Olie van Indonesië wilde
maar geen goud worden
i
Sam zoekt zwarte vrienden
l
y
Hoe een generaal mislukte als koning Midas
_ffgn
inister Kissinger op reis door Afrika
kt
id-Afrika steunt
isprek met
Jodesisch verzet
Ontmoeting in Afrika
IDAG 24 APRIL 1976
gr
BUITENLAND
TROUW/KWARTET 17
1 leraal Ibnoe Soetowo
grote koppen kondigden de Indonesische kranten vorige maand een uitspraak aan van de
lister van mijnwezen, professor Mohammed Sadli, toen deze zes nieuwe directeuren van de
itsoliemaatschappij Pertamina benoemde. „Er mogen geen vergissingen meer gemaakt
den. Pertamina heeft grote invloed op de economie van het hele land. Als er iets misgaat met
"iamina, dan ondervinden de andere sectoren in onze economie daar de nadelige gevolgen
aldus de minister. Hij hield verder de zes directeuren voor ogen dat er veranderingen in het
id moesten komen om het gezicht van de oliemaatschappij nu en in de toekomst te
jeteren. Grote vraag is wie die veranderingen eigenlijk móet aanbrengen. De zes „nieuwe"
cteuren zijn namelijk dezelfde als die welke Pertamina samen met de wel echt ontslagen
>raal Ibnoe Soetowo naar het bankroet geleid hebben. En was professor Sadli, als minister
mijnbouw en lid van de raad van commissarissen niet medeverantwoordelijk voor de
nciële catastrofe van het staatsoliebedrijf?
tapan zou zo'n minister haraki-
pleegd hebben, bij u in Neder-
zou hij zelf opgestapt zijn of
'ongen zijn te vertrekken, maar
ins in Indonesië blijft hij ge-
aan. Dat is Javaans. Zo'n man
zijn gezicht niet verliezen", zo
ouwt een zeer beminnelijke Ja-
se rechtsgeleerde mij toe. De
aardige wijze waarop generaal
>wo aan de kant gezet werd (hij
met ziekteverlof gestuurd en
ia ontslagen, maar mocht al
rijkdommen behouden) moet
)ok zeker op deze manier beke-
worden.
bakken peren
isen zit Indonesië met de ge
ien peren. De regering heeft
jaar de schulden van Pertami-
ïoeten overnemen. De omvang
moet nog becijferd worden,
pvolger van Soetowo, de nieu-
president-directeur, generaal
Harjono wilde of kon
rschijnlijk echt het laatste) op
laart van dit jaar nog geen
te cijfers geven. Wel moest hij
iven dat het wel meer dan 9
ird dollar was. Betrouwbare
nen schatten de schuld echter
ninstens 13 miljard dollar en
financieel-economisch redac-
van een vooraanstaande krant
ikarta merkte ironisch op dat
chattingen tussen de 6 en 30
ird dollar lagen. Vorig jaar juni
de Indonesische regering een
aring uit aan het parlement
in de schulden op 3 miljard
r geraamd werden. Maar door-
zich steeds meer binnen- en
inlandse schuleisers aandien-
moest het bedrag steeds ver
worden. Overigens vraagt
zich in Indonesië binnen en
n het parlement wel af wat het
eweest is van de benoeming
belangrijke ministers in de
van commissarissen van het
Ijf. Deze benoeming was het
Itaat van een onderzoek van de
enaamde commissie van vier,
na de corruptieschandalen van
1970 Pertamina doorlichtte. Naast
minister Sadli werd toen ook de
minister die het totale financieel-
conómische beleid in Indonesië be
paalt, professor Widjojo Nitisastro,
benoemd tot commissaris. Velen
vragen zich af hoe vooral deze mi
nister, die toch bepaald niet als een
lichtgewicht gezien wordt, het zover
heeft kunnen laten komen.
De Pertamina staatsolie
maatschappij is ontstaan uit een
bundeling in 1968 van twee Indone
sische oliemaatschappijen; Permi-
na en Permigan, die op hun beurt
eigenlijk weer voortzettingen zijn
van de in 1957 genationaliseerde
Shell-ondernemingen. Shell kwam
in 1966 met de Indonesische rege
ring een schadèloosstelling van 110
miljoen dollar overeen. Het bedrijf
is sinds enige jaren weer actief in
Indonesië. In 1957 benoemde presi
dent Soekarno luitenant-generaal
Ihnoe Soetowo tot president
directeur van Permina en na de
bundeling van oliemaatschappijen
in '68 kreeg hij dezelfde functie over
Pertamina onder president Soehar-
to. De generaal heeft dus bijna 30
jaar in de olie gezeten.
Na 1967. toen de buitenlandse in
vesteerders weer welkom waren in
Indonesië nam de olieproduktie een
enorme vlucht, ook door het toene
men van de internationale vraag.
Indonesië raakte bijzonder in trek
bij buitenlandse oliemaatschappij
en. De belangrijkste reden hiervoor
was en is dat Indonesië over enorme
hoogwaardige olievoorraden be
schikt, waarvan de exploitaitie
technisch niet al te moeilijk is. Veel
olie-importerende landen zochten
na de „oliecrisis" naar een uitbrei
ding van het aantal leveranciers om
minder afhankelijk te worden van
de olie uit het Midden-Oosten. Ja
pan is hiervan een sprekend voor
beeld. Het overgrote deel van de
indonesische olie wordt uitgevoerd
naar Japan, al is de groei er een
beetje uit, omdat Japan happig is
op de Chinese olie die naast de deur
te krijgen is. Verder worden de bui
tenlandse maatschappijen aange
lokt door de gunstige voorwaarden,
waarop ze aan de explotatie mogen
meedoen. En tenslotte achten ze
het bewind van Soeharto stabiel
genoeg om er grote hoeveelheden
geld in te investeren.
Afhankelijk
Binnen korte tijd kwamen dan ook
na de machtswisseling meer dan 30
buitenlandse oliemaatschappijen
naar Indonesië, en al in 1972 leverde
de olie al meer dan de helft van de
exportwaarde van het land. In 1974
was dit, mede dank zij de prijsver
hogingen na de „oliecrisis" opgelo
pen tot bijna 80 procent. Als gevolg
van deze crises stegen de in;
komsten uit de olie van 1 tot onge
veer 4 miljard dollar. De produktie
is voor ruim 90 procent in handen
van buitenlandse maatschappijen
en Indonesië is hierdoor wel bijzon
der afhankelijk van het buitenland.
De regering tracht deze afhanke
lijkheid te verminderen door Perta
mina verder uit te breiden. Momen
teel heeft dë maatschappij de bin
nenlandse raffinage en de binnen
landse markt voor olieprodukten in
handen. In de toekomst zal ze zich
ook meer op de produktie voor de
export mpeten toeleggen.
De buitenlandse maatschappijen
kunnen uitsluitend via Pertamina
aan de exploitatie deelnemen. Per
tamina werkt met hen samen op
basis van „productioij-sharing"
waarbij de opbrengsten verdeeld
worden tussen de buitenlandse
partner en de Indonesische staat,
vertegenwoordigd door Pertamina.
In het algemeen komt het erop neer
dat de buitenlandse maatschappij
40 procent van haar brutoproduktie
mag behouden om allerlei kosten te
bestrijden. De rest van de bruto-
opbrengsten moet gedeeld worden
met Pertamina die daar 65 procent
van krijgt. Tenzij het dm zeer hoge
opbrengsten gaat; Pertamina kan
dan 70 procent van de rest van de
brut-opbrengsten verkrijgen. De
buitenlandse maatschappijen va
ren hier zeer wel bij, maar ook de
indonesische staatskas ii verzekerd
van een grote toevloed aan kapi
taal. Althans, zo had het moeten
zijp.
Staat in de staat
Pertamina echter heeft zich gedra
gen als een staat in de staat. Perta
mina was nagenoeg autonoom' en
had een zeer grote vrijheid van han
delen. De leiding was alleen ver-
f< v t' 1 tl rML
fvISuiiWifir
antwoording schuldig aan presi
dent Soeharto. De olie-opbrengsten
gingen voor een groot deel niet naar
de staatskas maar werden door het
bedrijf op eigen houtje in allerlei
nieuwe opgezette ondernemingen
geïnvesteerd. Pertamina stortte
zich in allerlei bedrijfstakken die
niets met olie te maken hebben:
luchtvaartmaatschappijen, zieken
huizen, golfbanen, staalbedrijven,
verzekeringen, rederijen, toerisme
en kunst. Met gelden die eigenlijk
in de staatskas hadden moeten
vloeien.
Krakatau-project
Generaal Ibnoe Soetowo zei hiero
ver: „In Indonesië zijn er twee we
gen. De ene gaat via de Verschillen
de ministeries, de andere via Perta
mina en deze laatste is het snelst".
De door Pertamina opgezette pro
jecten waren zeker niet allemaal
winstgevend en kostten de Indone
sische staat in feite geld. De maat
schappij ging zo'n groot aantal eco
nomische neven-activiteiten aan
dat de toch zeker jiiet geringe olie-
gelden niet voldoende waren om
deze te financieren. Maar Pertami
na bleek ook in het buitenland le
ningen te kunnen sluiten, zonder de
Indonesische regering daarbij te be
trekken. Zo sloot Soetowo kortlo
pende kredieten af voor projecten
op lange termijn, hetgeen op zijn
zachtste een onconventionele ma
nier van geld lenen genoemd kan
worden. En de leningen kwamen er.
Indonesië is met zijn rijke bo
demschatten immers een zeer kre
dietwaardig land.
Een treffend voorbeeld van het
door Pertamina gevoerde wanbe
leid is het Krakatau-staalprojct,
waaraan al in 1960 door Soekarno
met behulp van Russische geld en
materiaal was begonnen. Een pro
ject waarvan toen al deskundigen
zeiden dat het niet haalbaar zou
zijn. Na de val van Soekarno kwam
er van de voltooiing van dit projet
op West-Java tegenover de Kraka-
tauvulkaan niets terecht en de ma
terialen lagen te roesten op het ter
rein. Begin 1974 echter nam Soeto
wo het project weer ter hand en dit
maal met West-duitse hulp. Er werd
een groot aantal zeer luxueuze
voorzieningen voor de te verwach
ten Duitse deskundigen met hun
gezinnen getroffen, die handen vol
geld kostten. Er kwamen golfvel-
den, een supermarket, een wonin
gencomplex. een zwembad, restau
rants en een concertzaal,. Terwijl
nog niemand wist waar het ijzererts
voor de fabriek vandaan zou moe
ten komen. De fabriek zelf was nog
nauwelijks opgeschoten maar de
kosten waren de 800 miljoen dollar
al gepasseerd. Een rekening die
Pertamina niet kon betalen, temeer
daar ook andere schuldeisers, als
gevolg van de internationale econo
mische teruggang, om hun geld
stonden te springen. Pertamina was
niet in staat de leningen op korte
termijn terug te betalen en zelfs
niet de rente van de leningen op
langere termijn.
De Indonesische regering moest
toen wel ingrijpen en Pertamina
laten doorlichten. Directeur
Rachman Saleh van de Centrale
Bank van Indonesië kreeg deze wei
nig dankbare taak toegewezen. De
regering moest erkennen dat Perta
mina te verwas gegaan. Maar Ibnoe
Soetowo bleef tot begin vorige
maand gewoon aan als president-
directeur, zij het dat zijn vrijheid
van handelen drastisch beperkt
werd. De regering kondigde vorig
jaar bij monde van prof. Widjojo
Nitisastro een aantal maatregelen
aan die er op neerkwamen dat de
regering de schulden van de onder
neming zou overnemen of er in ie
der geval garant voor zou staan.
Verder zouden de door Petamina
opgezette projecten kritisch beke
ken worden en werd beslist dat Per
tamina zich niet meer met niet-olie
bdrijven mocht inlaten. Ten slotte
werd bepaald dat Pertamina niet
meer op eigen houtje geld kan lenen
en dat in de toekomst alle transac
ties via de Centrale Bank moeten
TTTTiT
door
Johan ten Hove
gaan. Maar het onheil is geschied.
De schuld van Pertamina is veel
groter dan in eerste instantie ge
dacht en gehoopt werd. Dertien mil
jard dollar op een bevolking van 130
miljoen mensen houdt per hoofd
van de bevolking een schuld in van
1000 dollar. Terwijl het nationale
inkomen per hoofd zo rond de 120
dollar ligtAan de vooravond van
Pepelita II (het tweede vijfja
renplan) was erop gerekend dat
Pertamina een groot deel van dit
ontwikkelingsplan zou financieren.
In Indonesië werd zelfs 40 procent
genoemd. Maar met Pertamina valt
momenteel niets te financieren.
Pertamina kost de regering mo
menteel handen vol geld. De voor
uitzichten op de uitvoering van de
ontwikkelingsplannen in de laatste
fase van Repelita II zijn dan ook
verre van rooskleurig. Het valt nu
nog nauwelijks te bezien, hoeveel
scholen, ziekenhuizen, irregatiewer-
ken, wegen- en landbouwvoorzie-
ningen minder dan gedacht, zullen
kunnen worden uitgevoerd. Officië
le functionarissen gaven op mijn
vraag wat de gevolgen van de Per-
tamina-affaire voor het verdere ver
loop van Repelita II zouden zijn het
antwoord; „Daar kunnen we u niets
over vertellen". En waarschijnlijk is
dat althans voor een deel de trieste
waarheid. De Indonesische regering
heeft geld nodig. Zij probeert bij de
buitenlandse oliemaatschappijen
gunstiger regelingen los te krijgen,
maar deze stellen zich weinig soepel
op. Begin deze maand gingen de
prijzen van de binnenlandse olie
produkten met gemiddeld 25 pro
cent omhoog. Het is niet
waarschijnlijk dat het bij deze
prijsstijgingen zal blijven, zodat er
veel kans is op een verhoogde infla
tie. Die dan juist de armste lagen
van de bevolking zal treffen. Minis
ter Sadli verklaarde bij de benoe
ming van de zes directeuren verder
nog dat „wij allemaal schuldig zijn
aan de moeilijkhden van Pertami
na". Waarop een lezer van het
weekblad Tempo in een Ingezonden
brief vraagt of dat „allemaal" ook
slaat op de gewone man die zich om
in leven te blijven dagelijks krom
moet werken.
(Dit is het vierde verhaal in een
serie over Indonesië; de vorige ver
schenen op 17, 20 en 23 april.)
jr Nico Kussendrager
jens een VN-zitting
Ite ik eens in gesprek
een Keniaan over de
ta-politiek van de Ver
fde Staten. 'Amerika
t geen Afrika-
iek', vond de man en
zat toen veel in.
lington heeft nooit veel
gstelling gehad voor het
e werelddeel. De toestand
t Midden-Oosten, de ver-
|ing met China, het wester-
bndgenootschap, de ont-
ïingspolitiek tegenover
ou en goede betrekkingen
met Latijns-Amerika leek het
belangrijker te vinden dan de
verstandhouding met Afrika.
In de ogen van minister van
buitenlandse zaken Henry Kis
singer was het continent nau
welijks interessant voor de po
litieke, militaire en econo
mische belangen van de Ver
enigde Staten.
De ongeïnteresseerde houding
van Kissinger werd vorig jaar
nog eens onderstreept door de
benoeming van Nathaniel Da-
vis tot onderminister voor Afri
kaanse zaken. Een onderwerp
waar de man niets van af wist,
terwijl hij bovendien een bela-
hs zijn reis door Afrika wil Kissinger ook praten met leiders
bevrijdingsbewegingen. Maar de eerste tegenvaller
Bnz hij al moeten incasseren. De leider van de radicale vleugel van
rikaanse nationale raad (ANC; de nationalistische beweging in
isië), bisschop Abel Moezorewa, heeft helemaal geen zin in
isprek met Kissinger. Hy ziet er het nut niet van in. De blanke
irheidsregering kan volgens Moezorewa alleen nog door ge-
ten val worden gebracht en het is niet nodig daarover met de
ikanen te praten.
ider van de gematigde vleugel van de ANC, Joshua Nkomo, ziet
ilyk nog wel heil in een gesprek met Kissinger. Hy heeft
jnste niet laten weten dat van een ontmoeting moet worden
|en. In tegenstelling tot Moezorewa heeft Nkomo nog steeds
lat een oplossing voor Rhodesië aan de conferentietafel kan
i gevonden. Dat verschil van mening is de belangrijkste
voor de breuk binnen de Afrikaanse nationale raad.
lend is dat Zuid-Afrika een gesprek van Kissinger met leiders
it zwarte verzet stilzwijgend steunt. Het is Pretoria ook niet
{evallig. Het hoopt mèt Nkomo nog steeds op een vreemdzame
ling in Rhodesië. Stryd in dat land zou maar al te gemakkelijk
!n overslaan naar Zuid-Afrika zelf en dat is geen aanlokkelijk
itzicht. Als een gesprek tussen Kissinger en Nkomo een
:ame oplossing dichterbij zou brengen, zou dat Pretoria zeer
i zijn. Dat de Amerikaanse bewindsman mogelyk ook praat
leiders van het zwarte verzet in Zuid-Afrika wordt kennelijk
koop toegenomen.
(rte congresleden
_Jesprek van Kissinger met verzetsleiders werd bekend gemaakt
or"vharles Diggs, één van de zwarte leden van het Amerikaanse
+es. Zy juichen de toenaderingspogingen van de Verenigde
h tot Afrika toe. Gezegd wordt dat een rassenstryd in zuidelyk
f de rassentegenstellingen in de Verenigde Staten zou kunnen
Bierpen.
den verleden had als ambassa
deur in Chili, vlak voor de
staatsgreep. Davis voelde zich
kennelijk in zijn nieuwe baan
ook niet zo plezierig en nam
ontslag toen hij ambassadeur
in Zwitserland kon worden.
Maar ondertussen waren de Af
rikaanse landen er eens te meer
van overtuigd dat Afrika voor
de VS bijzaak was en was het
onderling wantrouwen op
nieuw vergroot.
Voor zover Washington wel be
langstelling had voor Afrika
was die in het voordeel van de
blanke minderheidsregeringen
in Zuid-Afrika en Rhodesië en
gericht tegen zwart Afrika. Dat
bleek bijvoorbeeld uit het ge
heime memorandum 39 dat het
blad Afric begin vorig jaar bo
ven tafel bracht. 'De blanken
moeten in zuidelijk Afrika blij
ven en constructieve verande
ringen kunnen alleen door hen
tot stand gebracht worden.'
Sancties van de Verenigde Na
ties tegen Rhodesië hebben de
Verenigde Staten steeds gene
geerd door chroom in te voeren
uit dat land. In Zuid-Afrika zijn
de Verenigde Staten één van de
grootste investeerders (vorig
jaar voor een bedrag van 1,6
miljard dollar tegenover ruim 4
miljard in de hele rest van Afri
ka). In de burgeroorlog in An
gola kozen de Verenigde Sta
ten voor de FNLA en de UNITA
en tegen de MPLA, die door
veel en invloedrijke Afrikaanse
landen werd gesteund. En tij
dens de onafhankelijkheids
strijd in Angola (en ook in Mo
zambique) steunden de VS zon
der mankeren de Portugezen
en ontkenden in feite het recht
op onafhankelijkheid van deze
landen. Dat alles heeft bij veel
Afrikanen kwaad bloed gezet.
Het lijkt erop dat de houding
van de Verenigde Staten tegen
over Afrika begint te verande
ren. Zo is als opvolger van Da-
vis, William Schaufele tot on
derminister voor Afrikaanse
zaken benoemd. Schaufele
heeft daar ervaring in. Hij was
Amerikaans ambassadeur in
Opper-Volta, had een hoge
baan op de ambassade in Zaire
en bekleedde verschillende
functies bij de VN die met Afri
ka te maken hadden. Daar is
zijn benoeming dan ook met
instemming begroet.
In de Veiligheidsraad werd een
verklaring aangenomen waarin
Zuid-Afrika werd gebrand
merkt als de 'agressor' in Ango
la. En die verklaring werd niet
getroffen door een veto van de
Verenigde Staten, terwijl Was
hington in de strijd aan de
zelfde kant stond als Zuid-
Afrika (die van FNLA en UNI
TA). De afgelopen tijd heeft
minister Kissinger zich ver
schillende keren uitgesproken
voor de ontwikkeling in de
richting van een zwarte meer
derheidsregering in Rhodesië,
maar ook in Zuid-Afrika, wat
wel iets anders is dan het be
ruchte memorandum 39. De
Veiligheidsraad van de Ver
enigde Naties heeft met alge
mene stemmen een verklaring
aangenomen om de sancties te
gen Rhodesië te verscherpen.
Volgens zegslieden bij de VN
kan Washington als mede
opsteller van de verklaring die
sancties niet langer aan de
laars lappen.
En als klap op de vuurpijl reist
Kissinger nu zelf naar Afrika
voor een bezoek aan acht lan
den (Ethiopië, Ghana, Kenia,
Liberia, Senegal, Tanzania,
Zaire en Zambia). Hij is de
eerste Amerikaanse minister
van buitenlandse zaken in zes
jaar die voet zet op Afrikaanse
bodem.
Waarom?
Waarom is de houding van de
Verenigde Staten tegenover
Afrika aan het veranderen? Er
is een aantal oorzaken. Zo
vreest Washington dat de in
vloed van Moskou op het zwar
te continent verder zal groeien.
Sowjet-Russische adviseurs
waren betrokken bij de strijd
in Angola en door Moskou ge
steunde Cubaanse troepen
vochten aan de kant van de
MPLA. In het strategisch gele
gen Somalië aan de ingang van
de Rode Zee heeft Moskou een
steunpunt (zij het waarschijn
lijk geen bases zoals de Ameri
kanen graag beweren).
Hoe reeël de Amerikaanse
vrees voor een groe'iende Sow
jet-Russische invloed in Afrika
is. is de vraag. Het merendeel
van de Afrikaanse landen is
zeer gesteld op eigen onafhan
kelijkheid en wars van buiten
landse invloed; het koloniale
verleden blijft heugen. In Afri
ka is wèl een tendens naar links
te bespeuren. Nog geen vijftien
jaar geleden waren er slechts
zes radicale landen (de Casa-
blanca-groep) tegenover twin
tig, gematigde, pro-westerse
staten (de Monrovia-groep). Op
het ogenblik zijn er zo'n twintig
socialistische of socialistisch-
gezinde landen in Afrika (Alge
rije, Angola, Benin, Ethiopië,
Equatoriaal Guinee, Guinee,
Guinee Bissau, Kongo. Kaap-
verdische eilanden, Libië, Ma
dagascar, Mozambique, Sao
Tom0, Somalië en Tanzania
voorop en in mindere mate ook
Ghana, Mauritius, Nigeria en
Zambia). Maar in de meeste
gevallen gaat het niet om nau
we banden met de Sowjet-Unle
maar om een socialistisch bin
nenlands beleid en een onaf
hankelijke opstelling tegeno
ver de westerse landen.
Derde wereld
Die opstelling is een andere re
den waarom Washington pro
beert de greep op zwart Afrika
te vergroten. Met meer dan
veertig stemmen in de Verenig
de Naties vormt dat werelddeel
een machtsblok bij het nemen
van beslissingen. De vorige
Amerikaanse vertegenwoordi
ger bij de VN. Daniel Moyni-
han, had het over de „tirannie
van de meerderheid" in de vol
keren organisatie. Meer greep
op een deel van die meerder
heid is één van de doelstellin
gen van de Amerikaanse poli
tiek tegenover de derde wereld.
Er is Washington veel aan gele
gen een verdere radicalisering
van de derde wereld te voor
komen.
Het is opvallend dat Kissinger
aan het slot 'van zijn reis in
Nairobi waarschijnlijk de
Unctad (de conferentie van de
*VN voor handel en ontwikke
ling en een belangrijk forum
van de derde wereld) zal toe
spreken. Hij zal de ontwikke
lingslanden nieuwe voorstellen
doen die een toenadering tus
sen hen en de rijke industrie
landen mogelijk moet maken.
De Verenigde Staten hebben
tenslotte Afrika niet alleen no
dig voor meer steun maar ook
voor grondstoffen. Het we
relddeel zal in de komende ja
ren éen van de belangrijkste
grondstoffenproducenten wor
den en de Verenigde Staten
willen daar profijt van hebben
(de Europese Gemeenschap
sloot al een voordelig verdrag
met vooral Afrikaanse landen).
Zo is Afrika's volkrijkste land
Nigeria de tweede olie-
leverancier van de Verenigde
Staten.
Opvallend is dat dat land van
Kissingers reisprogramma is
geschrapt; zijn veiligheid zou
niet verzekerd zijn. Nigeria
steunde als één van de eerste
landen de MPLA in Angola en
noemde een Amerikaanse
waarschuwing voor die bewe
ging „beledigend". Ook d&t
kan voor Kissinger een reden
zijn Nigeria niet aan te doen.
Maar Uncle Sam zal over dit
soort zaken toch heen moeten
stappen, wil hij zwarte vrien
den maken.