Voor gezinnen met één
ouder gebeurt te weinig
Verlichting en beschaving
kinderen des volks
lan van Gorkom weet het al na een half jaar:
Mensen in nood
moeten ook
buiten kantooruren
geholpen worden
Illegaal wapen
afgeven zonder
kans op straf
Onderwijswet
ontstond 175
jaar geleden,
in Franse tijd
Doden en gewonden
op Zwitserse weg
Van der Palm
zag „niets dan
zwarigheden"
RTINDAG 14 JUNI 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET R-H 9
(EN
'el
ia;
oor Cisca Dresselhuys
s. hof-
egar
ring.
arsti
der
JijkeL
TRECHT ,,De groep één-ouder-
iOT ijezirinen, dus die gezinnen, waar de kin-
de eren alleen met een vader ol moeder
fsrc.h jn overgebleven, liggen in ons land
.Jdjiaar heel schraaltjes in de aandacht.
iwel materieel als immaterieel. Ik ben
8 D' as ongeveer een half jaar bezig met het
alpen van deze gezinnen, maar dat ze
lorm veel tekort komen op allerlei ge-
■izei ied, heb ik al direct gemerkt. Dat wij in
ns land, dat toch overloopt van voorzie-
i Be ingen en welzijnswerk, Zo weinig aan-
31acht hebben voor deze mensen, komt,
Bnk ik, doordat in onze maatschappij
a ie regelingen en voorzieningen vooral
lc"" jn afgestemd op het normale, doorsnee
tun >zin. Maar daardoor doen we anderen,
njer meer deze één-ouder-gezinnen,
r n ïorm veel tekort."
VO(J
in van Gorkom is sedert januari van dit jaar in
ingei idracht van vier welzijnsinstellingen een spe-
aal project voor hulp aan één-ouder-gezinnen
igonnen. Met een subsidie van het Koningin
bliana Fonds mag hij in eerste instantie twee
ar bekijken wat deze gezinnen voor hulp
l76 lodig hebben, hoe ze die kunnen krijgen en wat
in de toekomst voor deze groep aan voorzie-
p Kl Ingen in de welzijnssector moet worden geor-
iniseerd.
'at zijn de specifieke problemen van één-
mmm uder-gezinnen en hoe komt het dat bijvoor-
eeld de bestaande gezinsverzorging hier niet
lidoende kan helpen?
ifan Gorkom: „Je komt bij deze groep twee
oorten problemen tegen: de materiële en de
1 nmateriële, dus zaken waarbij het om geld en
p lijvoorbeeld huishoudelijke hulp gaat, en za-
;tn, waarbij het om begrip, aandacht, meele-
7 en, hulp bij de opvoeding van de kinderen etc.
r, [aat. Dat de bestaande gezinsverzorging vaak
een hulp kan geven in deze gevallen, komt
loordat de gezinsverzorging, zoals bijna alle
lensen in onze huidige samenleving, werkt van
lalf negen 's ochtends tot half vijf 's middags.
|n [let dergelijke werktijden kun je natuurlijk
ooit Cen moederloos gezin verder helpen, daar
'|C ebben ze je juist op andere uren van de dag
■c*eel meer nodig: bijvoorbeeld 's ochtends voor
l et naar school gaan en 's avpnds uit school, bij
et eten en het naar bed brengen. Dat kan een
ewone gezinsverzorgster dus niet doen, daar
ijn haar werktijden niet op ingesteld.
-"~"k geloof trouwens dat het niet alleen hier, maar
het hele welzijnswerk de pest is, dat er
kveestal alleen maar op kantooruren gewerkt
jp Wdt. Mensen in nood hebben nu eenmaal niet
flpA alleen' tijdens kantooruren hulp nodig. Probeer
Km Ineen weekend maar eens een maatschappelijk
Lserker of zo iemand te bereiken; moetje kijken
hoe moeilijk dat is. Ik wil natuurlijk niet zeg
gen, dat deze mensen dag en nacht zouden
moeten klaarstaan, maar je moet in elk geval
een regeling hebben, waardoor er altijd mensen
bereiken zijn, vind ik."
)m even door te gaan op die materiële hulp, die
én-oudergezinnen nodig hebben; waar bestaat
eze precies urt?
'an Gorkom: „Ik heb al gewezen op de enorme
loodzaak van huishoudsters voor weduwnaars
gescheiden mannen, die alleen met hun
inderen achterblijven. In zo'n gezin moet zo
•1 mogelijk na het wegvallen van de moeder
huishoudelijke hulp komen, anders gaat
;t helemaal de vernieling in.
ie man moet namelijk gewoon z'n dagelijks
k blijven doen, dat betekent dat de kinde
in, vooral als het om hele kleintjes gaat, over
ig onverzorgd zijn. Dat hoeft maar even te
luren of de kinderbescherming staat klaar om
dergelijke kinderen in tehuizen op te nemen,
maardoor het gezin volledig uit elkaar ligt.
ioed, zo'n man heeft dus een huishoudster
lodig, maar dat is gemakkelijker geconsta
teerd, dan gerealiseerd.
lannen met geld hebben het ook hier weer
liet moeilijk. Die plaatsen een advertentie,
faarin alle aantrekkelijkheden, zoals „eigen
amers met kleurentelevisie en gebruik van
uto" worden omschreven en daar komen wel
rouwen op. Maar voor de mannen, die zo'n
uishoudster niet zelf kunnen betalen, die er-
oor een beroep moeten doen op de bijstand,
igt het heel wat moeilijker. Neem bijvoorbeeld
le belachelijke regeling, dat zo'n huishoudster
an de bijstandswet niet intern mag zijn, dan is
r geen sprake meer van huishoudelijke hulp,
van een zogenaamde economische een-
leid en dan kan de man naar het bijstandsgeld
luiten. De vrouw moet dus ergens op kamers, al
het twee huizen verder, om de bijstandsuitke-
ing niet in gevaar te brengen. Belachelijk na-
uurlij k.
Jan heb je de regeling, dat een man; die een
igen huis heeft, geen bijstandsuitkering krijgt
oor een huishoudster (of welke andere hulp
lok), omdat hij eerst zijn eigen vermogen moet
pgebruiken. Dat betekent verkopen van het
mis. Nou, dat doe je natuurlijk ook niet zo-
Voor deze mannen blijft vaak alleen maar
Ulp uit de familiekring over of het afstand
oen van de kinderen en die in een tehuis laten
laatsen, totdat er een bevredigende regeling is
evonden. Een allerakeligste toestand dus.
gelei
iidw
grad
i. G
ten:
■wet
ur. li
i huishoudelijke hulp
!en andere materiële regeling, die we graag
ouden willen bereiken, is, dat de huishoudelijk
ke hulp, die weduwnaars en gescheiden mannen
in huis nemen voor de verzorging van de kinde
ren, aftrekbaar wordt voor de belastingen. Nog
iets: we zouden willen dat de Algemene Wedu
wen en Wezen Wet (AWW) wordt uitgebreid tot
weduwnaars: zodat dezen na het sterven van
hun vrouw ook een uitkering van deze wet
krijgen. Je treft op dit gebied namelijk een
enorm stuk discriminatie van de man aan.
Wanneer een alleenstaande vrouw met kinde
ren zegt, dat ze thuis blijft om voor de kinderen
te zorgen, is dat prima en zelfs deugdzaam.
Onmiddellijk springen bijstand en andere voor
zieningen bij. Maar wanneer een vader zou
zeggen, dat hij tijdelijk z'n baantje eraan geeft
om voor z'n kinderen te zorgen, dan is Leiden in
last. In plaats van dat de bijstand hem helpt om
dit mogelijk te maken, wordt hij gezien als een
werkweigeraar, een werkschuw element, die
vooral geen uitkering mag krijgen om hem niet
te stijven in het kwaad.
Nu we het trouwens hebben over vastliggende
rolpatronen: waarom is het wél nodig, dat een
weduwnaar of gescheiden man zo gauw moge
lijk een vrouwelijke hulp in huis neemt in het
belang van de kinderen, terwijl er nooit over
gekikt wordt hoe goed het zou zijn, dat een
weduwe met kinderen een man in huis zou
nemen. Haar kinderen hebben immers net zo
goed behoefte aan contact met een man? Maar
je zou de mensen eens moeten horen roddelen
wanneer een alleenstaande vrouw met kinderen
een man in huis nam om samen de kinderen op
te voeden. Ik heb op het ogenblik een „huishou
der", zoals ik het voor het gemak maar even
noem, een jongen, die zich heeft aangeboden als
hulp in een één-ouder gezin, maar tot nog toe
kan ik hem aan de straatstenen niet kwijt."
Nu even over dc immateriële problemen van de
één-ouder gezinnen; hoe liggen die en zijn die erg
verschillend bij mannen en vrouwen?
Van Gorkom: „Je treft bij mannen heel andere
problemen aan dan bij vrouwen. Eerlijk gezegd
kom je bij de mannen meest materiële proble
men tegen. Ze uiten hun verdriet over het
verlies van hun vrouw niet, dat zit nu eenmaal
ingebakken in de mannenrol: flink zijn, je ver
driet niet naar buiten laten merken. Daardoor
wordt een man als opvoeder vaak zo „vierkant".
Zo weinig gevoelig voor de emoties van z'n
kinderen, die nog tobben over het verlies van
hun moeder. Z'n kinderen mogen dan vaak niet
meer over de moeder praten, wat voor die
kinderen weer met zich mee brengt, dat ze het
verdriet daarvoor nooit goed kunnen verwer
ken; ze moeten het wegstoppen. Bij vrouwen
tref Je veel minder materiële problemen aan
(dankzij de weduwenuitkering. de bijstand en
de alimentatie) maar des te meer emotionele
moeilijkheden. Bij de vrouwen kom je erg veel
verdriet tegen, pedagogische onmacht bij het
alleen-opvoeden van de kinderen, vooral als die
in de puberteit zijn, en een groot isolement, veel
eenzaamheid dus.
Vrouwen-alleen dreigen veel gauwer eenzaam te
worden dan mannen-alleen, omdat vrouwen
toch nog steeds minder mogelijkheden hebben
om alleen uit te gaan bijvoorbeeld. Wanneer een
vrouw alleen naar een café gaat, wordt er raar
tegenaan gekeken: „die wil zeker een man ver
sieren" is het dan. Zoiets zul je nooit horen over
een man, die alleen naar een kroeg gaat. Dat is
normaal. Wanneer ik bij weduwen met kinderen
thuis kom, waarschuw ik deze vrouwen er altijd
voor, dat ze niet te veel beslag op de kinderen
moeten leggen, dat de kinderen niet de plaats
van de overleden man moeten gaan innemen,
doordat de moeder helemaal op hen steunt.
Dan krijg je een broeikas-mentaliteit in zo'n
huishouden, waaruit de kinderen zich later, in
de adolescentie, heel moeilijk los kunnen ma
ken. Een jongen durft bijvoorbeeld bijna niet
met een meisje thuis te komen, omdat hij dat
als een soort verraad aan zijn moeder voelt.
Ja, de kinderen uit die gezinnen, in wezen gaat
mijn hart eigenlijk het meest naar hen uit, want
ze zitten vaak in zo verschrikkelijk moeilijke
omstandigheden. Wanneer de vader dood is,
moeten zij min of meer zijn plaats innemen, ze
worden nog altijd met hem geconfronteerd,
alsof hij nog leefde, doordat de moeder zegt:
„dat zou je vader nooit goed gevonden hebben"
of iets dergelijks. Ze moeten helemaal leven in
de voetsporen van hun vader, zoals hun moeder
tenminste denkt dat die zijn.
Bij kinderen van gescheiden ouders liggen de
problemen heel anders. Daar leeft de vader nog
wel, maar hij lijkt eerder dood dan in de gezin
nen, waar de vader echt overleden is. De ge
scheiden moeders zwijgen hun ex-man vaak
"dood, er mag niet meer over die „schoft" ge
praat worden in huis. En als er wel over hem
gepraat wordt, is het vaak in de meest hatelijke
termen. Opgroeien in zo'n omgeving is voor
kinderen natuurlijk funest.
Verknipt
Volgens mij kan het bijna niet anders of
kinderen uit gescheiden huwelijken moeten wel
enigszins verknipt in de wereld komen te staan.
Daar komt nog bij, dat zij in tegenstellng tot de
kinderen, die hun vader door de dood kwijt zijn
geraakt, met allerlei vooroordelen te maken
krijgen: zij zijn geen goeie vriendjes voor kinde
ren uit „normale" gezinnen, omdat hun ouders
uit elkaar zijn, ze worden vaak gepasseerd voor
allerlei kinderfeestjes en zo.
Daarom zou ik het liefst voor al deze kinderen
wat willen doen, maar het is zo bitter weinig wat
je kunt. Ik probeer ze altijd naar vakantiekam
pen te krijgen, dan zijn ze tenminste even uit de
gespannen, ouwelijke sfeer van alledag weg.
Maar ja, zo'n kamp kost gauw tweehonderd
gulden per kind per week. Dat kunnen de mees
te alleenstaande moeders niet bekostigen en ik
heb nergens een potje, waaruit ik het betalen
kan. Verder kan ik alleen maar proberen hun
vader of moeder te helpen bij de opvoeding,
waarbij ik altijd probeer te voorkomen dat de
volle zwaarte van het verlies op zo'n kind wordt
afgewenteld. Maar het blijft te weinig, wat er
voor deze kinderen gedaan wordt, dat is een
ding, dat zeker is".
(Hulp Eén-oudergczinnen, Ramstraat 27,
Utrecht, telefoon 030-517844).
een verslaggever
mevl
HAAG Wie iUbgaal vuurwa-
in zijn bezit heeft krijgt gele-
eid die in te leveren zonder dat
uit strafvervolging zal voort
en. De inlevering kan tussen
dag 20 juni en zaterdag 3 Juli
'toren bij alle politiebureaus in
atigt rland.
Actie van justitie
zal zijn wapens anoniem (dus
tr naam en adres bekend te
tn) kunnen inleveren. Wel is het
lelijk dat men een ontvangstbe-
jkrijgt, nadat men een verklaring
heeft getekend dat men er afstand
van doet. Voor de ingeleverde wa
pens zal geen vergoeding gegeven
worden.
Minister Van Agt heeft dit laten we
ten in een mededeling aan alle poli
tieposten. De minister heeft tot deze
actie besloten omdat het „niet in
omvang te schatten" illegaal wapen
bezit hem zorgen baart. Hij hoopt
het door deze maatregelen te kun
nen terugdringen, al is het maar
enigszins. Mensen die gedurende de
ze veertien dagen door de politie
betrapt mochten worden op illegaal
wapenbezit zullen niet vrijuit gaan:
zij krijgen een procesverbaal.
Interieur van een meisjesschool, eind achttiende eeuw
door drs. T. M. Gilhuis
Dinsdag vindt in de Ridderzaal de viering plaats van 175 jaar nationale wetgeving op het lager
onderwijs. Een wetgeving die met de wet van 1801 een aanvang nam. Vóór die tijd toch - in de dagen
der Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden - kende men slechts schoolordeningen uitgevaar
digd door de Staten van de afzonderlijke gewesten of instructies van plaatselijke aard.
Eerst in de Franse tijd kon het ko
men tot nationale wetgeving. Reeds
op de eerste Nationale Vergadering
van 1796 werden er voorstellen ge
daan tot invoering van een Nationaal
Onderwijs en in 1798 kwam het tot de
instelling van een Agentschap van
Nationale Opvoeding, Aan het hoofd
van dit agentschap kwam te staan de
beroemde Leidse hoogleraar J. H.
van der Palm, „eens onderwij
zerszoon, van jongsaf opgekweekt in
belangstelling voor alles wat
volksopvoeding en schoolverbetering
betrof en van harte begaan met het
lot van mannen, die door verwaarloo-
zing van de zijde des burgerlijken
bestuurs, beneden hunnen eerwaar-
digen stand gezonken waren".
Erkentenis
De Agent - en nu volgt de formulering
van het» godsdienstig beginsel ge
noemd aan het begin van zijn in
structie - „zal moeten bedacht zijn,
dat de eerbiedige erkentenis van een
alles besturend Opperwezen de ban
den der Maatschappij versterkt, en
daarom op alle mogelijke wijzen in
de harten der Vaderlandsche Jeugd
behoort te worden ingedrukt".
Of zoals de wet van 1801 het in arti
kel. 4 zelf zou formuleren: het
onderwijs zal „zoodanig worden inge
richt, dat het, door ontwikkeling van
de verstandelijke vermogens der kin
deren, geschikt zij, om hen tot rede
lijke wezens te vormen, en wijders
om in hunne harten in te prenten de
kennis en het gevoel van dat alles,
wat zij aan het Opperwezen, aan de
Maatschappij, aan hunne Ouderen,
aan zich zelve, en aan hunne Mede-
menschen verschuldigd zijn. In de
Schoolboeken en Leer-methode zal,
met de meeste zorg, moeten worden
nagelaten al hetgeen zoude strekken
tot ondermijning eener goede Zede-
kunde, en van den eerbied voor het
Opperwezen; doch tevens worden
daargelaten al het leerstellige, dat
door onderscheidene Kerkgen
ootschappen verschillend begrepen
wordt".
Tot zover de wet.
Redelijke wezens
Vorming tot redelijke wezens, eer
bied voor het opperwezen, dóór gela
ten (n.l. bij de kerkgenootschappen)
al het leerstellige onderwijs - het zijn
stuk voor stuk facetten van de ideo
logie der Verlichting die zowel „na
tuurlijk" d.i. redelijk als „christelijk"
wilde zijn. Een verbinding die er op
uit moest lopen dat de bedoelde
ideeën te „natuurlijk" waren om
christelijk te zijn en toch ook weer te
christelijk om geheel „natuurlijk" te
wezen. In ieder geval betekende in
die tijd nationale opvoeding dat de
staat zorg moest dragen voor de ver
lichting van zijn burgers, wilden die
burgers in de eeuw van vooruitgang
méékomen. Daarom huldigde men
het standpunt dat „dwingelanden de
fakkel (van de verlichting) willen uit-
dooven. maar menschenvrienden
volksgeluk doen bloeijen" en dat
daarom de Staat in het onderwijs een
machtig instrument bezat om de
Jeugd met deze ideeën van de verlich
ting in aanraking te brengen. Om zo
te komen tot de ware vooruitgang.
Zwarigheden
Van een verslaggever
BENNEKOM De 33-jarige H. Lan-
genberg uit Bennekom is in het Zwit
serse kanton Graubünden bij een
autobotsing omgekomen. Zijn auto
botste tegen die van een Italiaanse,
die op de verkeerde weghelft terecht
gekomen was. Een 21-jarige Italiaan
se kwam ook om het leven. Drie
mensen, een Italiaan en twee Neder
landers, werden zwaargewond.
Het werd overigens wel tijd dat er
iets gebeurde. Van der Palm bij de
aanvaarding van zijn ambt zei
tenminste: „Waar ik de oogen wen
de, ik ontdek niet dan zwarigheden".
Een schoolwezen dat die naam
mocht hebben was er niet. Het ging
om orde te scheppen in een chaos.
Niet slechts hier en daar, maar over
al. „Alles, het een melaatscher dan
het andere, is te herstellen en te
herscheppen. Wat Hercules" aldus
Van der Palm in een bijeenkomst
van Schoolopzieners (1801) „zal
den stroom leiden om deze stallen
van Augias te zuiveren?"
Aan het Staatsbewind biedt de Raad
van Binnenlandsche Zaken in 1802
een verslag, opgemaakt uit de rap
porten der Schoolopzieners, aan.
Een rapport (over de scholen ten
platte landen) dat er niet om liegt:
„In een zeer groot aantal Scholen in
deze Republiek staat gedurende het
J. H. van der Palm, Agent van
Nationale Opvoeding, die de
(eerste) onderwijswet van 1801
ontwierp.
aanmerkelijkst gedeelte van het jaar
het onderwijs ganschelijk stil en
wordt slechts gegeven in de winter
maanden, wanneer uit hoofde van de
kortheid der dagen en onbruikbaar
heid der wegen, de kinderen uit afge
legen woningen van hetzelve geen
gebruik kunnen maken. Het middel,
't welk men in sommige streken hier
tegen in 't werk stelt, is misschien
niet minder erg dan de kwaal zelve.
Een boerenknaap uit de nabijheid,
die een weinig slecht lezen en schrij
ven kan, wordt tot onderwijzer ver
heven, krijgt voor het gansche sai-
zoen tien twaalf guldens, of iets
meer, voor zijne beloning, en heeft
beurtelings bij de ingezetenen van
het gehucht kost en inwoning".
„Nationaal belang"
De nieuwe wet bedoelt dan ook even
als de volgende (die van 1803, 1806,
1857, 1878 enz.) in deze erbarmelijke
toestand verbetering te brengen.
Vandaar: „verlichting en beschaving
van alle leden der maatschappij".
Een verlichting aan te vangen „van
onder af bij de kinderen des volks".
Daarom moet 't onderwijs een natio
naal belang zijn, geconcretiseerd in
Nationale Schoolwetgeving. Een
streven dat volksopvoeding moest
betekenen in de volle zin van het
woord.
In zijn rede over het openbaar onder
wijs op 1 april jl. in Amsterdam
gehouden, heeft minister Van Keme-
nade er op gewezen dat men zelfs bij
het begin van deze eeuw met dit
„volksonderwijs" nog niet zo ver ge
vorderd was. Toen. dus nog geen 80
jaar geleden, konden, om een voor
beeld te noemen, in Leiden (de
burcht van onze wetenschap) 67 pro
cent van de mannen en van de vrou
wen slechts 37 procent lezen en
schrijven; in Hilversum bedroeg
toen het aantal analfabeten 63 pro
cent en de „trieste kroon der ongelet
terdheid" kwam toe aan de arbeiders
van de Domlniale Mijnen in Kerkra-
de van wie amper een op de honderd
lezen en schrijven kon.
De betekenis van de Wet van 1801 is
in ieder geval deze geweest, dat men
getracht heeft dit streven naar
„volksopvoeding en schoolverbete
ring" op gang te brengen.
Wat men ook van het beleid van de
huidige minister van onderwijs mo
ge zeggen, bepaald niet dat het aan
de hierliggende vragen ook voor van
daag géén éérste prioriteit geeft.
Men denke hier aan zijn stimule
ringsbeleid: „Achterste bank
streepje vóór!"
Monopolistisch
In de Wet, van 1801 is ook een sys
teem te ontwaren waarvan geluk
kig de ontwikkeling zich in de 19e
en 20e eeuw niet heeft voortgezet.
We bedoelen het streven de openba
re school van de staat uit een mono
polistische positie toe te kennen.
Een pogen dat in de wet van 1801 al
aanwezig is. In artikel 18 stond: ..Ie
dere Burger zal een bijzondere
school kunnen oprichten" maar in
artikel 20 volgde: „dan nó bekomen
admissie der gemeente-besturen".
Nu. en deze z.g. autorisatie dat
leerde de praktijk alras kon men
gevoeglijk vergeten. Ze werd zo goed
als niet verleend.
Jarenlang heeft de regering dit mo
nopoliesysteem met betrekking tot
het onderwijs onder haar zo teer
verzorgde gouvernementscultures
gehandhaafd Toen is begonnen
men denke aan Groens „Maatrege
len tegen de Afscheiding aan het
Staatsregt getoetst" (1837) de
„veldtogt voor de vrijheid van onder
wijs". In 1848 kon bij de
grondwetsherziening van Thorbecke
de krans der vrijheid (zij het ook
gehavend de openbare school be
hield haar voorrangspositie) op het
terrein van het onderwijs worden
gegrepen. De grondwetsherziening
van 1917 bevestigde dit grondrecht.
Tenslotte er is nog een ontwikke
ling aan te wijzen die in de loop van
de achter ons liggende 175 jaar
naar het zich laat aanzien in zeke
re zin z'n beslag heeft gekregen. We
wijzen op dc doelstelling van het
openbaar onderwijs.
„Vermageringsproces"
In 't kort geschetst is hier de volgen
de ontwikkeling waar te nemen: de
school die als de gereformeerde
school, uitgaande van de overheid
staande in de schaduw van Dordt
(Drie Formulieren van Enigheid) ge
functioneerd had als de christelijke
openbare (staats)school verliest eve
nals de enige door de staat erkende
Gereformeerde Kerk na de in 1796
uitgesproken scheiding tussen kerk
en staat haar exclusief gereformeerd
karakter zonder daarbij reeds aan
stonds als niet christelijke school
gekenschetst te kunnen worden. Let
op de maatschappelijke (in de zin
van deugden van de staatsburger) en
christelijke deugden; op de verschui
ving van het leerstellig onderwijs
naar de kerkgenootschappen.
Langzaamaan echter zet het verma
geringsproces in dat van de eens
positieve christelijke openbare
school er een zal maken die slechts,
door een „aangelengde" christelijk
heid, door een „christendom boven
geloofsverdeeldheid", bestemd voor
„Jan en alleman" gekenmerkt zal
worden. Het is deze weg naar de
neutraliteit van de openbare school
hier is geen opleiding meer in de
zin van opzettelijk godsdienstig on
derwijs die in de wet van Van der
Brugghen (1857) wordt gelegaliseerd
hoewel deze wet verwarrenderwljs
de bekende formule uit de wet van
1806 handhaaft en daarbij zelfs de
christelijke deugden (uit tactische
overwegingen?) vóooet gaan.
Vanaf dit moment dateert de neutra
liteit van het openbaar onderwijs
Gehandhaafd tot op heden. Ook in
de formulering van Van Kemenade
Niet in de zin van een passieve neu
traliteit. maar eerder neigend naar
een actieve pluriformiteit. Enerzijds
aldus de Memorie van Toelichting
bij artikel 29 van het nu voorgestelde
Concept Basisonderwijs komt het
beginsel van deze neutraliteit van
het openbaar onderwijs dat is neer
gelegd In artikel 208, derde lid, van
de grondwet tot uitdrukking door
rekening te houden met de le
vensbeschouwelijke verscheiden
heid, terwijl anderzijds positief aan
die levensbeschouwelijkheid aan
dacht geschonken dient te worden.
Het openbaar onderwijs heeft on
langs al laten weten aan de formule
ring uit het voorontwerp- Grosheide
(1970) als „grondslag de in de
Nederlandse traditie levende waar
den. met name die van christendom
en humanisme" de voorkeur te
geven aangezien deze positiever zou
overkomen dan de formulering van
de minister De vraag is echter of in
de bewoordingen van dc minister
de openbare school is de school voor
allen, niet alleen voor christenen en
humanisten het ideaal van dit
onderwijs toch nog niet beter is
vastgelegd.
Drs. T. M. Gilhui» is voorzitter van de
Stichting Unie School en Evan
gelie".