Michiel de Ruyter
was geen
ijzervreter
£v 4
Liever alleen dan een
ongelukkig huwelijk
J
OB D3B3
RAWB: duwtjes in
rug van minister
i -Vr-.'É
3edevaart naar zijn
grafkelder traditie voor
nannelijke nakomelingen
Blij met vrijheid en met eigen voordeur
fERDAG 24 APRIL 1976
KUNST
TROUW/KWARTET
Illustratie uit
het archief van
de heer De
Ruyter de Wildt.
Het stelt voor
een godsdienst
oefening aan
boord.
door Fred Lammers
Amsterdam Tienduizen-
jen Nederlanders krijgen zijn
fortret dagelijks onder ogen.
loordat zijn beeltenis de
lankbiljetten van een tientje
lert. In de geschiedenisboeken
rordt zijn naam vermeld als
Bestevaer'; 'de schrik des gro
en oceaans'; 'de Hercules der
eeën' of - zoals Vondel hem
ypeerde - 'der staten rechter
land'. Deze maand staat de
bootste zeeheld die ons land
leeft voortgebracht, Michiel
Ldriaanszoon de Ruyter. extra
h de belangstelling, nu Neder-
knd herdenkt dat hij drie eeu-
ren geleden bezweek aan de
ierwondingen die een Franse
logel veroorzaakte.
lederland is De Ruyter niet verge
en; zijn naam is vast verbonden aan
fal van roemruchte gebeurtenissen
bals de Vierdaagse zeeslag en de
jicht naar Chatham. En hij was de
prichter van het korps mariniers,
fat alles vond plaats in een periode
an zijn leven, waarin hij temidden
bn zijn gezin als rustend zeeman
pd willen genieten van het fortuin
jat hij al varende en handelende had
fergaard.
jet liep anders dan De Ruyter had
bdacht. Na het uitbreken van de
ferste Engelse oorlog deden de
laten een beroep op hem een hoge
jficiersfunctie op 's lands vloot te
fccepteren. Het zou van tijdelijke
fird zijn, maar van het een kwam
ét ander en op 11 augustus 1665
erd De Ruyter als 58-jarige be-
bemd tot opperbevelhebber van de
pot. Hij deed lange zeereizen, de
Hangen van Nederland lagen vaak
r uit de buurt. Het was in be-
ngrijke mate aan De Ruyter te
inken dat de tweede en derde En-
flse oorlog voor de Republiek der
srenlgde Nederlanden goed aflie-
ïn. Door dit alles werd hij al tijdens
jn leven een nationale beroemd-
eid.
ïaar ook uit het buitenland kwa
len de eerbewijzen. In Hongarije
jerd zijn naam een begrip nadat hij
in februari 1676, kort voor zijn dood,
26 Hongaarse predikanten die. om
dat ze weigerden rooms-katholiek te
worden, als galeislaven waren ver
kocht, in vrijheid wist te stellen. Ty
perend voor Ruyter was dat hij hun
dank afwimpelde met te zeggen dat
hij slechts zijn plicht had gedaan
Bij wijze van moraal voegde De Ruy
ter eraan toe dat ze, na alles wat ze
samen hadden doorstaan in hun
verdere leven de onderlinge ver
deeldheid maar moesten vergeten,
„Niets zou mij aangenamer zijn,"
Spaans hertog
De man die zijn carrière was begon
nen als hulpje in de touwslagerij van
de gebroeders Lampsens in zijn ge
boortestad Vlissingen, bleef eenvou
dig, al kreeg hij van koning Lodewijk
XIV van Frankrijk de orde van St.
Michel en verhief Denemarken hem
in de adelstand, een voorbeeld dat
Spanje volgde. Het nieuws dat hij
Spaans hertog was geworden heeft
De Ruyter echter nooit vernomen,
daar de brief waarin dat stond pas
enige dagen na zijn dood arriveerde.
De hertogelijke titel ging toen over
op Engel, de enige nog in leven zijn
de zoon van de admiraal. Nadat stad
houder Willen III hem duidelijk had
gemaakt er geen prijs op te stellen
dat de kleinzoon van een bierbrou
wer zo'n hoge adellijke titel bezat,
ruilde Engel deze in voor die van
baron. Dat kon weinig kwaad, vond
Willem. Een baron meer of minder
maakte in die tijd weinig uit. De
baronnentitel verdween in 1683 met
Engel in het graf.
Zijn Deense titel, die in Nederland
overeenkwam met jonkheer, heeft
De Ruyter evenmin gebruikt. Daar
die titel ook in vrouwelijke lijn over
draagbaar was vro.eg Jacoba Maria
Parker, een van de nakomelingen
van De Ruyters dochter Alida (de
admiraal had vier kinderen uit drie
huwelijken, zijn derde vrouw Anna
van Gelder overleefde hem) in 1813
aan koning Willem I opgenomen te
worden in de Nederlandse adel. Dat
werd geweigerd. Als pleister op de
wonde kreeg zij in 1817 wel toestem
ming de naam De Ruyter, die in
mannelijke lijn was uitgestorven,
voor die van haar man. Jacobus de
Wildt. te plaatsen. De leden van deze
familie vormen sindsdien de meest
directe afstammelingen van De Ruy
ter. Er is nog een andere tak; de
familie De Ruyter van Steveninck
(nakomelingen van De Ruyter's
jongste dochter Margrethei
Een op de voorgrond tredende nako
meling van Bestevaer is de Haagse
bankdirecteur Frife de Ruyter de
Wildt (40). in wiens woning op de
grens van Den Haag en Schevenin-
gen verschillende zaken herinneren
aan zijn beroemde voorvader, die
twaalf generaties voor hem leefde
Sleutel
Frits de Ruyter de Wildt vertegen
woordigt zijn familie op allerlei De
Ruyter evenementen. Zo was hij in
1967 in Engeland toen daar werd
herdacht dat De Ruyter drie eeuwen
eerder zijn legendarische tocht naar
Chatham maakte. Hij is ook in het
bezit van een van de drie indrukwek
kende sleutels van de grafkelder van
De Ruyter in de Nieuwe Kerk te
Amsterdam. „Ik heb die sleutel in
1957 van mijn vader gekregen. Hij
zei toen tegen mij dat ik de fakkel
maar moest overnemen." vertelt De
Ruyters verre nazaat
Dat verwant zijn aan De Ruyter kun
je niet naast je neerleggen. „Het is
een wissel die op je wordt getrokken.
Je houdt er niets aan over. Je kunt er
niets anders aan ontlenen dan ver
plichtingen. Dat heeft mijn vader
mij voorgehouden en dat zeg. ik op
mijn beurt tegen mijn twee zoons,
die nu tien en twaalf jaar zijn. Je
mag er trots op zijn tot 's mans
familie te behoren, maar dat houdt
in dat je je waardig moet tonen zijn
naam te mogen dragen," vindt Frits
de Ruyter de Wildt.
Op deze manier heeft hij ook met
zijn zoons gepraat toen hij ze twee
jaar geleden meenam op de traditio
nele tocht die elke De Ruyter de
Wildt eens met zijn mannelijk kroost
maakt naar de laatste rustplaats van
de Ruyter. „Het maakte diepe in
druk op hen. die steile trap en die
sombere gewelven."
Frits de Ruyter de Wildt is niet zo
ver gegaan als zijn vader in 1946. Die
opende in de grafkelder ook de lijk
kist om zijn zoon het gebalsemde lijk
van De Ruyter te tonen. Dat was
geen prettige ervaring. Het lichaam
is slecht gebalsemd en zag er weinig
verheffend uit. Het was bedekt met
een laag stof en toonde tekenen van
verval De Ruyter was er nauwelijks
uit te herkennen. Dat was ook in
1907 al geconstateerd, toen de kist
eveneens werd geopend Bij die gele
genheid werden zelfs foto's van het
lijk gemaakt. Die zijn later door de
familie opgekocht en vernietigd
nisstoet gedurende vier en een-half
uur door de hoofdstad was ge
trokken.
Beproeving
Kanonskogel
De Ruyter stierf op 29 april 1676. een
week nadat hij tijdens een zeeslag in
de Middellandse Zee; ter hoogte van
de Etna (hij was daar naartoe ge
stuurd om bondgenoot Spanje te
helpen in een gevecht tegen Frank
rijk) getroffen was door een ka
nonskogel die zijn linkerbeen gedeel
telijk verbrijzelde. Men probeerde
wat gebeurd was zo lang mogelijk
geheim te houden om de bemanning
niet te ontmoedigen. Zelf hield De
Ruyter er ook de moed in. al leed hij
veel pijn. Zijn medewerkers riep hij
toe: „Houdt moed mijn kinderen,
houdt moed. zo moet men doen om
de zege te verkrijgen." Wondkoor
tsen deden zijn krachten snel afne
men. Als diep gelovig man vond De
Ruyter - ver van zijn familie - troost
in zijn Godsvertrouwen. Met door
koorts verzwakte stem bad hij voor
zijn familie en voor zichzelf. Zijh
laatste woorden, voordat hij op de'
29e april om half tien 's avonds voor
goed zijn ogen sloot, waren uit de 63e
psalm: .O God. Gij zijt mijn God. Ik
zoek U in de dageraad, mijn ziel
dorst naar U. mijn vlees verlangt
naar U. Uw goedertierenheid is beter
dan het leven."
Zijn lichaam werd gebalsemd en in
een loden kist opgebaard in de ka
juit van De Ruyter. De 30e januari
1677 keerde de vloot in Nederland
terug Op een jacht werd de lijkkist
van Hellevoetsluis naar Rotterdam
vervoerd, een moeizame tocht, daar
het hard vroor. In Nederland was
men het er inmiddels over eens ge
worden dat De Ruyter een staatsbe
grafenis moest krijgen. Waar was een
teer punt. Rotterdam en Amsterdam
vlogen elkaar daarover in de haren.
Rotterdam vond dat De Ruyter zijn
laatste rustplaats moest hebben in
de stad waar de oudste admiraliteit
was gevestigd. Amsterdam vond dat
De Ruyter in zijn woonplaats moest
rusten. Bovendien had men daar al
een grafkelder in gereedheid ge
bracht, zodat de keus op Amsterdam
viel. Op 12 februari kwam het lijk
daar aan. Het duurde nog tot 18
maart voordat de plechtige bijzet
ting plaatsvond, nadat de begrafe-
Tot die tijd stond de kist opgesteld
in de woning van De Ruyter. wat
voor zijn nabestaanden een beproe
ving was. Het liep storm van bezoe
kers. De dag voor de begrafenis
kwam Constantijn Huygens een
brief met condoléances van Willem
III overhandigen, waarbij hij de we
duwe van De Ruyter tevens vertelde
dat de prins was verhinderd de be
grafenisplechtigheden bij te wonen.
Na zijn bezoek schreef Huygens de
prins spottend dat de „hertogin dou
airière" nog altijd met de mand aan
de arm naar de markt ging. Die een
voud ging hem te ver
De Ruyter zelf was ook geen salon
jonker. Frits de Ruyter de Wildt zegt
daar desgevraage over: „Het is
misschien niet zijn beste eigenschap,
maar mij spreekt in Michiel de Ruy
ter vooral aan zijn gebrek aan diplo
matie. zijn zich afzetten tegen de
pruikentijd-mentaliteit die zich toen
al begon aan te dienen. De Ruyter
had de waarheid hoog in het vaandel
geschreven. Hij weigerde een leugen
tje om bestwil, zette daarvoor zelfs
zijn leven op het spel. Maar aan de
andere kant stortte hij zich niet met
een dolle kop ln het gevaar. Krijg
was voor hem een middel, geen doel
op zich. Hij was geen ijzervreter.
Strategie en stipte gehoorzaamheid
waren zijn kracht. Daar werd onder
geen voorwaarde van afgeweken."
Dat was ook de reden van zijn
conflict met Cornelis Tromp. Toen
die tijdens de Tweedaagse zeeslag in
1666 de bevelen van De Ruyter naast
zich neerlegde werd hij als een
schelm weggestuurd en op non-
actief gesteld. Zes jaar lang zat hij in
zijn woning in 's Graveland te knie
zen. totdat door bemiddeling van
Willem III de verzoening tot stand
kwam. De Ruyter sloeg toen naar de
andere kant door. Hij was een zwart
wit figuur, een weinig genuanceerd
denkend mens, beslist geen filosoof.
Als ik Frits de Ruyter de Wildt vraag
waarom hij geen van zijn zoons naar
zijn grote voorvader heeft vernoemd,
zegt hij: „Het Is een stilzwijgende
overeenkomst in onze familie die
naam niet meer te gebruiken, omdat
er maar één Michiel de Ruyter is
geweest."
(Natuurlijk is het idee dat ik hier op m'n
Ïi-ste nog alleen in deze flat zou zitten,
el angstaanjagend, maar ik heb ge-
erd niet meer zo ver in de toekomst te
jijken. Vroeger had ik er een handje van
'n leven op lange termijn helemaal te
illen plannen, maar daar ben ik geluk-
g van af, het komt toch nooit uit, zoals
gedacht had."
•p het moment heb ik er heus geen slapeloze
ichten van. dat ik hier nog wel eens een hele
ld op m'n eentje zou moeten zitten; ik leef bU
dag. Als ik alleen zou blijven, zien we dat dan
lel weer. daar kan ik me nu nog geen zorgen
Ier gaan maken. Je moet bij het moment leven
h van dat moment het beste zien te maken,
ntuurlijk hoop ik dat er iets ten goede veran-
prt in mijn situatie."
jert is een 28-jarige leraar. Hij is vrijgezel. Hfj
omt uit een streng rooms-katholiek gezin en
éeft drie oudere broers, die allemaal getrouwd
jn. Zijn ouders leven nog. Ze zijn in de zeven-
g Bert zelf is meelevend rooms-katholiek.
edert een paar weken woont hij alleen in een
pt. daarvoor was hij jaren op kamers bij een
jnte. In z'n studententijd was hij bij haar
recht gekomen: toen vond hij het prettig er te
>nen. De laatste tijd kreeg hij wat last van het
brek aan ruimte en ook wel van een gebrek
in vrijheid. Vandaar zijn verhuizing naar een
it.
'n tante en ik konden het altijd goed met
;aar vinden, maar ja, het was een oudere
>uw en die hebben wel eens van die kleine
;enaardigheden. Zo vond ze dat ik de verwar-
ng te hoog had staan en dat ik. in plaats van
bad. maar onder de douche moest Allemaal
iwege de zuinigheid. Die mensen zijn van een
idere tijd, die hebben nog rare ideeën over
lnigheid. Nou ja. en dan ga je het gebrek aan
Imte ook voelen en dan wil Je eindelijk wel
(ns iets van jezelf." vertelt hij.
het ogenblik geniet hij dan ook volop van z'n
we huis. „Ik heb nog geen last gehad van
:aamheid hier. Ik ben nog steeds blij met
vrijheid en m'n eigen voordeur. Ik ben
wens niet zo veel thuis. Overdag heb ik
tuuriyk m'n werk; verder besteed ik veel tijd
In een telefonische hulpdienst en lees ik boe-
In voor blinden, die op een band worden
bgenomen. In de weekends ga ik vaak even
mgs mijn ouders, die hier in de buurt wonen."
:rt heeft wel eens verkering gehad, maar op
it ogenblik is hij weer alleen En hoewel hij
h nu best tevreden voelt met zijn leven, loopt
hij toch voortdurend rond met de zorg. dat hij
niet zal trouwen. „Voor mij blijft een huwelijk de
ideale manier van samenleven; in een huwelijk
wanneer het tenminste een goed huwelijk is.
laat ik er dat onmiddellijk bij zeggen komt
een mens, volgens mij. het best tot zijn recht.
Dan krijgt hij de opvang die hij nodig heeft en
de aandacht, die hij graag wil hebben.
Mogelijk idealiseer ik het huwelijk wel. maar
dat is nu eenmaal de neiging van de meeste
mensen: te idealiseren wat ze niet hebben en
niet genoeg waarderen wat ze wel hebben. Maar
goed. zelfs al zou ik te hooggestemde verwach
tingen van het huwelijk hebben, toch blijft het
voor mij de ideale oplossing voor mijn eenzaam
heid. Zo is het nu eenmaal Dat zit natuurlijk
ook voor een belangrijk deel in mijn opvoeding.
Wij zijn niet opgevoed met andere relaties, inte
gendeel. die waren zondig en volstrekt afkeu
renswaardig; alleen het huwelijk was geoor
loofd.
Ik ben mij ervan bewust dat ik door die enge
gerichtheid op het huwelijk het gevaar loop
andere mogelijke relaties af te kappen, waar
door ik in een isolement zou kunnen raken.
Wanneer je alle vrouwen in je omgeving alleen
maar bekijkt als mogelijke partners, loop je het
gevaar ze veel te snel uit je kennissenkring te
verwijderen. Want al zou je met een bepaalde
vrouw niet willen trouwen, dan betekent dat
toch nog niet. dat Je niet met haar bevriend zou
kunnen zijn? Wanneer Je meisjes en vrouwen
alleen maar bekijkt als toekomstige echtgeno
ten. leg je jezelf een groot stuk beperking op,
waardoor je erg eenzaam kunt worden."
Concessies
Bert zegt van zichzelf, dat hij soms wel geneigd
is te veel concessies te doen. om toch maar aan
een meisje te komen. „Ik stel bepaalde eisen
aan een verhouding, maar soms voel ik dat ik
over allerlei bezwaren heenstap en daardoor
eigenlijk te veel toegeef om een meisje maar te
kunnen houden. Toch lopen zulke verhoudin
gen altijd kapot, omdat op een gegeven
ogenblik je ideeën over hoe en wat een goede
verhouding moet zijn weer boven komen en dan
zie je hoe armetierig zo'n contact eigenlijk is.
Natuurlijk zijn er mensen, die koste wat kost
willen trouwen en daarom maar met de eerste
de beste, die langs komt, in het huwelijk dui
ken. Ik hoop. dat ik dat nooit zal doen. ook al
ben ik nog zo eenzaam. Want je kunt beter
alleen zijn dan een ongelukkig huwelijk heb
ben. daar ben ik van overtuigd. Dat die over
haaste huwelijken, alleen maar aangegaan uit
angst voor eenzaamheid, vaak mislukken, weet
ik zeker. Gek trouwens, dat al die mislukte
huwelijken in je omgeving niet afkerig maken
van het huwelijk als zodanig. Je hebt toch
ergens het idee. dat jij het beter zult doen en dat
jou zo'n ellende niet zal overkomen. Vandaar
dat ik blijf streven naar een huwelijk: ik blijf
het als een ideaal zien. ik geloof dat de mensen
niet voor niks „als man en vrouw geschapen
zijn." Dat is echt gebeurd met een duidelijke
bedoeling, dat ze er zijn om samen te leven en
elkaar aan te vullen."
Moeite
Toch denkt Bert. dat hij. buiten een eventueel
huwelijk, ook nog wel tot bepaalde relaties zou
kunnen komen, zij het dat hij daar toch wel
moeite mee zal hebben. „Ik denk. dat Je je met
veel moeite kunt losmaken van de opvoeding,
die Je op dit punt hebt gehad. Ik geloof zelfs, dat
je de plicht hebt - voor jezelf - om op dit punt te
vechten tegen je opvoeding, omdat het alterna
tief is. dat je eenzaam wordt. En het lijkt me.
dat het nooit de bedoeling kan zijn, dat je jezelf
een eenzaam leven bezorgt door alle mogelijke
vriendschappelijke relaties buiten het huwelijk
consequent af te kappen. Er is altijd teveel
volgens vaste patronen geleefd van wat mocht
-en wat niet mocht, dat heeft heel wat geluk de
grond ingeboord.
Mijn ouders doen er het zwijgen maar toe.
wanneer ik thuis kom, ze vragen nooit iets over
Een sene over verschillende vormen
van (samen)leven door Cisca Dressel-
huvs en Kees de Leeuw
een meisje of verkering. Dat zal wel met opzet
zijn, zo lopen ze tenminste niet het risico, dat ik
hun met verwijten aan boord kom. Want als we
eens open en eerlijk over deze dingen zouden
praten, zou ik zeker met verwijten komen: over
hun opvoeding, hoe die ons eigenlijk met veel
onnodige angsten en problemen heeft opgeza
deld. Bij ons thuis bestaat nog geen openheid,
daar heerst nog steeds een flinke portie schijn
heiligheid. Het vergt nog altijd veel laveerkunst
om er tussen alle klippen door te zeilen. En daar
doen we allemaal aan mee, we laten belangrijke
dingen ongezegd en leven daardoor eigenlijk
langs elkaar heen. Maar wat maak je in het
andere geval niet allemaal los? Verwijten, boos
heid. uit elkaar groeien en ga zo maar door. en
daar zijn die mensen toch eigenlijk te oud voor
om dat allemaal nog te moeten meemaken.
Daar hadden we eerder aan moeten beginnen,
nu kan het niet meer."
Bunkers
Tenslotte vroegen we Bert of hij flatgebouwen
niet vaak een soort bunkers van alleenstaanden
vindt." Ik beschouw flats niet als een soort
opberg-mogelijkheid van eenzame mensen, nee.
beslist niet. Natuurlijk is flatbouw erg geschikt
om alleenstaande mensen te huisvesten, omdat
gezinnen vaak liever in huizen met tuinen wo
nen. Ik geef niks om een tuin, dus dat kan mij
niet schelen. Je loopt in flats wel het gevaar, dat
Je erg langs elkaar heen leeft, dat is zo. Daarom
zou ik het ook best leuk vinden als zulke grote
flat-complexen een gemeenschppelijke ont
moetingsruimte zouden hebben, waar Je gezel
lig met elkaar zou kunnen koffie drinken, biljar
ten of weet ik veel. Niet dat je er verplicht heen
zou moeten, maar dat je wel de mogelijkheid
had eens even buiten Je eigen voordeur te
kijken en met mensen te kunnen praten. Dat
zou. lijkt me. voor heel wat alleenstaanden een
fijne mogelijkheid zijn om kennis te maken met
andere flatbewoners, waardoor een stukje een
zaamheid weggenomen zou kunnen worden."
Dit is het vierde artikel van een serie. De eerste
drie stonden in de krant van 17, 20 en 22 april.
J-
door Rob Foppema
Het jaarlijkse werkstuk
van de Raad van advies
voor het wetenschapsbe
leid is een positief stem
mend stuk. Er is nog
steeds weinig we
tenschapsbeleid. maar de
mogelijkheid dat het er
komt wordt steeds
tastbaarder. Ook de raad
zelf heeft er, onder zijn ver
se voorzitter prof. Van
Trier, duidelijk zin in. De
RAWB begint met aan te
kondigen dat zijn jaarlijk
se adviezen met ingang
van nu van karakter ver
anderd zijn: niet meer een
commentaar op het laatst
verschenen we
tenschapsbudget, maar
gedachten voor het opstel
len van het volgende.
Dat wil niet zeggen dat het
Wetenschapsbudget 1976 bui
ten schot blijft. Het heeft de
raad „verrast" dat daarin een
aantal prioriteiten worden ge
noemd zonder dat minister
Trip uitlegt hoe hij daar zo bij
gekomen is. De RAWB had al
eerder gewaarschuwd dat het
niet eenvoudig zou zijn, het on
derzoek af te stemmen op de
prioriteiten van de samenle
ving. (Dat was een hoofdpunt
uit de beleidsnota van de mi
nister.) Maar waarom nu alter
natieve energiebronnen wél en
milieu niet tot prioriteitsge
bied verheven worden is bij
voorbeeld niet duidelijk. Bo
vendien „is geen directe relatie
gelegd met de voorgestelde uit
gavenontwikkeling". waardoor
de zaak nogal ln de lucht komt
te hangen.
In het algemeen wordt de
RAWB kennelijk wat ongedul
dig over de behoedzame en
soms indirecte manier waarop
minister Trip aan zijn beleid
bouwt. Het wetenschapsbeleid
werd de afgelopen jaren „an
ders dan de raad had gehoopt
en bepleit," gekenmerkt door
nadruk op organisatorische en
structurele problemen. De raad
vindt dat we naar een meer
„inhoudelijke" fase toe moeten,
waarbij inhoud en betekenis
van het onderzoek op de voor
grond moeten staan. Dat bete
kent dat er centraal bekend
moet zijn wat er gaande is en
welke resultaten daar uit ko
men. Nog altijd een zwak punt,
maar daar zonder kan je geen
beleid voeren, legt de raad
maar weer eens uit.
„Het zal immers èn uit een oog
punt van het oplossen van
maatschappelijke problemen
èn uit een oogpunt van de ont
wikkeling van de wetenschap
noodzakelijk zijn, steeds nieuw
onderzoek aan te vatten." Bij
een constante capaciteit bete
kent dat een stopzetting van
bestaande activiteiten. En
daarbij „kan niet meer worden
volstaan met een herprogram
mering van onderzoek per in
stituut. hoe noodzakelijk ook.
Verdergaande maatregelen zijn
noodzakelijk. De keuze wèt zal
moeten worden beëindigd, eist
een zorgvuldige afweging en
evaluatie van lopend onder
zoek, hetgeen niet kan geschie
den zonder kennis van dit on
derzoek." Hoewel de raad er
niet aan herinnert, dringt zich
hier de gedachte op aan de
treurige behandeling van het
Centraal herseninstituut.
Concreet
Een drang naar concreet beleid
in plaats van structuren bou
wen. spreekt ook uit de opmer
kingen van de RAWB over het
onderzoek aan de universitei
ten. „De raad onderschrijft ten
volle de beleidsdoelstelling van
de regering, namelijk om het
universitaire onderzoek lande
lijk zichtbaar en bespreekbaar
te maken." Maar hij twijfelt er
aan of de ragfijne Indeling van
geldstromen volgens de Plan
ningnota hoger onderwijs van
staatssecretaris Klein daar iets
toe zal bijdragen. Een belnvloe-
dingsstructuur moet „wezen
lijk méér omvatten dan een ad
ministratieve maatregel."
De universiteiten moeten tot
nauwere samenwerking en
coördinatie worden bewogen,
vindt de raad. Klein en Trip
zouden de instellingen moeten
vragen om op het niveau van
de Academische raad overleg
te plegen over gebieden van
onderzoek die voor concentra
tie of selectieve steunverlening
in aanmerking komen. Daaruit
zou een UJst van mogelijke
„zwaartepunten" tevoorschijn
moeten komen. Dat zijn gebie
den van wetenschap waarop
aan maar één of hooguit enkele
universiteiten of hogescholen
wordt gewerkt, en die extra
geld krijgen omdat ze erg be
langrijk zijn of omdat er erg
goede mensen aan zitten.
De instelling van zwaartepun
ten komt dus neer op een dui
delijker landelijke werkverde
ling. Aan de hand van verschil
lende adviezen zou de overheid
dan over de erkenning als
zwaartepunt moeten beslissen.
Zo'n erkenning zou ln principe
tijdelijk zijn, omdat het onder
zoek in de zwaartepunten, net
Prof.dr.ir. Van Trier
als al het andere, periodiek be
keken moet worden op hoe het
loopt en wat er uit komt.
ZWO
Voor een deel van het universi
taire onderzoek vooral in de
exacte wetenschappen be
staat al een zeker stuurmecha
nisme in de vorm van de „twee
de geldstroom" die door de Or
ganisatie voor zuiver we
tenschappelijk onderzoek
ZWO zorgvuldig wordt ver
deeld. Volgens de beleidsnota
van minister Trip zou dat sys
teem tot het hele universitaire
onderzoek moeten worden uit
gebreid.
De RAWB vindt dat ZWO maar
vast eens moet beginnen met
ook op het gebied van geestes-
en maatschappijwetenschap
pen actief te worden. Dat is
binnen haar huidige taakom
schrijving namelijk al moge
lijk. Zodra de nota parlemen
tair is goedgekeurd, zou ZWO
zich bovendien moeten gaan
oriënteren over de coördinatie
van het toegepast natuurwe
tenschappelijk onderzoek aan
de universiteiten én hogescho
len. waar de organisatie nu offi
cieel geen boodschap aan
heeft.
Daartoe zou overleg gepleegd
moeten worden met TNO, dat
op dit terrein wel ervaring
heeft, en met de Academische
raad. Dat laatste kan een boei
ende confrontatie opleveren,
omdat de Academische raad er
in het geheel niet van gediend
is dat een super-ZWO over al
het universitaire onderzoek
gaat adviseren. Een werkgroep
heeft onlangs een blauwdruk
voor een eigen ZWO-achtige or
ganisatievorm op tafel gelegd,
waarin de universiteiten hun
eigen boontjes wel zullen dop
pen. Maar gezien het bedroe
vende tempo waarop ze op dat
pad de afgelopen jaren vorder
ingen hebben gemaakt, zouden
ze deze boot wel eens definitief
gemist kunnen hebben.
Gezondheidszorg
De RAWB heeft in zijn be
schouwingen over het We
tenschapsbudget 1976 bij de
sector gezondheidszorg een
speciale boodschap voor
staatssecretaris Hendriks. Het
gaat om zijn uitspraak „dat het
immer verzwaren van ons me
disch geschut, het immer blij
ven verhogen van de reeds be
reikte toppen van onze kennis
en kunde veelal zinloos en bij
na altijd kostbaar is".
Daarvan gaat de suggestie uit.
aldus de raad. dat het de voor
uitgang in de medische we
tenschap is. die in belangrijke
mate als motor van de kosten
ontwikkeling fungeert. En dat
dus door het anders richten
van die inspanning een gunsti
ger effect zou kunnen worden
verkregen. Dat klopt in zoverre
niet, dat de meeste nieuwe mo
gelijkheden van diagnose en
behandeling uit het buitenland
komen. Het probleem van de
kostenstijging. meent de
RAWB. los Je dus niet op door
de medische wetenschapsbeoe
fening ln Nederland anders te
richten of te beperken.
Waar het wel om gaat is dat
aan beslissingen over de toe
passing van nieuwe (kostbare)
behandelingsmethoden een be
wuste afweging van prioritei
ten vooraf moet gaan. De raad
deelt de mening van de
staatssecretaris dat het ook
gaat om „de structuur waarin
de zo onstuimig ontwikkelde
medische technieken en me
thoden zo doelmatig mogelijk
ter beschikking van de bevol
king worden gesteld".
Daarbij moet volgens de
RAWB gedacht worden aan
vraagstukken als een samen
hangend stelsel van voorzienin
gen ln de „eerste lijns" ge
zondheidszorg. Verder moet ge
dacht worden aan het doorlich
ten van de criteria om mensen
in een ziekenhuisbed neer te
leggen, aan „de positie van de
medische specialist als vrije
ondernemer in het ziekenhuis,
het honoreringssysteem en de
daarin opgenomen voorzie
ningen".
En dat zijn allemaal meer
vraagstukken van organisato
rische en politieke aard. aldus
de raad. dan dat zij vanuit de
wetenschap oplosbaar zouden
zijn. Wel kan wetenschappelijk
onderzoek behulpzaam zijn bij
het oplossen van die organisa
torische vraagstukken. Maar
Hendriks moet niet denken, is
de duidelijke boodschap, dat
het snoeimes in het medlsch-
wetenschappelijk onderzoek
aan twee kanten zou snijden.