'aalspelletjes maken kinderen enthousiast
enzaamheid
nog een
root taboe
.«SN
Ui
Telefoneren door
een glazen haar
Een stevige poot
jns Vermeulen gebruikt denkdoosjes in plaats van leerboekjes
RDAG 15 MEI 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 19
X
m werk van de kinderen uit
•las van Frans Vermeulen.
okter
mevrouw
mono u?
feeëriek, dokter,
heel recent, mevrouw.
I u dan gelijk circulaire
ilgende amelelodom.
organisatorisch.
methode
et gelijk naar het oriënt
de aluminium bellen,
e Einde.
»uw
gedicht
wit
igedicht
r en witter
gedicht
itig gedicht
jneeuw.
e en Peace
is eens een jongen die heette Piet
jdoor de straat die heette Katendrecht
as een drukke straat met bajesklanten
reeg een groep jongens op zijn nek
zijn jullie bajesklanten. O, ja, dus zei
snden met stiletto's klaar
k er even langs zei Piet
zei de oudste, hij kwam naar voren
wam een stiletto tevoorschijn. Een ging
tg-
en zei Piet die een stiletto in zijn lijf had
en peace boy i noo it
ruud
raam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
deur deur deur deur deur deur
raam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
deur deur deur deur deur deur
raam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
deur deur deur deur deur deur
raam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
deur deur deur deur deur deur
iraam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
cfeur deur deur deur deur deur
raam raam raam raam raam raam
raam raam raam raam raam raam
deur deur deur deur deur deur
>ox box box box box deur
door Piet Hagen
HOORN „Het is stil in de klas.
Alle kinderen zitten te schrijven.
Kijk ze hun best eens doen. Bij
sommigen komt zelfs het puntje
van de tong tevoorschijn. Net of
die tong moet helpen. De onder
wijzer loopt rustig door de klas.
Hij wijst hier eens op een ver
keerde letter en geeft daar eens
iemand een goedkeurend klopje
op de schouder
Zo begint het door Wolters-Noordhoff
uitgegeven leesboekje „Taal voor het
leven". Een tekst om bij in slaap te
vallen. Wie weet zijn er nog klassen
waar zoiets vier, vijf keer hardop door
een kind voorgelezen moet worden.
„Jantje, lees jij dit lesje nog eens mooi
op toon." En daar gaat-ie weer: „Het is
stil in de klas
Ik vind het boekje in een kast van de
gecombineerde derde en vierde klas
van de Jules Verne School in Hoorn.
Keurig in bruin kaft, maar het ligt er
een beetje vergeten. De klas van on
derwijzer Frans Vermeulen werkt niet
meer met dit soort taalboekjes. Nog
voordat ik een vraag over taalboekjes
gesteld heb, zegt een van de kinderen
me: „We gebruiken in onze klas geen
leesboekjes. Daar is niks an. Dan lees
je: moeder schraapt de peentjes. Wat
heb je daar nou an?"
Nakauwen
Frans Vermeulen kan moeilijk met al
die keurig gekafte boekjes uit de voe
ten. Hij gelooft niet in voorgekauwde
taailesjes die de leerlingen mogen na
kauwen. Daarom heeft hij een eigen
soort taalonderwijs ontwikkeld. Er zit
ten wel de nodige nachten extra werk
in, maar dat moet j'e er voor creatief
taalonderwijs over hebben.
Frans Vermeulen: „Door de taal zijn
de betekenissen van de dingen vastge
legd. Als je de kinderen alleen die
vaste betekenissen leert, schrijf je hun
een bepaalde kijk op de werkelijkheid
voor. Daarmee vereng je hun blik. Ik
geloof niet dat je de wereld maar op
één manier kunt bekijken. Daarom
stimuleer ik kinderen hun eigen fanta
sie op de wereld los te laten. Ze moeten
vrij zijn hun eigen betekenissen aan de
dingen te geven. Aan de ene kant is
taal een middel om betekenissen vast
te leggen, zodat je er met elkaar over
kunt praten. Aan de andere kant is
taal ook een mogelijkheid om jezelf in
■wwt eo\ Jeckit
*p«ihen. ak> ücmxuvol
taxa-r doA ojjR&*Wr
do/i "treAt w. xuL «r
fliCU VOAOR/t
J'noAf seLrof (csjj)U
T*.rr*i.]e. Sipetbi odU
T*tfmOA<£ Likt.
tiaar kort'iJcleicktr IcukenL
nrvu. rpcekwtea
imti itm if
aüyt ttA-ko/vcl
ah, ik wuui Kiftv sfa..
iMtrrxi crrwLcl*eLdduuJs
is vtJTL KR€AT1€F TAAL
dlcrW kLouS»
Een voorbeeld van creatief taalonderwijs op de Jules Verneschool in
Hoorn. Waarom leerlingen elkaar aardig vinden.
te uiten en om je eigen waarden te
scheppen."
Een ochtend in de klas van Frans
Vermeulen leert dat kinderen heel en
thousiast met taal bezig kunnen zijn
zonder eigenlijk te merken dat ze taal
doen. Laatst vroeg een kind zelfs:
„Waarom doen we nooit taal?" En dat
terwijl de taal zó centraal staat in het
onderwijs van Vermeulen, dat hij ten
dele ook andere vakken, van rekenen
tot aardrijkskunde, in zijn spel met de
taal probeert te verstoppen.
Doosjes met namen
Creatief taalonderwijs zoals Frans Ver
meulen geeft is moeilijk te beschrij
ven. Het is geen systeem: samen met
zijn klas is Vermeulen van dag tot dag
bezig nieuwe dingen te bedenken. In
meer dan duizend kleine, ijzeren siga-
rendoosjes heeft hij zijn talloze
taalspelletjes opgeborgen. Al die doos
jes hebben namen: denkdoosjes die
„rimpels" heten, doosjes met door el
kaar gegooide stripverhaaltjes die
„Sov" heten. „Vraagtekens" met stuk
jes tekst waar je woorden moet invul
len, de „kijkdoos" en de „breindoos",
de „grependoos" en de „woordendoos"
en nog een heleboel andere.
In al die doosjes zitten kaartjes waar
door je spelend met taal bezig bent.
Vermeulen: „Taal is voor mij iets wat
je in je handen moet kunnen houden.
Je moet er mee kunnen spelen."
Via al dit soort spelletjes oefent Ver
meulen met zijn kinderen het creatie
ve taalgebruik. Hij laat de kinderen
natuurlijk ook verhalen lezen en boe
ken uit de bibliotheek halen. Maar
kern van zijn taalonderwijs is toch het
creatieve taalgebruik van de kinderen
zelf.
Dat komt vooral tot uitdrukking in de
poëzie-uurtjes. Daar laat Vermeulen
de kinderen zoveel mogelijk vrij. Er
wordt dan niet gelet op spelling of
netjes schrijven. Het enige wat Frans
zelf doet is een beginpunt aangeven,
van waaruit de kinderen zelf aan de
gang kunnen gaan.
Hij zegt bijvoorbeeld: „Zeg iets aardigs
tegen iemand, tegen je vader of moe
der, tegen je vriendje of buurman, en
kijk wat dan de reactie is." Kinderen
komen dan met allerlei teksten voor de
dag. lezen dat aan elkaar voor en een
aantal ervan wordt later op stencil
gezet voor het creatief taalboek dat
een paar keer per jaar aan de kinderen
mee naar huis gegeven wordt.
Zo verzint Vermeulen duizenden-een
ideeën waarop de kinderen verder kun
nen borduren. Hij laat ze naar het
IJsselmeer gaan en opschrijven wat ze
daar ervaren. Hij laat ze associëren op
een bepaald woord of een acrostichon
maken op de letters van hun eigen
naam. Er worden gedichtjes en ver
haaltjes geschreven waarin zo weinig
mogelijk waar is, zoveel mogelijk dure
woorden zitten of alles verdrietig is. De
kinderen schrijven rondelen (ge
dichtjes van negen regels, waarin de
eerste, middelste en laatste regel gelijk
zijn) en klanl^dichten. Ze associëren op
muziek en experimenteren met niet
bestaande woorden of wanordelijke
zinnen.
Verbeelding
Als je de resultaten van dit creatief
taalonderwijs ziet kom je prachtige,
ontroerende en vaak heel onverwachte
dingen tegen. Soms zie je ook wel
dingen die zo op elkaar lijken dat je
daarin de suggestie van de onderwijzer
duidelijk terug vindt. Er zijn wel meer
vragen te stellen over de taalfilosofie
van Vermeulen. In zijn uiterste conse
quentie (die Vermeulen overigens niet
trekt) betekent de visie van Vermeulen
dat de verbeelding van de mens aan de
macht is en elk mens als het ware zijn
eigen werkelijkheid kan definiëren.
Aan de andere kant: als je een boekje
doorbladert waarin het alleen maar
stil is in de klas en moeder de peentjes
schraapt, dan waardeer je elke poging
tot meer creatief taalonderwijs.
ir Kees de Leeuw
nzaamheid? Het is net alsof er dan opeens een natte, wollen
en over je heen wordt gegooid, waardoor je bijna stikt. Weet je,
ook eenzaamheid is? Als je alleen zit en de stilte begint in je oren
luiten. Ik heb in de oorlog in gevangenissen en werkkampen
L:ten, maar deze eenzaamheid is het meest afschuwelijke dat ik
heb meegemaakt, omdat er geen oplossing voor is. Voor een
lelijke ziekte als kanker zoeken ze tenslotte naar een oplossing,
ar voor eenzaamheid gebeurt dat niet".
zegt Kees. 54 jaar, bediende in een
spakhuis en sinds zes jaar geschei-
Hij is een van de mensen die aan
woord worden gelaten in het boek
een tussen velen", waarin eenzame
ïsen over zichzelf vertellen en dat
nenkort uitkomt. Michel Vermeer
akte de interviews en Cisca Dressel-
s bewerkte ze tot een leesbaar
'1.
zeil meer is een r.k. priester, die sinds
met het werk van de Telefonische
pdienst in Nijmegen in 1959 is be
nnen, ervoer dat zeer veel mensen
lettend eenzaam zijn. In zijn inlei-
'g merkt hij dan ook op. dat „Eèn-
mheid misschien wel één van de
ste problemen is. die er op het
nblik op de wereld bestaan. Het is
probleem, dat er eigenlijk niet zou
ven zijn. Dat maakt alles nog erger,
is immers zo, dat mensen elkaar
izaam maken door elkaar te laten
•eten en geen interesse in elkaar te
'ben. Een probleem, dat door men-
veroorzaakt wordt, moet ook weer
mensen opgelost kunnen worden,
ellende is echter, dat dat niet ge-
jrt".
meer is er de man niet naar om zich
fbij neer te leggen. Gegrepen als hij
loor de problematiek, waarmee hij
onfronteerd werd en wedt, pro-
irt hij hier iets aan te doen. In 1962
ld hij een klein onderzoek onder 360
■enstaanden om na te gaan, wat er
'aan kon worden. Hij ging ook arti-
•n schrijven om meer aandacht te
gen voor dit probleem en later
gde er een enquête onder de al-
hstaanden in Nijmegen. Dit gebeur-
met medewerking van het Sociolo-
ch Instituut van de r.k. universiteit
Nijmegen De resultaten hiervan
fden vastgelegd in een rapport, dat
Kal wat publiciteit kreeg. Het gevolg
een lawine van reacties uit het
land, waaruit weer eens
ek. hoe hoog de nood is. aldus
rmeer.
eh vond hij dat er landelijk nog te
mlg was losgemaakt. Vandaar nu
boek over eenzaamheid, waarin de
izame mens zelf aan het woord
rdt gelaten. „Want wie kan beter
pellen wat eenzaamheid is dan ie-
md die zelf eenzaam is?"
ma (64 jaar. sedert acht jaar wedu
we, een zoon. gereformeerd, bijna
blind): „De eenzaamheid wordt met de
dag erger, nu ik hier woon. In die paar
maanden heb ik al twee keer gepro
beerd zelfmoord te plegen. In het ande
re huis had ik het ook al een keer
gedaan. Een meneer heeft toen de deur
ingetrapt, omdat hij gas rook. Ik heb
weieens gedacht: waarom heeft die
man dat toen in hemelsnaam gedaan.
Anders was ik er nu niet meer geweest.
Dan was ik van alles af geweest".
Ingrid (21 jaar. ongehuwd, verpleegster
van joodse afkomst, geen contact meer
met haar ouders): „Ik ben in de verple
ging gegaan, omdat ik dacht, dat de
enige manier om je eigen ellende een
beetje te vergeten of althans te relati
veren is: je bezig te houden met de
moeilijkheden en ziekten van anderen.
Ik vind het nog steeds interessant
werk: elke dag weer andere mensen
zien en helpen, maar ik kan niet zeg
gen. dat het me over mijn eigen proble
men heeft heengeholpen". En ook: „Ik
zou eigenlijk veel liever dood zijn. Ik
denk weieens: laat me alsjeblieft niet
ouder worden dan dertig jaar. Ik ben
nu 21, maar ik heb het gevoel of ik al
veertig jaar achter de rug heb. Bang
voor de dood ben ik niet. Nee hoor.
dood is dood is mij geleerd en dat
geloof ik ook. Daarna zal er niets meer
zijn".
Ze verdringen het
Herman (34 jaar, gescheiden, leraar
geweest, maar nu weer aan de studie,
nog een zuster, gescheiden ouders, her
vormd gedoopt, maar geen geloof
meer): „Je kunt met andere mensen
niet over eenzaamheid praten. Op dat
onderwerp rust netzo'n groot taboe als
op het praten over de dood. De mensen
durven het er niet over te hebben, ze
verdringen het. Je kunt het wel even
zijdelings aanstippen, maar ga er alsje
blieft niet dieper op in. want dan wor
den de mensen schichtig. Ze voelen
zich om de een of andere reden aange
vallen en gaan in de verdediging, ter
wijl dat helemaal je bedoeling niet is".
Nel (39 jaar, ongehuwd, onderwijzeres,
r.k., heeft nog ouders, broers en zus
ters): „Ik geloof, dat wij elkaar een
zaam maken: de getrouwden de ongc-
trouwden. maar ook de alleenstaanden
Tekening op de omslag van „Alleen tussen velen."
onderling. Mijn getrouwde zusje was
hier een keer op Moederdag met een
van haar zoontjes. Ze vertelde steeds
maar weer: Olaf wilde met alle geweld
bloemen voor je kopen. Ik moest
öteeds maar zeggen, dat jij geen moe
der was en dus geen bloemen hoefde te
hebben op Moederdag. Wat een manier
om iemand in de hoek te drukken, net
alsof een bloemetje voor mij zo mis
plaatst zou zijn geweest."
Niet onze schuld
Mien (62 jaar. ongetrouwd, r.k., nog één
zuster, alle andere broers en zusters
zes overledene ..Er wordt mij zo
vaak verweten, dat het m'n eigen
schuld is. dat ik eenzaam ben, maar
dat is niet zo. Het is onze schuld niet.
Wij proberen zo vaak contacten te
leggen, maar we hebben niets te bie
den. Arm ben ik niet. Ik kan leven,
maar daar gaat het niet om". En ver
derop: „Ik heb altijd gebeden, maar nu
doe ik het niet meer. Ik vraag nog
maar één ding als ik veel verdriet heb
en dat is: laat mij 's avonds mijn hoofd
neerleggen en nooit meer wakker wor
den. Dat is mijn gebed, verder bid ik
niet veel meer".
Bert (34 jaar, makelaar, uit gezin van
tien kinderen, ouders leven nog, homo
fiel. r.k.): „Ik ben bang voor de toe
komst. bang om eenzaam ouder te
worden. Het lijkt me. dat je dan zo
sterk het gevoel krijgt, dat je verkeerd
hebt geleefd, dat je al je kansen gemist
hebt en je leven bedorven. Ik geloof er
niet in. dat iemand die echt heel een
zaam is en erg met zichzelf overhoop
ligt. gemakkelijk contacten zal leggen.
Daarvoor is hij veel te veel met zichzelf
bezig.
Bovendien is het moeilijk om te geven,
wat je zelf niet hebt en soms zelf nooit
gekend hebt".
En tot slot Esther ,45 jaar. onge
trouwd. beroepskeuze-adviseuse. Jo
din. gereformeerd gedoopt): „Een we
duwe vroeg mij eens: hoe doe jij dat
toch met het eten. Ik vind het zo
moeilijk om er nog een beetje variatie
in aan te brengen. Toen zei ik: ik lees er
iedere dag een andere krant bij. En dat
is zo. Dat is de enige variatie die je zelf
kunt aanbrengen, want of je nu kreeft
of brandnetels eet - beide eet ik zelden
- in je eentje smaakt het allemaal
hetzelfde".
Michel Vermeer zet in dit boek ook een
aantal zaken od een riitie. die hem bij
het maken van de interviews zijn opge
vallen. zoals het feit. dat hij de meest
eenzame mensen vond in de zoge
naamde verzorgende beroepen (verple
ging, maatschappelijk werk) en in het
onderwijs.
Enkele andere punten, die steeds naar
voren kwamen: de meeste al
leenstaanden ervaren hun eenzaam
heid vooral tijdens de.weekeinden, va
kanties en feestdagen: in het algemeen
bestaan er niet zoveel contacten tus
sen getrouwde en ongetrouwde men
sen en, wanneer deze contacten er al
zijn. zijn ze vaak eenzijdig, dat wil
zeggen: de ongetrouwde komt op be
zoek bij het echtpaar, maar andersom
gebeurt dit zelden. De eenzame al
leenstaanden zijn van mening, dat zij
het minste begrip ondervinden van
getrouwde mensen.
„Gediscrimineerd"
Zij vinden verder, dat de opvoeding
een heel belangrijke rol speelt (of heeft
gespeeld) in de latere eenzaamheid
van een mens in die zin. dat men nooit
geleerd heeft contacten te maken en
zich te uiten.
Eenzame mensen voelen zich erg ge
discrimineerd en in onze maatschappij
achtergesteld op het gebied van huis
vesting en belastingen. Ze zijn ovpr het
algemeen heel eerlijk, als het erom
gaat toe te geven, dat zij zelf voor een
groot deel schuld hebben aan hun een
zaamheid. Bijna allemaal hebben ze
veel moeite gedaan om uit hun isole
ment te komen, maar dat mislukte
steeds. Toch zijn ze nog steeds bereid
zich verder te blijven inspannen, als er
maar reële mogelijkheden zouden wor
den geboden. En tot slot waren ze
allemaal ontzettend blij, dat er einde
lijk eens een boek over dit probleem
zou worden geschreven.
Dat boek is er dan nu. Aan het slot
ervan merkt Vermeer op, dat er men
sen zijn, die alleen zijn en niet een
zaam. terwijl er omgekeerd mensen
zijn. die niet alleen en wel eenzaam
zijn, zoals in het huwelijk. Eenzaam
heid is dus niet hetzelfde als alleen
zijn. Eenzaamheid komt in het alge
meen hierop neer: het gemis van ie
mand bij wie je terecht kunt met je
vreugde en verdriet, van iemand die je
volkomen kunt vertrouwen en aan wie
jij je kunt toevertrouwen, zonder
angst, schaamte, een gevoel van opge
latenheid of van teveel-te-zijn, zonder
bang te zijn je gezicht te verliezen.
Honger naar contact
Vermeer constateert, dat het hier om
een stille, zwijgende en lijdende groep
gaat. die geen publiciteit krijgt, omdat
ze te schuw en schuchter (geworden) is.
„Er is een honger naar contact. Ik weet
het uit de vele reacties uit heel Neder
land. Ook bij onze Hulpdienst staat
het probleem eenzaamheid bo
venaan".
Hij laat het overigens niet bij deze
constatering, maar doet ook een aan
tal suggesties aan de hand - zowel voor
de eenzamen als de anderen - om deze
nood enigszins te kunnen lenigen.
Belangrijk is dat de eenzame zich be
wust wordt, wat hij zelf kan doen.
Meestal ligt de oplossing immers ge
deeltelijk óf grotendeels bij de eenza
me zelf. De anderen mogen de eenza
me best een spiegel voorhouden, waar
in hij zichzelf ziet als degene van wie
het meest verwacht wordt, maar hij
heeft wel recht op een benadering van
mens tot mens.
Er zou een algehele mentaliteitsveran
dering moeten komen ten opzichte van
de eenzaamheid. Als men de eenzame
mens toeroept: kom uit je schuilhoek,
moet je hem of haar wel iets te bieden
hebben. Dat betekent dat er mensen
moeten zijn. die naast de eenzame
willen gaan staan om samen verder te
gaan.
Het boek „Alleen tussen velen" laat op
een aangrijpende manier zien, dat er
veel eenzame mensen zijn. die enorm
gebukt gaan onder hun eenzaamheid.
Het is te hopen, dat hierdoor een ont
wikkeling op gang gebracht wordt, die
ertoe leidt dat dit probleem, dat zich
vaak in het verborgene - hoewel in feite
vaak naast onze deur - afspeelt, einde
lijk eens wordt aangepakt.
Vermeer tot slot: „Dat er nog zoveel
eenzame mensen zijn is wel het beste
bewijs, dat wij met onze wel
vaartsstaat nog niet geleerd hebben er
ook een welzijnsstaat van te maken.
Men zegt: ze hebben toch alles. Een
mooie flat. een auto. goed salaris, volle
vrijheid om van alles te kunnen genie
ten. Men vergeet dan echter wel een
belangrijk ding: de eenzaamheid
wordt nooit opgelost door dingen,
maar alleen door mensen, of beter ge
formuleerd: door mede-mensen".
..Alleen tussen velen" - eenzame men
sen over zichzelf - door Michel Vermeer
en Cisca Dresselhuys. Uitgave: B.
Gottmer - Nijmegen. Prijs: 12,90.
Bi:;
-F
i
gg
"JS|
J-l
ül
i
nH
Ijifl
door Rob Foppema
Glas is doorzichtig. Daarmee vertellen we elkaar niets
nieuws. Maar hoe doorzichtig is dat glas? Dat valt
eigenlijk hest tegen. We kijken namelijk alleen maar
door vrij dunne laagjes glas heen. Als het echt goed
doorzichtig was, zou je door de zijkant van een stuk
vensterglas naar de andere zijkant moeten kunnen
kijken, en naar wat daar achter zit. We weten wel beter:
van opzij bekeken is vensterglas donkergroen, en overi
gens vrij troebel ook.
Het is de laatste jaren een
technisch-wetenschappelijke
sport om glas te maken dat.
ook in heel dikke lagen, echt
goed doorzichtig is. Van het
licht dat er aan de ene kant in
gaat, is na een kilometer lange
reis door het betere glas nog de
helft over.
Het gaat daarbij natuurlijk
niet om een kilometer-lang
blok glas waar iemand door
heen wil kijken wat er aan de
andere kant gebeurt. Deze
hoogstandjes vinden plaats in
haar-dunne glasvezels, maar
wel met dezelfde bedoeling: in
formatie van de ene kant naar
de andere te krijgen. Het aardi
ge is dat zo'n glasvezel op dat
punt minstens hetzelfde pres
teert als een vingerdikke tele
foonkabel die duizenden ge
sprekken tegelijk van de ene
centrale naar de andere leidt.
Voordat het zover is, moet wel
aan pittige kwaliteitseisen zijn
voldaan. Om een idee te krij
gen: als er ln het vezelmateri
aal bij wijze van verontreini
ging één milligram ijzer per ton
glas zit, betekent dat al twintig
procent lichtverlies op die kilo
meter. En doorzichtigheid Is
niet het enige probleem. Een
andere moeilijkheid hangt sa
men met de manier waarop de
informatie door de glasvezel
wordt vervoerd.
Aan/uit
Dat is een heel voor de hand
liggend systeem. Het licht
wordt volgens een bepaalde co
de aan en uit gedaan. Maar om
een redelijke hoeveelheid gege
vens door te seinen (bijvoor
beeld die duizenden gecodeer
de stemgeluiden) moeten er per
seconde vele miljoenen
lichtflitsjes door de vezel. Dat
zijn natuurlijk heel korte
flitsjes, omdat het er tussenin
ook nog donker moet zijn. an
ders kun je ze niet uit elkaar
houden en tellen. Het vervelen
de is alleen dat ze onderweg
langer worden, en dus in elkaar
gaan overlopen.
Dat komt omdat niet al het
licht binnen dat vezeltje de
zelfde weg volgt. Het wordt
telkens van de ene naar de an
dere zijkant teruggekaatst.
Licht dat wat scheef binnenge
komen is. zal vaker binnen de
vezel heen en weer gekaatst
worden. Dat kan op de kilome
ter een meter of tien schelen,
en dat betekent onherroepelijk
vertraging, 't Is maar een twin
tigste van een miljoenste se
conde, maar voor de techniek
is dat toch echt te veel.
Daar is optisch een zeer slim
grapje op bedacht, waardoor
het scheef ingevallen licht op
zijn kronkelweg „in de buiten
bochten" wat harder loopt,
waardoor het toch bij blijft.
Het tijdsverschil is daarmee,
per kilometer vezel, tot een mil
jardste seconde teruggedron
gen. En dat vinden de technici
voorlopig heel bevredigend.
Lampje
Wat je dan nog nodig hebt. is
een lampje dat in het vereiste
tempo aan- en uitgeschakeld
kan worden, en aan de andere
kant iets dat llchtpulsjes weer
omzet in elektrische
stroompjes. Allebei zijn voor
handen. zij het dat de le
vensduur van het lampje nog
niet helemaal is wat men heb
ben wil. Maar daar is met flink
doorwerken waarschijnlijk wel
wat aan te doen.
Dat is allemaal leuk en aardig,
maar we moeten ons natuurlijk
wel afvragen wat er dan mis
was aan de goeie ouwe tele
foonkabel. dat er zo nodig een
heel nieuw systeem ontwikkeld
moest worden.
Niets eigenlijk, en ze zullen ook
nog jaren en jaren dienstdoen.
Maar de hoofdaderen van ons
telefoonsysteem zijn wel erg
dikke en zware aderen. Van
binnen indrukwekkende-
kunstwerken, maar van een
prijs van meer dan honderd
gulden per strekkende meter
(inclusief aanlegkosten) moet
je dan ook niet schrikken.
Naarmate we elkaar meer te
berichten hebben, kan het inte
ressant worden wanneer dat al
lemaal wat lichter en handza
mer zou kunnen.
En we hebben elkaar nogal wat
te berichten. Niet alleen groeit
de telefoondichtheid nog
steeds, maar ook computers (of
in ieder geval hun bazen) heb
ben elkaar steeds meer te ver
tellen. In leder geval zien de
mensen van Philips (en zij niet
alleen) voldoende aanleiding
om gericht onderzoek te doen'
aan glasvezels en bijpassende
lampjes. Technische gegevens
voor dit stuk zijn afkomstig
van een bezoek aan hun Na
tuurkundig laboratorium in
Eindhoven.
Vliegtuig
De super-telefoonkabel zal er
nog niet direct liggen, maar
voor een aantal bijzondere toe
passingen zou de glasvezel wel
eens vrij snel zijn intrede kun
nen doen. In vliegtuigen bij
voorbeeld is de gewichtsbespa
ring aantrekkelijk. Er wordt in
een modern toestel ontzettend
veel gemeten en geregeld, en in
de bekabeling kan zo n vier
honderd kilo koper zitten. Het
besparen van kilo's is in de
vliegtuigbouw een centrale
doelstelling. Daar komt bij dat
een lichtsignaal in een glasve
zel elektrisch niet gestoord kan
worden, ook niet als je door een
onweerswolk heen vliegt.
Die storingsveiligheid kan ook
in de computertechniek van
pas komen. De mogelijkheid
om gegevens over te brengen
zonder dat begin- en eindpunt
ook elektrisch met elkaar ver
bonden zijn (en dus elkaar kun
nen beïnvloeden) is op sommi
ge punten zeer welkom. De
aan/uit-code waarmee de infor
matie door de glasvezel heen
verzonden wordt, is overigens
de taal waarin de computer
van nature al rekent, dingen
onthoudt en „denkt" (voor zo
ver hij denkt, maar dat is een
ander verhaal). Dus de syste
men sluiten mooi op elkaar
aan.
Ook de apparatuur die elektrische signalen de bestaande kabels in
stuurt, wordt steeds kleiner naarmate er meer transistorschakelin
gen op een vierkante millimeter gepriegeld worden. Het zwarte
apparaatje. dateert technisch uit de jaren zestig. Het plaatje
onder vervult nu dezelfde functie.
Onze 40.000 jaar geleden uitgestorven voorganger de
Neanderthal-mens, had stevige botten. Dat hij ook de
bijbehorende stevige spieren had. hebben Russische
archeologen onlangs op een boeiende mani«" aanneme
lijk gemaakt. Zij taxeerden de krassen op stenen
werktuigen van de Neanderthaler, en concludeerden
daaruit dat die ongeveer acht keer zo sterke handen
moet hebben gehad als de moderne mens. Overigens
slaagden ook hedendaagse Russen er na enige oefening
in. met een oude vuistbijl in redelijke tijd boompjes te
hakken.