m
Het kan nauwelijks
minder met de bus,
zeggen ze in Erica
artijen schoten tekort bij kiezen
/an deelgemeenteraden
J
Wasmiddel kan strijd
tegen vezel niet aan
H
ÉÉlf
3S
i
flffi
33
i
Dorpsbewoners hebben niet veel
waardering voor Westerterps plannen
Landelijke programma's te weinig naar wijk toe vertaald"
St|EÏ
ST ïERDAG 12 JUNI 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 11
door Rob Foppema
loor Jan Sloothaak
'RICA Jans Maatje heeft
ijn auto van de hand gedaan.
I\j zegt: „Ik ben nu 71; ze den-
en dat ik flink ben en dat is
10k wel zo, maar de snelle re-
ctie mis je toch. Ik ga maar
ever fietsen."
loals Jans Maatje zijn er velen;
lejaarden, invaliden en ande
en. Mensen die er geen auto
meer) op na houden, hetzij om-
lat ze niet meer vertrouwd
mnnen autorijden, hetzij om-
lat ze de auto niet kunnen be-
alen. Zij zijn aangewezen op de
iets, het openbaar vervoer of
Tiendenhulp.
foor Jans Maatje staat het vast dat
iet openbaar vervoer niet nog verder
noet worden ingekrompen. Zeker
liet in dorpen zoals zijn
woonplaats Erica waar de busver-
jindingen toch al vaak te wensen
iverlaten. Verwezenlijking van een
ilan van minister Westerterp zou een
amp zijn voor de kleinere dorpen en
net name voor de zwakkere groepen
lie daar wonen. De minister wil dat
tr 's avonds en in de weekends óf
Einder óf in het geheel geen bussen
neer rijden op trajecten die gemid
deld minder dan tien passagiers heb
ben. Dat wordt te duur. „Ik heb er
begrip voor dat dit in individuele
;evallen zeer hard zal aankomen,
naar ik vraag bij voorbaat begrip
ran de Tweede Kamer", heeft de mi-
lister gezegd.
ïet valt in ieder geval de busmaat-
ichappUen zo blijkt uit de reacties
moeilijk dat begrip op te brengen
n vooral ook in de dorpen zou men
iet piannetje van de minister maar
iever spoedig in de prullenmand zien
terdwljnen. Er zijn honderden van
die dorpen in Nederland waar het
dleistbetoon van de autobusmaat-
sdappijen zal verminderen als dit
plan toch doorgaat. Bij een busonder
neming als de Drentse vervoermaat
schappij kan men hele reeksen plaat
sen opnoemen die de dupe dreigen te
worden. We hebben in één van die
dorpen gepoogd na te gaan wat uit
voering van het ministeriële plan zou
betekenen.
Kruis
Erica is een dorp in de zuidoosthoek
van Drente, een buitendorp in de
gemeente Emmen. Het is er nog aan
af te zien dat het is ontstaan in de
verveningstijd. De traditionele struc
tuur, een kruis gevormd door een
hoofdweg en een „turf'-vaart, ont
breekt ook hier niet. Aan weerszijden
van het kanaal afwisselend oude en
nieuwe huizen, aan één kant torent er
een molen bovenuit die kennelijk
hard aan restauratie toe is.
De oude bebouwing wijst op een niet
al te glorieus verleden. De nieuw
bouw is ook niet rijk, maar van na de
tweede oorlog en hier en daar van
wat meer allure. Erica heeft door de
industrialisatie van Emmen na de
oorlog een behoorlijke uitbreiding
ondergaan. De laatste jaren loopt het
inwonertal weer terug en net al in
talloze andere dorpen vergrijst de be
volking. Er wonen nog zo'n 4600
mensen.
Wie met de dorpsbewoners praat,
merkt al gauw dat de dreigende sane
ring van het openbaar vervoer deel
uitmaakt van de algemene problema
tiek van de dorpen. Jonge inwoners
trekken weg omdat er geen of onvol
doende woningen worden gebouwd
of doordat een bepaald type huis
ontbreekt. Van de 28 paartjes die in
de rooms-katholieke parochie in één
jaar trouwden, zijn er twee in het
dorp blijven wonen, weet wijkver
pleegster A. Smits te vertellen. Zij is
zelf ook verhuisd naar Emmen omdat
ze daar het type woning kon krijgen
dat ze wilde. Het dorp verliest men
sen, dus minder mensen stappen in
de bus. al gauw minder dan tien
mensen die minister Westerterp ver
eist vindt.
Nu al slecht
Er zijn andere oorzaken. Fabrieken in
Emmen halen hun personeel vaak
met eigen bussen, ook die (en daar
mee een brok inkomsten) gaan dus
weer aan de neus van de busmaat
schappijn voorbij. Tenslotte kampt
Erica als zoveel andere dorpen
met het feit dat de busverbindingen
ook nu al slecht zijn. Het is een hele
toer om aansluiting te krijgen op een
trein. Ziekenhuisbezoek vergt ook
veel tijd. Heen en terug naar Emmen
gaat nog zo'n beetje, maar naar Coe-
vorden kun je nauwelijks zonder veel
tijdverlies, om nog maar niet eens te
spreken van een tochtje naar de
buurdorpen.
Sommigen zien een soort komplot
van de regering tegen de dorpen. Zo
als het Emmer raadslid J. H. Huizing
(Gemeentebelangen), zelf inwoner
van Erica, die meent dat het allemaal
wel erg goed past in de verstedeli)-
kingsnota van minister Gruijters. „Je
wordt achterdochtig. Met het te
rugdraaien van die busdiensten
wordt er weer een steentje bijgedra
gen aan de leegloop van het dorp en
de versterking van de stad. Het wil er
bij mij niet in dat het alleen gaat om
de kostenbesparing. Men wil ook de
steden versterken."
Saamhorigheid
In ieder geval hebben de slechte bus
verbindingen één voordeel: de saam
horigheid van het dorp wordt erdoor
versterkt. Dat vindt ook de
buurthuisleider van ,,'t Schienvat",
Cees van der Stel. „De mensen staan
voor elkaar klaar als iemand ergens
naartoe moet worden gebracht. Dat
Eén van de bussen, die Erica zo
slecht kan missen.
wel, maar er zijn er ook die met de
taxi moeten en dat niet altijd kun
nen betalen. De bedoeling zal trou
wens wel niet zijn om de saamhorig
heid te vergroten".
Ook Jans Maatje rekent op hulp.
Drie van zijn zoons wonen in andere
dorpen en halen vader en moeder
wel op. „Ik begrijp overigens wel dat
het moeilijk is. Je ziet hier soms
bussen rijden waar geen mens inzit",
zegt hij vergoelijkend. „Maar ja, dat
komt dan ook al weer doordat die
busverbindingen zo onmogelijk
zijn".
Het is net een vicieuze cirkel: minder
passagiers door slechte verbindin
gen en omdat er geen passagiers zijn
dreigen de verliezen zo op te lopen
dat het aantal lijndiensten maar
weer wordt verminderd. Door de
ze en andere factoren (zoals het feit
dat men gebruik maakt van buren-
en familiehulp voor vervoer) is het
ook nauwelijks mogelijk een en
igszins afgerond en cijfermatig beeld
te krijgen van de situatie.
Het is bijvoorbeeld niet aantrekke
lijk om naar de koopavond in Em
men te gaan, zegt P. J. Geraets (67),
voor de oorlog veenwerker, erna
metselaar, tenslotte invalide en ge
heel aangewezen op het openbaar
vervoer. Hij is een van de mensen die
drie keer in de week in ,,'t Schienvat"
sociëteit hebben. Daar komen alle
mogelijke categorieën mensen die
van sociale wetten leven: bejaarden,
arbeidsongeschikten, werklozen, on
der wie vele jeugdwerklozen. Voor
wie geen auto heeft is dit een moge
lijkheid om vertier te zoeken in de
eigen woonplaats. De bejaarde Jans
Maatje is een van de stuwers. Hij zit
in het bestuur van de bejaardenver
eniging. ijvert voor een diensten
centrum, zingt in het bejaardenkoor,
doet aan bejaardengymnastlek.
Hennle Rohling is ook actief voor de
mensen die hulp behoeven in het
dorp. Hij is 42, werd twee jaar gele
den invalide door een ongeluk bij het
voetballen, zit onder meer in het
bestuur van de ANIB-afdeling (inva-
lidenbond) Emmen en rijdt zelf in
een auto. Normaal kun je als invali
de vrijstelling van belasting krijgen
voor je auto. maar dat is wel moei
lijk. Als de medische indicatie zo is
dat je jezelf nog wel kunt verplaat
sen, vinden ze dat je wel met de bus
kunt. Dat verplaatsen gaat vaak voe
tje voor voetje en je wordt wel erg
gedupeerd als je dan aangewezen
bent op het openbaar vervoer. Zeker
als dat ook nog niet je-dat is. Als ze
nu ook nog van plan zijn de zaak nóg
verder in te krimpen wordt het hele
maal erg.
Nauwelijks
Tijdens de sociëteit in ,,'t Schienvat"
willen de bejaarden, invaliden en
werklozen tussen het biljarten door
wel wat praten. Het kan met dat
openbaar vervoer nauwelijks nog
minder, is het algemene oordeel. Bij
het verlaten van ,,'t Schienvat" valt
een serie affiches op. Tussen de plak
katen over Angola, MPLA, Mozambi
que, kernenergie en stralingsgevaar,
springen er twee in het oog. Een van
de Noorder Compagnie, het noorde
lijke toneelgezelschap dat „Ora et
Labora" (Bid en Werk) zal opvoeren,
alsmede een kennisgeving van de
sociale dienst in Emmen dat per 15
maart J.l. het werken in GSW-
verband is hervat. Aanvang 7.45. Je
kunt ook naar een voorstelling in de
schouwburg De Muzeval in Emmen.
Maar met de bus gaat dat moeilijk,
zeggen ze in Erica. Laat staan als
minister Westerterp zijn zin krijgt.
door Hans Ledeboer
[OTTERDAM In drie van de vier Rotterdamse
eelgemeenten zijn enkele weken geleden raadsver-
iezingen gehouden. Van de gang van zaken tijdens
ie verkiezingen zijn velen danig geschrokken. Niet
an de resultaten, de zetelverdeling als gevolg van
ie verkiezingen. Want die had niets opzienbarends,
laar wel van het lage opkomstpercentage van de
temgerechtigde bevolking in de drie betrokken deel-
emeenten. Ook van net volkomen uitblijven van
Klere verkiezingsspanning: voor de oppervlakkige
ezoeker was er niet eens te merken dat er van
erkiezingen sprake was!
leelgemeenten binnen een
:ote gemeente als Rotter-
im zijn iets nieuws. Ze heb-
en een eigen raad en een
Igen bestuur en ten opzichte
an rijk, provincie en ge-
leente zijn zij een soort
derde partij". Rotterdam is
aarmee de eerste In Neder-
ind.
u is Rotterdam een heel gro-
gemeente en de vier deelge-
leenten Prins Alexander,
harlois, Hoogvliet en Hoek
an Holland zijn elk wat be
eft inwonertal groter dan
Dinmige middelgrote ge-
leenten in Nederland.
laar het is allemaal nog erg
euw Charlois, Hoogvliet
Hoek van Holland dateren
an 1972, Prins Alexander is
Ög jonger en houdt volgend
iar pas verkiezingen en
an echte „deelgemeentelij-
e" autonomie is nog maar
einig sprake. Een deelge-
leente mag zelf beslissingen
emen over hoogst onderge-
ehikte zaken. Zo gauw het
m dingen gaat die wezenlijk
bet de belangen van de be-
olking van doen hebben,
omt de gemeente, waaraan
deelgemeente onderge-
:hikt is, beslissingen nemen,
n daar zit nu de moeilijk-
eid. Daarover zijn wij gaan
raten met drs. R.P. van der
ëlm. deelgemeentesecreta-
s van Prins Alexander. De
eer Van der Helm is 36 jaar
lud. Hij is geboren in Delft,
tudeerde in Leiden historie,
►erd wetenschappelijk mede-
erker aan de Leldse univer-
Iteit. In de Verenigde Staten
Kudeerde hij politieke we
tenschappen en zo kwam hij
met zowel een Nederlandse
als een Amerikaanse titel op
de deelgemeentesecretaris-
zetel van Prins Alexander.
Om twee redenen zijn wij
juist met hèm gaan praten.
Allereerst omdat Prins
Alexander buiten de nu ge
houden verkiezingen valt.
Langzamerhand wil men de
termijnen laten inlopen, in
1980 zijn daar de verkiezingen
gelijk met de andere drie
deelgemeenten. Vooral om
dat de heer Van der Helm zich
als wetenschappelijk onder
zoeker vooral tijdens zijn
studie in de Verenigde Staten
met deze „lagere be
stuursvormen" heeft bezig ge
houden.
Daling
In 1972; toen er voor de eerste
maal verkiezingen voor de
deelgemeenteraden werden
gehouden, was de opkomst in
Charlois 56 procent, in
Hoogvliet 56,2 procent en in
Hoek van Holland 71,4 pro
cent. Enkele weken geleden
waren die cijfers 41,8 procent
voor Charlois, 40,6 procent
voor Hoogvliet en 63,1 pro
cent voor Hoek van Holland.
„Er zit een daling in", consta
teert de heer Van der Helm
nuchter, „en men kan de zaak
van twee kanten bekijken.
Men kan zeggen dat de deel
gemeenten er zijn om de poli
tiek zo dicht mogelijk bij de
bevolking te brengen. Dan
zou men verwachten dat de
bevolking in groten getale op
komt. Maar de andere kant is.
■■I
Drs. R.P. van der Helm:
gaan"
dat, als men de gemiddelde
opkomst van gemeente
raadsverkiezingen beziet, de
zaak echt meevalt. In enkele
grote steden kwam men bij
raadsverkiezingen zelfs onder
deze percentages."
De heer Van der Helm vindt
overigens een vergelijking
met gemeenteraadsverkiezin
gen, zoals die nogal eens
wordt getrokken, niet juist:
„Die vergelijking mag men
niet trekken, omdat het bij
een gemeenteraad gaat om
grote lijnen, om de gemeente
politiek voor de hele stad,
zelfs om verkiezingsprogram
ma's, die landelijk worden
vastgesteld. Hier gaat het om
deelgemeenten, om wijken
dus en dat is iets anders. Men
zou van de partijen mogen
verwachten dat die daarbij
hun programma's op de deel
gemeente toespitsen. Als ze
dat niet doen, het landelijk
verkiezingsprogramma volle
dig als richtsnoer behouden,
wordt de zaak een beetje zin
loos. En in het algemeen ziet
„Heel gewoon door blijven
men inderdaad het verwijt,
dat de partijen hun program
ma's niet voldoende naar een
wijk toe hebben vertaald.
Mijn- indruk is dat de partijen
hier zijn tekort geschoten. Zij
moeten de bevolking duide
lijk maken: waarom politiek
op deelgemeente-niveau? En
het heeft geen zin om voor het
stemgedrag in een wijk ten
behoeve van die wijk aan te
komen met abortus en
kernreactoren. Die fout heb
ik zelfs ook gevonden in veel
verkiezingscommentaren,
waarin werd gezocht naar een
„landelijke trend". Dan zeg
ik: man waar ben je bezig?"
De heer Van der Helm noemt
twee voorbeelden: „De WD
doet het landelijk goed. Dus,
zo zegt men, doet de WD het
óók goed in de deelgemeente
raadsverkiezingen. Nou, dat
is onzin. En als je een dergelij
ke vergelijking maakt aan
gaande de CPN-uitkomst, zit
je helemaal in het schip. Ver
der is de CPN altijd tegen de
deelgemeenten geweest. Die
heeft er tijdens de verkiezin
gen echter niet hard voor ge
lopen."
De heer Van der Helm zocht
het met zijn vergelijkingen
een beetje verder van huis:
„Neem de situatie in Califor-
nië. Er zijn daar grote ge
meenten, die verdeeld zijn in
districten met een eigen be
stuur en die tot op zekere
hoogte vergelijkbaar zijn met
de deelgemeenten in Rotter
dam. Daar zijn plaatselijke
politieke groeperingen. Als je
de opkomstcijfers beziet, zijn
die laag, over het algemeen
tussen de dertig en veertig
procent."
Verwend
Er is nóg een factor, die de
heer Van der Helm tot nu toe
buiten beschouwing liet: „Wij
zijn voor wat betreft de cijfers
altijd verwend geweest door
de opkomstplicht. De op
komstcijfers voor alle in Ne
derland gehouden verkiezin
gen zijn daardoor jarenlang
opgeblazen geweest."
Terug naar de factoren, die de
opkomst voor de deelgemeen
teraadsverkiezingen bepalen:
„In ons land geldt, dat hoe
kleiner een gemeente is, hoe
hoger het opkomstcijfer. Als
je die lijn zou doortrekken
naar een deelgemeente er
van uitgaande dat die deelge
meente een eenheid is zou
je moeten verwachten dat de
opkomst daar veel hoger is.
Opvallend is dat Hoek van
Holland bij alle daling veruit
de hoogste procentuele op
komst heeft. Hier is een be
volkingseenheid. Ook
Hoogvliet is een oud dorp met
een eenheid, maar die is ver
stoord door een groot aantal
nieuwe wijken met mensen
die niet meer „Hoogvliets"
denken. Van Charlois zou
men misschien kunnen zeg
gen, dat die deelgemeente
nog te groot is. Charlois is
sociaal verdeeld in wijken zo
als Pendrecht, Zuidwijk,
Oud-Charlois."
De heer Van der Helm ziet
hier een tegenstrijdigheid, die
voor hem een interessant stu
die-object is: „Datzelfde zul
len wij hier straks zien in
Prins Alexander. Ook dat is
duidelijk verdeeld in Om
moord en Het Lage Land.
Maar dat merken we dan wel.
Ik zei bovendien, dat hoe klei
ner een gemeente is, hoe gro
ter de opkomst. Een uitzonde
ring vormen de kleine ge
meenten vlak bij grote ste
den, waar een aantal „stede
lijke" bewoners de verhoudin
gen uiteentrekt."
De bepalende factor ziet de
heer Van der Helm in de
macht, de zeggenschap van
de deelgemeente: „Tegenover
de vraag of het lage op
komstpercentage bewijst dat
de deelgemeente bij de bevol
king niet voldoende leeft kan
men de vraag stellen of de
deelgemeente voldoende
macht heeft om de bevolking
duidelijk te maken dat zij iets
betekent, dat zij een eigen
gezicht heeft, en daar zet ik
een heel groot vraagteken bij.
Want als de bevolking vraagt:
wat heb je in te brengen be
halve bij wijze van spreken de
kleur van een lantaarnpaal,
nu. dan is de deelgemeente
gauw uitgepraat. Met deze la
cune is iedereen het eens en
iedereen zegt, dat een deelge
meente meer moet kunnen
zeggen. Het merkwaardige is,
dat niemand een stap verder
doet. Zodra de mensen door
hebben dat een deelgemeente
niets heeft in te brengen, ko
men zij niet naar de
stembus."
Over een vergelijking met de
oude wijkraden, die samenge
steld werden door „aanwij
zing" van partijzetels volgens
het beeld van gemeente
raadsverkiezingen meent de
heer Van der Helm: „dat is,
zoals ieder na mijn uiteenzet
ting zal begrijpen, een volko
men onjuist beeld. Daarom
ben ik voorstander van het
direct kiezen van eigen leden
van vertegenwoordigende li
chamen. Je zult ergens moe
ten beginnen.
Tussen textiel en wasmiddelen heerst al sinds jaren een
wedstrijd in technische vernieuwing waar weinig men
sen buiten de industrie zich van bewust zijn. Voor wie
nog dacht dat vernieuwing en vooruitgang ruwweg
gelijk op gingen, zal de tussenstand een extra verras
sing zijn. De wasmiddelen liggen duidelijk achter. Heel
wat moderne weefsels komen vuiler uit het sop dan ze er
in gingen.
Die mededeling komt uit een
onverdachte bron. De heer R.
J. Duggan is er, als hoofd van
de toegepaste afdeling van Uni
lever Research Vlaardingen.
nogal op gespitst dat wasmid
delen dingen ook schoonma
ken. Dat lukt in veel gevallen
wel, maar hij beschikt over dra
matische microscoop
opnamen met voorbeelden van
het tegendeel. En die komen
nogal eens voor. De diepere
achtergrond daarvan is de
uitbreiding van het aantal
soorten vezels waarmee een
wasmiddelenfabrikant van
daag de dag te maken krijgt.
Omstreeks 1950 was dat met
katoen, wol, zijde en kunstzijde
wel bekeken. En hoe je die stuk
voor stuk schoon moest krij
gen, was best te overzien. Er
zijn er sindsdien nogal wat bij
gekomen. Sindsdien hebben
we ook de opkomst van de
synthetische wasmiddelen
meegemaakt. Beide ontwikke
lingen waren elk voor zich
stukjes vooruitgang. Maar de
wasmiddelen hebben het tex
tiel niet bijgehouden. „You
can't win them all', je kunt niet
alle wedstrijden winnen, zegt
Duggan met de filosofische in
slag die hem waarschijnlijk
met de Britse paplepel al werd
ingegeven.
Al die nieuwe vezels zijn
misschien nog best aardig
schoon te houden, maar het
zijn vooral de combinaties die
de wasmiddelenmensen in
moeilijkheden brengen. En die
zijn haast onontkoombaar. Het
is. om dicht bij mijn eigen vel
te blijven, niet eenvoudig om
een overhemd te vinden waar.
behalve katoen, geen polyester
in zit (er kan ook Terlenka of
Trevira op het label staan - dat
komt op het zelfde neer). De
combinatie levert voortreffelij
ke overhemden op. leert mijn
ervaring. Maar de ervaring
leert Duggan dat sommige
soorten vezels sommige soor
ten vuil beter vasthouden dan
andere. En dat kan inderdaad
dramatische illustraties ople
veren.
Om dicht bij het voorbeeld te
blijven: was tegelijkertijd een
stuk katoen met een stevige
olievlek en een polyester kle
dingstuk. Het resultaat is dat
de olie egaal, grijsbruin en nau
welijks weg te krijgen op de
polyester vezels kan worden te
ruggevonden. Het is er
hoogstens af te krijgen bij tem
peraturen waarbij polyester
zijn prettige eigenschappen
vergeet (beneden ongeveer 55
graden zijn er nauwelijks kreu
kels in te krijgen, daarboven
wel. maar dan ook vrij perma
nent).
Het Is een laboratoriumvoor
beeld. Wasvoorschriften op
textiel en gebruiksaanwijzin
gen op wasmiddelen zijn erop
afgestemd om poetsdoeken en
overhemden niet in hetzelfde
sop terecht te laten komen. Me
de dankzij het gezond verstand
der gebrulk(st)ers lukt dat re
delijk („en je kunt tenslotte
toch niet van iedereen een che
mische vooropleiding verwach
ten"). Maar de moeilijkheden
liggen ook dichter bij huis. Het
vel van ieder mens scheidt ook
vet af. De laboratoriummensen
kunnen demonstreren dat ook
dat onwrikbaar in de boord van
een overhemd achterblijft. Dat
doen ze weliswaar met een nog
al wilde kunstgreep (ze hebben
mij tenminste geleerd dat je
met osmiumtetroxide geweldig
uit moet kijken). Maar op den
duur blijft daar toch iets han
gen dat vergrauwt en een voe
dingsbodem voor bacteriën en
luchtjes vormt.
En het is maar een voorbeeld.
Combinaties van vezels doen
de wasmiddelenmensen in het
algemeen de dampen aan.
Waar nog bij komt dat die ve
zels bijzondere bewerkingen
kunnen hebben ondergaan die
de eigenschappen beïnvloeden
van het oppervlak waar men
het vuil van af had willen krij
gen - en houden Het eenvoudi
ge katoen dat ooit met huis
houdzeep te wassen was, kan
zo bewerkt zijn (ge.,finished",
in het jargon) dat het niet of
nauwelijks meer gestreken
hoeft te worden. Het kan wa
terafstotend zijn gemaakt. Hoe
je het schoon krijgt is een twee
de. Textiél kan zelfs „vuilafsto-
tend" zijn gemaakt, en daar
mee komt het karakter van de
wedstrijd en het zachte ver
wijt van de textielmensen
zelfs heel duidelijk boven
water.
Dat de wasmiddelenmensen
hun aandeel in de race nogal In
stilte geleverd hebben, komt
vooral omdat de zichtbare ef
fecten aan hun kant in de prak
tijk niet zo dramatisch zijn. Na
de eerste paar keer wassen valt
er weinig op. Een tijdje later
zien kleren er ineens onaan
vaardbaar uit, zegt Duggan: ze
zijn nog goed om de tuin om te
spitten, er in te spelen of ze aan
het leger des heils te geven. Zo
komen moderne weefsels aan
de reputatie dat ze snel ver
schieten of vergrauwen. Maar
met de kleurstoffen is in het
algemeen niets loos. zegt Dug
gan. Ze zijn hoogstens een bee
tje van het ene kledingstuk
naar het andere verhuisd (alle
kleurstoffen lossen wel iets op,
en sommige vinden dan andere
soorten vezeloppervlakken
waar ze zich veel meer thuis-
voelen). Maar die kleren zijn
dan gewoonlijk niet verschoten
of vergrauwd, zegt Duggan, ze
zijn alleen erg, erg smerig ge
worden.
Als onderzoeker voor de was
middelen probeert hij dan pro-
dukten voor de markt klaar te
maken, die een dergelijk lot
voor leuk-gekleurde (of witte)
kleren zo lang mogelijk uitstel
len. Dat komt. gezien de veel
heid der schoon te maken din
gen, technisch toch neer op
compromissen. Je zou een was
machine zo'n veertien verschil
lende programma's mee moe
ten geven om de verschillende
categorieën volgens voorschrift
te wassen. Er zijn er die die
veertien programma's hebben,
maar er is begrijpelijk
ongeveer niemand die ze vol
gens het boekje gebruikt. De
gemiddelde Nederlandse ge
bruiker komt tot vier, 2egt
Duggan (ze maken er in Vlaar
dingen wel een punt van om
zulke dingen uit te zoeken).
Nog afgezien van de omstan
digheid dat eenderde van de
wasjes nog steeds in een sopje
met de hand gebeurt, en dat is
prachtig (het kost met name
minder elektriciteit rf) maar
het stelt weer andere eisen.
Fosfaat
Dit alles diende ter ondersteu
ning van het betoog dat we het
de wasmiddelenmensen
technisch niet te moeilijk moe
ten maken, op straffe van ver
ergering der beschreven kwa
len. Dat was vooral toegespitst
op de eigenschappen van fosfa
ten. Wij spraken de heer Dug
gan dan ook in Port Sunglight,
bezuiden Liverpool, waar Uni
lever de effecten van wasmid
delen op het milieu met grote
grondigheid bestudeert.
Het probleem is bekend: fosfa
ten vervullen ook in afvalwa
ter de rol van kunstmest.
Dat maakt, waar ze terechtko
men. in rustig water mede de
groei van algen mogelijk. En
dat kan zulke vormen aanne
men dat eerst biologen bezorgd
spreken over een eutrofie, en
dat daarna zelfs omstanders
vinden dat het stinkt.
De andere kant van het pro
bleem is dat fosfaten in was
middelen een tamelijk onver
vangbaar bestanddeel vormen
dat zorgt dat vuil in het sop
blijft zweven in plaats van zich
op andere vezels weer af te zet
ten. De ruimte voor discussie
zit hier natuurlijk ln het woord
„tamelijk".
De wasmiddelenmensen zijn
en bepaald niet sinds gisteren
of vorig Jaar op zoek naar
vervangingsmiddelen. Er is er
één dat technisch aan de eisen
voldoet en dat heet NTA. Het
wordt in Canada en, op be
perkte schaal, in Zweden ge
bruikt. Maar een paar onopge
loste vragen brengen de Neder
landse overheid ertoe, zich nog
terughoudend op te stellen.
Een van die vragen is, hoe
groot het ongetwijfeld gerin
ge risico voor het bevorderen
van kanker zou kunnen zijn. Er
is onvoldoende over de natuur
lijke afbraak onder Neder
landse omstandigheden be
kend om te kunnen schatten,
welke sporen-hoeveelheden
weer in drinkwater terecht zou
den kunnen komen.
Opkoping
Een andere technisch aan
vaardbare vervan gin gsstof is
vooralsnog biologisch niet aan
vaardbaar omdat hij biologisch
niet afbreekbaar is. Weliswaar
pakken sommige bacteriën dat
karwei toch aan, nadat ze een
maand of twee tegen heug en
meug aan het idee gewend zijn.
Maar dat Is geen basis om op te
werken. (Er wordt wel vrij hard
gedacht over wat dit soort stof
fen nu biologisch afbreekbaar
maakt, want zo'n resultaat zit
de onderzoekers niet lekker).
Nog een andere stof is
technisch nauwelijks aan
vaardbaar maar wordt druk be
keken voor de vijf of zes Ameri
kaanse deelstaten die fosfaat
glashard verboden hebben. In
Europa ziet Unilever dit surro
gaat nog niet in zijn produkten
zitten. Men blijft voor verwijde
ring van fosfaten uit al het ri
oolwater. Mensen dragen daar
in ongeveer net zo veel bij als
wasmiddelen, en het totale pro
bleem zal aangepakt moeten
worden.