'aalspelletjes maken kinderen enthousiast enzaamheid nog een root taboe .«SN Ui Telefoneren door een glazen haar Een stevige poot jns Vermeulen gebruikt denkdoosjes in plaats van leerboekjes RDAG 15 MEI 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 19 X m werk van de kinderen uit •las van Frans Vermeulen. okter mevrouw mono u? feeëriek, dokter, heel recent, mevrouw. I u dan gelijk circulaire ilgende amelelodom. organisatorisch. methode et gelijk naar het oriënt de aluminium bellen, e Einde. »uw gedicht wit igedicht r en witter gedicht itig gedicht jneeuw. e en Peace is eens een jongen die heette Piet jdoor de straat die heette Katendrecht as een drukke straat met bajesklanten reeg een groep jongens op zijn nek zijn jullie bajesklanten. O, ja, dus zei snden met stiletto's klaar k er even langs zei Piet zei de oudste, hij kwam naar voren wam een stiletto tevoorschijn. Een ging tg- en zei Piet die een stiletto in zijn lijf had en peace boy i noo it ruud raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam deur deur deur deur deur deur raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam deur deur deur deur deur deur raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam deur deur deur deur deur deur raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam deur deur deur deur deur deur iraam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam cfeur deur deur deur deur deur raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam raam deur deur deur deur deur deur >ox box box box box deur door Piet Hagen HOORN „Het is stil in de klas. Alle kinderen zitten te schrijven. Kijk ze hun best eens doen. Bij sommigen komt zelfs het puntje van de tong tevoorschijn. Net of die tong moet helpen. De onder wijzer loopt rustig door de klas. Hij wijst hier eens op een ver keerde letter en geeft daar eens iemand een goedkeurend klopje op de schouder Zo begint het door Wolters-Noordhoff uitgegeven leesboekje „Taal voor het leven". Een tekst om bij in slaap te vallen. Wie weet zijn er nog klassen waar zoiets vier, vijf keer hardop door een kind voorgelezen moet worden. „Jantje, lees jij dit lesje nog eens mooi op toon." En daar gaat-ie weer: „Het is stil in de klas Ik vind het boekje in een kast van de gecombineerde derde en vierde klas van de Jules Verne School in Hoorn. Keurig in bruin kaft, maar het ligt er een beetje vergeten. De klas van on derwijzer Frans Vermeulen werkt niet meer met dit soort taalboekjes. Nog voordat ik een vraag over taalboekjes gesteld heb, zegt een van de kinderen me: „We gebruiken in onze klas geen leesboekjes. Daar is niks an. Dan lees je: moeder schraapt de peentjes. Wat heb je daar nou an?" Nakauwen Frans Vermeulen kan moeilijk met al die keurig gekafte boekjes uit de voe ten. Hij gelooft niet in voorgekauwde taailesjes die de leerlingen mogen na kauwen. Daarom heeft hij een eigen soort taalonderwijs ontwikkeld. Er zit ten wel de nodige nachten extra werk in, maar dat moet j'e er voor creatief taalonderwijs over hebben. Frans Vermeulen: „Door de taal zijn de betekenissen van de dingen vastge legd. Als je de kinderen alleen die vaste betekenissen leert, schrijf je hun een bepaalde kijk op de werkelijkheid voor. Daarmee vereng je hun blik. Ik geloof niet dat je de wereld maar op één manier kunt bekijken. Daarom stimuleer ik kinderen hun eigen fanta sie op de wereld los te laten. Ze moeten vrij zijn hun eigen betekenissen aan de dingen te geven. Aan de ene kant is taal een middel om betekenissen vast te leggen, zodat je er met elkaar over kunt praten. Aan de andere kant is taal ook een mogelijkheid om jezelf in ■wwt eo\ Jeckit *p«ihen. ak> ücmxuvol taxa-r doA ojjR&*Wr do/i "treAt w. xuL «r fliCU VOAOR/t J'noAf seLrof (csjj)U T*.rr*i.]e. Sipetbi odU T*tfmOA<£ Likt. tiaar kort'iJcleicktr IcukenL nrvu. rpcekwtea imti itm if aüyt ttA-ko/vcl ah, ik wuui Kiftv sfa.. iMtrrxi crrwLcl*eLdduuJs is vtJTL KR€AT1€F TAAL dlcrW kLouS» Een voorbeeld van creatief taalonderwijs op de Jules Verneschool in Hoorn. Waarom leerlingen elkaar aardig vinden. te uiten en om je eigen waarden te scheppen." Een ochtend in de klas van Frans Vermeulen leert dat kinderen heel en thousiast met taal bezig kunnen zijn zonder eigenlijk te merken dat ze taal doen. Laatst vroeg een kind zelfs: „Waarom doen we nooit taal?" En dat terwijl de taal zó centraal staat in het onderwijs van Vermeulen, dat hij ten dele ook andere vakken, van rekenen tot aardrijkskunde, in zijn spel met de taal probeert te verstoppen. Doosjes met namen Creatief taalonderwijs zoals Frans Ver meulen geeft is moeilijk te beschrij ven. Het is geen systeem: samen met zijn klas is Vermeulen van dag tot dag bezig nieuwe dingen te bedenken. In meer dan duizend kleine, ijzeren siga- rendoosjes heeft hij zijn talloze taalspelletjes opgeborgen. Al die doos jes hebben namen: denkdoosjes die „rimpels" heten, doosjes met door el kaar gegooide stripverhaaltjes die „Sov" heten. „Vraagtekens" met stuk jes tekst waar je woorden moet invul len, de „kijkdoos" en de „breindoos", de „grependoos" en de „woordendoos" en nog een heleboel andere. In al die doosjes zitten kaartjes waar door je spelend met taal bezig bent. Vermeulen: „Taal is voor mij iets wat je in je handen moet kunnen houden. Je moet er mee kunnen spelen." Via al dit soort spelletjes oefent Ver meulen met zijn kinderen het creatie ve taalgebruik. Hij laat de kinderen natuurlijk ook verhalen lezen en boe ken uit de bibliotheek halen. Maar kern van zijn taalonderwijs is toch het creatieve taalgebruik van de kinderen zelf. Dat komt vooral tot uitdrukking in de poëzie-uurtjes. Daar laat Vermeulen de kinderen zoveel mogelijk vrij. Er wordt dan niet gelet op spelling of netjes schrijven. Het enige wat Frans zelf doet is een beginpunt aangeven, van waaruit de kinderen zelf aan de gang kunnen gaan. Hij zegt bijvoorbeeld: „Zeg iets aardigs tegen iemand, tegen je vader of moe der, tegen je vriendje of buurman, en kijk wat dan de reactie is." Kinderen komen dan met allerlei teksten voor de dag. lezen dat aan elkaar voor en een aantal ervan wordt later op stencil gezet voor het creatief taalboek dat een paar keer per jaar aan de kinderen mee naar huis gegeven wordt. Zo verzint Vermeulen duizenden-een ideeën waarop de kinderen verder kun nen borduren. Hij laat ze naar het IJsselmeer gaan en opschrijven wat ze daar ervaren. Hij laat ze associëren op een bepaald woord of een acrostichon maken op de letters van hun eigen naam. Er worden gedichtjes en ver haaltjes geschreven waarin zo weinig mogelijk waar is, zoveel mogelijk dure woorden zitten of alles verdrietig is. De kinderen schrijven rondelen (ge dichtjes van negen regels, waarin de eerste, middelste en laatste regel gelijk zijn) en klanl^dichten. Ze associëren op muziek en experimenteren met niet bestaande woorden of wanordelijke zinnen. Verbeelding Als je de resultaten van dit creatief taalonderwijs ziet kom je prachtige, ontroerende en vaak heel onverwachte dingen tegen. Soms zie je ook wel dingen die zo op elkaar lijken dat je daarin de suggestie van de onderwijzer duidelijk terug vindt. Er zijn wel meer vragen te stellen over de taalfilosofie van Vermeulen. In zijn uiterste conse quentie (die Vermeulen overigens niet trekt) betekent de visie van Vermeulen dat de verbeelding van de mens aan de macht is en elk mens als het ware zijn eigen werkelijkheid kan definiëren. Aan de andere kant: als je een boekje doorbladert waarin het alleen maar stil is in de klas en moeder de peentjes schraapt, dan waardeer je elke poging tot meer creatief taalonderwijs. ir Kees de Leeuw nzaamheid? Het is net alsof er dan opeens een natte, wollen en over je heen wordt gegooid, waardoor je bijna stikt. Weet je, ook eenzaamheid is? Als je alleen zit en de stilte begint in je oren luiten. Ik heb in de oorlog in gevangenissen en werkkampen L:ten, maar deze eenzaamheid is het meest afschuwelijke dat ik heb meegemaakt, omdat er geen oplossing voor is. Voor een lelijke ziekte als kanker zoeken ze tenslotte naar een oplossing, ar voor eenzaamheid gebeurt dat niet". zegt Kees. 54 jaar, bediende in een spakhuis en sinds zes jaar geschei- Hij is een van de mensen die aan woord worden gelaten in het boek een tussen velen", waarin eenzame ïsen over zichzelf vertellen en dat nenkort uitkomt. Michel Vermeer akte de interviews en Cisca Dressel- s bewerkte ze tot een leesbaar '1. zeil meer is een r.k. priester, die sinds met het werk van de Telefonische pdienst in Nijmegen in 1959 is be nnen, ervoer dat zeer veel mensen lettend eenzaam zijn. In zijn inlei- 'g merkt hij dan ook op. dat „Eèn- mheid misschien wel één van de ste problemen is. die er op het nblik op de wereld bestaan. Het is probleem, dat er eigenlijk niet zou ven zijn. Dat maakt alles nog erger, is immers zo, dat mensen elkaar izaam maken door elkaar te laten •eten en geen interesse in elkaar te 'ben. Een probleem, dat door men- veroorzaakt wordt, moet ook weer mensen opgelost kunnen worden, ellende is echter, dat dat niet ge- jrt". meer is er de man niet naar om zich fbij neer te leggen. Gegrepen als hij loor de problematiek, waarmee hij onfronteerd werd en wedt, pro- irt hij hier iets aan te doen. In 1962 ld hij een klein onderzoek onder 360 ■enstaanden om na te gaan, wat er 'aan kon worden. Hij ging ook arti- •n schrijven om meer aandacht te gen voor dit probleem en later gde er een enquête onder de al- hstaanden in Nijmegen. Dit gebeur- met medewerking van het Sociolo- ch Instituut van de r.k. universiteit Nijmegen De resultaten hiervan fden vastgelegd in een rapport, dat Kal wat publiciteit kreeg. Het gevolg een lawine van reacties uit het land, waaruit weer eens ek. hoe hoog de nood is. aldus rmeer. eh vond hij dat er landelijk nog te mlg was losgemaakt. Vandaar nu boek over eenzaamheid, waarin de izame mens zelf aan het woord rdt gelaten. „Want wie kan beter pellen wat eenzaamheid is dan ie- md die zelf eenzaam is?" ma (64 jaar. sedert acht jaar wedu we, een zoon. gereformeerd, bijna blind): „De eenzaamheid wordt met de dag erger, nu ik hier woon. In die paar maanden heb ik al twee keer gepro beerd zelfmoord te plegen. In het ande re huis had ik het ook al een keer gedaan. Een meneer heeft toen de deur ingetrapt, omdat hij gas rook. Ik heb weieens gedacht: waarom heeft die man dat toen in hemelsnaam gedaan. Anders was ik er nu niet meer geweest. Dan was ik van alles af geweest". Ingrid (21 jaar. ongehuwd, verpleegster van joodse afkomst, geen contact meer met haar ouders): „Ik ben in de verple ging gegaan, omdat ik dacht, dat de enige manier om je eigen ellende een beetje te vergeten of althans te relati veren is: je bezig te houden met de moeilijkheden en ziekten van anderen. Ik vind het nog steeds interessant werk: elke dag weer andere mensen zien en helpen, maar ik kan niet zeg gen. dat het me over mijn eigen proble men heeft heengeholpen". En ook: „Ik zou eigenlijk veel liever dood zijn. Ik denk weieens: laat me alsjeblieft niet ouder worden dan dertig jaar. Ik ben nu 21, maar ik heb het gevoel of ik al veertig jaar achter de rug heb. Bang voor de dood ben ik niet. Nee hoor. dood is dood is mij geleerd en dat geloof ik ook. Daarna zal er niets meer zijn". Ze verdringen het Herman (34 jaar, gescheiden, leraar geweest, maar nu weer aan de studie, nog een zuster, gescheiden ouders, her vormd gedoopt, maar geen geloof meer): „Je kunt met andere mensen niet over eenzaamheid praten. Op dat onderwerp rust netzo'n groot taboe als op het praten over de dood. De mensen durven het er niet over te hebben, ze verdringen het. Je kunt het wel even zijdelings aanstippen, maar ga er alsje blieft niet dieper op in. want dan wor den de mensen schichtig. Ze voelen zich om de een of andere reden aange vallen en gaan in de verdediging, ter wijl dat helemaal je bedoeling niet is". Nel (39 jaar, ongehuwd, onderwijzeres, r.k., heeft nog ouders, broers en zus ters): „Ik geloof, dat wij elkaar een zaam maken: de getrouwden de ongc- trouwden. maar ook de alleenstaanden Tekening op de omslag van „Alleen tussen velen." onderling. Mijn getrouwde zusje was hier een keer op Moederdag met een van haar zoontjes. Ze vertelde steeds maar weer: Olaf wilde met alle geweld bloemen voor je kopen. Ik moest öteeds maar zeggen, dat jij geen moe der was en dus geen bloemen hoefde te hebben op Moederdag. Wat een manier om iemand in de hoek te drukken, net alsof een bloemetje voor mij zo mis plaatst zou zijn geweest." Niet onze schuld Mien (62 jaar. ongetrouwd, r.k., nog één zuster, alle andere broers en zusters zes overledene ..Er wordt mij zo vaak verweten, dat het m'n eigen schuld is. dat ik eenzaam ben, maar dat is niet zo. Het is onze schuld niet. Wij proberen zo vaak contacten te leggen, maar we hebben niets te bie den. Arm ben ik niet. Ik kan leven, maar daar gaat het niet om". En ver derop: „Ik heb altijd gebeden, maar nu doe ik het niet meer. Ik vraag nog maar één ding als ik veel verdriet heb en dat is: laat mij 's avonds mijn hoofd neerleggen en nooit meer wakker wor den. Dat is mijn gebed, verder bid ik niet veel meer". Bert (34 jaar, makelaar, uit gezin van tien kinderen, ouders leven nog, homo fiel. r.k.): „Ik ben bang voor de toe komst. bang om eenzaam ouder te worden. Het lijkt me. dat je dan zo sterk het gevoel krijgt, dat je verkeerd hebt geleefd, dat je al je kansen gemist hebt en je leven bedorven. Ik geloof er niet in. dat iemand die echt heel een zaam is en erg met zichzelf overhoop ligt. gemakkelijk contacten zal leggen. Daarvoor is hij veel te veel met zichzelf bezig. Bovendien is het moeilijk om te geven, wat je zelf niet hebt en soms zelf nooit gekend hebt". En tot slot Esther ,45 jaar. onge trouwd. beroepskeuze-adviseuse. Jo din. gereformeerd gedoopt): „Een we duwe vroeg mij eens: hoe doe jij dat toch met het eten. Ik vind het zo moeilijk om er nog een beetje variatie in aan te brengen. Toen zei ik: ik lees er iedere dag een andere krant bij. En dat is zo. Dat is de enige variatie die je zelf kunt aanbrengen, want of je nu kreeft of brandnetels eet - beide eet ik zelden - in je eentje smaakt het allemaal hetzelfde". Michel Vermeer zet in dit boek ook een aantal zaken od een riitie. die hem bij het maken van de interviews zijn opge vallen. zoals het feit. dat hij de meest eenzame mensen vond in de zoge naamde verzorgende beroepen (verple ging, maatschappelijk werk) en in het onderwijs. Enkele andere punten, die steeds naar voren kwamen: de meeste al leenstaanden ervaren hun eenzaam heid vooral tijdens de.weekeinden, va kanties en feestdagen: in het algemeen bestaan er niet zoveel contacten tus sen getrouwde en ongetrouwde men sen en, wanneer deze contacten er al zijn. zijn ze vaak eenzijdig, dat wil zeggen: de ongetrouwde komt op be zoek bij het echtpaar, maar andersom gebeurt dit zelden. De eenzame al leenstaanden zijn van mening, dat zij het minste begrip ondervinden van getrouwde mensen. „Gediscrimineerd" Zij vinden verder, dat de opvoeding een heel belangrijke rol speelt (of heeft gespeeld) in de latere eenzaamheid van een mens in die zin. dat men nooit geleerd heeft contacten te maken en zich te uiten. Eenzame mensen voelen zich erg ge discrimineerd en in onze maatschappij achtergesteld op het gebied van huis vesting en belastingen. Ze zijn ovpr het algemeen heel eerlijk, als het erom gaat toe te geven, dat zij zelf voor een groot deel schuld hebben aan hun een zaamheid. Bijna allemaal hebben ze veel moeite gedaan om uit hun isole ment te komen, maar dat mislukte steeds. Toch zijn ze nog steeds bereid zich verder te blijven inspannen, als er maar reële mogelijkheden zouden wor den geboden. En tot slot waren ze allemaal ontzettend blij, dat er einde lijk eens een boek over dit probleem zou worden geschreven. Dat boek is er dan nu. Aan het slot ervan merkt Vermeer op, dat er men sen zijn, die alleen zijn en niet een zaam. terwijl er omgekeerd mensen zijn. die niet alleen en wel eenzaam zijn, zoals in het huwelijk. Eenzaam heid is dus niet hetzelfde als alleen zijn. Eenzaamheid komt in het alge meen hierop neer: het gemis van ie mand bij wie je terecht kunt met je vreugde en verdriet, van iemand die je volkomen kunt vertrouwen en aan wie jij je kunt toevertrouwen, zonder angst, schaamte, een gevoel van opge latenheid of van teveel-te-zijn, zonder bang te zijn je gezicht te verliezen. Honger naar contact Vermeer constateert, dat het hier om een stille, zwijgende en lijdende groep gaat. die geen publiciteit krijgt, omdat ze te schuw en schuchter (geworden) is. „Er is een honger naar contact. Ik weet het uit de vele reacties uit heel Neder land. Ook bij onze Hulpdienst staat het probleem eenzaamheid bo venaan". Hij laat het overigens niet bij deze constatering, maar doet ook een aan tal suggesties aan de hand - zowel voor de eenzamen als de anderen - om deze nood enigszins te kunnen lenigen. Belangrijk is dat de eenzame zich be wust wordt, wat hij zelf kan doen. Meestal ligt de oplossing immers ge deeltelijk óf grotendeels bij de eenza me zelf. De anderen mogen de eenza me best een spiegel voorhouden, waar in hij zichzelf ziet als degene van wie het meest verwacht wordt, maar hij heeft wel recht op een benadering van mens tot mens. Er zou een algehele mentaliteitsveran dering moeten komen ten opzichte van de eenzaamheid. Als men de eenzame mens toeroept: kom uit je schuilhoek, moet je hem of haar wel iets te bieden hebben. Dat betekent dat er mensen moeten zijn. die naast de eenzame willen gaan staan om samen verder te gaan. Het boek „Alleen tussen velen" laat op een aangrijpende manier zien, dat er veel eenzame mensen zijn. die enorm gebukt gaan onder hun eenzaamheid. Het is te hopen, dat hierdoor een ont wikkeling op gang gebracht wordt, die ertoe leidt dat dit probleem, dat zich vaak in het verborgene - hoewel in feite vaak naast onze deur - afspeelt, einde lijk eens wordt aangepakt. Vermeer tot slot: „Dat er nog zoveel eenzame mensen zijn is wel het beste bewijs, dat wij met onze wel vaartsstaat nog niet geleerd hebben er ook een welzijnsstaat van te maken. Men zegt: ze hebben toch alles. Een mooie flat. een auto. goed salaris, volle vrijheid om van alles te kunnen genie ten. Men vergeet dan echter wel een belangrijk ding: de eenzaamheid wordt nooit opgelost door dingen, maar alleen door mensen, of beter ge formuleerd: door mede-mensen". ..Alleen tussen velen" - eenzame men sen over zichzelf - door Michel Vermeer en Cisca Dresselhuys. Uitgave: B. Gottmer - Nijmegen. Prijs: 12,90. Bi:; -F i gg "JS| J-l ül i nH Ijifl door Rob Foppema Glas is doorzichtig. Daarmee vertellen we elkaar niets nieuws. Maar hoe doorzichtig is dat glas? Dat valt eigenlijk hest tegen. We kijken namelijk alleen maar door vrij dunne laagjes glas heen. Als het echt goed doorzichtig was, zou je door de zijkant van een stuk vensterglas naar de andere zijkant moeten kunnen kijken, en naar wat daar achter zit. We weten wel beter: van opzij bekeken is vensterglas donkergroen, en overi gens vrij troebel ook. Het is de laatste jaren een technisch-wetenschappelijke sport om glas te maken dat. ook in heel dikke lagen, echt goed doorzichtig is. Van het licht dat er aan de ene kant in gaat, is na een kilometer lange reis door het betere glas nog de helft over. Het gaat daarbij natuurlijk niet om een kilometer-lang blok glas waar iemand door heen wil kijken wat er aan de andere kant gebeurt. Deze hoogstandjes vinden plaats in haar-dunne glasvezels, maar wel met dezelfde bedoeling: in formatie van de ene kant naar de andere te krijgen. Het aardi ge is dat zo'n glasvezel op dat punt minstens hetzelfde pres teert als een vingerdikke tele foonkabel die duizenden ge sprekken tegelijk van de ene centrale naar de andere leidt. Voordat het zover is, moet wel aan pittige kwaliteitseisen zijn voldaan. Om een idee te krij gen: als er ln het vezelmateri aal bij wijze van verontreini ging één milligram ijzer per ton glas zit, betekent dat al twintig procent lichtverlies op die kilo meter. En doorzichtigheid Is niet het enige probleem. Een andere moeilijkheid hangt sa men met de manier waarop de informatie door de glasvezel wordt vervoerd. Aan/uit Dat is een heel voor de hand liggend systeem. Het licht wordt volgens een bepaalde co de aan en uit gedaan. Maar om een redelijke hoeveelheid gege vens door te seinen (bijvoor beeld die duizenden gecodeer de stemgeluiden) moeten er per seconde vele miljoenen lichtflitsjes door de vezel. Dat zijn natuurlijk heel korte flitsjes, omdat het er tussenin ook nog donker moet zijn. an ders kun je ze niet uit elkaar houden en tellen. Het vervelen de is alleen dat ze onderweg langer worden, en dus in elkaar gaan overlopen. Dat komt omdat niet al het licht binnen dat vezeltje de zelfde weg volgt. Het wordt telkens van de ene naar de an dere zijkant teruggekaatst. Licht dat wat scheef binnenge komen is. zal vaker binnen de vezel heen en weer gekaatst worden. Dat kan op de kilome ter een meter of tien schelen, en dat betekent onherroepelijk vertraging, 't Is maar een twin tigste van een miljoenste se conde, maar voor de techniek is dat toch echt te veel. Daar is optisch een zeer slim grapje op bedacht, waardoor het scheef ingevallen licht op zijn kronkelweg „in de buiten bochten" wat harder loopt, waardoor het toch bij blijft. Het tijdsverschil is daarmee, per kilometer vezel, tot een mil jardste seconde teruggedron gen. En dat vinden de technici voorlopig heel bevredigend. Lampje Wat je dan nog nodig hebt. is een lampje dat in het vereiste tempo aan- en uitgeschakeld kan worden, en aan de andere kant iets dat llchtpulsjes weer omzet in elektrische stroompjes. Allebei zijn voor handen. zij het dat de le vensduur van het lampje nog niet helemaal is wat men heb ben wil. Maar daar is met flink doorwerken waarschijnlijk wel wat aan te doen. Dat is allemaal leuk en aardig, maar we moeten ons natuurlijk wel afvragen wat er dan mis was aan de goeie ouwe tele foonkabel. dat er zo nodig een heel nieuw systeem ontwikkeld moest worden. Niets eigenlijk, en ze zullen ook nog jaren en jaren dienstdoen. Maar de hoofdaderen van ons telefoonsysteem zijn wel erg dikke en zware aderen. Van binnen indrukwekkende- kunstwerken, maar van een prijs van meer dan honderd gulden per strekkende meter (inclusief aanlegkosten) moet je dan ook niet schrikken. Naarmate we elkaar meer te berichten hebben, kan het inte ressant worden wanneer dat al lemaal wat lichter en handza mer zou kunnen. En we hebben elkaar nogal wat te berichten. Niet alleen groeit de telefoondichtheid nog steeds, maar ook computers (of in ieder geval hun bazen) heb ben elkaar steeds meer te ver tellen. In leder geval zien de mensen van Philips (en zij niet alleen) voldoende aanleiding om gericht onderzoek te doen' aan glasvezels en bijpassende lampjes. Technische gegevens voor dit stuk zijn afkomstig van een bezoek aan hun Na tuurkundig laboratorium in Eindhoven. Vliegtuig De super-telefoonkabel zal er nog niet direct liggen, maar voor een aantal bijzondere toe passingen zou de glasvezel wel eens vrij snel zijn intrede kun nen doen. In vliegtuigen bij voorbeeld is de gewichtsbespa ring aantrekkelijk. Er wordt in een modern toestel ontzettend veel gemeten en geregeld, en in de bekabeling kan zo n vier honderd kilo koper zitten. Het besparen van kilo's is in de vliegtuigbouw een centrale doelstelling. Daar komt bij dat een lichtsignaal in een glasve zel elektrisch niet gestoord kan worden, ook niet als je door een onweerswolk heen vliegt. Die storingsveiligheid kan ook in de computertechniek van pas komen. De mogelijkheid om gegevens over te brengen zonder dat begin- en eindpunt ook elektrisch met elkaar ver bonden zijn (en dus elkaar kun nen beïnvloeden) is op sommi ge punten zeer welkom. De aan/uit-code waarmee de infor matie door de glasvezel heen verzonden wordt, is overigens de taal waarin de computer van nature al rekent, dingen onthoudt en „denkt" (voor zo ver hij denkt, maar dat is een ander verhaal). Dus de syste men sluiten mooi op elkaar aan. Ook de apparatuur die elektrische signalen de bestaande kabels in stuurt, wordt steeds kleiner naarmate er meer transistorschakelin gen op een vierkante millimeter gepriegeld worden. Het zwarte apparaatje. dateert technisch uit de jaren zestig. Het plaatje onder vervult nu dezelfde functie. Onze 40.000 jaar geleden uitgestorven voorganger de Neanderthal-mens, had stevige botten. Dat hij ook de bijbehorende stevige spieren had. hebben Russische archeologen onlangs op een boeiende mani«" aanneme lijk gemaakt. Zij taxeerden de krassen op stenen werktuigen van de Neanderthaler, en concludeerden daaruit dat die ongeveer acht keer zo sterke handen moet hebben gehad als de moderne mens. Overigens slaagden ook hedendaagse Russen er na enige oefening in. met een oude vuistbijl in redelijke tijd boompjes te hakken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 19