Ter Schegget als een reuzenmol Recht op de naaste af Een preekje over een tekst uit Voorlopig voorlopig Vandaag Onze adressen: VOORBL ZATERDAG 24 APR.L 1976 KERK TROUW/KWARTfr door drs. J. A. Montsma Voor wie de zaken in kerk en theolo gie 'n beetje bijhoudt zal dr. G. H. ter Schegget geen onbekende groot heid zijn. Nog onlangs bracht deze krant een levendige discussie over het taalgebruik van deze theoloog van de revolutie, een discussie die een einde kreeg toen prof. Berkhof in een soort bisschoppelijke inter ventie als zijn mening gaf, dat men de man niet op zijn taal, maar op zijn .theologie diende te beoordelen (Trouw van 2 maart). Daarbij werd de lezer opgewekt om kennis te nemen van Ter Scheggets nieuwste boek „Het lied van de Mensenzoon. Studie over de Christuspsalm in Fi- lippenzen 2 vers 6 tot 11". Die lezers die aan deze opwekking gevolg heb ben gegeven zullen echter andermaal op het jargon van de auteur zijn gestoten, maar dan niet zozeer vanwege zijn ook nu weer krachtig gestelde bewoordingen, maar eerder omdat Ter Schegget zich in dit boek overwegend uit in een soort geheimtaal waarbij de oudtestamentische raadselspreuken tot kinderlijke gemeenplaat sen verbleken. Wat niet wegneemt dat we in de grote lijn van het verhaal zonder moeite het thema herkennen van Ter Scheggets eerdere geschriften als „Partijgangers der armen" (1971) en „Het beroep op de stad der toekomst" (1970) boeken die veelzeggend in de onderti tel het begrip revolutie voerden. Met deze en andere publikaties heeft Ter Scheggets zich tot een van de meerbespraakte woordvoerders gemaakt van de volgens hem nog veel te weinigen die, tot in de concrete strijd tegen de kapitalistische orde, Jezus zien staan aan de kant van de onderliggende partij. In zijn nieuwste boek is dat niet anders, alleen heeft de auteur nu een tekort van zijn eerdere werken willen goedmaken: daarin ontbrak het tot nu toe aan een naar de diepte afstekende, bijbelse fundering van zijn bewust partijdige theologie. Vandaar dat Ter Schegget zich in zijn laatste werk op een voor hem centraal stuk Nieuwe Testament (en wat daaraan vastzit) heeft gestort; beter gezegd: hij heeft zich als een soort reuzenmol onder de grond van Filippen- zen 2 vers 6 tot 11 gewerkt, daarbij het losge woelde materiaal in grote hopen aan de op pervlakte werpend. Waarmee ik maar wil zeg gen, dat we een eind verder geweest waren als de schrijver in de opgehoopte stof iets meer orde had aangebracht; in de huidige vorm lijkt het er sterk op dat hij zijn uittreksels heeft laten afdrukken. Uitgangspunt Zoals uit de ondertitel blijkt, heeft Ter Scheg get zijn uitgangspunt genomen in het overbe kende (en hoogst ingewikkelde) fragment uit Filippenzen 2. waar Jezus Christus wordt be zongen als degene „die in de gestalte Gods zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd (vernederd) heeft". Ter Schegget kiest nadrukkelijk voor de opvat ting, dat hiermee Jezus wordt omschreven als de ware Adam. de waarachtige Mensenzoon, die totaal anders optreedt dan de oude Adam. Deze laatste kennen we uit de Bijbel als de figuur die op het kritieke moment bezwijkt voor de verlei ding om als God te worden. Daarin blijkt Adam toe te geven aan een diep cn dubbel misver stand: ten eerste denkt hij zich God als een wezen dat de mens op een afstand wil houden; ten tweede houdt hij het mèns-zijn blijkbaar voor iets laags. Anders, maar dan ook helemaal anders, loopt het verhaal van Jezus. Die is als God en, zo zou je nu verwachten: Hij legt dat God gelijk zijn af om mens te worden. Maar hier zit nu net de pointe van Ter Scheggets verhaal (hij heeft die overigens van Karl Barth): door aan de mensen gelijk te worden doet Jezus geen afstand van het als God zijn. maar juist op deze manier realiséért Hij dat God gelijk zijn. Waar Ter Schegget heen wil is glashelder: God bewijst zijn Godheid niet over de rug van de mens heen. maar zij aan zij met de geknakten, de slaven. En het is in de Mensenzoon dat God zich als zodanig openbaart. Steeds weer hamert de auteur erop. dat in het door hem gekozen fragment God pas optreedt (in vers 9) als éérst het verhaal van de vrijwillige vernedering, van het slavenbestaan van de Mensenzoon is ver teld. Dat betekent dat God zijn identiteit en het spreken over Hem bindt aan de situatie van de Slaaf onder de slaven. Pas zó wil God met name in het geding komen, omdat daarmee alle misverstand is uitgesloten dat we bij God zouden moeten denken aan iets hoogs boven ons, dat op kosten gaat van de mens. God heeft deze Mensenzoon uitermate verhoogd, zegt het lied. Dat betekent niet. dat daarmee de vernedering is afgelopen, juist niet; maar God vereenzelvigt Zich met de Mensen zoon en dus met de geringen. God draagt de heerschappij over aan Jezus: met Hem zullen de armen, de slaven regeren. „De verhoging van de bevrijder bestaat in de bevrijding van de sla ven. wier lotgenoot hij werd" (blz. 140). Laat er althans over één ding geen misverstand bestaan: de inspiratie van dit verhaal van Ter Schegget is zonder meer bijbels. Daar is immers de natuurlijke orde van „God hoort bij wat hoog is" verrassend omgekeerd, en dan ook nog concreet tot in de onmiskenbare partijdigheid voor de hoe dan ook verdrukten. Daarbij moet de lezer wel bedenken dat bij Ter Schegget deze inspiratie zich uit in een vorm die in sterke mate is bepaald door het denken van Karl Barth en van de marxistische filosoof Ernst Bloch. Zij zijn het dan ook die de gang van Ter Scheggets betoog bepalen. Barth mogen we noemen als de man die het thema „God is anders" zó aan de orde heeft gesteld, dat er nu al meer dan vijftig jaar in vele variaties op wordt teruggegrepen. Opmerkelijk genoeg is. dat we juist een periode achter de rug hebben waarin het. zeker na 1960, met de grote invloed van Barth's theologie gedaan leek. Maar van daag de dag is hij er weer. en nadrukkelijk mét zijn zware offensief tegen de „religie" als uitvin ding van de mens die zo nodig een „god" voor z'n kar moet hebben, een god die het dus doet op onze manier en die ons daarom ook ten diepste niet in onze rust zal storen. Maar: de God van Jezus Christus is verontrustend an ders. Die blijkt iets te kunnen wat wij de mens zelden en zijn goden in elk geval nooit zien doen: Hij vernedert zich en juist daarin is Hij God. Ter Schegget maakt een intensief gebruik van de eigenlijk atheïstische strekking in Barth's theologie: tot in het hart van onze juist ook christelijke belangenwereld houden wij er goden op na die door Jezus worden ontmaskerd als „heerschappen". Ernst Bloch Bij deze invalshoek is de stap naar Bloch niet groot. Voor hem is het atheisme een volstrekt serieuze zaak. een oefening in rechtop lopen. Want het verwerpelijke van de godsdienst steekt in de gebogen mens. die alles wat vol maakt goed en schoon is niet bij zichzelf zoekt, maar het toeschrijft aan een hemelse despoot boven zich, waarvoor (en waardoor) hij zich tot in het stof vernedert. Volgens Bloch moeten wij Jezus strikt atheïstisch verstaan: Hij, de ver kondiger van het Koninkrijk der liefde, rebel en martelaar voor de zaak van de geringe, Hij heeft zich in de plaats van God gesteld. De Knecht staat pp - dót is pas atheïsme. Ter Schegget vindt dat Bloch's godsdienstkri tiek het volle pond moet krijgen, en hij kan dat ook vinden want aan het eind kan hij Bloch voorhouden dat de échte God anders is. Deze God is uitsluitend te vinden in de weg van de Mensenzoon en die is te vinden bij de verne derden. Niet overtuigend Dr. G. H. ter Schegget we willen van wat we opmerkten over Ter Schegget's bijbelse inspiratie niets terugne men; bovendien heeft hij schoon gelijk als hij bij de functie van zaken als religie en godsbeeld terdege let op de diep ingrijpende maatschap pelijke belangen die daarmee zijn gemoeid. Toch heeft het boek mij niet overtuigd, verre van dat. Te opvallend is hoe Ter Schegget in vele ingewikkelde kwesties „oplossingen" for ceert en, 'als met een zweep in zijn hand, zijn exegetisch materiaal voor zich uitdrijft. Zo wordt in een handomdraai even geregeld, dat het in het lied over Mozes gaat (blz. 97v); doorlopend beweert Ter Schegget dat hij Pau- lus wil volgen in diens tegenoverstelling van de eerste en tweede Adam, maar ondertussen gaat hij met dat thema zwaar aan de haal: het moet en zal allemaal uitkomen bij de revolutionaire Mensenzoon. Dit zijn maar twee voorbeelden uit een volle bak, en bij die stand van zaken wordt het al heel merkwaardig als de auteur dan ook nog an deren van „zogenaamde exegese" beticht (blz. 58) en zich afzet tegen lieden „die een aantal passende teksten citeren bij een reeds ingeno men standpunt" (blz. 9). Daar komt dah nog eens bij, dat de auteur in brede partijen van zijn boek zich met het barthiaanse pathos van „zo is het en niet an ders" scheldend een weg baant door dè „bur gers" en „religieuzen" die toch alleen maar over God en Jezus kunnen liegen (bijv. blz. 137).Ik zou denken: als God echt anders is dan onze goden, dan is Hij misschien ook nog éven an ders dan die van Ter Schegget. Wat voor mij echter de deur dicht doet is de zelfingenomen en hier en daar zelfs arrogante toon van dit boek. dat nota bene de nederigheid tot thema heeft en de bijbel wil teruggeven aan de eenvoudigen. Steeds weer treedt ons uit het verhaal de schrijver tegemoet als iemand die z'n cultuurtje kent, een knap woord over de grens spreekt en meer van muziek weet dan honderd burgers bij elkaar. Moet dat nu echt op deze manier? Tenslotte een opmerking over het opzienbaren de aantal taal- en drukfouten. Mocht het tot een herdruk komen - in deze vorm dus liever niet - dan is het wel te hopen, dat Ter Scheggets drukker inmiddels iets van de zegeningen heeft mogen smaken van de door de auteur zo vurig geproclameerde bedeling waarin alles zal wor den rechtgezet. Drs. J.A. Montsma, verbonden aan de theolo gische faculteit van de Vrije Universiteit te Amsterdam, bespreekt: G.H. Ter Schegget, Het lied van de mensenzoon. Studie over de Christuspsalm in Filippenzen 2 vers 6-11). Uitg. Het Wereldvenster, Baarn; prijs ƒ17.50. Prof. dr. Gesina van der Molen De vroegere hoogleraar internati onale betrekkingen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam me vrouw Gesina van der Molen heeft gedaan wat meer mensen doen, die met pensioen gaan. Ze heeft een grote reis ondernomen. Maar mevrouw Van der Molen zou mevrouw Van der Molen niet zijn geweest, als zij aan die reis niet een diepere inhoud had gegeven. Zij had zich allang afgevraagd of in andere godsdiensten dan het christendom normen aanwezig zijn. waarop een internationaal recht gebaseerd zou kunnen wor den. Om deze vraag te beantwoor den reisde zij naar Azié. waar zij gesprekken had met politieke en religieuze leiders en vooraan staande rechtsgeleerden. Het was haar bedoeling, na deze reis een wetenschappelijke publi- katie samen te stellen, maar daar is het niet van gekomen. Prof. Van der Molen, en ook dat is typisch voor deze vrouw, werd zo getroffen door de verschrikkelij ke nood in landen als India, dat zij haar wetenschappelijke ambi ties aan de kant schoof en begon hulp te verlenen op een schaal, die alleen een buitengewone vrouw als zij kan opbrengen. Op deze wijze heeft zij meer dan tien jaar na haar emeritaat in dienst van de verre naaste gezet. Nu haar hulpwerk haar niet meer geheel opeist is het toch nog tot een publlkatie gekomen over haar gesprekken met de vertegen woordigers van andere godsdiensten. Het is een gezellig boekje geworden, dat een beeld schetst van deze vitale christen vrouw in haar verlangen naar een op recht en gerechtigheid geba seerde wereldsamenleving. De ti tel luidt: „Recht op de naaste af" (uitg. Keesing. Amsterdam. 144 pag. prijs veertien gulden.) A.S. AMSTERDAM Postbus 859. Wibautstraat 131 Tel 020-913456 Telex 13006 ROTTERDAM/DORDRECHT: Postbus 948. Westbiaak 9. Rotterdam Tel 010-115588 DEN HAAG/LEIDEN: Postbus 101, Parkstraat 22. Oen Haag Tel 070-469445 ZWOLLE/GRONINGEN: Postbus 3. Melkmarkt 56, Zwolle Tel. 05200-17030 Dr G. Dekker is heel ongelukkig met de recente beslissing van de Geref. Synode inzake Wiersmga. Een afwijkende stem tot zwijgen proberen te brengen Hoofdthema van het apnlnummer is DOODSBANG. Hierover schrijven de Quakerdokter P. Engelsman, prof. J. Firet en Prof. Cassee. Angst voor het niets, vooroordeel. Neurotische angsten. Vijftig jaar tegen de klippen op geroepen en tegen de bierkaai gevochten. Wat is 't geheim van deze dominee Buskes? (Dr. Ter Schegget). Verder in dit nummer: Een springle- vendsgeref. initiatief m de Keizersgracht- kerk te A dam (Dr. H. Bodewintz). Zingen als alibi voor geloofsonmacht (Eimert Pruim». En toch ook Wiersinga in de kroniek van Drs. Schuman. Zoals gewoonlijk: ook deze maand is VOORLOPIG weer lezenswaard. U kunt zichg abonneren door t 14.25 over te schrijven op girot 1696800 van VOORLO PIG. Delft. U ontvangt dan alle verdere nummers van dit jaar en gratis het aprilnummer. Uitgave Kok/Meinema. door A.J. Klei Eindelijk zijn we zover. Het heeft lang geduurd maar nu.is het er dan toch van gekomen. Ik heb me geërgerd aan Voorlopig. Een paar jaar terug heb ik met synodeleden, die verklaarden dit maandblad met zijn „evan gelisch commentaar bij de tijd" een gevaarlijk blad te vin den. een beetje de gek gesto ken. Hierop ontving ik een be straffende brief van een lezer, die mij het volgende voorhield. Ten eerste dat Voorlopig volge schreven werd door wat her vormden en gereformeerden aan uiterst links in huis had den. Voorts dat het gebodene in Voorlopig hem telkenmale danig ergerde. En tenslotte dat hij mijn verstandelijke vermo gens eerst voor vol zou aanzien, indien lk me zou scharen bij de door Voorlopig geërgerden. Welnu, thans kan ik meedoen, want het april-nummer van Voorlopig heeft mijn misnoe gen gewekt. Gevaarlijk zal ik het blad nog niet noemen, dat werd trouwens in die brief ook nog niet van me verlangd, maar wat niet is kan komen. Mijn ergernis ontstond door een paar woorden ln een bijdra ge van dr. Henk Bodewitz, die blijkens een voetnoot te Gro ningen het vak van fysicus uit oefent en daarvóór in zijn le vensonderhoud voorzag door het lidmaatschap van de gere formeerde Keizersgracht- kerkgemeente te Amsterdam. Ik kan de zinsnede van de heer Bodewitz, waarover ik struikel de, met de beste wil van de wereld niet „neo-marxistisch" noemen, hoe graag ik dat ter- wille van mijn briefschrijver van destijds ook had willen doen. Eerder spreekt er be houdzucht uit de betreffende opmerking van dr. Bodewitz. Dr Henk Bodewitz vertelt ln zijn artikel iets over de diensten ln de Kei- zersgrachtkerk en ik ben wel de laatste om hem dat kwalijk te kunnen nemen, want ik heb me aan hetzelfde schuldig ge maakt. De zaak is echter dat de heer Bodewitz zich ook op het kerkgebouw zelf stort en dan te kennen geeft dat de Kel- zersgrachtkerk „van buiten architectonisch van een beden kelijke wansmaak" is. Ik laat nu maar in 't midden of er ook een ónbedenkelijke wansmaak bestaat, in elk geval beleeft dr. Bodewitz geen ge noegen aan de gevel van de Keizersgrachtkerk en hij windt zich daarover zelfs ln Gronin gen nog op. Dit zij hem gegund. Ik vind het daarentegen een verrukkelijke gevel. Ik stel me voor hoe vader en zoon Salm heerlijk gegrasduind hebben in allerlei stijlen en in 1888 trots bij de dolerende kerkeraad zfln gekomen om te laten zien wat ze bedacht hadden: een puntgevel, geflankeerd door twee lage torens, een venster zus en een venster zo. hier gietijzer, daar een stenen ver siering. en alles in motieven, vrijmoedig ontleend aan go- thiek en renaissance. En zo staat die kerk er tot vandaag toe dapper te pronken temid den van statige herenhuizen. Als er al over wansmaak ge sproken moet worden, dan geldt dit voor de manier waar op zo'n twintig Jaar geleden aan de Ingangspartij geknoeid is. Er is een glazen deur geko men die de gedachte opdringt dat je een goedkoop warenhuis binnengaat. Er is een tijd geweest dat we alles wat in de vorige eeuw ge bouwd was, lelijk dienden te vinden. Ik herinner me dat in 1953, toen de vaderlandse rooms-katholieken honderd jaar kromstaf vierden, nie mand een goed woord over had voor de neo-gothiek. Een paar zeer vooruitstrevende lieden zeiden voorzichtig iets vriende lijks over de waterstaatsker ken. maar daarmee was het be keken. Vandaag echter loopt iedereen te hoop als je maar met één vinger naar een neo- gothische kerk wijst, want daar moeten ze afblijven. Van tweeën één: óf de herwaar dering van de negentiende- eeuwse bouwkunst is niet tot de heer Bodewitz doorgedron gen óf hij weet er alles van doch lapt het aan zijn laars. Het eerste durf ik van een te Gro ningen werkzame fysicus niet aannemen, we houden het dus op het laatste: dr. Henk Bode witz is conservatief en mis prijst mét de vaderen datgene wat negentiende-eeuwse bouw meesters. niet gehinderd door strenge inzichten, overeind hebben gezet. Alweer: dit zij hem gegund. Bo vendien kan Voorlopig best een klein beetje behoudzucht heb ben, waar of niet? Maar om welke reden geeft de heer Bo dewitz zijn privé-kijk op een gevel ten beste als een alge meen geldend oordeel? Waar om zei hij niet zoiets als: wat mij betreft, ik vind de Kei zersgrachtkerk van buiten een idioot ding. Dan had ik dit ver haal niet op papier gezet en alleen maar gedacht: nou ja, die jongen weet niet beter. Nu kom ik aan de toepassing van mijn preekje. Daartoe wen den wij de blik af van de Kei zersgrachtkerk in Amsterdam om hem te slaan op gans het kerkelijk bedrijf in ons land. Overal zie je dat persoonlijke overtuigingen verkocht willen worden als onomstotelijke waarheden. Dit geschiedt met grote ernst en zekerheid, er kan nergens een lachje af. Van links en rechts worden Je de stellig heden in het oor getoeterd. Geen sterveling acht de ander uitnemender dan zichzelf, nie mand kent blijkbaar ten dele. En als Je met deze bijbelwoor den aankomt, krijg je op je kop. Je hebt ze uit hun verband gerukt en als Je alles betrekke lijk acht, ben Je nergens. Jaja, en met al dat ferme gekakel zijn we er zeker wel. Keizersgrachtkerk in Amsterdam Quasimodo geniti U Zalig die niet gezien en toch gelf hebben. (Johannes 20, vers 19-; tr In het kerkelijk jaar volgei oude orde had de zondag na L een grappige naam. Hij heetten pasgeboren kinderkens" (Peti vers 2) of, misschien wel even lachverwekkend, in het latijn: simodo geniti! Ja, dat klopt, m sen zijn we nog maar pas met tot leven gekomen. Hoe hield» eerste christenen zich in die tie? Dat kan ons dan bezig hoi In Johannes 20 lezen we daar| van. Het gaat onder meer over mas, die bijna bruut zijn twijfel] de identiteit van Jezus had sproken. Jezus komt door de g< ten deuren en, zo vertelt Johi Thomas was er ook bij. Dat hoogt de spanning. Na de groet wendt Jezus zich tot Thoi Hij moet met zijn vinger de h: van de Heer „bezien" en z'n hi zijn zijde leggen. Thomas daarop uit: Mijn Heer en mijn Maar dan komt dat vreemde wofel dat bijna als een vermaning aande adres van Thomas klinkt: Je gel| omdat je Mij gezien hebt? die niet gezien en toch geloofd k» ben". Er is dus verschil tussen we noemen „de verschijningen"] de Heer en wat wij van Hem d maken. Wij zien namelijk niet.] horen alleen van Hem. In het vu van Jezus valt iets te beluisl van dat waarmee wij 't moe: hebben. En misschien is dat oohs. zo. Het werkelijk horen maakt! wel tijdgenoten maar toch blijf voor ons een spanning, die aarzelingen verklaart. Die twijfelingen niet legaliseert mai wel terugdringt en ze niet het n geeft machten te worden die van zijn nabijheid zouden schei] Beroepingswerk NED. HERV. KERK Beroepen te Drogeham: W. Graaf, kand. te Utrecht; te broek: J. J. W. Mouthaan te Wi Bedankt voor Strijen (toez.): Zwanenburg te Huizen (NH); Leiden(toez-): A. J. van Krui) te Rijswijk (ZH). GEREF. KERKEN f- Intrede op 25 april te Britsunfc Meijer, kand. aldaar. lk CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Lisse: J. Planting^ Dronten. GEREF. KERKEN Beroepen te Gorkum: A. Hofmi Scheveningen; te Ancaster (C drs A. Vergunst te Veen, di< dankte voor Zwijndrecht. m Ds. P. Sneep u In een.ziekenhuis te Utrecht is o leden de christelijke gereformeT" predikant P. Sneep. Hij is 59 j 1 geworden. Ds. Sneep was aanfl kelijk werkzaam in het schilden drijf. In 1965 werd hij predikanjc artikel 8 (singuliere gaven). i» standplaatsen waren achtereen 1 gens Zaamslag, Alphen aan de I en sinds 1974 Driebergen. Ds Ann Yong Bok Ds. Ann Yong Bok, lector aart theologisch seminarie in Poesank de presbyteriaanse kerk in Kor^ in Nederland gekomen om e Jaren Hebreeuws en Aramees t deren bij prof. drs. J. P. Lettingaii de theologische hogeschool vat: gereformeerde kerken (vrijgemsii te Kampen. Beide kerken onden den nauwe contacten met elkaaiar kerken in de classis Hardenbergfee ben de zorg voor ds. Ann op In genomen. bi Het christendom op de tocht do^. Rudolf Boon. Uitg. Kok, Kam 258 pag.. prijs ƒ29,50. In deze süjj houdt n de Landsmeerse hervorta predikant y zich bezig met een onderzoek de opkomst atheïsme. van het Westeuro|T R ,P Prof. Dr. W.H. Velema TUSSEN TEKST EN PREEK 152 blz.. oeb. 19.50 Meditatieve schetsen voor de verkondigt Ter stimulering van het preekwerk mensen die de Schrift voor de praktijk leven willen vestaan. FOTOBIJBEL 792 blz., 119.9b Het Nieuwe Testament voor mensen van d tiid. Met bijna 200 foto's die bijbelteksten' onderwerp hebben. Prof. Or. K. Runia NAIROBI IN PERSPECTIEF 108 bü 9.90 Voor de gemeente worden de onderwerp in Nairobi aan de orde waren in een wat b historisch en (of) theologisch persi K plaatst. G Puchinget AANDACHT VOOR GROEN VAN PRIK STERER 86 blz.. 9.50 Na een biografische inleiding geeft i Puchingcr in dit boek het woord aan Busken Huet. Or H.J.A.M. Schaepmanetj Gerreison. die in het verleden hun gedaclj over Groen op pepier hebben gezet. Dr. J.J. Buskes GEDICHTEN DIE MIJ VERGEZELLEN 64 blz../8.75 Een verzameling gedichten die Dr. Buskes 4 de jaren heenals trouwe vrienden vergezeld Bij elk gedicht een 'kanttekening' Verkrijgbaar in de boekhandel KOK KAMPE erkondigl rk. En vd ktijk van f •an i sten iverpeii •vat brs wrspeo 'Rik rft rJ iacH

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 2