m Het kan nauwelijks minder met de bus, zeggen ze in Erica artijen schoten tekort bij kiezen /an deelgemeenteraden J Wasmiddel kan strijd tegen vezel niet aan H ÉÉlf 3S i flffi 33 i Dorpsbewoners hebben niet veel waardering voor Westerterps plannen Landelijke programma's te weinig naar wijk toe vertaald" St|EÏ ST ïERDAG 12 JUNI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 door Rob Foppema loor Jan Sloothaak 'RICA Jans Maatje heeft ijn auto van de hand gedaan. I\j zegt: „Ik ben nu 71; ze den- en dat ik flink ben en dat is 10k wel zo, maar de snelle re- ctie mis je toch. Ik ga maar ever fietsen." loals Jans Maatje zijn er velen; lejaarden, invaliden en ande en. Mensen die er geen auto meer) op na houden, hetzij om- lat ze niet meer vertrouwd mnnen autorijden, hetzij om- lat ze de auto niet kunnen be- alen. Zij zijn aangewezen op de iets, het openbaar vervoer of Tiendenhulp. foor Jans Maatje staat het vast dat iet openbaar vervoer niet nog verder noet worden ingekrompen. Zeker liet in dorpen zoals zijn woonplaats Erica waar de busver- jindingen toch al vaak te wensen iverlaten. Verwezenlijking van een ilan van minister Westerterp zou een amp zijn voor de kleinere dorpen en net name voor de zwakkere groepen lie daar wonen. De minister wil dat tr 's avonds en in de weekends óf Einder óf in het geheel geen bussen neer rijden op trajecten die gemid deld minder dan tien passagiers heb ben. Dat wordt te duur. „Ik heb er begrip voor dat dit in individuele ;evallen zeer hard zal aankomen, naar ik vraag bij voorbaat begrip ran de Tweede Kamer", heeft de mi- lister gezegd. ïet valt in ieder geval de busmaat- ichappUen zo blijkt uit de reacties moeilijk dat begrip op te brengen n vooral ook in de dorpen zou men iet piannetje van de minister maar iever spoedig in de prullenmand zien terdwljnen. Er zijn honderden van die dorpen in Nederland waar het dleistbetoon van de autobusmaat- sdappijen zal verminderen als dit plan toch doorgaat. Bij een busonder neming als de Drentse vervoermaat schappij kan men hele reeksen plaat sen opnoemen die de dupe dreigen te worden. We hebben in één van die dorpen gepoogd na te gaan wat uit voering van het ministeriële plan zou betekenen. Kruis Erica is een dorp in de zuidoosthoek van Drente, een buitendorp in de gemeente Emmen. Het is er nog aan af te zien dat het is ontstaan in de verveningstijd. De traditionele struc tuur, een kruis gevormd door een hoofdweg en een „turf'-vaart, ont breekt ook hier niet. Aan weerszijden van het kanaal afwisselend oude en nieuwe huizen, aan één kant torent er een molen bovenuit die kennelijk hard aan restauratie toe is. De oude bebouwing wijst op een niet al te glorieus verleden. De nieuw bouw is ook niet rijk, maar van na de tweede oorlog en hier en daar van wat meer allure. Erica heeft door de industrialisatie van Emmen na de oorlog een behoorlijke uitbreiding ondergaan. De laatste jaren loopt het inwonertal weer terug en net al in talloze andere dorpen vergrijst de be volking. Er wonen nog zo'n 4600 mensen. Wie met de dorpsbewoners praat, merkt al gauw dat de dreigende sane ring van het openbaar vervoer deel uitmaakt van de algemene problema tiek van de dorpen. Jonge inwoners trekken weg omdat er geen of onvol doende woningen worden gebouwd of doordat een bepaald type huis ontbreekt. Van de 28 paartjes die in de rooms-katholieke parochie in één jaar trouwden, zijn er twee in het dorp blijven wonen, weet wijkver pleegster A. Smits te vertellen. Zij is zelf ook verhuisd naar Emmen omdat ze daar het type woning kon krijgen dat ze wilde. Het dorp verliest men sen, dus minder mensen stappen in de bus. al gauw minder dan tien mensen die minister Westerterp ver eist vindt. Nu al slecht Er zijn andere oorzaken. Fabrieken in Emmen halen hun personeel vaak met eigen bussen, ook die (en daar mee een brok inkomsten) gaan dus weer aan de neus van de busmaat schappijn voorbij. Tenslotte kampt Erica als zoveel andere dorpen met het feit dat de busverbindingen ook nu al slecht zijn. Het is een hele toer om aansluiting te krijgen op een trein. Ziekenhuisbezoek vergt ook veel tijd. Heen en terug naar Emmen gaat nog zo'n beetje, maar naar Coe- vorden kun je nauwelijks zonder veel tijdverlies, om nog maar niet eens te spreken van een tochtje naar de buurdorpen. Sommigen zien een soort komplot van de regering tegen de dorpen. Zo als het Emmer raadslid J. H. Huizing (Gemeentebelangen), zelf inwoner van Erica, die meent dat het allemaal wel erg goed past in de verstedeli)- kingsnota van minister Gruijters. „Je wordt achterdochtig. Met het te rugdraaien van die busdiensten wordt er weer een steentje bijgedra gen aan de leegloop van het dorp en de versterking van de stad. Het wil er bij mij niet in dat het alleen gaat om de kostenbesparing. Men wil ook de steden versterken." Saamhorigheid In ieder geval hebben de slechte bus verbindingen één voordeel: de saam horigheid van het dorp wordt erdoor versterkt. Dat vindt ook de buurthuisleider van ,,'t Schienvat", Cees van der Stel. „De mensen staan voor elkaar klaar als iemand ergens naartoe moet worden gebracht. Dat Eén van de bussen, die Erica zo slecht kan missen. wel, maar er zijn er ook die met de taxi moeten en dat niet altijd kun nen betalen. De bedoeling zal trou wens wel niet zijn om de saamhorig heid te vergroten". Ook Jans Maatje rekent op hulp. Drie van zijn zoons wonen in andere dorpen en halen vader en moeder wel op. „Ik begrijp overigens wel dat het moeilijk is. Je ziet hier soms bussen rijden waar geen mens inzit", zegt hij vergoelijkend. „Maar ja, dat komt dan ook al weer doordat die busverbindingen zo onmogelijk zijn". Het is net een vicieuze cirkel: minder passagiers door slechte verbindin gen en omdat er geen passagiers zijn dreigen de verliezen zo op te lopen dat het aantal lijndiensten maar weer wordt verminderd. Door de ze en andere factoren (zoals het feit dat men gebruik maakt van buren- en familiehulp voor vervoer) is het ook nauwelijks mogelijk een en igszins afgerond en cijfermatig beeld te krijgen van de situatie. Het is bijvoorbeeld niet aantrekke lijk om naar de koopavond in Em men te gaan, zegt P. J. Geraets (67), voor de oorlog veenwerker, erna metselaar, tenslotte invalide en ge heel aangewezen op het openbaar vervoer. Hij is een van de mensen die drie keer in de week in ,,'t Schienvat" sociëteit hebben. Daar komen alle mogelijke categorieën mensen die van sociale wetten leven: bejaarden, arbeidsongeschikten, werklozen, on der wie vele jeugdwerklozen. Voor wie geen auto heeft is dit een moge lijkheid om vertier te zoeken in de eigen woonplaats. De bejaarde Jans Maatje is een van de stuwers. Hij zit in het bestuur van de bejaardenver eniging. ijvert voor een diensten centrum, zingt in het bejaardenkoor, doet aan bejaardengymnastlek. Hennle Rohling is ook actief voor de mensen die hulp behoeven in het dorp. Hij is 42, werd twee jaar gele den invalide door een ongeluk bij het voetballen, zit onder meer in het bestuur van de ANIB-afdeling (inva- lidenbond) Emmen en rijdt zelf in een auto. Normaal kun je als invali de vrijstelling van belasting krijgen voor je auto. maar dat is wel moei lijk. Als de medische indicatie zo is dat je jezelf nog wel kunt verplaat sen, vinden ze dat je wel met de bus kunt. Dat verplaatsen gaat vaak voe tje voor voetje en je wordt wel erg gedupeerd als je dan aangewezen bent op het openbaar vervoer. Zeker als dat ook nog niet je-dat is. Als ze nu ook nog van plan zijn de zaak nóg verder in te krimpen wordt het hele maal erg. Nauwelijks Tijdens de sociëteit in ,,'t Schienvat" willen de bejaarden, invaliden en werklozen tussen het biljarten door wel wat praten. Het kan met dat openbaar vervoer nauwelijks nog minder, is het algemene oordeel. Bij het verlaten van ,,'t Schienvat" valt een serie affiches op. Tussen de plak katen over Angola, MPLA, Mozambi que, kernenergie en stralingsgevaar, springen er twee in het oog. Een van de Noorder Compagnie, het noorde lijke toneelgezelschap dat „Ora et Labora" (Bid en Werk) zal opvoeren, alsmede een kennisgeving van de sociale dienst in Emmen dat per 15 maart J.l. het werken in GSW- verband is hervat. Aanvang 7.45. Je kunt ook naar een voorstelling in de schouwburg De Muzeval in Emmen. Maar met de bus gaat dat moeilijk, zeggen ze in Erica. Laat staan als minister Westerterp zijn zin krijgt. door Hans Ledeboer [OTTERDAM In drie van de vier Rotterdamse eelgemeenten zijn enkele weken geleden raadsver- iezingen gehouden. Van de gang van zaken tijdens ie verkiezingen zijn velen danig geschrokken. Niet an de resultaten, de zetelverdeling als gevolg van ie verkiezingen. Want die had niets opzienbarends, laar wel van het lage opkomstpercentage van de temgerechtigde bevolking in de drie betrokken deel- emeenten. Ook van net volkomen uitblijven van Klere verkiezingsspanning: voor de oppervlakkige ezoeker was er niet eens te merken dat er van erkiezingen sprake was! leelgemeenten binnen een :ote gemeente als Rotter- im zijn iets nieuws. Ze heb- en een eigen raad en een Igen bestuur en ten opzichte an rijk, provincie en ge- leente zijn zij een soort derde partij". Rotterdam is aarmee de eerste In Neder- ind. u is Rotterdam een heel gro- gemeente en de vier deelge- leenten Prins Alexander, harlois, Hoogvliet en Hoek an Holland zijn elk wat be eft inwonertal groter dan Dinmige middelgrote ge- leenten in Nederland. laar het is allemaal nog erg euw Charlois, Hoogvliet Hoek van Holland dateren an 1972, Prins Alexander is Ög jonger en houdt volgend iar pas verkiezingen en an echte „deelgemeentelij- e" autonomie is nog maar einig sprake. Een deelge- leente mag zelf beslissingen emen over hoogst onderge- ehikte zaken. Zo gauw het m dingen gaat die wezenlijk bet de belangen van de be- olking van doen hebben, omt de gemeente, waaraan deelgemeente onderge- :hikt is, beslissingen nemen, n daar zit nu de moeilijk- eid. Daarover zijn wij gaan raten met drs. R.P. van der ëlm. deelgemeentesecreta- s van Prins Alexander. De eer Van der Helm is 36 jaar lud. Hij is geboren in Delft, tudeerde in Leiden historie, ►erd wetenschappelijk mede- erker aan de Leldse univer- Iteit. In de Verenigde Staten Kudeerde hij politieke we tenschappen en zo kwam hij met zowel een Nederlandse als een Amerikaanse titel op de deelgemeentesecretaris- zetel van Prins Alexander. Om twee redenen zijn wij juist met hèm gaan praten. Allereerst omdat Prins Alexander buiten de nu ge houden verkiezingen valt. Langzamerhand wil men de termijnen laten inlopen, in 1980 zijn daar de verkiezingen gelijk met de andere drie deelgemeenten. Vooral om dat de heer Van der Helm zich als wetenschappelijk onder zoeker vooral tijdens zijn studie in de Verenigde Staten met deze „lagere be stuursvormen" heeft bezig ge houden. Daling In 1972; toen er voor de eerste maal verkiezingen voor de deelgemeenteraden werden gehouden, was de opkomst in Charlois 56 procent, in Hoogvliet 56,2 procent en in Hoek van Holland 71,4 pro cent. Enkele weken geleden waren die cijfers 41,8 procent voor Charlois, 40,6 procent voor Hoogvliet en 63,1 pro cent voor Hoek van Holland. „Er zit een daling in", consta teert de heer Van der Helm nuchter, „en men kan de zaak van twee kanten bekijken. Men kan zeggen dat de deel gemeenten er zijn om de poli tiek zo dicht mogelijk bij de bevolking te brengen. Dan zou men verwachten dat de bevolking in groten getale op komt. Maar de andere kant is. ■■I Drs. R.P. van der Helm: gaan" dat, als men de gemiddelde opkomst van gemeente raadsverkiezingen beziet, de zaak echt meevalt. In enkele grote steden kwam men bij raadsverkiezingen zelfs onder deze percentages." De heer Van der Helm vindt overigens een vergelijking met gemeenteraadsverkiezin gen, zoals die nogal eens wordt getrokken, niet juist: „Die vergelijking mag men niet trekken, omdat het bij een gemeenteraad gaat om grote lijnen, om de gemeente politiek voor de hele stad, zelfs om verkiezingsprogram ma's, die landelijk worden vastgesteld. Hier gaat het om deelgemeenten, om wijken dus en dat is iets anders. Men zou van de partijen mogen verwachten dat die daarbij hun programma's op de deel gemeente toespitsen. Als ze dat niet doen, het landelijk verkiezingsprogramma volle dig als richtsnoer behouden, wordt de zaak een beetje zin loos. En in het algemeen ziet „Heel gewoon door blijven men inderdaad het verwijt, dat de partijen hun program ma's niet voldoende naar een wijk toe hebben vertaald. Mijn- indruk is dat de partijen hier zijn tekort geschoten. Zij moeten de bevolking duide lijk maken: waarom politiek op deelgemeente-niveau? En het heeft geen zin om voor het stemgedrag in een wijk ten behoeve van die wijk aan te komen met abortus en kernreactoren. Die fout heb ik zelfs ook gevonden in veel verkiezingscommentaren, waarin werd gezocht naar een „landelijke trend". Dan zeg ik: man waar ben je bezig?" De heer Van der Helm noemt twee voorbeelden: „De WD doet het landelijk goed. Dus, zo zegt men, doet de WD het óók goed in de deelgemeente raadsverkiezingen. Nou, dat is onzin. En als je een dergelij ke vergelijking maakt aan gaande de CPN-uitkomst, zit je helemaal in het schip. Ver der is de CPN altijd tegen de deelgemeenten geweest. Die heeft er tijdens de verkiezin gen echter niet hard voor ge lopen." De heer Van der Helm zocht het met zijn vergelijkingen een beetje verder van huis: „Neem de situatie in Califor- nië. Er zijn daar grote ge meenten, die verdeeld zijn in districten met een eigen be stuur en die tot op zekere hoogte vergelijkbaar zijn met de deelgemeenten in Rotter dam. Daar zijn plaatselijke politieke groeperingen. Als je de opkomstcijfers beziet, zijn die laag, over het algemeen tussen de dertig en veertig procent." Verwend Er is nóg een factor, die de heer Van der Helm tot nu toe buiten beschouwing liet: „Wij zijn voor wat betreft de cijfers altijd verwend geweest door de opkomstplicht. De op komstcijfers voor alle in Ne derland gehouden verkiezin gen zijn daardoor jarenlang opgeblazen geweest." Terug naar de factoren, die de opkomst voor de deelgemeen teraadsverkiezingen bepalen: „In ons land geldt, dat hoe kleiner een gemeente is, hoe hoger het opkomstcijfer. Als je die lijn zou doortrekken naar een deelgemeente er van uitgaande dat die deelge meente een eenheid is zou je moeten verwachten dat de opkomst daar veel hoger is. Opvallend is dat Hoek van Holland bij alle daling veruit de hoogste procentuele op komst heeft. Hier is een be volkingseenheid. Ook Hoogvliet is een oud dorp met een eenheid, maar die is ver stoord door een groot aantal nieuwe wijken met mensen die niet meer „Hoogvliets" denken. Van Charlois zou men misschien kunnen zeg gen, dat die deelgemeente nog te groot is. Charlois is sociaal verdeeld in wijken zo als Pendrecht, Zuidwijk, Oud-Charlois." De heer Van der Helm ziet hier een tegenstrijdigheid, die voor hem een interessant stu die-object is: „Datzelfde zul len wij hier straks zien in Prins Alexander. Ook dat is duidelijk verdeeld in Om moord en Het Lage Land. Maar dat merken we dan wel. Ik zei bovendien, dat hoe klei ner een gemeente is, hoe gro ter de opkomst. Een uitzonde ring vormen de kleine ge meenten vlak bij grote ste den, waar een aantal „stede lijke" bewoners de verhoudin gen uiteentrekt." De bepalende factor ziet de heer Van der Helm in de macht, de zeggenschap van de deelgemeente: „Tegenover de vraag of het lage op komstpercentage bewijst dat de deelgemeente bij de bevol king niet voldoende leeft kan men de vraag stellen of de deelgemeente voldoende macht heeft om de bevolking duidelijk te maken dat zij iets betekent, dat zij een eigen gezicht heeft, en daar zet ik een heel groot vraagteken bij. Want als de bevolking vraagt: wat heb je in te brengen be halve bij wijze van spreken de kleur van een lantaarnpaal, nu. dan is de deelgemeente gauw uitgepraat. Met deze la cune is iedereen het eens en iedereen zegt, dat een deelge meente meer moet kunnen zeggen. Het merkwaardige is, dat niemand een stap verder doet. Zodra de mensen door hebben dat een deelgemeente niets heeft in te brengen, ko men zij niet naar de stembus." Over een vergelijking met de oude wijkraden, die samenge steld werden door „aanwij zing" van partijzetels volgens het beeld van gemeente raadsverkiezingen meent de heer Van der Helm: „dat is, zoals ieder na mijn uiteenzet ting zal begrijpen, een volko men onjuist beeld. Daarom ben ik voorstander van het direct kiezen van eigen leden van vertegenwoordigende li chamen. Je zult ergens moe ten beginnen. Tussen textiel en wasmiddelen heerst al sinds jaren een wedstrijd in technische vernieuwing waar weinig men sen buiten de industrie zich van bewust zijn. Voor wie nog dacht dat vernieuwing en vooruitgang ruwweg gelijk op gingen, zal de tussenstand een extra verras sing zijn. De wasmiddelen liggen duidelijk achter. Heel wat moderne weefsels komen vuiler uit het sop dan ze er in gingen. Die mededeling komt uit een onverdachte bron. De heer R. J. Duggan is er, als hoofd van de toegepaste afdeling van Uni lever Research Vlaardingen. nogal op gespitst dat wasmid delen dingen ook schoonma ken. Dat lukt in veel gevallen wel, maar hij beschikt over dra matische microscoop opnamen met voorbeelden van het tegendeel. En die komen nogal eens voor. De diepere achtergrond daarvan is de uitbreiding van het aantal soorten vezels waarmee een wasmiddelenfabrikant van daag de dag te maken krijgt. Omstreeks 1950 was dat met katoen, wol, zijde en kunstzijde wel bekeken. En hoe je die stuk voor stuk schoon moest krij gen, was best te overzien. Er zijn er sindsdien nogal wat bij gekomen. Sindsdien hebben we ook de opkomst van de synthetische wasmiddelen meegemaakt. Beide ontwikke lingen waren elk voor zich stukjes vooruitgang. Maar de wasmiddelen hebben het tex tiel niet bijgehouden. „You can't win them all', je kunt niet alle wedstrijden winnen, zegt Duggan met de filosofische in slag die hem waarschijnlijk met de Britse paplepel al werd ingegeven. Al die nieuwe vezels zijn misschien nog best aardig schoon te houden, maar het zijn vooral de combinaties die de wasmiddelenmensen in moeilijkheden brengen. En die zijn haast onontkoombaar. Het is. om dicht bij mijn eigen vel te blijven, niet eenvoudig om een overhemd te vinden waar. behalve katoen, geen polyester in zit (er kan ook Terlenka of Trevira op het label staan - dat komt op het zelfde neer). De combinatie levert voortreffelij ke overhemden op. leert mijn ervaring. Maar de ervaring leert Duggan dat sommige soorten vezels sommige soor ten vuil beter vasthouden dan andere. En dat kan inderdaad dramatische illustraties ople veren. Om dicht bij het voorbeeld te blijven: was tegelijkertijd een stuk katoen met een stevige olievlek en een polyester kle dingstuk. Het resultaat is dat de olie egaal, grijsbruin en nau welijks weg te krijgen op de polyester vezels kan worden te ruggevonden. Het is er hoogstens af te krijgen bij tem peraturen waarbij polyester zijn prettige eigenschappen vergeet (beneden ongeveer 55 graden zijn er nauwelijks kreu kels in te krijgen, daarboven wel. maar dan ook vrij perma nent). Het Is een laboratoriumvoor beeld. Wasvoorschriften op textiel en gebruiksaanwijzin gen op wasmiddelen zijn erop afgestemd om poetsdoeken en overhemden niet in hetzelfde sop terecht te laten komen. Me de dankzij het gezond verstand der gebrulk(st)ers lukt dat re delijk („en je kunt tenslotte toch niet van iedereen een che mische vooropleiding verwach ten"). Maar de moeilijkheden liggen ook dichter bij huis. Het vel van ieder mens scheidt ook vet af. De laboratoriummensen kunnen demonstreren dat ook dat onwrikbaar in de boord van een overhemd achterblijft. Dat doen ze weliswaar met een nog al wilde kunstgreep (ze hebben mij tenminste geleerd dat je met osmiumtetroxide geweldig uit moet kijken). Maar op den duur blijft daar toch iets han gen dat vergrauwt en een voe dingsbodem voor bacteriën en luchtjes vormt. En het is maar een voorbeeld. Combinaties van vezels doen de wasmiddelenmensen in het algemeen de dampen aan. Waar nog bij komt dat die ve zels bijzondere bewerkingen kunnen hebben ondergaan die de eigenschappen beïnvloeden van het oppervlak waar men het vuil van af had willen krij gen - en houden Het eenvoudi ge katoen dat ooit met huis houdzeep te wassen was, kan zo bewerkt zijn (ge.,finished", in het jargon) dat het niet of nauwelijks meer gestreken hoeft te worden. Het kan wa terafstotend zijn gemaakt. Hoe je het schoon krijgt is een twee de. Textiél kan zelfs „vuilafsto- tend" zijn gemaakt, en daar mee komt het karakter van de wedstrijd en het zachte ver wijt van de textielmensen zelfs heel duidelijk boven water. Dat de wasmiddelenmensen hun aandeel in de race nogal In stilte geleverd hebben, komt vooral omdat de zichtbare ef fecten aan hun kant in de prak tijk niet zo dramatisch zijn. Na de eerste paar keer wassen valt er weinig op. Een tijdje later zien kleren er ineens onaan vaardbaar uit, zegt Duggan: ze zijn nog goed om de tuin om te spitten, er in te spelen of ze aan het leger des heils te geven. Zo komen moderne weefsels aan de reputatie dat ze snel ver schieten of vergrauwen. Maar met de kleurstoffen is in het algemeen niets loos. zegt Dug gan. Ze zijn hoogstens een bee tje van het ene kledingstuk naar het andere verhuisd (alle kleurstoffen lossen wel iets op, en sommige vinden dan andere soorten vezeloppervlakken waar ze zich veel meer thuis- voelen). Maar die kleren zijn dan gewoonlijk niet verschoten of vergrauwd, zegt Duggan, ze zijn alleen erg, erg smerig ge worden. Als onderzoeker voor de was middelen probeert hij dan pro- dukten voor de markt klaar te maken, die een dergelijk lot voor leuk-gekleurde (of witte) kleren zo lang mogelijk uitstel len. Dat komt. gezien de veel heid der schoon te maken din gen, technisch toch neer op compromissen. Je zou een was machine zo'n veertien verschil lende programma's mee moe ten geven om de verschillende categorieën volgens voorschrift te wassen. Er zijn er die die veertien programma's hebben, maar er is begrijpelijk ongeveer niemand die ze vol gens het boekje gebruikt. De gemiddelde Nederlandse ge bruiker komt tot vier, 2egt Duggan (ze maken er in Vlaar dingen wel een punt van om zulke dingen uit te zoeken). Nog afgezien van de omstan digheid dat eenderde van de wasjes nog steeds in een sopje met de hand gebeurt, en dat is prachtig (het kost met name minder elektriciteit rf) maar het stelt weer andere eisen. Fosfaat Dit alles diende ter ondersteu ning van het betoog dat we het de wasmiddelenmensen technisch niet te moeilijk moe ten maken, op straffe van ver ergering der beschreven kwa len. Dat was vooral toegespitst op de eigenschappen van fosfa ten. Wij spraken de heer Dug gan dan ook in Port Sunglight, bezuiden Liverpool, waar Uni lever de effecten van wasmid delen op het milieu met grote grondigheid bestudeert. Het probleem is bekend: fosfa ten vervullen ook in afvalwa ter de rol van kunstmest. Dat maakt, waar ze terechtko men. in rustig water mede de groei van algen mogelijk. En dat kan zulke vormen aanne men dat eerst biologen bezorgd spreken over een eutrofie, en dat daarna zelfs omstanders vinden dat het stinkt. De andere kant van het pro bleem is dat fosfaten in was middelen een tamelijk onver vangbaar bestanddeel vormen dat zorgt dat vuil in het sop blijft zweven in plaats van zich op andere vezels weer af te zet ten. De ruimte voor discussie zit hier natuurlijk ln het woord „tamelijk". De wasmiddelenmensen zijn en bepaald niet sinds gisteren of vorig Jaar op zoek naar vervangingsmiddelen. Er is er één dat technisch aan de eisen voldoet en dat heet NTA. Het wordt in Canada en, op be perkte schaal, in Zweden ge bruikt. Maar een paar onopge loste vragen brengen de Neder landse overheid ertoe, zich nog terughoudend op te stellen. Een van die vragen is, hoe groot het ongetwijfeld gerin ge risico voor het bevorderen van kanker zou kunnen zijn. Er is onvoldoende over de natuur lijke afbraak onder Neder landse omstandigheden be kend om te kunnen schatten, welke sporen-hoeveelheden weer in drinkwater terecht zou den kunnen komen. Opkoping Een andere technisch aan vaardbare vervan gin gsstof is vooralsnog biologisch niet aan vaardbaar omdat hij biologisch niet afbreekbaar is. Weliswaar pakken sommige bacteriën dat karwei toch aan, nadat ze een maand of twee tegen heug en meug aan het idee gewend zijn. Maar dat Is geen basis om op te werken. (Er wordt wel vrij hard gedacht over wat dit soort stof fen nu biologisch afbreekbaar maakt, want zo'n resultaat zit de onderzoekers niet lekker). Nog een andere stof is technisch nauwelijks aan vaardbaar maar wordt druk be keken voor de vijf of zes Ameri kaanse deelstaten die fosfaat glashard verboden hebben. In Europa ziet Unilever dit surro gaat nog niet in zijn produkten zitten. Men blijft voor verwijde ring van fosfaten uit al het ri oolwater. Mensen dragen daar in ongeveer net zo veel bij als wasmiddelen, en het totale pro bleem zal aangepakt moeten worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11