Olie van Indonesië wilde maar geen goud worden i Sam zoekt zwarte vrienden l y Hoe een generaal mislukte als koning Midas _ffgn inister Kissinger op reis door Afrika kt id-Afrika steunt isprek met Jodesisch verzet Ontmoeting in Afrika IDAG 24 APRIL 1976 gr BUITENLAND TROUW/KWARTET 17 1 leraal Ibnoe Soetowo grote koppen kondigden de Indonesische kranten vorige maand een uitspraak aan van de lister van mijnwezen, professor Mohammed Sadli, toen deze zes nieuwe directeuren van de itsoliemaatschappij Pertamina benoemde. „Er mogen geen vergissingen meer gemaakt den. Pertamina heeft grote invloed op de economie van het hele land. Als er iets misgaat met "iamina, dan ondervinden de andere sectoren in onze economie daar de nadelige gevolgen aldus de minister. Hij hield verder de zes directeuren voor ogen dat er veranderingen in het id moesten komen om het gezicht van de oliemaatschappij nu en in de toekomst te jeteren. Grote vraag is wie die veranderingen eigenlijk móet aanbrengen. De zes „nieuwe" cteuren zijn namelijk dezelfde als die welke Pertamina samen met de wel echt ontslagen >raal Ibnoe Soetowo naar het bankroet geleid hebben. En was professor Sadli, als minister mijnbouw en lid van de raad van commissarissen niet medeverantwoordelijk voor de nciële catastrofe van het staatsoliebedrijf? tapan zou zo'n minister haraki- pleegd hebben, bij u in Neder- zou hij zelf opgestapt zijn of 'ongen zijn te vertrekken, maar ins in Indonesië blijft hij ge- aan. Dat is Javaans. Zo'n man zijn gezicht niet verliezen", zo ouwt een zeer beminnelijke Ja- se rechtsgeleerde mij toe. De aardige wijze waarop generaal >wo aan de kant gezet werd (hij met ziekteverlof gestuurd en ia ontslagen, maar mocht al rijkdommen behouden) moet )ok zeker op deze manier beke- worden. bakken peren isen zit Indonesië met de ge ien peren. De regering heeft jaar de schulden van Pertami- ïoeten overnemen. De omvang moet nog becijferd worden, pvolger van Soetowo, de nieu- president-directeur, generaal Harjono wilde of kon rschijnlijk echt het laatste) op laart van dit jaar nog geen te cijfers geven. Wel moest hij iven dat het wel meer dan 9 ird dollar was. Betrouwbare nen schatten de schuld echter ninstens 13 miljard dollar en financieel-economisch redac- van een vooraanstaande krant ikarta merkte ironisch op dat chattingen tussen de 6 en 30 ird dollar lagen. Vorig jaar juni de Indonesische regering een aring uit aan het parlement in de schulden op 3 miljard r geraamd werden. Maar door- zich steeds meer binnen- en inlandse schuleisers aandien- moest het bedrag steeds ver worden. Overigens vraagt zich in Indonesië binnen en n het parlement wel af wat het eweest is van de benoeming belangrijke ministers in de van commissarissen van het Ijf. Deze benoeming was het Itaat van een onderzoek van de enaamde commissie van vier, na de corruptieschandalen van 1970 Pertamina doorlichtte. Naast minister Sadli werd toen ook de minister die het totale financieel- conómische beleid in Indonesië be paalt, professor Widjojo Nitisastro, benoemd tot commissaris. Velen vragen zich af hoe vooral deze mi nister, die toch bepaald niet als een lichtgewicht gezien wordt, het zover heeft kunnen laten komen. De Pertamina staatsolie maatschappij is ontstaan uit een bundeling in 1968 van twee Indone sische oliemaatschappijen; Permi- na en Permigan, die op hun beurt eigenlijk weer voortzettingen zijn van de in 1957 genationaliseerde Shell-ondernemingen. Shell kwam in 1966 met de Indonesische rege ring een schadèloosstelling van 110 miljoen dollar overeen. Het bedrijf is sinds enige jaren weer actief in Indonesië. In 1957 benoemde presi dent Soekarno luitenant-generaal Ihnoe Soetowo tot president directeur van Permina en na de bundeling van oliemaatschappijen in '68 kreeg hij dezelfde functie over Pertamina onder president Soehar- to. De generaal heeft dus bijna 30 jaar in de olie gezeten. Na 1967. toen de buitenlandse in vesteerders weer welkom waren in Indonesië nam de olieproduktie een enorme vlucht, ook door het toene men van de internationale vraag. Indonesië raakte bijzonder in trek bij buitenlandse oliemaatschappij en. De belangrijkste reden hiervoor was en is dat Indonesië over enorme hoogwaardige olievoorraden be schikt, waarvan de exploitaitie technisch niet al te moeilijk is. Veel olie-importerende landen zochten na de „oliecrisis" naar een uitbrei ding van het aantal leveranciers om minder afhankelijk te worden van de olie uit het Midden-Oosten. Ja pan is hiervan een sprekend voor beeld. Het overgrote deel van de indonesische olie wordt uitgevoerd naar Japan, al is de groei er een beetje uit, omdat Japan happig is op de Chinese olie die naast de deur te krijgen is. Verder worden de bui tenlandse maatschappijen aange lokt door de gunstige voorwaarden, waarop ze aan de explotatie mogen meedoen. En tenslotte achten ze het bewind van Soeharto stabiel genoeg om er grote hoeveelheden geld in te investeren. Afhankelijk Binnen korte tijd kwamen dan ook na de machtswisseling meer dan 30 buitenlandse oliemaatschappijen naar Indonesië, en al in 1972 leverde de olie al meer dan de helft van de exportwaarde van het land. In 1974 was dit, mede dank zij de prijsver hogingen na de „oliecrisis" opgelo pen tot bijna 80 procent. Als gevolg van deze crises stegen de in; komsten uit de olie van 1 tot onge veer 4 miljard dollar. De produktie is voor ruim 90 procent in handen van buitenlandse maatschappijen en Indonesië is hierdoor wel bijzon der afhankelijk van het buitenland. De regering tracht deze afhanke lijkheid te verminderen door Perta mina verder uit te breiden. Momen teel heeft dë maatschappij de bin nenlandse raffinage en de binnen landse markt voor olieprodukten in handen. In de toekomst zal ze zich ook meer op de produktie voor de export mpeten toeleggen. De buitenlandse maatschappijen kunnen uitsluitend via Pertamina aan de exploitatie deelnemen. Per tamina werkt met hen samen op basis van „productioij-sharing" waarbij de opbrengsten verdeeld worden tussen de buitenlandse partner en de Indonesische staat, vertegenwoordigd door Pertamina. In het algemeen komt het erop neer dat de buitenlandse maatschappij 40 procent van haar brutoproduktie mag behouden om allerlei kosten te bestrijden. De rest van de bruto- opbrengsten moet gedeeld worden met Pertamina die daar 65 procent van krijgt. Tenzij het dm zeer hoge opbrengsten gaat; Pertamina kan dan 70 procent van de rest van de brut-opbrengsten verkrijgen. De buitenlandse maatschappijen va ren hier zeer wel bij, maar ook de indonesische staatskas ii verzekerd van een grote toevloed aan kapi taal. Althans, zo had het moeten zijp. Staat in de staat Pertamina echter heeft zich gedra gen als een staat in de staat. Perta mina was nagenoeg autonoom' en had een zeer grote vrijheid van han delen. De leiding was alleen ver- f< v t' 1 tl rML fvISuiiWifir antwoording schuldig aan presi dent Soeharto. De olie-opbrengsten gingen voor een groot deel niet naar de staatskas maar werden door het bedrijf op eigen houtje in allerlei nieuwe opgezette ondernemingen geïnvesteerd. Pertamina stortte zich in allerlei bedrijfstakken die niets met olie te maken hebben: luchtvaartmaatschappijen, zieken huizen, golfbanen, staalbedrijven, verzekeringen, rederijen, toerisme en kunst. Met gelden die eigenlijk in de staatskas hadden moeten vloeien. Krakatau-project Generaal Ibnoe Soetowo zei hiero ver: „In Indonesië zijn er twee we gen. De ene gaat via de Verschillen de ministeries, de andere via Perta mina en deze laatste is het snelst". De door Pertamina opgezette pro jecten waren zeker niet allemaal winstgevend en kostten de Indone sische staat in feite geld. De maat schappij ging zo'n groot aantal eco nomische neven-activiteiten aan dat de toch zeker jiiet geringe olie- gelden niet voldoende waren om deze te financieren. Maar Pertami na bleek ook in het buitenland le ningen te kunnen sluiten, zonder de Indonesische regering daarbij te be trekken. Zo sloot Soetowo kortlo pende kredieten af voor projecten op lange termijn, hetgeen op zijn zachtste een onconventionele ma nier van geld lenen genoemd kan worden. En de leningen kwamen er. Indonesië is met zijn rijke bo demschatten immers een zeer kre dietwaardig land. Een treffend voorbeeld van het door Pertamina gevoerde wanbe leid is het Krakatau-staalprojct, waaraan al in 1960 door Soekarno met behulp van Russische geld en materiaal was begonnen. Een pro ject waarvan toen al deskundigen zeiden dat het niet haalbaar zou zijn. Na de val van Soekarno kwam er van de voltooiing van dit projet op West-Java tegenover de Kraka- tauvulkaan niets terecht en de ma terialen lagen te roesten op het ter rein. Begin 1974 echter nam Soeto wo het project weer ter hand en dit maal met West-duitse hulp. Er werd een groot aantal zeer luxueuze voorzieningen voor de te verwach ten Duitse deskundigen met hun gezinnen getroffen, die handen vol geld kostten. Er kwamen golfvel- den, een supermarket, een wonin gencomplex. een zwembad, restau rants en een concertzaal,. Terwijl nog niemand wist waar het ijzererts voor de fabriek vandaan zou moe ten komen. De fabriek zelf was nog nauwelijks opgeschoten maar de kosten waren de 800 miljoen dollar al gepasseerd. Een rekening die Pertamina niet kon betalen, temeer daar ook andere schuldeisers, als gevolg van de internationale econo mische teruggang, om hun geld stonden te springen. Pertamina was niet in staat de leningen op korte termijn terug te betalen en zelfs niet de rente van de leningen op langere termijn. De Indonesische regering moest toen wel ingrijpen en Pertamina laten doorlichten. Directeur Rachman Saleh van de Centrale Bank van Indonesië kreeg deze wei nig dankbare taak toegewezen. De regering moest erkennen dat Perta mina te verwas gegaan. Maar Ibnoe Soetowo bleef tot begin vorige maand gewoon aan als president- directeur, zij het dat zijn vrijheid van handelen drastisch beperkt werd. De regering kondigde vorig jaar bij monde van prof. Widjojo Nitisastro een aantal maatregelen aan die er op neerkwamen dat de regering de schulden van de onder neming zou overnemen of er in ie der geval garant voor zou staan. Verder zouden de door Petamina opgezette projecten kritisch beke ken worden en werd beslist dat Per tamina zich niet meer met niet-olie bdrijven mocht inlaten. Ten slotte werd bepaald dat Pertamina niet meer op eigen houtje geld kan lenen en dat in de toekomst alle transac ties via de Centrale Bank moeten TTTTiT door Johan ten Hove gaan. Maar het onheil is geschied. De schuld van Pertamina is veel groter dan in eerste instantie ge dacht en gehoopt werd. Dertien mil jard dollar op een bevolking van 130 miljoen mensen houdt per hoofd van de bevolking een schuld in van 1000 dollar. Terwijl het nationale inkomen per hoofd zo rond de 120 dollar ligtAan de vooravond van Pepelita II (het tweede vijfja renplan) was erop gerekend dat Pertamina een groot deel van dit ontwikkelingsplan zou financieren. In Indonesië werd zelfs 40 procent genoemd. Maar met Pertamina valt momenteel niets te financieren. Pertamina kost de regering mo menteel handen vol geld. De voor uitzichten op de uitvoering van de ontwikkelingsplannen in de laatste fase van Repelita II zijn dan ook verre van rooskleurig. Het valt nu nog nauwelijks te bezien, hoeveel scholen, ziekenhuizen, irregatiewer- ken, wegen- en landbouwvoorzie- ningen minder dan gedacht, zullen kunnen worden uitgevoerd. Officië le functionarissen gaven op mijn vraag wat de gevolgen van de Per- tamina-affaire voor het verdere ver loop van Repelita II zouden zijn het antwoord; „Daar kunnen we u niets over vertellen". En waarschijnlijk is dat althans voor een deel de trieste waarheid. De Indonesische regering heeft geld nodig. Zij probeert bij de buitenlandse oliemaatschappijen gunstiger regelingen los te krijgen, maar deze stellen zich weinig soepel op. Begin deze maand gingen de prijzen van de binnenlandse olie produkten met gemiddeld 25 pro cent omhoog. Het is niet waarschijnlijk dat het bij deze prijsstijgingen zal blijven, zodat er veel kans is op een verhoogde infla tie. Die dan juist de armste lagen van de bevolking zal treffen. Minis ter Sadli verklaarde bij de benoe ming van de zes directeuren verder nog dat „wij allemaal schuldig zijn aan de moeilijkhden van Pertami na". Waarop een lezer van het weekblad Tempo in een Ingezonden brief vraagt of dat „allemaal" ook slaat op de gewone man die zich om in leven te blijven dagelijks krom moet werken. (Dit is het vierde verhaal in een serie over Indonesië; de vorige ver schenen op 17, 20 en 23 april.) jr Nico Kussendrager jens een VN-zitting Ite ik eens in gesprek een Keniaan over de ta-politiek van de Ver fde Staten. 'Amerika t geen Afrika- iek', vond de man en zat toen veel in. lington heeft nooit veel gstelling gehad voor het e werelddeel. De toestand t Midden-Oosten, de ver- |ing met China, het wester- bndgenootschap, de ont- ïingspolitiek tegenover ou en goede betrekkingen met Latijns-Amerika leek het belangrijker te vinden dan de verstandhouding met Afrika. In de ogen van minister van buitenlandse zaken Henry Kis singer was het continent nau welijks interessant voor de po litieke, militaire en econo mische belangen van de Ver enigde Staten. De ongeïnteresseerde houding van Kissinger werd vorig jaar nog eens onderstreept door de benoeming van Nathaniel Da- vis tot onderminister voor Afri kaanse zaken. Een onderwerp waar de man niets van af wist, terwijl hij bovendien een bela- hs zijn reis door Afrika wil Kissinger ook praten met leiders bevrijdingsbewegingen. Maar de eerste tegenvaller Bnz hij al moeten incasseren. De leider van de radicale vleugel van rikaanse nationale raad (ANC; de nationalistische beweging in isië), bisschop Abel Moezorewa, heeft helemaal geen zin in isprek met Kissinger. Hy ziet er het nut niet van in. De blanke irheidsregering kan volgens Moezorewa alleen nog door ge- ten val worden gebracht en het is niet nodig daarover met de ikanen te praten. ider van de gematigde vleugel van de ANC, Joshua Nkomo, ziet ilyk nog wel heil in een gesprek met Kissinger. Hy heeft jnste niet laten weten dat van een ontmoeting moet worden |en. In tegenstelling tot Moezorewa heeft Nkomo nog steeds lat een oplossing voor Rhodesië aan de conferentietafel kan i gevonden. Dat verschil van mening is de belangrijkste voor de breuk binnen de Afrikaanse nationale raad. lend is dat Zuid-Afrika een gesprek van Kissinger met leiders it zwarte verzet stilzwijgend steunt. Het is Pretoria ook niet {evallig. Het hoopt mèt Nkomo nog steeds op een vreemdzame ling in Rhodesië. Stryd in dat land zou maar al te gemakkelijk !n overslaan naar Zuid-Afrika zelf en dat is geen aanlokkelijk itzicht. Als een gesprek tussen Kissinger en Nkomo een :ame oplossing dichterbij zou brengen, zou dat Pretoria zeer i zijn. Dat de Amerikaanse bewindsman mogelyk ook praat leiders van het zwarte verzet in Zuid-Afrika wordt kennelijk koop toegenomen. (rte congresleden _Jesprek van Kissinger met verzetsleiders werd bekend gemaakt or"vharles Diggs, één van de zwarte leden van het Amerikaanse +es. Zy juichen de toenaderingspogingen van de Verenigde h tot Afrika toe. Gezegd wordt dat een rassenstryd in zuidelyk f de rassentegenstellingen in de Verenigde Staten zou kunnen Bierpen. den verleden had als ambassa deur in Chili, vlak voor de staatsgreep. Davis voelde zich kennelijk in zijn nieuwe baan ook niet zo plezierig en nam ontslag toen hij ambassadeur in Zwitserland kon worden. Maar ondertussen waren de Af rikaanse landen er eens te meer van overtuigd dat Afrika voor de VS bijzaak was en was het onderling wantrouwen op nieuw vergroot. Voor zover Washington wel be langstelling had voor Afrika was die in het voordeel van de blanke minderheidsregeringen in Zuid-Afrika en Rhodesië en gericht tegen zwart Afrika. Dat bleek bijvoorbeeld uit het ge heime memorandum 39 dat het blad Afric begin vorig jaar bo ven tafel bracht. 'De blanken moeten in zuidelijk Afrika blij ven en constructieve verande ringen kunnen alleen door hen tot stand gebracht worden.' Sancties van de Verenigde Na ties tegen Rhodesië hebben de Verenigde Staten steeds gene geerd door chroom in te voeren uit dat land. In Zuid-Afrika zijn de Verenigde Staten één van de grootste investeerders (vorig jaar voor een bedrag van 1,6 miljard dollar tegenover ruim 4 miljard in de hele rest van Afri ka). In de burgeroorlog in An gola kozen de Verenigde Sta ten voor de FNLA en de UNITA en tegen de MPLA, die door veel en invloedrijke Afrikaanse landen werd gesteund. En tij dens de onafhankelijkheids strijd in Angola (en ook in Mo zambique) steunden de VS zon der mankeren de Portugezen en ontkenden in feite het recht op onafhankelijkheid van deze landen. Dat alles heeft bij veel Afrikanen kwaad bloed gezet. Het lijkt erop dat de houding van de Verenigde Staten tegen over Afrika begint te verande ren. Zo is als opvolger van Da- vis, William Schaufele tot on derminister voor Afrikaanse zaken benoemd. Schaufele heeft daar ervaring in. Hij was Amerikaans ambassadeur in Opper-Volta, had een hoge baan op de ambassade in Zaire en bekleedde verschillende functies bij de VN die met Afri ka te maken hadden. Daar is zijn benoeming dan ook met instemming begroet. In de Veiligheidsraad werd een verklaring aangenomen waarin Zuid-Afrika werd gebrand merkt als de 'agressor' in Ango la. En die verklaring werd niet getroffen door een veto van de Verenigde Staten, terwijl Was hington in de strijd aan de zelfde kant stond als Zuid- Afrika (die van FNLA en UNI TA). De afgelopen tijd heeft minister Kissinger zich ver schillende keren uitgesproken voor de ontwikkeling in de richting van een zwarte meer derheidsregering in Rhodesië, maar ook in Zuid-Afrika, wat wel iets anders is dan het be ruchte memorandum 39. De Veiligheidsraad van de Ver enigde Naties heeft met alge mene stemmen een verklaring aangenomen om de sancties te gen Rhodesië te verscherpen. Volgens zegslieden bij de VN kan Washington als mede opsteller van de verklaring die sancties niet langer aan de laars lappen. En als klap op de vuurpijl reist Kissinger nu zelf naar Afrika voor een bezoek aan acht lan den (Ethiopië, Ghana, Kenia, Liberia, Senegal, Tanzania, Zaire en Zambia). Hij is de eerste Amerikaanse minister van buitenlandse zaken in zes jaar die voet zet op Afrikaanse bodem. Waarom? Waarom is de houding van de Verenigde Staten tegenover Afrika aan het veranderen? Er is een aantal oorzaken. Zo vreest Washington dat de in vloed van Moskou op het zwar te continent verder zal groeien. Sowjet-Russische adviseurs waren betrokken bij de strijd in Angola en door Moskou ge steunde Cubaanse troepen vochten aan de kant van de MPLA. In het strategisch gele gen Somalië aan de ingang van de Rode Zee heeft Moskou een steunpunt (zij het waarschijn lijk geen bases zoals de Ameri kanen graag beweren). Hoe reeël de Amerikaanse vrees voor een groe'iende Sow jet-Russische invloed in Afrika is. is de vraag. Het merendeel van de Afrikaanse landen is zeer gesteld op eigen onafhan kelijkheid en wars van buiten landse invloed; het koloniale verleden blijft heugen. In Afri ka is wèl een tendens naar links te bespeuren. Nog geen vijftien jaar geleden waren er slechts zes radicale landen (de Casa- blanca-groep) tegenover twin tig, gematigde, pro-westerse staten (de Monrovia-groep). Op het ogenblik zijn er zo'n twintig socialistische of socialistisch- gezinde landen in Afrika (Alge rije, Angola, Benin, Ethiopië, Equatoriaal Guinee, Guinee, Guinee Bissau, Kongo. Kaap- verdische eilanden, Libië, Ma dagascar, Mozambique, Sao Tom0, Somalië en Tanzania voorop en in mindere mate ook Ghana, Mauritius, Nigeria en Zambia). Maar in de meeste gevallen gaat het niet om nau we banden met de Sowjet-Unle maar om een socialistisch bin nenlands beleid en een onaf hankelijke opstelling tegeno ver de westerse landen. Derde wereld Die opstelling is een andere re den waarom Washington pro beert de greep op zwart Afrika te vergroten. Met meer dan veertig stemmen in de Verenig de Naties vormt dat werelddeel een machtsblok bij het nemen van beslissingen. De vorige Amerikaanse vertegenwoordi ger bij de VN. Daniel Moyni- han, had het over de „tirannie van de meerderheid" in de vol keren organisatie. Meer greep op een deel van die meerder heid is één van de doelstellin gen van de Amerikaanse poli tiek tegenover de derde wereld. Er is Washington veel aan gele gen een verdere radicalisering van de derde wereld te voor komen. Het is opvallend dat Kissinger aan het slot 'van zijn reis in Nairobi waarschijnlijk de Unctad (de conferentie van de *VN voor handel en ontwikke ling en een belangrijk forum van de derde wereld) zal toe spreken. Hij zal de ontwikke lingslanden nieuwe voorstellen doen die een toenadering tus sen hen en de rijke industrie landen mogelijk moet maken. De Verenigde Staten hebben tenslotte Afrika niet alleen no dig voor meer steun maar ook voor grondstoffen. Het we relddeel zal in de komende ja ren éen van de belangrijkste grondstoffenproducenten wor den en de Verenigde Staten willen daar profijt van hebben (de Europese Gemeenschap sloot al een voordelig verdrag met vooral Afrikaanse landen). Zo is Afrika's volkrijkste land Nigeria de tweede olie- leverancier van de Verenigde Staten. Opvallend is dat dat land van Kissingers reisprogramma is geschrapt; zijn veiligheid zou niet verzekerd zijn. Nigeria steunde als één van de eerste landen de MPLA in Angola en noemde een Amerikaanse waarschuwing voor die bewe ging „beledigend". Ook d&t kan voor Kissinger een reden zijn Nigeria niet aan te doen. Maar Uncle Sam zal over dit soort zaken toch heen moeten stappen, wil hij zwarte vrien den maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 17