irró: Chinezen ie de wereld eroveren 2 Billie Holiday converseerde met het ritme Robinson: Subtiel bouwen en sterk voelen n ier lis iiü l§n§l gas Recente jazz-LP's Nieuwe roman van Doeschka Meijsing "DAG 17 MEI 1976 KUNST TROUW/KWARTET H 9 K>r G. Kruis 30 ;kt ró, Chinese schilderij- Zo wordt de ten- Instelling aangekon- id, die tot 31 mei in het mbaancentrum te Rot- |dam te zien is. eetje misleidend eigenlijk, die Want Erró is geen Chinees, r een 44-jarige IJslandse schil- die, als hij niet op reis is, in js werkt en woont. Dat zal ook de reden zijn, dat hij zich Erró vat hij daar ook mee uit wil eken is gaan noemen; zijn naam, Gundmundur dmundson zal geen Fransman de lippen kunnen krijgen. En hij nu in Rotterdam toont, zijn i) geen Chinese schilderijen, r een serie van zestig schilderij- in en óver Chinezen. Erró werkt »n in serie: sinds 1955 maakte er niet minder dan zeventig, childerde collages zou je kun- zeggen, waarop steeds heel veel en is. Erró wil de ogen kijkwerk :n, zoals hij dat uitdrukt. dat ik nooit ander werk van gezien heb. moet ik uitgaan deze Chinese schilderijen. Net veel andere fotorealisten zo je hem wel noemen werkt met behulp van projectie. Zo ngt hij wat hij bij elkaar wil >n bij elkaar en schildert het i Dat zijn vaak zeer uiteenlopen- in onverwachte zaken. Zoals in geval een soort verhaal over de wering van de wereld door de nezen. Verwacht overigens geen ttieke uitspraken of commenta- in deze serie: die zijn er niet. s niet tussen de regels door, 't n geen zoekplaatjs, 't is inder- id alleen maar kijkwerk. Erró >ruikte voor deze schilderijen nese grafiek, affiches bijvoor- lid van de Opera van Peking en allerlei balletgroepen en ander k in die typisch eigenlijk zeer "Jhinese socialistisch realis- che stijl, die de kunst daar nog eds voor het belangrijkste ge- ilte in zijn greep houdt. De nieu- stijl, die het „nieuwe gezicht van socialistische China weerspie- n": stoere stripheldentypes, ou- wets knap en Amerikaans stoer, tberaden. met hier en daar voor goede orde een beetje verborgen ingoloïde trekje. Voor wie geïnte- seerd is in de „echte" Chinezen. Jderne grafiek uit dat land is van uni tot 15 juli te zien in het delijk Museum „Het Prinsen- f" te Delft. De zaken die daar te zullen zijn. zie je ook in het (nb^ancentrum. Dappere solda- arbeides en boeren, in die vol le van belangrijkheid, vastbes- ten te overwinnen, 't geweer in de nslag, maar nu niet tijdens een inifestatie ten tijde van de cultu- e revolutie maar met op de ach- rgrond bijvoorbeeld het Kapitool Washington. Of Mao Tse Toeng. iringd door stralende, roodge- ste. zeer gezond uitziende jonge- - nü gesitueerd aan dek van een hip. dat de haven van New York nnen vaart. Mao in een ouderwet ligstoel, pratend met een groepje teren in... het park van het slot ïuschwanstein. En een soldaat met een automatisch wapen, ren nend over het San Marcoplein in Venetië of met de bajonet gereed voor het Witte Huis in kerststem ming. de felle danseressen van een revolutionaire balletgroep, die langs de brede ramen van een Hol- lywoodse bungalow spring-zweven. Mao hier. Mao daar. Chinezen over al. Direct na het binnenkomen word je wel even getroffen door Erró's vindingrijkheid. Door het ver vreemdend effect ook van die zo zeer verschillende door hem samen gebracht werelden. Maar hij gaat maar door, zestig schilderijen lang en dan verveelt het allemaal heel snel. Want er is in feite geen greintje diepgang, 't Is, als je 't op de keper beschouwd, eigenlijk maar één ideetje, waarop eindeloos gevari eerd wordt. Je merkt duidelijk dat ook de kunstenaar zelf het op de lange duur niet meer ziet zitten. Als de reeks bekende gebouwen en stadsgezichten, na diverse herhalin gen overigens, helemaal is uitgeput, opgebruikt, gooit hij er. kennelijk om een tentoonstelling vol te schil deren, weer een paar Amerikaanse interieurs tegenaan daarover maakte hij al in 1968 een serie waar zich voor de ramen allerlei zaken afspelen, die wat afmetingen en perspectief betreft buiten iedere verhouding liggen. Horror- en glamoureffecten schuwt hij ook niet. Kijkwerk. zelfs ver vreemdend bedoeld kijkwerk moet toch ook wel enige vastigheid heb ben: wie weet wat de fraaie koppen van drie Thaise filmacteurs daar in het uitspansel doen. boven een pre kende Mao, mag het zeggen. lZTZA --"M J, tlilil t=: Tin s wd Kikr fefc* THT Erró werkt meestal op die wat kor zelige, afgemeten-nauwkeurige ma nier van de goede tijdschriften illustrator, maar soms, zoals bij „Victoria" (station), „Het Rode Plein", „Berlijn" of „Los Angeles" (om er maar een paar te noemen) .gooit hij er op de manier van een bioscoopafficheschilder met de pet naar en blijft alleen nog maar het goedkope effect. Alles bij elkaar wekt deze serie schilderijen toch de indruk van een snel soort massa- produktie. 't Komt ook zo maniëris tisch over, dat je je niet kunt voor stellen, dat er ook maar enige wer kelijke bewogenheid aan te pas kwam. En zonder dat kan toch zelfs het meest eenvoudige kijkwerk het niet stellen. Wat de mensen van het Lijnbaancentrum met beperkte middelen zélf aan deze expositie gedaan hebben, de inrichting, is zonder meer voortreffelijk. De schilderijen hangen tegen schot ten in van die kitscherige Chinese- restaurant-kleurtjes, dat rare, helle groen en felle rood met zo'n plakplastic-nephouten betimme ring. In een lege hoek staan een paar van die overbekende wankele tafeltjes met die ook weer zo ty pisch papierentafelkleedjes met daarop het onmisbare ketjap- sambal en zoutstelletje. Aan het creëren van dat gekke sfeertje is in ieder geval ook goed kijkwerk voor af gegaan. Erró: „New York in zicht" door Rud Niemans Dank zij de nogal fragmenta rische en lang niet ideale ver filming van haar grauwe, slechts door muziek opge fleurde leven, kennen velen buiten de nauwe kring van jazzliefhebbers Billie Holiday. Met het subjectieve begrip „mooi" of „niet mooi" bij de hand vragen ze je, wat eigen lijk het unieke is aan „Lady Day." Ze horen haar ge barsten, raspende stem, verge lijken die met b.v. Sarah Vaughan en geraken in ver warring. Wat te antwoorden? Billie Holiday is Billie Holiday, compleet zichzelf, terwijl ze door een intuïtief-rake tekstbehandeling en timing van het grootste Tin Pan Alley-prul nog jazz kon maken. Ze klampte zich vast aan de ene ware essentie van jazz-zingen: een con versatie met het ritme, een spel met losjes uitgesproken woorden die achteloos binnen de maat op hun juiste plaatsje neerploffen, swin gend. vaak vol ironie. Talloze musici, die haar begeleiden, werden door haar tot ver boven hun normale niveau uitgetild. Onder de hoede van Granz' voormalige Ver ve-label maakte ze in het midden van de jaren vijftig schitterende opnamen. Tot die categorie behoort de Jazzmaster „The Voice of Jazz" op Mercury 9291053 met een twaalf stukken uit sessions van resp. sep tember '54 en februari '55 zeker niet. Dat ligt deels aan het droge, soms zelfs on-swingende begeleiden van o.a. Chico Hamilton (drums). Maar er zijn toch wel fraaie momenten van Harry Edison (trompet) en To ny Scott, wiens ijle klarinetfrasen sterk verwant zijn aan Lester, die op dit instrument zo frappant Les ter bleef in zijn historische opna men met de Kansas City Six. Holiday-fans zullen de LP toch best de aanschaf waard vinden, al is het maar om de „down home"-kwaliteit van zulke vocalen als „Stormy blues" en haar befaamde eigen visie op Berlins „Say it isn't so." Naast Tatums Solo-masterpieces" (in nov. jl. besproken) bracht Polydor 2 LP's uit in de serie ..Group Master pieces" op Pablo (2310731/2). Zeven stukken van juni '54 met altist Ben ny Carter en drummer Louie Bellson en vijf lange stukken uit sept. '55 met Lionel Hampton. Har ry Edison. Red Callender. Barney Kessel en Buddy Rich. Keurslijf Dit laatste gezelschap exuberante, door de wol geverfde swingers bracht een solist als Tatum eigen lijk duchtig aan het schrikken. Het keurslijf van een ensemble dwong hem zich ritmisch in te houden. Een geraffineerd getimed op de akkoor- Billie Holiday den begeleiden van de boppers („comping") zou Tatum niet gele gen hebben, maar met rechtlijnige swingers en zelfs achter de fragiele expansies van gitarist Kessel. lukt het best. Alleen wanneer Arts solo beurt gekomen is. barst er ongeveer een vulkaan uit. Een leuke LP. met een door The Hamp merkwaardig ingezette „Verve Blues." Minder uitbundig, méér op Tatum zelf gericht, is de plaat in combina tie met Carter op altsax. Carter leidde in de jaren dertig een goede bigband, schiep een aantal fraaie scores voor saxteams, maar zijn spel laat mij koud. in contrast tot de toch stijlverwante Hodges. Het zal wel aan mij liggen. Op beide zijden bijt Tatum het spits af met een zo stralend mini-onderzoekje van de blues, dat er voor Carter daarna geen beginnen meer aan is. In november '74 waagde ik me aan een artikel over de Singers Un limited en hun gestadig groeiend oeuvre. Hun nieuwste LP „Feeling Free" (MPS 2022607-6) wekt zodanige as sociaties met Jazz op, dat ik even op Gene Puerling c.s. moet terugko men. Klanktechnicus Brunner- Schwer heeft, evenals de Singers zelf weer vakwerk afgeleverd. Maar de repertoirekeuze valt tegen. Een orkest, geleid door Pat Williams, voert slappe orkestraties van Clare Fischer uit. die een maand later werden ingezongen. Die orkestra ties klinken als een bleke imitatie van het bij de kenners zo vermaar de Marty Paich Dektette. Bonnie Herman zingt loepzuiver, maar straalt te weinig persoonlijkheid uit om een paar vervelende beguines te redden. Maar laat ik positief eindigen. „Skylark" en „Green Dolphin Street" zijn juweeltjes en „Ja Da" verdient een prix-de-joke. Een romanfiguur is dikwijls in wankel evenwicht. Dat heeft hiermee te maken dat de roman zowel uitbeelding als samen vatting van het leven wil zijn. In de uitbeelding moet een personage zo écht en geloofwaardig mogelijk naar voren ko men, in de samenvatting echter is het personage ondergeschikt aan een idee of filosofie, een opvatting over het bestaan. Er zijn ook wel andere tegenstellin gen te bedenken die dit belangrijke conflict, dit wankele evenwicht in een roman typeren, bijvoorbeeld die van uniciteit en veralgemening. De romanfiguur is zowel één figuur als een figuur. Zijn geval staat voor het geval van velen. En dat wij ons voor dat algemene interesseren komt Juist door de unieke presenta tie ervan. Wat ik hier beweer geldt naar me ning voor een geslaagde roman. Ik bedoel daar nu mee een roman die zich bewust is. blijkens zijn vorm. van het feit dat ten slotte alle sug gestie van leven erin niet uitslui tend nabootsing van de werkelijk heid beoogt, maar tevens een visie op de werkelijkheid wil overdragen, in beeldende termen. Een roman schrijver is een verteller en een filo soof. In „De hanen en andere verhalen", het boek waarmee Doeschka Meij sing in 1974 perfect debuteerde, kon de verteller het zich nog veroorlo ven iets méér filosoof te zijn. Het korte bestek van een verhaal liet zo'n toespitsing op de betekenis van het vertelde wel toe. Hoogstens kon men hier en daar vernemen dat de bundel moeilijk werd gevonden, maar wie wil dat als een bezwaar aanmerken in een tijd van lichtge- wicht-proza? In „De hanen" was gelukkig iemand aan het werk die het schrijven ernstig nam en wist dat er beelden mee gegeven worden van het bestaan. Zoals ik destijds schreef ging het er Doeschka Meij sing om het „labyrintische" van de werkelijkheid uit te drukken. Middenpad Zo'n opvatting gestalte te geven in de veel grotere structuur van een roman als ..Robinson" haar nieu we boek vereist een nog meer doordachte dosering en bouw van het materiaal van de vertelling dan in de verhalen. Die kunnen nog dui- door T. van Deel delijk zijn waar de roman alleen maar kan verbeelden. Want een ro man die uit alle macht een idee illustreert leest niemand uit. Ik denk dat Doeschka Meijsing met ..Robinson" enigszins het midden pad bewandeld heeft. Het is een korte roman geworden, waardoor de handeling toch erg gecon centreerd blijft op het thema en dus de filosoof in de verteller alle gele genheid krijgt. Sprak deze zich in de verhalen rechtstreeks uit. de ro man steekt de filosofie met nadruk in de compositie. ..Robinson" is het verhaal van het 17-jarige meisje Robinson. Een schooljaar lang maken we mee hoe de mensen rondom haar bewégen. terwijl zij stil blijft staan. Er is een klasgenoot (Daniël), een. rector een Duitse lerares (Johanna Ffeida). een vader die zeekapitein is en een moeder. Tussen deze personages speelt zich van alles af. maar Robin son krijgt er geen vat op laat staan dat zij zich erin betrokken voelt. Zij wordt verliefd op Johanna Freida, maar moet ontdekken dat haar va der al een relatie begonnen is met die fascinerende Duitse lerares. Het is deze gebeurtenis waardoor ten slotte Robinson het eiland wordt waartoe haar naam in de verwij zing naar Crusoë haar al voorbe stemde. Haar isolement, al van het begin af benadrukt, en versterkt door het gedrag van haar regelende moeder, krijgt door deze onver hoorde liefde iets definitiefs. Vanaf dat ogenblik is Robinson een schrijfster. Want als de werkelijkheid geen soe laas biedt, springt de verbeelding in. En Robinson schept zich voort aan haar eigen wereld. Relaties Er zou op het niveau van de vertel ling veel over ..Robinson" te zeggen zijn. maar ik wil het nu vooral heb ben over de manier waarop Doeschka Meijsing haar verhaal in richt. Erg opvallend aan dit boek is namelijk dat alle elementen van de tekst in een zorgvuldig uitgedachte relatie tot elkaar staan. Die ei genschap is het beste aan een voor beeld toe te lichten. Als Daniël en Robinson op een zeker moment Jo hanna Freida voor het eerst thuis opzoeken en de deur opengaat en ze de steile trap zien. lezen we: „Ze begonnen te klimmen, eerst Daniël, dan Robinson. Ze klommen op dan sende voeten naar boven, als matro zen in het want., als zeerovers vol gespannen verwachting op de touw ladders van een geënterd schip, de Johanna Freida. een snelle klipper met nog onontdekte geheimen aan boord." Dat is een tamelijk lyrische, maar ook heel uitgekiende passage, die vol zit met verwijzingen naar andere tekstgedeelten. Johanna Freida figureert erin als een schip en in de verbeeldingswereld van Robinson spelen schepen een be langrijke rol. Dat wil wel lukken met een zeekapitein als vader, maar het heeft voor iemand die Robinson heet natuurlijk ook diepere beteke nis. Een schip voert haar in principe uit haar geïsoleerde staat, van haar eiland af, naar de mensen toe, naar het vasteland. Niet voor niets lui den enkele regels vóór ons citaat: „Misschien was ze wel verliefd. Ver liefd op de hele wijde wereld voor haar part." Als zij de trap van Jo hanna Freida beklimt, heeft Robin son het idee dat haar dromen be waarheid gaan worden, dat bevrij ding op til is De ommekeer staat beschreven als zij Johanna Freida voor de tweede keer bezoekt Zij komt informeren naar de relatie die er is gegroeid tussen de Duitse lerares en haar vader, maar kan niet uit haar woor den komen, waarna Johanna Frei da haar toespreekt. Dan volgt wat mij dunkt de kernpassage van Ro binson is- „Maar Robinson was niet te overtuigen, want het was alsof ijskristal na ijskristal zich in haar opstapelde, alsof er iets om haar hart gelegd werd dat niet viel te ontdooien. Ze bleef nee schudden met haar hoofd, vooral ook omdat het op het laatst leek alsof Johanna Freida zich tegenover haar, Robin son. begon te verontschuldigen, waar niets te verontschuldigen viel. Omdat Robinson al lang begrepen had. dat alles wat ze de laatste tijd gezien had in elkaar paste als mole culen in een vastgelegde structuur en dat de enige die daar niet in thuishoorde zijzelf was. Niet omdat ze er niet in had künnen passen als ze dat gewild had. maar omdat het verdriet in haar haar ongeschikt maakte voor de rol die ze in het geheel moest spelen. Hoe dat ver driet zich uitkristalliseerde en haar hard en onbruikbaar maakte, sta melend in haar woorden." Verdriet Hier is water ijs geworden en er is geen schip meer dat Robinson red den kan. Van nu af aan blijft zij buiten staan. Wat is nu precies dat verdriet van haar? Het is een van de dingen die in deze roman rijkelijk vaag gehou den worden Zoals ook de domine rende rol van de zee, die in menig vuldige verschijningen (water. ijs. klipper, zeerover, zeeramp, etc.) ver spreid ligt over de roman, erg alge meen is: geborgenheid, vrijheid, doel. dood. bewegelijkheid, onbe perktheid. etc. Robinsons verdriet heeft veel met die zee te maken. Als in het eerste hoofdstuk haar naam ter sprake komt, staat er: „in werke lijkheid betekende die naam een eiland in de oceaan, een windstilte, een uitzien naar de geborgenheid die eens afgenomen was. Wanneer? Met de geboorte?" Er is alle reden om Robinsons verdriet terug te voe ren op „de geborgenheid die eens afgenomen was" Het is dan een verdriet inherent zou ik zeggen aan haar bestaan En wat Robinson op haar zeventiende scherp voelt is dat in haar geval niet meer gere kend hoeft te worden op inlossing van dat verlangen. Het boek eindigt dan ook met een meesterlijk en emotionerend beeld van afzijdigheid: Robinson staat op de hoek van een zomers plein waar op muziek wordt gemaakt, en dat hele plein, „een machtig panorama van plezier en levenslust", loopt wég van haar. „weg van waar zij stond, zonder dat ze het plein nog kon inhalen, steeds verder weg marcheerde dat plein, in een rich ting die ook zij zo graag was ge gaan". Door haar tekst'een maximum aan innerlijke samenhang te geven heeft Doeschka Meijsing een wereld opgeroepen, een wereld die tegelijk als een samenvatting van onze wer kelijkheid tenminste van een as pect ervan gaat functioneren. Uitbeelding en samenvatting teza men. „Robinson" is een verhaal over isolement, maar het is ook een verhaal over verbeelding. Die twee staan trouwens, zo lijkt dit boek te beweren, in het nauwste verband met elkaar Ik vind Robinson" een uitsteken de roman, zo goed als ik er in tijden niet een las. Het verhaal is tot in details betekenisvol gemaakt, zon der dat daardoor aan de leesbaar heid afbreuk is gedaan. Kom daar eens om! Subtiel bouwen en sterk voelen, dat is wat Doeschka Meij sing honderdzestien bladzijden lang doet. Doeschka Meijsing. Robinson. Que- rido, Amsterdam. 1976. 116 blz. 16.90 ADVERTENTIE MUSEUM AMSTELKRING Muziek bij kaarslicht Vera Beths - viool Werner Herder - hobo Kees de Wijs - clav. en orgel werken o.a. van Tartini, Telemann, Mozart en Ranki. Zondag '6 mei om 20.30 u. tel. 020 246604.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 9