waardoor een nog per soonlijker arrangement mogelijk werd. Dingen, die hij koos, om de puur schilderkunstige mogelijkhe den die ze hem te bieden hadden; Schilderijen die er duidelijk en al leen zijn om gezien en bewonderd te worden als schilderijen. Henk de Vos, 65 jaar en nog steeds zichzelf: een kunst apart! (oor J. van Doorne ^Taa;r oppervlakte is Canada het grootste koninkrijk ter Vereld en op Rusland na de grootste staat, evenals de /erenigde Staten is het een smeltkroes van rassen en [olkeren. Het is een oorspronkelijk Franse kolonie en jiog altijd spreekt bijna een derde gedeelte van de nwoners Frans. Zij wonen in de provincie Québec. [Ju is een Canadese provincie ets anders dan een Neder landse. Canada is een federa tieve staat (van ruim twintig biljoen inwoners) en dat bete kent voor de provincies een hoge mate van zelfbestuur in binnenlandse aangelegen leden. 'ranse Canadezen voelen zich n wezen een apart volk; zij erzetten zich tegen toene- nende verengelsing. De gewo- le spreektaal wijkt af van het noderne Frans: die spreektaal s het Joualonais. ook wel jou- als geheten. Wie in Québec 'ertoeft. doet er goed aan de laam van de provincie en stad Juébec dan ook op zijn Frans lit te spreken, dus als Kébèk. n dit voor velen van ons gro- endeels onbekende en grote and speelt de roman ..St. Law rence Blues" van Marie-Claire Blais, en wel in de tijd na het bezoek van de Franse presi dent Charles de Gaulle, die de Canadese gastvrijheid meende te moeten gebruiken om het nationalistisch vuur in Québec wat aan te blazen. Nu is het niet zo, dat dit natio nalisme de voornaamste rol speelt in de roman. Zelfs bij lange na niet, maar meespelen doet het wel degelijk. Het voor naamste decor is de grootste stad van Canada Québec en Montreal, een miljoenenstad, waarin alles te vinden is dat in een Westerse stad kan voorko men. Het getekende milieu is dat van de arbeiders, zwervers, artiesten en randfiguren, zoals bij voorbeeld marxistische in tellectuelen. halfgare nationa listen en dweepzieke dichters. Nu is er wat eigenaardigs aan de hand met de roman. De uitgever zegt dat de roman naar de satire neigt: dat is niet helemaal juist, daar de roman vrijwel gehéél satire is. Toch komen er stukken in voor, die realistisch aandoen. Als de roman dat overwegend satirieke karakter niet zou be zitten, zou hij moeilijk te lezen zijn. Er worden romans ge schreven die opeenhopingen van smerige scènes, vuile woorden en vloeken zijn en die dan pretenderen, getuigenisro mans te zijn. aanklachten te gen God en maatschappij. Zul ke boeken heten dan geënga geerd. Ik moet zeggen dat ik daar misselijk van word. Nu kent deze roman eveneens tal van stuitende tot. zeer stui tende scènes, smerige woorden bij de vleet en vele vloeken. Ik waarschuw mijn lezers dan ook nadrukkelijk Bespotting Wat het boek voor mij zo lees baar maakt, is dat het een niets ontziende satire is Het is een bespotting en ten diepste een veroordeling van het mo derne culturele leven, dat zijn vormen verloren heeft en tot waanzin vervalt. Die bespot ting leidt menigmaal tot hu moristische overdrijving, die echter juist daardoor on barmhartig is. Bij het lezen móét je menigmaal lachen en beseffen dat het geschetste cultuurbeeld tóch juist is. Allerlei modieusheden worden aan de kaak gesteld Ik zal er enkele opnoemen. Het vooral normaal en gewoon vinden van de homofilie moge een tijdsverschijnsel zijn dat zijn goede kanten heeft. Maar in dit boek beijveren bepaalde figuren zich om de homofiele prostitutie gewoon te vinden; de schrijfster wijdt heel wat onnavolgbare satire aan dit krankzinnige mode verschijnsel. Dan zijn er de halfgare intel lectuelen die marxisme bedrij ven en daardoor de woede op wekken van de echte „verwor penen der aarde" Nooit heb ik dat. beter belachelijk gemaakt gevonden als in dit boek. Als een van de vrouwen, beladen met een kindje tijdens een pro testmars ik weet niet tegen wat. voor waanzin het in zijn broekje gedaan heeft, zegt zijn broertje: „Kameraad Maritain zit vreselijk te stinken" en zijn moeder trekt zich daar niets van aan: de jonge kameraad kan wachten. Het ideaal moet worden nagestreefd. De moe der is een intellectueel die zich weinig of niets van haar kinde ren aantrekt maar ze wel op voedt met Mao. Wanneer een van haar kinderen een long ontsteking oploopt, geneest de vader hem door het prevelen van Marxistische teksten. Marxisme als religie dus. Waanzin Dan is er de waanzin van de moderne poëzie, ook in Neder land welbekend. Wie van deze waanzin genezen wil worden, leze dit boek. Het geeft veel meer dan een beeld van de cultuur in Frans-Canada. Het geeft een beeld van de krankzinnige cultuur van het Westen, een cultuur die de nor men. gesteld door christen dom, en later door het huma nisme. verloren heeft en ont aard is tol jacht op genot, macht en bezit.. Een jacht die tot vernietiging leidt. Het boek eindigt met het be schrijven van een algemene protestmars van allen die iets te protesteren hebben De meest gekke groepen dragen hun spandoeken. Alles en ie dereen protesteert en de poli tie beslist tenslotte. Er is over dit boek nog veel meer te zeggen. Het boek is satire, zo heb ik al gezegd. Maar er is toch nog meer. Ui teraard zou ik willen zeggen, is er de aanval op God. Dat komt doordat zeker ook in Canada het lied. dat God de hele we reld in zijn hand houdt, popu lair is. Als dan de wereld een bende lijkt, en ook in werke lijkheid is, kan God er voor opdraven. Niet de mens maakt er een bende van. maar God. Die aanval is te vinden op pa gina 132. Altijd weer schuift de mens zijn schuld op God. Dat God de mens zo groot gemaakt heeft, dat hij, die mens. zelf verantwoording heeft, wordt niet erkend. De mens ontkent altijd weer zijn eigen groot heid. Dat is typisch demo nisch. Wat is Genesis toch een belangrijk boek. De mens die als God wilde zijn, schuift na dat hij door de demon bedro gen is. wat hijzelf doet aan kwaad op rekening van God. Hij immers bestuurt alles'' De traditionele kerkleer heeft hierin grote schuld. Niets heeft de cultuur en ook het traditio nele christelijke denken zo ver dorven als het geloof dat God de wereld bestuurt. Ware dit zo, we zouden God moeten ver vloeken. Maar het is niet zo: God heeft aan de mens de aar de als pacht-planeet gegeven en Hij zal verantwoording ei sen. Wee de mens. Realisme Behalve satire is de roman ook realisme. In hem komen enke le figuren voor die niet satiriek maar „gewoon" beschreven zijn. De hoofdfiguur hoort er toe, een arbeider die geen weg weet in het leven en er toch zijn jammerlijke weg in vindt. En dan is er een priester die zich het lot van de verworpe nen heeft aangetrokken en zonder hoop en zonder ver wachting zich met die verwor penen vereenzelvigt. Geen hei lige. geen namaak-Jezus- Christus. geen romantische ethicus, maar doodgewoon ie mand die doet wat hij doen kan om mensen te helpen. Op redden durft hij zelfs niet te hopen. Dit. boek is dus niet alleen sati re. En dat zult u wel na deze bespreking begrepen hebben. Het is ook protest. Het is een boek dat schreeuwt om gerech tigheid. Zeker. Maar er is iets méér. Ik geloof dat het schreeuwt om terugkeer tot de norm. tot de doodgewone re gel: heb je naaste lief als jezelf. Dat wil zeggen: doe nooit iets dat jezelf of je naaste schendt. Was de schrijfster zich dit bewust? Goed, dat heeft dit boek mij geleerd. Is het boek daarom geschreven? Ik vrees echt van niet. Het zit er allemaal wel achter, maar het boek is ge schreven om te laten zien welk een werkelijk walgelijke verto ning het moderne cultuurleven is Meer niet. Het alternatief, een echte christelijke samenle ving, wordt er niet in getoond. Maar zoiets behoeft niet ver langd te worden van een au teur. Hij laat zien Meer niet. Aan ons het antwoord. Marie-Claire Blais: ,,St. Law rence Blues". Oorspronkelijke titel: L'n Jouulonuis sa Joualo^ •iie". Vertaling van BenjoMaso. Bij A.W. Br ii na Zoon te Utrecht en Antwerpen. Aantal pagina's 232. Paperback. Prijs/. lfi.50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 15