Voor gezinnen met één ouder gebeurt te weinig Verlichting en beschaving kinderen des volks lan van Gorkom weet het al na een half jaar: Mensen in nood moeten ook buiten kantooruren geholpen worden Illegaal wapen afgeven zonder kans op straf Onderwijswet ontstond 175 jaar geleden, in Franse tijd Doden en gewonden op Zwitserse weg Van der Palm zag „niets dan zwarigheden" RTINDAG 14 JUNI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET R-H 9 (EN 'el ia; oor Cisca Dresselhuys s. hof- egar ring. arsti der JijkeL TRECHT ,,De groep één-ouder- iOT ijezirinen, dus die gezinnen, waar de kin- de eren alleen met een vader ol moeder fsrc.h jn overgebleven, liggen in ons land .Jdjiaar heel schraaltjes in de aandacht. iwel materieel als immaterieel. Ik ben 8 D' as ongeveer een half jaar bezig met het alpen van deze gezinnen, maar dat ze lorm veel tekort komen op allerlei ge- ■izei ied, heb ik al direct gemerkt. Dat wij in ns land, dat toch overloopt van voorzie- i Be ingen en welzijnswerk, Zo weinig aan- 31acht hebben voor deze mensen, komt, Bnk ik, doordat in onze maatschappij a ie regelingen en voorzieningen vooral lc"" jn afgestemd op het normale, doorsnee tun >zin. Maar daardoor doen we anderen, njer meer deze één-ouder-gezinnen, r n ïorm veel tekort." VO(J in van Gorkom is sedert januari van dit jaar in ingei idracht van vier welzijnsinstellingen een spe- aal project voor hulp aan één-ouder-gezinnen igonnen. Met een subsidie van het Koningin bliana Fonds mag hij in eerste instantie twee ar bekijken wat deze gezinnen voor hulp l76 lodig hebben, hoe ze die kunnen krijgen en wat in de toekomst voor deze groep aan voorzie- p Kl Ingen in de welzijnssector moet worden geor- iniseerd. 'at zijn de specifieke problemen van één- mmm uder-gezinnen en hoe komt het dat bijvoor- eeld de bestaande gezinsverzorging hier niet lidoende kan helpen? ifan Gorkom: „Je komt bij deze groep twee oorten problemen tegen: de materiële en de 1 nmateriële, dus zaken waarbij het om geld en p lijvoorbeeld huishoudelijke hulp gaat, en za- ;tn, waarbij het om begrip, aandacht, meele- 7 en, hulp bij de opvoeding van de kinderen etc. r, [aat. Dat de bestaande gezinsverzorging vaak een hulp kan geven in deze gevallen, komt loordat de gezinsverzorging, zoals bijna alle lensen in onze huidige samenleving, werkt van lalf negen 's ochtends tot half vijf 's middags. |n [let dergelijke werktijden kun je natuurlijk ooit Cen moederloos gezin verder helpen, daar '|C ebben ze je juist op andere uren van de dag ■c*eel meer nodig: bijvoorbeeld 's ochtends voor l et naar school gaan en 's avpnds uit school, bij et eten en het naar bed brengen. Dat kan een ewone gezinsverzorgster dus niet doen, daar ijn haar werktijden niet op ingesteld. -"~"k geloof trouwens dat het niet alleen hier, maar het hele welzijnswerk de pest is, dat er kveestal alleen maar op kantooruren gewerkt jp Wdt. Mensen in nood hebben nu eenmaal niet flpA alleen' tijdens kantooruren hulp nodig. Probeer Km Ineen weekend maar eens een maatschappelijk Lserker of zo iemand te bereiken; moetje kijken hoe moeilijk dat is. Ik wil natuurlijk niet zeg gen, dat deze mensen dag en nacht zouden moeten klaarstaan, maar je moet in elk geval een regeling hebben, waardoor er altijd mensen bereiken zijn, vind ik." )m even door te gaan op die materiële hulp, die én-oudergezinnen nodig hebben; waar bestaat eze precies urt? 'an Gorkom: „Ik heb al gewezen op de enorme loodzaak van huishoudsters voor weduwnaars gescheiden mannen, die alleen met hun inderen achterblijven. In zo'n gezin moet zo •1 mogelijk na het wegvallen van de moeder huishoudelijke hulp komen, anders gaat ;t helemaal de vernieling in. ie man moet namelijk gewoon z'n dagelijks k blijven doen, dat betekent dat de kinde in, vooral als het om hele kleintjes gaat, over ig onverzorgd zijn. Dat hoeft maar even te luren of de kinderbescherming staat klaar om dergelijke kinderen in tehuizen op te nemen, maardoor het gezin volledig uit elkaar ligt. ioed, zo'n man heeft dus een huishoudster lodig, maar dat is gemakkelijker geconsta teerd, dan gerealiseerd. lannen met geld hebben het ook hier weer liet moeilijk. Die plaatsen een advertentie, faarin alle aantrekkelijkheden, zoals „eigen amers met kleurentelevisie en gebruik van uto" worden omschreven en daar komen wel rouwen op. Maar voor de mannen, die zo'n uishoudster niet zelf kunnen betalen, die er- oor een beroep moeten doen op de bijstand, igt het heel wat moeilijker. Neem bijvoorbeeld le belachelijke regeling, dat zo'n huishoudster an de bijstandswet niet intern mag zijn, dan is r geen sprake meer van huishoudelijke hulp, van een zogenaamde economische een- leid en dan kan de man naar het bijstandsgeld luiten. De vrouw moet dus ergens op kamers, al het twee huizen verder, om de bijstandsuitke- ing niet in gevaar te brengen. Belachelijk na- uurlij k. Jan heb je de regeling, dat een man; die een igen huis heeft, geen bijstandsuitkering krijgt oor een huishoudster (of welke andere hulp lok), omdat hij eerst zijn eigen vermogen moet pgebruiken. Dat betekent verkopen van het mis. Nou, dat doe je natuurlijk ook niet zo- Voor deze mannen blijft vaak alleen maar Ulp uit de familiekring over of het afstand oen van de kinderen en die in een tehuis laten laatsen, totdat er een bevredigende regeling is evonden. Een allerakeligste toestand dus. gelei iidw grad i. G ten: ■wet ur. li i huishoudelijke hulp !en andere materiële regeling, die we graag ouden willen bereiken, is, dat de huishoudelijk ke hulp, die weduwnaars en gescheiden mannen in huis nemen voor de verzorging van de kinde ren, aftrekbaar wordt voor de belastingen. Nog iets: we zouden willen dat de Algemene Wedu wen en Wezen Wet (AWW) wordt uitgebreid tot weduwnaars: zodat dezen na het sterven van hun vrouw ook een uitkering van deze wet krijgen. Je treft op dit gebied namelijk een enorm stuk discriminatie van de man aan. Wanneer een alleenstaande vrouw met kinde ren zegt, dat ze thuis blijft om voor de kinderen te zorgen, is dat prima en zelfs deugdzaam. Onmiddellijk springen bijstand en andere voor zieningen bij. Maar wanneer een vader zou zeggen, dat hij tijdelijk z'n baantje eraan geeft om voor z'n kinderen te zorgen, dan is Leiden in last. In plaats van dat de bijstand hem helpt om dit mogelijk te maken, wordt hij gezien als een werkweigeraar, een werkschuw element, die vooral geen uitkering mag krijgen om hem niet te stijven in het kwaad. Nu we het trouwens hebben over vastliggende rolpatronen: waarom is het wél nodig, dat een weduwnaar of gescheiden man zo gauw moge lijk een vrouwelijke hulp in huis neemt in het belang van de kinderen, terwijl er nooit over gekikt wordt hoe goed het zou zijn, dat een weduwe met kinderen een man in huis zou nemen. Haar kinderen hebben immers net zo goed behoefte aan contact met een man? Maar je zou de mensen eens moeten horen roddelen wanneer een alleenstaande vrouw met kinderen een man in huis nam om samen de kinderen op te voeden. Ik heb op het ogenblik een „huishou der", zoals ik het voor het gemak maar even noem, een jongen, die zich heeft aangeboden als hulp in een één-ouder gezin, maar tot nog toe kan ik hem aan de straatstenen niet kwijt." Nu even over dc immateriële problemen van de één-ouder gezinnen; hoe liggen die en zijn die erg verschillend bij mannen en vrouwen? Van Gorkom: „Je treft bij mannen heel andere problemen aan dan bij vrouwen. Eerlijk gezegd kom je bij de mannen meest materiële proble men tegen. Ze uiten hun verdriet over het verlies van hun vrouw niet, dat zit nu eenmaal ingebakken in de mannenrol: flink zijn, je ver driet niet naar buiten laten merken. Daardoor wordt een man als opvoeder vaak zo „vierkant". Zo weinig gevoelig voor de emoties van z'n kinderen, die nog tobben over het verlies van hun moeder. Z'n kinderen mogen dan vaak niet meer over de moeder praten, wat voor die kinderen weer met zich mee brengt, dat ze het verdriet daarvoor nooit goed kunnen verwer ken; ze moeten het wegstoppen. Bij vrouwen tref Je veel minder materiële problemen aan (dankzij de weduwenuitkering. de bijstand en de alimentatie) maar des te meer emotionele moeilijkheden. Bij de vrouwen kom je erg veel verdriet tegen, pedagogische onmacht bij het alleen-opvoeden van de kinderen, vooral als die in de puberteit zijn, en een groot isolement, veel eenzaamheid dus. Vrouwen-alleen dreigen veel gauwer eenzaam te worden dan mannen-alleen, omdat vrouwen toch nog steeds minder mogelijkheden hebben om alleen uit te gaan bijvoorbeeld. Wanneer een vrouw alleen naar een café gaat, wordt er raar tegenaan gekeken: „die wil zeker een man ver sieren" is het dan. Zoiets zul je nooit horen over een man, die alleen naar een kroeg gaat. Dat is normaal. Wanneer ik bij weduwen met kinderen thuis kom, waarschuw ik deze vrouwen er altijd voor, dat ze niet te veel beslag op de kinderen moeten leggen, dat de kinderen niet de plaats van de overleden man moeten gaan innemen, doordat de moeder helemaal op hen steunt. Dan krijg je een broeikas-mentaliteit in zo'n huishouden, waaruit de kinderen zich later, in de adolescentie, heel moeilijk los kunnen ma ken. Een jongen durft bijvoorbeeld bijna niet met een meisje thuis te komen, omdat hij dat als een soort verraad aan zijn moeder voelt. Ja, de kinderen uit die gezinnen, in wezen gaat mijn hart eigenlijk het meest naar hen uit, want ze zitten vaak in zo verschrikkelijk moeilijke omstandigheden. Wanneer de vader dood is, moeten zij min of meer zijn plaats innemen, ze worden nog altijd met hem geconfronteerd, alsof hij nog leefde, doordat de moeder zegt: „dat zou je vader nooit goed gevonden hebben" of iets dergelijks. Ze moeten helemaal leven in de voetsporen van hun vader, zoals hun moeder tenminste denkt dat die zijn. Bij kinderen van gescheiden ouders liggen de problemen heel anders. Daar leeft de vader nog wel, maar hij lijkt eerder dood dan in de gezin nen, waar de vader echt overleden is. De ge scheiden moeders zwijgen hun ex-man vaak "dood, er mag niet meer over die „schoft" ge praat worden in huis. En als er wel over hem gepraat wordt, is het vaak in de meest hatelijke termen. Opgroeien in zo'n omgeving is voor kinderen natuurlijk funest. Verknipt Volgens mij kan het bijna niet anders of kinderen uit gescheiden huwelijken moeten wel enigszins verknipt in de wereld komen te staan. Daar komt nog bij, dat zij in tegenstellng tot de kinderen, die hun vader door de dood kwijt zijn geraakt, met allerlei vooroordelen te maken krijgen: zij zijn geen goeie vriendjes voor kinde ren uit „normale" gezinnen, omdat hun ouders uit elkaar zijn, ze worden vaak gepasseerd voor allerlei kinderfeestjes en zo. Daarom zou ik het liefst voor al deze kinderen wat willen doen, maar het is zo bitter weinig wat je kunt. Ik probeer ze altijd naar vakantiekam pen te krijgen, dan zijn ze tenminste even uit de gespannen, ouwelijke sfeer van alledag weg. Maar ja, zo'n kamp kost gauw tweehonderd gulden per kind per week. Dat kunnen de mees te alleenstaande moeders niet bekostigen en ik heb nergens een potje, waaruit ik het betalen kan. Verder kan ik alleen maar proberen hun vader of moeder te helpen bij de opvoeding, waarbij ik altijd probeer te voorkomen dat de volle zwaarte van het verlies op zo'n kind wordt afgewenteld. Maar het blijft te weinig, wat er voor deze kinderen gedaan wordt, dat is een ding, dat zeker is". (Hulp Eén-oudergczinnen, Ramstraat 27, Utrecht, telefoon 030-517844). een verslaggever mevl HAAG Wie iUbgaal vuurwa- in zijn bezit heeft krijgt gele- eid die in te leveren zonder dat uit strafvervolging zal voort en. De inlevering kan tussen dag 20 juni en zaterdag 3 Juli 'toren bij alle politiebureaus in atigt rland. Actie van justitie zal zijn wapens anoniem (dus tr naam en adres bekend te tn) kunnen inleveren. Wel is het lelijk dat men een ontvangstbe- jkrijgt, nadat men een verklaring heeft getekend dat men er afstand van doet. Voor de ingeleverde wa pens zal geen vergoeding gegeven worden. Minister Van Agt heeft dit laten we ten in een mededeling aan alle poli tieposten. De minister heeft tot deze actie besloten omdat het „niet in omvang te schatten" illegaal wapen bezit hem zorgen baart. Hij hoopt het door deze maatregelen te kun nen terugdringen, al is het maar enigszins. Mensen die gedurende de ze veertien dagen door de politie betrapt mochten worden op illegaal wapenbezit zullen niet vrijuit gaan: zij krijgen een procesverbaal. Interieur van een meisjesschool, eind achttiende eeuw door drs. T. M. Gilhuis Dinsdag vindt in de Ridderzaal de viering plaats van 175 jaar nationale wetgeving op het lager onderwijs. Een wetgeving die met de wet van 1801 een aanvang nam. Vóór die tijd toch - in de dagen der Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden - kende men slechts schoolordeningen uitgevaar digd door de Staten van de afzonderlijke gewesten of instructies van plaatselijke aard. Eerst in de Franse tijd kon het ko men tot nationale wetgeving. Reeds op de eerste Nationale Vergadering van 1796 werden er voorstellen ge daan tot invoering van een Nationaal Onderwijs en in 1798 kwam het tot de instelling van een Agentschap van Nationale Opvoeding, Aan het hoofd van dit agentschap kwam te staan de beroemde Leidse hoogleraar J. H. van der Palm, „eens onderwij zerszoon, van jongsaf opgekweekt in belangstelling voor alles wat volksopvoeding en schoolverbetering betrof en van harte begaan met het lot van mannen, die door verwaarloo- zing van de zijde des burgerlijken bestuurs, beneden hunnen eerwaar- digen stand gezonken waren". Erkentenis De Agent - en nu volgt de formulering van het» godsdienstig beginsel ge noemd aan het begin van zijn in structie - „zal moeten bedacht zijn, dat de eerbiedige erkentenis van een alles besturend Opperwezen de ban den der Maatschappij versterkt, en daarom op alle mogelijke wijzen in de harten der Vaderlandsche Jeugd behoort te worden ingedrukt". Of zoals de wet van 1801 het in arti kel. 4 zelf zou formuleren: het onderwijs zal „zoodanig worden inge richt, dat het, door ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kin deren, geschikt zij, om hen tot rede lijke wezens te vormen, en wijders om in hunne harten in te prenten de kennis en het gevoel van dat alles, wat zij aan het Opperwezen, aan de Maatschappij, aan hunne Ouderen, aan zich zelve, en aan hunne Mede- menschen verschuldigd zijn. In de Schoolboeken en Leer-methode zal, met de meeste zorg, moeten worden nagelaten al hetgeen zoude strekken tot ondermijning eener goede Zede- kunde, en van den eerbied voor het Opperwezen; doch tevens worden daargelaten al het leerstellige, dat door onderscheidene Kerkgen ootschappen verschillend begrepen wordt". Tot zover de wet. Redelijke wezens Vorming tot redelijke wezens, eer bied voor het opperwezen, dóór gela ten (n.l. bij de kerkgenootschappen) al het leerstellige onderwijs - het zijn stuk voor stuk facetten van de ideo logie der Verlichting die zowel „na tuurlijk" d.i. redelijk als „christelijk" wilde zijn. Een verbinding die er op uit moest lopen dat de bedoelde ideeën te „natuurlijk" waren om christelijk te zijn en toch ook weer te christelijk om geheel „natuurlijk" te wezen. In ieder geval betekende in die tijd nationale opvoeding dat de staat zorg moest dragen voor de ver lichting van zijn burgers, wilden die burgers in de eeuw van vooruitgang méékomen. Daarom huldigde men het standpunt dat „dwingelanden de fakkel (van de verlichting) willen uit- dooven. maar menschenvrienden volksgeluk doen bloeijen" en dat daarom de Staat in het onderwijs een machtig instrument bezat om de Jeugd met deze ideeën van de verlich ting in aanraking te brengen. Om zo te komen tot de ware vooruitgang. Zwarigheden Van een verslaggever BENNEKOM De 33-jarige H. Lan- genberg uit Bennekom is in het Zwit serse kanton Graubünden bij een autobotsing omgekomen. Zijn auto botste tegen die van een Italiaanse, die op de verkeerde weghelft terecht gekomen was. Een 21-jarige Italiaan se kwam ook om het leven. Drie mensen, een Italiaan en twee Neder landers, werden zwaargewond. Het werd overigens wel tijd dat er iets gebeurde. Van der Palm bij de aanvaarding van zijn ambt zei tenminste: „Waar ik de oogen wen de, ik ontdek niet dan zwarigheden". Een schoolwezen dat die naam mocht hebben was er niet. Het ging om orde te scheppen in een chaos. Niet slechts hier en daar, maar over al. „Alles, het een melaatscher dan het andere, is te herstellen en te herscheppen. Wat Hercules" aldus Van der Palm in een bijeenkomst van Schoolopzieners (1801) „zal den stroom leiden om deze stallen van Augias te zuiveren?" Aan het Staatsbewind biedt de Raad van Binnenlandsche Zaken in 1802 een verslag, opgemaakt uit de rap porten der Schoolopzieners, aan. Een rapport (over de scholen ten platte landen) dat er niet om liegt: „In een zeer groot aantal Scholen in deze Republiek staat gedurende het J. H. van der Palm, Agent van Nationale Opvoeding, die de (eerste) onderwijswet van 1801 ontwierp. aanmerkelijkst gedeelte van het jaar het onderwijs ganschelijk stil en wordt slechts gegeven in de winter maanden, wanneer uit hoofde van de kortheid der dagen en onbruikbaar heid der wegen, de kinderen uit afge legen woningen van hetzelve geen gebruik kunnen maken. Het middel, 't welk men in sommige streken hier tegen in 't werk stelt, is misschien niet minder erg dan de kwaal zelve. Een boerenknaap uit de nabijheid, die een weinig slecht lezen en schrij ven kan, wordt tot onderwijzer ver heven, krijgt voor het gansche sai- zoen tien twaalf guldens, of iets meer, voor zijne beloning, en heeft beurtelings bij de ingezetenen van het gehucht kost en inwoning". „Nationaal belang" De nieuwe wet bedoelt dan ook even als de volgende (die van 1803, 1806, 1857, 1878 enz.) in deze erbarmelijke toestand verbetering te brengen. Vandaar: „verlichting en beschaving van alle leden der maatschappij". Een verlichting aan te vangen „van onder af bij de kinderen des volks". Daarom moet 't onderwijs een natio naal belang zijn, geconcretiseerd in Nationale Schoolwetgeving. Een streven dat volksopvoeding moest betekenen in de volle zin van het woord. In zijn rede over het openbaar onder wijs op 1 april jl. in Amsterdam gehouden, heeft minister Van Keme- nade er op gewezen dat men zelfs bij het begin van deze eeuw met dit „volksonderwijs" nog niet zo ver ge vorderd was. Toen. dus nog geen 80 jaar geleden, konden, om een voor beeld te noemen, in Leiden (de burcht van onze wetenschap) 67 pro cent van de mannen en van de vrou wen slechts 37 procent lezen en schrijven; in Hilversum bedroeg toen het aantal analfabeten 63 pro cent en de „trieste kroon der ongelet terdheid" kwam toe aan de arbeiders van de Domlniale Mijnen in Kerkra- de van wie amper een op de honderd lezen en schrijven kon. De betekenis van de Wet van 1801 is in ieder geval deze geweest, dat men getracht heeft dit streven naar „volksopvoeding en schoolverbete ring" op gang te brengen. Wat men ook van het beleid van de huidige minister van onderwijs mo ge zeggen, bepaald niet dat het aan de hierliggende vragen ook voor van daag géén éérste prioriteit geeft. Men denke hier aan zijn stimule ringsbeleid: „Achterste bank streepje vóór!" Monopolistisch In de Wet, van 1801 is ook een sys teem te ontwaren waarvan geluk kig de ontwikkeling zich in de 19e en 20e eeuw niet heeft voortgezet. We bedoelen het streven de openba re school van de staat uit een mono polistische positie toe te kennen. Een pogen dat in de wet van 1801 al aanwezig is. In artikel 18 stond: ..Ie dere Burger zal een bijzondere school kunnen oprichten" maar in artikel 20 volgde: „dan nó bekomen admissie der gemeente-besturen". Nu. en deze z.g. autorisatie dat leerde de praktijk alras kon men gevoeglijk vergeten. Ze werd zo goed als niet verleend. Jarenlang heeft de regering dit mo nopoliesysteem met betrekking tot het onderwijs onder haar zo teer verzorgde gouvernementscultures gehandhaafd Toen is begonnen men denke aan Groens „Maatrege len tegen de Afscheiding aan het Staatsregt getoetst" (1837) de „veldtogt voor de vrijheid van onder wijs". In 1848 kon bij de grondwetsherziening van Thorbecke de krans der vrijheid (zij het ook gehavend de openbare school be hield haar voorrangspositie) op het terrein van het onderwijs worden gegrepen. De grondwetsherziening van 1917 bevestigde dit grondrecht. Tenslotte er is nog een ontwikke ling aan te wijzen die in de loop van de achter ons liggende 175 jaar naar het zich laat aanzien in zeke re zin z'n beslag heeft gekregen. We wijzen op dc doelstelling van het openbaar onderwijs. „Vermageringsproces" In 't kort geschetst is hier de volgen de ontwikkeling waar te nemen: de school die als de gereformeerde school, uitgaande van de overheid staande in de schaduw van Dordt (Drie Formulieren van Enigheid) ge functioneerd had als de christelijke openbare (staats)school verliest eve nals de enige door de staat erkende Gereformeerde Kerk na de in 1796 uitgesproken scheiding tussen kerk en staat haar exclusief gereformeerd karakter zonder daarbij reeds aan stonds als niet christelijke school gekenschetst te kunnen worden. Let op de maatschappelijke (in de zin van deugden van de staatsburger) en christelijke deugden; op de verschui ving van het leerstellig onderwijs naar de kerkgenootschappen. Langzaamaan echter zet het verma geringsproces in dat van de eens positieve christelijke openbare school er een zal maken die slechts, door een „aangelengde" christelijk heid, door een „christendom boven geloofsverdeeldheid", bestemd voor „Jan en alleman" gekenmerkt zal worden. Het is deze weg naar de neutraliteit van de openbare school hier is geen opleiding meer in de zin van opzettelijk godsdienstig on derwijs die in de wet van Van der Brugghen (1857) wordt gelegaliseerd hoewel deze wet verwarrenderwljs de bekende formule uit de wet van 1806 handhaaft en daarbij zelfs de christelijke deugden (uit tactische overwegingen?) vóooet gaan. Vanaf dit moment dateert de neutra liteit van het openbaar onderwijs Gehandhaafd tot op heden. Ook in de formulering van Van Kemenade Niet in de zin van een passieve neu traliteit. maar eerder neigend naar een actieve pluriformiteit. Enerzijds aldus de Memorie van Toelichting bij artikel 29 van het nu voorgestelde Concept Basisonderwijs komt het beginsel van deze neutraliteit van het openbaar onderwijs dat is neer gelegd In artikel 208, derde lid, van de grondwet tot uitdrukking door rekening te houden met de le vensbeschouwelijke verscheiden heid, terwijl anderzijds positief aan die levensbeschouwelijkheid aan dacht geschonken dient te worden. Het openbaar onderwijs heeft on langs al laten weten aan de formule ring uit het voorontwerp- Grosheide (1970) als „grondslag de in de Nederlandse traditie levende waar den. met name die van christendom en humanisme" de voorkeur te geven aangezien deze positiever zou overkomen dan de formulering van de minister De vraag is echter of in de bewoordingen van dc minister de openbare school is de school voor allen, niet alleen voor christenen en humanisten het ideaal van dit onderwijs toch nog niet beter is vastgelegd. Drs. T. M. Gilhui» is voorzitter van de Stichting Unie School en Evan gelie".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 9