LUülL Ook bij vakantiebanen vechten om een kluif „Sommigen kunnen het vlugger dan de baas" -„Buiten schijnt de zon en jij zit binnen je uit te sloven" mm, _J-i O RDAG 26 JUNI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 17 Aan deze pagina werkten mee Willem Schrama, Haro Hielke- ma, Oscar Garschagen en Len Munnik. De stijgende werkloosheid van de laatste jaren heeft niet het minst een stempel gedrukt op iets wat vroeger binnen handbereik lag: een vakantiebaan. Bij de bollenboer, het warenhuis of het hotel, je kon er als scholier altijd wel .terecht. Maar anno 1976 liggen de zaken anders. Bij een voorlopige werkloosheid van bijna éénderde van het totale aantal schoolverlaters (190.000) wekt het geen verwondering dat het ook bij vakantiebanen vechten om een kluif is. Het commentaar van diverse arbeidsbureaus liegt er niet om. Tienduizenden scholieren meldden zich aan, maar de markt is slecht. De afdeling vakantiewerk van het Amster damse arbeidsbureau kon vorig jaar nog ruim zevenhon derd scholieren een baan bezorgen, dit jaar zijn dat er nog maar 350. De oorzaak daarvan ligt op de eerste plaats in de onrustbarende werkloosheidscijfers, maar ook krijgt men de indruk, dat veel bedrijven de laatste jaren bezig zijn een eigen (vakantie)werknemersbestand op te bouwen, op basis van al dan niet goede ervaringen met tijdelijk personeel. Voeg daarbij de betere vakantie spreiding en het feit, dat vanwege het schaarse aantal vakantiebanen veel kinderen van „eigen personeel" het eerst bij een bedrijf in aanmerking komen, en dan is de cirkel wel rond. Ter illustratie nog even terug naar een enquête, die onder Amsterdamse werkgevers werd ge houden om een aantal vacatures op te sporen. Daarbij werd zijdelings geïnformeerd naar eventuele vakantieba nen. Het daaruit geregistreerde aantal bedroeg slechts éénderde van de „oogst" van vorig jaar. Toch gaat er in de wereld van vakantiewerkers nog veel buiten de arbeidsbureaus om. Niet in de laatste plaats is dat te wijten aan de arbeidswet, die bepaalt dat scholie ren pas mogen gaan werken als ze vijftien jaar oud zijn. Bewandelt men eenmaal de formele weg, dan doen zich natuurlijk ook de nodige formaliteiten voor. Want volgens dezelfde arbeidswet is tot het achttiende jaar een ar beidskaart nodig, waarvoor eerst bij de gemeentelijke afdeling onderwijs een bewijsje moet worden gehaald, waaruit blijkt dat de persoon in kwestie leerplichtvrij is, dat wil zeggen dat hij of zij ten minste tien jaar dagonder wijs heeft genoten, waarna men zogenaamd „partieel leerplichtig" is. Zitten die tien schooljaren er op vijftienja rige leeftijd nog niet op, dan wordt geen arbeidskaart verstrekt, maar mag met toestemming van het ministe rie van sociale zaken buiten schooltijd wel lichte arbeid worden verricht, zoals het bezorgen van kranten, winkelwerk op zaterdag, huishoudelijk werk in zieken- of bejaardentehuizen, en natuurlijk tijdens de zomerva kantie. Dat is de formele weg, maar diensten van de arbeids inspectie weten wel beter. Vorig jaar nog toonde een onderzoek van de schoolartsendiensten aan, dat vaak negenjarige scholieren al vakantiewerk verrichten. De beloning van hun werk kan om die reden natuurlijk nooit aan wettelijke normen gebonden zijn. Dat begint pas bij vijftien jaar. En omdat nog immer blijkt hoe weinig scholieren op de hoogte zijn van de minimum loonschaal, zetten we hieronder nog eens op een rijtje wat de (vakantie)werkgever met ingang van 1 januari 1976 minimaal verplicht is te betalen in het geval van een vijfdaagse (volle) werkweek. Achtereenvolgens worden genoemd de leeftijd, het bruto weekloon en vervolgens het afgeronde netto weekloon. De bedragen zijn alleen van toepassing op ongehuwde jongeren (de zogenaamde belastinggroep 2). VIJFTIEN JAAR: bruto 133, netto ƒ101; ZESTIEN JAAR: bruto 157,90, netto 117; ZEVENTIEN JAAR: bruto 182,80, netto 132; ACHTTIEN JAAR: bruto 207,80, netto 147; NEGENTIEN JAAR: bruto 232,70, netto 163; TWINTIG JAAR: bruto 257,60, netto 177; EENENTWINTIG JAAR: netto 282,50, netto ƒ191; TWEEËNTWINTIG JAAR: bruto 307,50, netto 205; DRIEËNTWINTIG JAAR: bruto 332,40, netto 219. Een andere zaak, die menig vakantiewerker zal ontgaan, is het fiscale voordeel dat men kan binnenhalen door het aanvragen van een zogenaamd T-formulier aan het eind van het jaar, waarin vakantiewerk is verricht. Over een bepaald bedrag kan via dat T-formulier volledige terug gave van loonbelasting worden verkregen. De T- formulieren kunnen worden aangevraagd bij het belas tingkantoor. Tot zo ver de financiële kant van de vakantiebaan. Meer nog wilden we op deze pagina ingaan op de ervaringen van respectievelijk een vakantiewerknemer en een va kantiewerkgever, die hieronder aan het woord komen. „Het is een soort wisselwerking", meent Dik Oudendijk wanneer hij over de bollenrapers spreekt, die elke zomer over zijn land kruipen. „Die vakantiekrachten zijn voor ons belangrijk, omdat het rapen maar een kwestie van een week of vijf is. De vrijwilli gers willen in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk verdienen" Dik Oudendijk heeft al heel wat jaartjes ervaring met de horden scholieren en stu denten, die in de zomerva kantie willen bijwerken en daarom 's morgens vroeg het land intrekken. Hij heeft een middelgroot bloembollenbedrijf: 's zo mers wordt er geraapt, in het najaar worden de bollen voor de export gereed ge maakt. Met name Duitsland is een belangrijk afzetge bied voor het bedrijf. In de zomertijd heeft Oudendijk vaak meer dan honderd va kantiewerkers in dienst, die komen rapen, pellen of an dere werkzaamheden ver richten op de boerderij. Oudendijk vindt dat zijn bedrijf niet buiten de va kantiekrachten kan. Hij heeft acht mensen in vaste dienst, maar kort voor de raaptijd (eind juli) recru- teert hij via advertenties in streekbladen vrijwilligers. Hij laat er zelfs een klein busje voor rijden om de tij delijke werknemers op te halen en weer thuis te bren gen. Dit jaar is hij nog niet aan adverteren toegeko men, maar hij heeft eigen lijk al voldoende aanbiedin gen van grijpgrage scho lieren. „Op een enkele uitzonde ring na heb ik altijd goede ervaringen met vakantie werkers. Over het algemeen komen ze niet bij me om rotzooi te trappen, maar om geld te verdienen. Ik vind het wel leuk, dat jonge goed; ik verbeeld me dat ik er ook wel redelijk goed mee kan opschieten". Ervaring Vrijwilligers zijn geen vak - karbeiders. Reden, waarom er volgens Oudendijk meer toezicht nodig is: „Ze laten wel eens bollen liggen of ze doen iets verkeerd. Er zijn er bij trouwens, die het ge woon niet in de vingers heb ben. Hun handen staan ver keerd of ze willen de bollen één voor één uit de grond halen. Als ik een knulletje de eerste dag zie komen, dan denk ik wel eens: wat een kleine handjes. Soms blijkt een week later dat-ie toch een pittig jochie is ge worden. Maar er zijn er ook wel bij, die elk jaar terugko men en na een paar jaar vlugger kunnen rapen dan de baas". Geld speelt een hoofdrol bij het vakantiewerk. De bol- lenkweker komt aan goed kope arbeidskrachten, de scholier verdient soms een heel redelijk bedrag bij. In de meeste gevallen vinden de vrijwilligers dat ze te wei nig krijgen en wordt er on derling druk gediscussieerd over bedrijven waar meer betaald wordt. Bij Ouden dijk geldt dat ook: één van zijn seizoenwerkers weet zo een aantal bedrijven op te noemen, waar meer ver diend wordt. Niettemin komt de kweker gemakke lijk aan zijn mensen en pro beert hij kennelijk bij een groot aantal met succes de werksfeer zo prettig mo gelijk te maken. „Ik heb er wel eens 170 tegelijk ge had", zegt hij. „Sommigen voor een week. anderen maar voor drie dagen. Dat is ook het voordeel voor de vrijwilligers, dat ze elke dag kunnen ophouden. Ik heb er wel een een gehad, die na een paar weken bij me kwam en zei: „Nu heb ik geld voor een transistorra dio bij elkaar. Morgen kom ik niet meer". Ik geloof dat dat ook een belangrijk as pect is, dat de jeugd geld verdient voor zijn vakantie en dat men niet alleen op de beurs van de ouders leeft. De jongeren leren ook de waarde van het geld beter kennen en dat lijkt me een goede zaak". Het werken op het land vindt Oudendijk een ge zond principe, zowel voor het lichaam als voor de geest. Hij juicht het zelfs toe dat er sinds een aantal jaren regelingen zijn voor het vakantiewerk: „Er zijn gedachten geweest om de vakantiebaantjes volledig te belasten en om de werkgever een volledige so ciale verzekering voor de seizoenarbeiders op te leg gen. Maar dat zou financieel een dermate grote belasting betekenen, dat bedrijven als een bloembollenkweke rij wel zouden kunnen in pakken. De plannen zijn niet doorgegaan, maar daarvoor in de plaats is de beperking gesteld dat het vakantiewerk maar vier we ken mag duren. Dat is een maatregel van overheidswe ge om de jeugd te bescher men. Wij hoeven de vrijwil ligers niet te verzekeren, omdat ze in de meeste ge vallen toch al verzekerd zijn. Die vier weken houden ook in dat de jongeren zich niet de hele zomertijd gaan afbeulen: daar is de vakan tie ook niet voor. Maar zo'n week of vier is leuk". Werkloosheid Dik Oudendijk ziet abso luut niet in dat door het uitgeven van vakantie baantjes de nog steeds groeiende werkloosheid extra wordt belast. „Bij be drijven als het onze gaat het om een piek van een week of vijf. Daar kan je niet een heel jaar mensen voor hou den. Bovendien zijn er on der de landarbeiders bijna geen werklozen; de meesten zijn al lang afgevloeid naar de fabriek. Vaste mensen zijn trouwens niet te krijgen". Oudendijk is bang dat er in deze tijd afkeurend wordt gekeken naar de wijze waar op het landwerk van de vrij willigers wordt gehono reerd: „Betalen naar gele verde prestaties schijnt niet meer te mogen. Wij betalen per uur, maar er zijn natuur lijk mensen die op een dag veel sneller rapen dan ande ren. Bij seizoenarbeid wordt normaal de schaftijd niet doorbetaald; wij doen dat wel, waardoor de mensen toch een redelijk bedrag krijgen naar gelang ze wer ken. De betaling kan soms wel problemen opleveren, zoals die keer dat een vrouw bij me kwam. Haar twee kinderen hadden allebei bij me gewerkt, maar ze waren verschillend betaald. De oudste bleek minder te heb ben geraapt. Dat hebben we toen maar op de een of an dere manier geregeld". Klachten over de betaling kunnen niet meer geuit wor den, want voordat de vrij willigers op de knieën gaan moeten ze een papier onder tekenen waarop de ver diensten vermeld staan: „Wij werken met stokjes in het land, die aangeven hoe lang ieder moet rapen. Voor de een staat dat stokje wat verder, weg dan voor de an der. Dan voorkom je ook dat iemand een heel eind verder op aan het werk is en dat anderen, die minder snel gaan, daardoor gede primeerd worden", aldus Oudendijk. Nico, een havo-scholier en al vijf jaar in de zomer bij Oudendijk op het land, rijdt dit jaar op de tractor Ou dendijk: „Daar heeft hij zelf om gevraagd; dat geeft aan dat ie er lol in heeft". Nico grijpt de mogelijkheid om geld te verdienen graag aan: „Het is leuk werk, de schaftijd wordt doorbetaald en in dat vrije uurtje kun nen we bij mooi weer een duik in de vaart nemen. Soms vliegt er wel eens ie mand uit, maar die heeft het er dan kennelijk ook naar gemaakt". Met ladingen anti-biotica heeft Magda, 23 jaar oud, zich door de overgangstentamens van de Academie voor School- en Be- roepskeuzewerk heengesleept. Een hardnek kige voorjaarsgriep speelde haar bij de exa mens danig parten. Het resultaat moet nog afgewacht worden. Nu gaat ze eerst drie weken met vakantie. Dit jaar geen buitenlandse t reizen, maar een verblijf in Zeeland. Daarna terug naar Amsterdam om voor het tiende achtereenvolgende jaar een deel van de vakan tie werkend door te bren gen. Een jubileum eigenlijk, dat overigens niet van harte jS bereikt wordt. Maar het je jaarlijks inkomen in de vorm van een studiebeurs behoeft volgens haar een ïn noodzakelijke aanvulling, i Geld verdienen is nu de |t voornaamste beweegreden om („eigenlijkt lijk ik wel gek") de helft van de vakan tie te gaan werken. Dat is niet altijd zo geweest. „Vroeger leken de schoolva kanties eindeloos; bijna niet om door te komen. Mijn vader zat in die jaren nog op zee, waardoor mijn ouders u de vakanties het liefst thuis doorbrachten. Ik zat in de tweede klas van het gymna sium. net veertien jaar. toen ik om wat te doen te hebben ben gaan werken. Mijn moe-' der kende de eigenaar van een boekwinkel vrij goed. De man wilde mij wel aan nemen, maar omdat ik te jong was, niet voor de win kel. Met een relatief vrij hoog loon, tachtig gulden per week. kwam ik terecht in het magazijn. Dat bete kende boeken uitzoeken, bestellingen samenstellen en rekeningen schrijven, sa men met twee vriendinnen. Erg gezellig, 's Middags thee met koek. In het begin vlo gen de dagen om. Ook veel gelezen in die tijd, we moch ten nieuwe boeken uit de kasten halen. Het jaar daar op wéér bij die boekwinkel gewerkt. Beviel een stuk minder. De goede herinne ringen van het vorige jaar werden niet opnieuw waar gemaakt. De baas leek veel meer een bemoeial te zijn geworden. We deden niets goed. Je begrijpt dat het geld zwaar begon te wegen. In die tijd. geloof ik, raakte ik me bewust van het feit dat je tijdens een vakantie werkt. Buiten schijnt de zon en jij zit binnen je uit te sloven. Dat zijn zure mo menten". Het winkelwerk werd on danks deze tegenvaller niet opgegeven. Haar werkge vers in twee zomers daarop deden in leerwaren en sport artikelen. Afgestraft Van het werk in de leer winkel herinnert zij zich nog goed hoe aanvankelijk de verhoudingen met de ande re winkelmeisjes stroef wa ren. „Ik werd door hen min of meer beschouwd als eën indringster. Je bent een scholier, die niet eens een vak leert en nog nooit echt gewerkt heeft. In het begin was het verschil duidelijk voelbaar. Hun interesses la gen ook zo anders. Zaken als trouwen en sparen voor een uitzet waren de be langrijkste gespreksonder werpen. En daar voelde ik mij ver vanaf staan. Uitein delijk ging het allemaal uitstekend, je moet alleen geen praatjes hebben, want dat wordt direct afgestraft". Tevergeefs spaarde Magda die tijd voor de aankoop van een bromfiets, het geld ging echter op aan niemen dalletjes. die ze zich niet meer kan herinneren. De „grote" vakanties daarna boden nog mogelijkheden genoeg. Ze nam een vakan tiebaantje in de horeca van haar zusje over, die dat soort werk te zwaar vond. Voor Magda braken werkdagen aan van tien uur 's ochtends tot midder nacht. Alleen pauze, als het niet te druk was. wat in het hoogseizoen praktisch niet voorkomt. Tegen een loon van 150 gulden, zwart be taald per zes dagen plus een deel uit de gezamenlijke fooienpot, wat kon oplopen tot tachtig gulden per week. „deed" ze overdag het ter ras en 's avonds de diners. „Niet zozeer vanwege het werk, maar door de gezellig heid is het één van mijn leukste werkvakanties ge weest. Het gesjouw met vier. vijf schotels tegelijk was goed voor de lijn, meer ook niet. Het leuke zat in de mensen met wie ik werkte en natuurlijk de mensen die je bediende. Bussen met Belgen, die met tientallen tegelijk binnenkwamen, en die uit dichtgeknoopte gro te zakdoeken brood en pot jes beleg haalden om ver volgens een glas melk te be stellen en lekker te gaan zit ten eten. Minder grappig waren de „vingerknippers", mensen die van bedienend personeel een onderdanige houding verwachten. Al met al leer je in de horeca mensen onderscheiden en kerels van je lijf houden. Nee, je doet geen echte mensenkennis op, maar je ziet natuurlijk veel meer dan je in het beschermde schoolwereldje gewend bent." Slap seizoen „Het tweede jaar in de hore ca verliep minder vlot. Ik kon bij hetzelfde restaurant werken, dat toen behoorlijk uitgebreid was. Meer perso neel ook. Onder anderen een ober in vaste dienst, die dacht ons te kunnen com manderen. Ik verdiende ge loof ik iets meer. Maar het aandeel in de fooienpot was een stuk teruggelopen, om dat meer mensen meedeel den en het aantal bezoekers sterk terugliep. Was gewoon een slap seizoen. Voor de baas natuurlijk een strop, omdat hij nogal wat geïn vesteerd had in de verbou wing. Halverweg die zomer werd ik met een halve week extra loon op straat gezet. Niet zo heel érg was dat, want ik was het werk toch beu". Die zomer bracht Magda verder als een echte vakan tie door. Er volgde een druk jaar: eindexamen gymnasi um, beslissen over verdere studie en kamers zoeken. De beslissing over een stu diebeurs liet op zich wach ten. Dus moest er een baan tje gezocht worden om ge durende de eerste studie maanden wat geld voorhan den te hebben. Via het Utrechtse arbeidsbureau kwam ze terecht bij een groot schoonmaakbedrijf, 's Ochtends om zeven uur werd zij afgehaald met een busje om met vier andere mensen tot één uur 's mid dags het instituut Nijenro- de (hogere beroepsopleiding bedrijfskunde) schoon te maken Daarna vrij tot zes uur, om vanaf dat tijdstip tot negen uur een bankge bouw te onderhouden. De werkzaamheden lieten zich vrij eenvoudig omschrijven: stofzuigen, vloeren dweilen, asbakken legen en we's schoonmaken onder leiding van een opper- schoonmaker. tegen een loon van zes gulden per uur. Orders „Als werkster word je min derwaardig geacht Ik heb dat aan den lijve ondervon den op Nijenrode, waar het een behoorlijk bekakt ge doe is. Vooral de meisjes daar waren uiterst verve lend. die gaven ons doodge woon orders. Er kon geen normaal woord van af. Het werk op zichzelf was niet zo zwaar. Voortdurend werden er koffiepauzes ingelast, zo dat het wel uit te houden was Op de bank moest ik met een studentenechtpaar de directie-afdeling schoon houden. Wc's. die misschien tweemaal gebruikt waren, werden door ons schoonge maakt, alsof de rotzooi eruit dreef. Na twee weken ben ik overgestapt naar de keuken van een restaurant, dat was afgesproken met het ar beidsbureau. Ik was daar een soort manusje van alles: afwassen, kleine gerechten voorbereiden en de koks helpen. Voor het eerst heb ik toen samengewerkt met gastarbeiders. In dit geval twee Marokkanen: heel vriendelijke mannen. Eén heeft mij nog geholpen met het zoeken naar een kamer". De studie begon, en vorder de. De noodzaak om vakan tiewerk te doen bleef. Onder meer werd met het verdien de geld een tocht door Ma rokko gefinancierd. Wetend dat een arbeidsbureau di kwijls vakantiebaantjes Moeilijkheden Hoe belangrijk de vakantie klanten voor Oudendijk zijn blijkt nog eens uit zijn slotopmerking: „Als ze er toe zouden overgaan de va kanties te verleggen, dan zou dat voor de bloembol lensector grote moeilijkhe den geven". Waarop Nico ironisch zegt: „Dan zouden ze ons best meer kunnen betalen". heeft, kwam zij via de afde ling bemiddeling in contact met een organisatie die be drijfskantines exploiteertin Amsterdam. Als invalster kwam ze terecht in de kanti nes van de haven, een scheermesjesbedrijf. een bank en een chemische fa briek „Doodeng hoor Met twintig koppen koffie op één blad een vergadering binnenstappen. Niemand steekt een poot uit, zodat je maar staat te worstelen om te voorkomen dat alles uit je handen valt. Koffie rondbrengen vond ik dan ook het ergste. De rest viel mee. Broodjes smeren, friet en frikadellen bakken. Net als werksters worden kanti nemensen neerbuigend be handeld. In de haven viel dat erg mee. maar in de scheermesjesfabriek kon er bij het kantoorpersoneel nooit een dank-je-wel van af. In die fabriek hebben ze trouwens twee kantines. Eén voor het hoger perso neel. en één voor de mensen aan de machines. Een fa briek is een andere wereld, waar je als scholier of stu dent geen notie van hebt. In het algemeen heb ik veel geleerd van vakantiewerk. Het belangrijkste? De we tenschap dat het voor mij in mijn werk belangrijk is om met mensen om te gaan".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 17