Ter Schegget als een reuzenmol
Recht op de
naaste af
Een preekje over een
tekst uit Voorlopig
voorlopig
Vandaag
Onze adressen:
VOORBL
ZATERDAG 24 APR.L 1976
KERK
TROUW/KWARTfr
door drs. J. A. Montsma
Voor wie de zaken in kerk en theolo
gie 'n beetje bijhoudt zal dr. G. H. ter
Schegget geen onbekende groot
heid zijn. Nog onlangs bracht deze
krant een levendige discussie over
het taalgebruik van deze theoloog
van de revolutie, een discussie die
een einde kreeg toen prof. Berkhof
in een soort bisschoppelijke inter
ventie als zijn mening gaf, dat men
de man niet op zijn taal, maar op zijn
.theologie diende te beoordelen
(Trouw van 2 maart). Daarbij werd
de lezer opgewekt om kennis te
nemen van Ter Scheggets nieuwste
boek „Het lied van de Mensenzoon.
Studie over de Christuspsalm in Fi-
lippenzen 2 vers 6 tot 11".
Die lezers die aan deze opwekking gevolg heb
ben gegeven zullen echter andermaal op het
jargon van de auteur zijn gestoten, maar dan
niet zozeer vanwege zijn ook nu weer krachtig
gestelde bewoordingen, maar eerder omdat Ter
Schegget zich in dit boek overwegend uit in een
soort geheimtaal waarbij de oudtestamentische
raadselspreuken tot kinderlijke gemeenplaat
sen verbleken. Wat niet wegneemt dat we in de
grote lijn van het verhaal zonder moeite het
thema herkennen van Ter Scheggets eerdere
geschriften als „Partijgangers der armen"
(1971) en „Het beroep op de stad der toekomst"
(1970) boeken die veelzeggend in de onderti
tel het begrip revolutie voerden.
Met deze en andere publikaties heeft Ter
Scheggets zich tot een van de meerbespraakte
woordvoerders gemaakt van de volgens hem
nog veel te weinigen die, tot in de concrete
strijd tegen de kapitalistische orde, Jezus zien
staan aan de kant van de onderliggende partij.
In zijn nieuwste boek is dat niet anders, alleen
heeft de auteur nu een tekort van zijn eerdere
werken willen goedmaken: daarin ontbrak het
tot nu toe aan een naar de diepte afstekende,
bijbelse fundering van zijn bewust partijdige
theologie. Vandaar dat Ter Schegget zich in zijn
laatste werk op een voor hem centraal stuk
Nieuwe Testament (en wat daaraan vastzit)
heeft gestort; beter gezegd: hij heeft zich als een
soort reuzenmol onder de grond van Filippen-
zen 2 vers 6 tot 11 gewerkt, daarbij het losge
woelde materiaal in grote hopen aan de op
pervlakte werpend. Waarmee ik maar wil zeg
gen, dat we een eind verder geweest waren als
de schrijver in de opgehoopte stof iets meer
orde had aangebracht; in de huidige vorm lijkt
het er sterk op dat hij zijn uittreksels heeft
laten afdrukken.
Uitgangspunt
Zoals uit de ondertitel blijkt, heeft Ter Scheg
get zijn uitgangspunt genomen in het overbe
kende (en hoogst ingewikkelde) fragment uit
Filippenzen 2. waar Jezus Christus wordt be
zongen als degene „die in de gestalte Gods
zijnde, het God gelijk zijn niet als een roof heeft
geacht, maar Zichzelf ontledigd (vernederd)
heeft".
Ter Schegget kiest nadrukkelijk voor de opvat
ting, dat hiermee Jezus wordt omschreven als
de ware Adam. de waarachtige Mensenzoon, die
totaal anders optreedt dan de oude Adam. Deze
laatste kennen we uit de Bijbel als de figuur die
op het kritieke moment bezwijkt voor de verlei
ding om als God te worden. Daarin blijkt Adam
toe te geven aan een diep cn dubbel misver
stand: ten eerste denkt hij zich God als een
wezen dat de mens op een afstand wil houden;
ten tweede houdt hij het mèns-zijn blijkbaar
voor iets laags. Anders, maar dan ook helemaal
anders, loopt het verhaal van Jezus. Die is als
God en, zo zou je nu verwachten: Hij legt dat
God gelijk zijn af om mens te worden. Maar hier
zit nu net de pointe van Ter Scheggets verhaal
(hij heeft die overigens van Karl Barth): door
aan de mensen gelijk te worden doet Jezus geen
afstand van het als God zijn. maar juist op deze
manier realiséért Hij dat God gelijk zijn.
Waar Ter Schegget heen wil is glashelder: God
bewijst zijn Godheid niet over de rug van de
mens heen. maar zij aan zij met de geknakten,
de slaven. En het is in de Mensenzoon dat God
zich als zodanig openbaart. Steeds weer hamert
de auteur erop. dat in het door hem gekozen
fragment God pas optreedt (in vers 9) als éérst
het verhaal van de vrijwillige vernedering, van
het slavenbestaan van de Mensenzoon is ver
teld. Dat betekent dat God zijn identiteit en het
spreken over Hem bindt aan de situatie van de
Slaaf onder de slaven.
Pas zó wil God met name in het geding komen,
omdat daarmee alle misverstand is uitgesloten
dat we bij God zouden moeten denken aan iets
hoogs boven ons, dat op kosten gaat van de
mens. God heeft deze Mensenzoon uitermate
verhoogd, zegt het lied. Dat betekent niet. dat
daarmee de vernedering is afgelopen, juist niet;
maar God vereenzelvigt Zich met de Mensen
zoon en dus met de geringen. God draagt de
heerschappij over aan Jezus: met Hem zullen de
armen, de slaven regeren. „De verhoging van de
bevrijder bestaat in de bevrijding van de sla
ven. wier lotgenoot hij werd" (blz. 140).
Laat er althans over één ding geen misverstand
bestaan: de inspiratie van dit verhaal van Ter
Schegget is zonder meer bijbels. Daar is immers
de natuurlijke orde van „God hoort bij wat
hoog is" verrassend omgekeerd, en dan ook nog
concreet tot in de onmiskenbare partijdigheid
voor de hoe dan ook verdrukten. Daarbij moet
de lezer wel bedenken dat bij Ter Schegget deze
inspiratie zich uit in een vorm die in sterke mate
is bepaald door het denken van Karl Barth en
van de marxistische filosoof Ernst Bloch.
Zij zijn het dan ook die de gang van Ter
Scheggets betoog bepalen. Barth mogen we
noemen als de man die het thema „God is
anders" zó aan de orde heeft gesteld, dat er nu
al meer dan vijftig jaar in vele variaties op
wordt teruggegrepen. Opmerkelijk genoeg is.
dat we juist een periode achter de rug hebben
waarin het. zeker na 1960, met de grote invloed
van Barth's theologie gedaan leek. Maar van
daag de dag is hij er weer. en nadrukkelijk mét
zijn zware offensief tegen de „religie" als uitvin
ding van de mens die zo nodig een „god" voor
z'n kar moet hebben, een god die het dus doet
op onze manier en die ons daarom ook ten
diepste niet in onze rust zal storen. Maar: de
God van Jezus Christus is verontrustend an
ders. Die blijkt iets te kunnen wat wij de mens
zelden en zijn goden in elk geval nooit zien
doen: Hij vernedert zich en juist daarin is Hij
God.
Ter Schegget maakt een intensief gebruik van
de eigenlijk atheïstische strekking in Barth's
theologie: tot in het hart van onze juist ook
christelijke belangenwereld houden wij er
goden op na die door Jezus worden ontmaskerd
als „heerschappen".
Ernst Bloch
Bij deze invalshoek is de stap naar Bloch niet
groot. Voor hem is het atheisme een volstrekt
serieuze zaak. een oefening in rechtop lopen.
Want het verwerpelijke van de godsdienst
steekt in de gebogen mens. die alles wat vol
maakt goed en schoon is niet bij zichzelf zoekt,
maar het toeschrijft aan een hemelse despoot
boven zich, waarvoor (en waardoor) hij zich tot
in het stof vernedert. Volgens Bloch moeten wij
Jezus strikt atheïstisch verstaan: Hij, de ver
kondiger van het Koninkrijk der liefde, rebel en
martelaar voor de zaak van de geringe, Hij heeft
zich in de plaats van God gesteld. De Knecht
staat pp - dót is pas atheïsme.
Ter Schegget vindt dat Bloch's godsdienstkri
tiek het volle pond moet krijgen, en hij kan dat
ook vinden want aan het eind kan hij Bloch
voorhouden dat de échte God anders is. Deze
God is uitsluitend te vinden in de weg van de
Mensenzoon en die is te vinden bij de verne
derden.
Niet overtuigend
Dr. G. H. ter Schegget we willen van wat we opmerkten over Ter
Schegget's bijbelse inspiratie niets terugne
men; bovendien heeft hij schoon gelijk als hij
bij de functie van zaken als religie en godsbeeld
terdege let op de diep ingrijpende maatschap
pelijke belangen die daarmee zijn gemoeid.
Toch heeft het boek mij niet overtuigd, verre
van dat. Te opvallend is hoe Ter Schegget in
vele ingewikkelde kwesties „oplossingen" for
ceert en, 'als met een zweep in zijn hand, zijn
exegetisch materiaal voor zich uitdrijft.
Zo wordt in een handomdraai even geregeld,
dat het in het lied over Mozes gaat (blz. 97v);
doorlopend beweert Ter Schegget dat hij Pau-
lus wil volgen in diens tegenoverstelling van de
eerste en tweede Adam, maar ondertussen gaat
hij met dat thema zwaar aan de haal: het moet
en zal allemaal uitkomen bij de revolutionaire
Mensenzoon.
Dit zijn maar twee voorbeelden uit een volle
bak, en bij die stand van zaken wordt het al heel
merkwaardig als de auteur dan ook nog an
deren van „zogenaamde exegese" beticht (blz.
58) en zich afzet tegen lieden „die een aantal
passende teksten citeren bij een reeds ingeno
men standpunt" (blz. 9).
Daar komt dah nog eens bij, dat de auteur in
brede partijen van zijn boek zich met het
barthiaanse pathos van „zo is het en niet an
ders" scheldend een weg baant door dè „bur
gers" en „religieuzen" die toch alleen maar over
God en Jezus kunnen liegen (bijv. blz. 137).Ik
zou denken: als God echt anders is dan onze
goden, dan is Hij misschien ook nog éven an
ders dan die van Ter Schegget.
Wat voor mij echter de deur dicht doet is de
zelfingenomen en hier en daar zelfs arrogante
toon van dit boek. dat nota bene de nederigheid
tot thema heeft en de bijbel wil teruggeven aan
de eenvoudigen. Steeds weer treedt ons uit het
verhaal de schrijver tegemoet als iemand die z'n
cultuurtje kent, een knap woord over de grens
spreekt en meer van muziek weet dan honderd
burgers bij elkaar. Moet dat nu echt op deze
manier?
Tenslotte een opmerking over het opzienbaren
de aantal taal- en drukfouten. Mocht het tot een
herdruk komen - in deze vorm dus liever niet -
dan is het wel te hopen, dat Ter Scheggets
drukker inmiddels iets van de zegeningen heeft
mogen smaken van de door de auteur zo vurig
geproclameerde bedeling waarin alles zal wor
den rechtgezet.
Drs. J.A. Montsma, verbonden aan de theolo
gische faculteit van de Vrije Universiteit te
Amsterdam, bespreekt: G.H. Ter Schegget,
Het lied van de mensenzoon.
Studie over de Christuspsalm in Filippenzen 2
vers 6-11).
Uitg. Het Wereldvenster, Baarn; prijs ƒ17.50.
Prof.
dr. Gesina
van der Molen
De vroegere hoogleraar internati
onale betrekkingen aan de Vrije
Universiteit te Amsterdam me
vrouw Gesina van der Molen
heeft gedaan wat meer mensen
doen, die met pensioen gaan. Ze
heeft een grote reis ondernomen.
Maar mevrouw Van der Molen
zou mevrouw Van der Molen niet
zijn geweest, als zij aan die reis
niet een diepere inhoud had
gegeven.
Zij had zich allang afgevraagd of
in andere godsdiensten dan het
christendom normen aanwezig
zijn. waarop een internationaal
recht gebaseerd zou kunnen wor
den. Om deze vraag te beantwoor
den reisde zij naar Azié. waar zij
gesprekken had met politieke en
religieuze leiders en vooraan
staande rechtsgeleerden.
Het was haar bedoeling, na deze
reis een wetenschappelijke publi-
katie samen te stellen, maar daar
is het niet van gekomen. Prof.
Van der Molen, en ook dat is
typisch voor deze vrouw, werd zo
getroffen door de verschrikkelij
ke nood in landen als India, dat
zij haar wetenschappelijke ambi
ties aan de kant schoof en begon
hulp te verlenen op een schaal,
die alleen een buitengewone
vrouw als zij kan opbrengen.
Op deze wijze heeft zij meer dan
tien jaar na haar emeritaat in
dienst van de verre naaste gezet.
Nu haar hulpwerk haar niet meer
geheel opeist is het toch nog tot
een publlkatie gekomen over
haar gesprekken met de vertegen
woordigers van andere
godsdiensten. Het is een gezellig
boekje geworden, dat een beeld
schetst van deze vitale christen
vrouw in haar verlangen naar een
op recht en gerechtigheid geba
seerde wereldsamenleving. De ti
tel luidt: „Recht op de naaste af"
(uitg. Keesing. Amsterdam. 144
pag. prijs veertien gulden.)
A.S.
AMSTERDAM
Postbus 859.
Wibautstraat 131
Tel 020-913456
Telex 13006
ROTTERDAM/DORDRECHT:
Postbus 948.
Westbiaak 9. Rotterdam
Tel 010-115588
DEN HAAG/LEIDEN:
Postbus 101,
Parkstraat 22. Oen Haag
Tel 070-469445
ZWOLLE/GRONINGEN:
Postbus 3.
Melkmarkt 56, Zwolle
Tel. 05200-17030
Dr G. Dekker is heel ongelukkig met de
recente beslissing van de Geref. Synode
inzake Wiersmga. Een afwijkende stem
tot zwijgen proberen te brengen
Hoofdthema van het apnlnummer is
DOODSBANG. Hierover schrijven de
Quakerdokter P. Engelsman, prof. J. Firet
en Prof. Cassee. Angst voor het niets,
vooroordeel. Neurotische angsten.
Vijftig jaar tegen de klippen op geroepen
en tegen de bierkaai gevochten. Wat is 't
geheim van deze dominee Buskes? (Dr.
Ter Schegget).
Verder in dit nummer: Een springle-
vendsgeref. initiatief m de Keizersgracht-
kerk te A dam (Dr. H. Bodewintz). Zingen
als alibi voor geloofsonmacht (Eimert
Pruim». En toch ook Wiersinga in de
kroniek van Drs. Schuman.
Zoals gewoonlijk: ook deze maand is
VOORLOPIG weer lezenswaard. U kunt
zichg abonneren door t 14.25 over te
schrijven op girot 1696800 van VOORLO
PIG. Delft. U ontvangt dan alle verdere
nummers van dit jaar en gratis het
aprilnummer. Uitgave Kok/Meinema.
door A.J. Klei
Eindelijk zijn we zover.
Het heeft lang geduurd
maar nu.is het er dan toch
van gekomen. Ik heb me
geërgerd aan Voorlopig.
Een paar jaar terug heb ik met
synodeleden, die verklaarden
dit maandblad met zijn „evan
gelisch commentaar bij de
tijd" een gevaarlijk blad te vin
den. een beetje de gek gesto
ken. Hierop ontving ik een be
straffende brief van een lezer,
die mij het volgende voorhield.
Ten eerste dat Voorlopig volge
schreven werd door wat her
vormden en gereformeerden
aan uiterst links in huis had
den. Voorts dat het gebodene
in Voorlopig hem telkenmale
danig ergerde. En tenslotte dat
hij mijn verstandelijke vermo
gens eerst voor vol zou aanzien,
indien lk me zou scharen bij de
door Voorlopig geërgerden.
Welnu, thans kan ik meedoen,
want het april-nummer van
Voorlopig heeft mijn misnoe
gen gewekt. Gevaarlijk zal ik
het blad nog niet noemen, dat
werd trouwens in die brief ook
nog niet van me verlangd, maar
wat niet is kan komen.
Mijn ergernis ontstond door
een paar woorden ln een bijdra
ge van dr. Henk Bodewitz, die
blijkens een voetnoot te Gro
ningen het vak van fysicus uit
oefent en daarvóór in zijn le
vensonderhoud voorzag door
het lidmaatschap van de gere
formeerde Keizersgracht-
kerkgemeente te Amsterdam.
Ik kan de zinsnede van de heer
Bodewitz, waarover ik struikel
de, met de beste wil van de
wereld niet „neo-marxistisch"
noemen, hoe graag ik dat ter-
wille van mijn briefschrijver
van destijds ook had willen
doen. Eerder spreekt er be
houdzucht uit de betreffende
opmerking van dr. Bodewitz.
Dr Henk Bodewitz vertelt ln
zijn artikel iets over de
diensten ln de Kei-
zersgrachtkerk en ik ben wel de
laatste om hem dat kwalijk te
kunnen nemen, want ik heb me
aan hetzelfde schuldig ge
maakt. De zaak is echter dat de
heer Bodewitz zich ook op het
kerkgebouw zelf stort en dan te
kennen geeft dat de Kel-
zersgrachtkerk „van buiten
architectonisch van een beden
kelijke wansmaak" is.
Ik laat nu maar in 't midden of
er ook een ónbedenkelijke
wansmaak bestaat, in elk geval
beleeft dr. Bodewitz geen ge
noegen aan de gevel van de
Keizersgrachtkerk en hij windt
zich daarover zelfs ln Gronin
gen nog op. Dit zij hem gegund.
Ik vind het daarentegen een
verrukkelijke gevel. Ik stel me
voor hoe vader en zoon Salm
heerlijk gegrasduind hebben in
allerlei stijlen en in 1888 trots
bij de dolerende kerkeraad zfln
gekomen om te laten zien wat
ze bedacht hadden: een
puntgevel, geflankeerd door
twee lage torens, een venster
zus en een venster zo. hier
gietijzer, daar een stenen ver
siering. en alles in motieven,
vrijmoedig ontleend aan go-
thiek en renaissance. En zo
staat die kerk er tot vandaag
toe dapper te pronken temid
den van statige herenhuizen.
Als er al over wansmaak ge
sproken moet worden, dan
geldt dit voor de manier waar
op zo'n twintig Jaar geleden
aan de Ingangspartij geknoeid
is. Er is een glazen deur geko
men die de gedachte opdringt
dat je een goedkoop warenhuis
binnengaat.
Er is een tijd geweest dat we
alles wat in de vorige eeuw ge
bouwd was, lelijk dienden te
vinden. Ik herinner me dat in
1953, toen de vaderlandse
rooms-katholieken honderd
jaar kromstaf vierden, nie
mand een goed woord over had
voor de neo-gothiek. Een paar
zeer vooruitstrevende lieden
zeiden voorzichtig iets vriende
lijks over de waterstaatsker
ken. maar daarmee was het be
keken. Vandaag echter loopt
iedereen te hoop als je maar
met één vinger naar een neo-
gothische kerk wijst, want daar
moeten ze afblijven.
Van tweeën één: óf de herwaar
dering van de negentiende-
eeuwse bouwkunst is niet tot
de heer Bodewitz doorgedron
gen óf hij weet er alles van doch
lapt het aan zijn laars. Het
eerste durf ik van een te Gro
ningen werkzame fysicus niet
aannemen, we houden het dus
op het laatste: dr. Henk Bode
witz is conservatief en mis
prijst mét de vaderen datgene
wat negentiende-eeuwse bouw
meesters. niet gehinderd door
strenge inzichten, overeind
hebben gezet.
Alweer: dit zij hem gegund. Bo
vendien kan Voorlopig best een
klein beetje behoudzucht heb
ben, waar of niet? Maar om
welke reden geeft de heer Bo
dewitz zijn privé-kijk op een
gevel ten beste als een alge
meen geldend oordeel? Waar
om zei hij niet zoiets als: wat
mij betreft, ik vind de Kei
zersgrachtkerk van buiten een
idioot ding. Dan had ik dit ver
haal niet op papier gezet en
alleen maar gedacht: nou ja,
die jongen weet niet beter.
Nu kom ik aan de toepassing
van mijn preekje. Daartoe wen
den wij de blik af van de Kei
zersgrachtkerk in Amsterdam
om hem te slaan op gans het
kerkelijk bedrijf in ons land.
Overal zie je dat persoonlijke
overtuigingen verkocht willen
worden als onomstotelijke
waarheden. Dit geschiedt met
grote ernst en zekerheid, er kan
nergens een lachje af. Van links
en rechts worden Je de stellig
heden in het oor getoeterd.
Geen sterveling acht de ander
uitnemender dan zichzelf, nie
mand kent blijkbaar ten dele.
En als Je met deze bijbelwoor
den aankomt, krijg je op je
kop. Je hebt ze uit hun verband
gerukt en als Je alles betrekke
lijk acht, ben Je nergens. Jaja,
en met al dat ferme gekakel
zijn we er zeker wel.
Keizersgrachtkerk in Amsterdam
Quasimodo geniti U
Zalig die niet gezien en toch gelf
hebben. (Johannes 20, vers 19-;
tr
In het kerkelijk jaar volgei
oude orde had de zondag na L
een grappige naam. Hij heetten
pasgeboren kinderkens" (Peti
vers 2) of, misschien wel even
lachverwekkend, in het latijn:
simodo geniti! Ja, dat klopt, m
sen zijn we nog maar pas met
tot leven gekomen. Hoe hield»
eerste christenen zich in die
tie? Dat kan ons dan bezig hoi
In Johannes 20 lezen we daar|
van. Het gaat onder meer over
mas, die bijna bruut zijn twijfel]
de identiteit van Jezus had
sproken. Jezus komt door de g<
ten deuren en, zo vertelt Johi
Thomas was er ook bij. Dat
hoogt de spanning. Na de
groet wendt Jezus zich tot Thoi
Hij moet met zijn vinger de h:
van de Heer „bezien" en z'n hi
zijn zijde leggen. Thomas
daarop uit: Mijn Heer en mijn
Maar dan komt dat vreemde wofel
dat bijna als een vermaning aande
adres van Thomas klinkt: Je gel|
omdat je Mij gezien hebt?
die niet gezien en toch geloofd k»
ben". Er is dus verschil tussen
we noemen „de verschijningen"]
de Heer en wat wij van Hem d
maken. Wij zien namelijk niet.]
horen alleen van Hem. In het vu
van Jezus valt iets te beluisl
van dat waarmee wij 't moe:
hebben. En misschien is dat oohs.
zo. Het werkelijk horen maakt!
wel tijdgenoten maar toch blijf
voor ons een spanning, die
aarzelingen verklaart. Die
twijfelingen niet legaliseert mai
wel terugdringt en ze niet het n
geeft machten te worden die
van zijn nabijheid zouden schei]
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Beroepen te Drogeham: W.
Graaf, kand. te Utrecht; te
broek: J. J. W. Mouthaan te Wi
Bedankt voor Strijen (toez.):
Zwanenburg te Huizen (NH);
Leiden(toez-): A. J. van Krui)
te Rijswijk (ZH).
GEREF. KERKEN f-
Intrede op 25 april te Britsunfc
Meijer, kand. aldaar. lk
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te Lisse: J. Planting^
Dronten.
GEREF. KERKEN
Beroepen te Gorkum: A. Hofmi
Scheveningen; te Ancaster (C
drs A. Vergunst te Veen, di<
dankte voor Zwijndrecht. m
Ds. P. Sneep u
In een.ziekenhuis te Utrecht is o
leden de christelijke gereformeT"
predikant P. Sneep. Hij is 59 j 1
geworden. Ds. Sneep was aanfl
kelijk werkzaam in het schilden
drijf. In 1965 werd hij predikanjc
artikel 8 (singuliere gaven). i»
standplaatsen waren achtereen 1
gens Zaamslag, Alphen aan de I
en sinds 1974 Driebergen.
Ds Ann Yong Bok
Ds. Ann Yong Bok, lector aart
theologisch seminarie in Poesank
de presbyteriaanse kerk in Kor^
in Nederland gekomen om e
Jaren Hebreeuws en Aramees t
deren bij prof. drs. J. P. Lettingaii
de theologische hogeschool vat:
gereformeerde kerken (vrijgemsii
te Kampen. Beide kerken onden
den nauwe contacten met elkaaiar
kerken in de classis Hardenbergfee
ben de zorg voor ds. Ann op In
genomen. bi
Het christendom op de tocht do^.
Rudolf Boon. Uitg. Kok, Kam
258
pag.. prijs ƒ29,50. In deze süjj
houdt n
de Landsmeerse hervorta
predikant y
zich bezig met een onderzoek
de
opkomst
atheïsme.
van het
Westeuro|T
R
,P
Prof. Dr. W.H. Velema
TUSSEN TEKST EN PREEK
152 blz.. oeb. 19.50
Meditatieve schetsen voor de verkondigt
Ter stimulering van het preekwerk
mensen die de Schrift voor de praktijk
leven willen vestaan.
FOTOBIJBEL
792 blz., 119.9b
Het Nieuwe Testament voor mensen van d
tiid. Met bijna 200 foto's die bijbelteksten'
onderwerp hebben.
Prof. Or. K. Runia
NAIROBI IN PERSPECTIEF
108 bü 9.90
Voor de gemeente worden de onderwerp
in Nairobi aan de orde waren in een wat b
historisch en (of) theologisch persi
K plaatst.
G Puchinget
AANDACHT VOOR GROEN VAN PRIK
STERER
86 blz.. 9.50
Na een biografische inleiding geeft i
Puchingcr in dit boek het woord aan
Busken Huet. Or H.J.A.M. Schaepmanetj
Gerreison. die in het verleden hun gedaclj
over Groen op pepier hebben gezet.
Dr. J.J. Buskes
GEDICHTEN DIE MIJ VERGEZELLEN
64 blz../8.75
Een verzameling gedichten die Dr. Buskes 4
de jaren heenals trouwe vrienden vergezeld
Bij elk gedicht een 'kanttekening'
Verkrijgbaar in de boekhandel
KOK KAMPE
erkondigl
rk. En vd
ktijk van f
•an i
sten
iverpeii
•vat brs
wrspeo
'Rik
rft
rJ
iacH