Michiel de Ruyter was geen ijzervreter £v 4 Liever alleen dan een ongelukkig huwelijk J OB D3B3 RAWB: duwtjes in rug van minister i -Vr-.'É 3edevaart naar zijn grafkelder traditie voor nannelijke nakomelingen Blij met vrijheid en met eigen voordeur fERDAG 24 APRIL 1976 KUNST TROUW/KWARTET Illustratie uit het archief van de heer De Ruyter de Wildt. Het stelt voor een godsdienst oefening aan boord. door Fred Lammers Amsterdam Tienduizen- jen Nederlanders krijgen zijn fortret dagelijks onder ogen. loordat zijn beeltenis de lankbiljetten van een tientje lert. In de geschiedenisboeken rordt zijn naam vermeld als Bestevaer'; 'de schrik des gro en oceaans'; 'de Hercules der eeën' of - zoals Vondel hem ypeerde - 'der staten rechter land'. Deze maand staat de bootste zeeheld die ons land leeft voortgebracht, Michiel Ldriaanszoon de Ruyter. extra h de belangstelling, nu Neder- knd herdenkt dat hij drie eeu- ren geleden bezweek aan de ierwondingen die een Franse logel veroorzaakte. lederland is De Ruyter niet verge en; zijn naam is vast verbonden aan fal van roemruchte gebeurtenissen bals de Vierdaagse zeeslag en de jicht naar Chatham. En hij was de prichter van het korps mariniers, fat alles vond plaats in een periode an zijn leven, waarin hij temidden bn zijn gezin als rustend zeeman pd willen genieten van het fortuin jat hij al varende en handelende had fergaard. jet liep anders dan De Ruyter had bdacht. Na het uitbreken van de ferste Engelse oorlog deden de laten een beroep op hem een hoge jficiersfunctie op 's lands vloot te fccepteren. Het zou van tijdelijke fird zijn, maar van het een kwam ét ander en op 11 augustus 1665 erd De Ruyter als 58-jarige be- bemd tot opperbevelhebber van de pot. Hij deed lange zeereizen, de Hangen van Nederland lagen vaak r uit de buurt. Het was in be- ngrijke mate aan De Ruyter te inken dat de tweede en derde En- flse oorlog voor de Republiek der srenlgde Nederlanden goed aflie- ïn. Door dit alles werd hij al tijdens jn leven een nationale beroemd- eid. ïaar ook uit het buitenland kwa len de eerbewijzen. In Hongarije jerd zijn naam een begrip nadat hij in februari 1676, kort voor zijn dood, 26 Hongaarse predikanten die. om dat ze weigerden rooms-katholiek te worden, als galeislaven waren ver kocht, in vrijheid wist te stellen. Ty perend voor Ruyter was dat hij hun dank afwimpelde met te zeggen dat hij slechts zijn plicht had gedaan Bij wijze van moraal voegde De Ruy ter eraan toe dat ze, na alles wat ze samen hadden doorstaan in hun verdere leven de onderlinge ver deeldheid maar moesten vergeten, „Niets zou mij aangenamer zijn," Spaans hertog De man die zijn carrière was begon nen als hulpje in de touwslagerij van de gebroeders Lampsens in zijn ge boortestad Vlissingen, bleef eenvou dig, al kreeg hij van koning Lodewijk XIV van Frankrijk de orde van St. Michel en verhief Denemarken hem in de adelstand, een voorbeeld dat Spanje volgde. Het nieuws dat hij Spaans hertog was geworden heeft De Ruyter echter nooit vernomen, daar de brief waarin dat stond pas enige dagen na zijn dood arriveerde. De hertogelijke titel ging toen over op Engel, de enige nog in leven zijn de zoon van de admiraal. Nadat stad houder Willen III hem duidelijk had gemaakt er geen prijs op te stellen dat de kleinzoon van een bierbrou wer zo'n hoge adellijke titel bezat, ruilde Engel deze in voor die van baron. Dat kon weinig kwaad, vond Willem. Een baron meer of minder maakte in die tijd weinig uit. De baronnentitel verdween in 1683 met Engel in het graf. Zijn Deense titel, die in Nederland overeenkwam met jonkheer, heeft De Ruyter evenmin gebruikt. Daar die titel ook in vrouwelijke lijn over draagbaar was vro.eg Jacoba Maria Parker, een van de nakomelingen van De Ruyters dochter Alida (de admiraal had vier kinderen uit drie huwelijken, zijn derde vrouw Anna van Gelder overleefde hem) in 1813 aan koning Willem I opgenomen te worden in de Nederlandse adel. Dat werd geweigerd. Als pleister op de wonde kreeg zij in 1817 wel toestem ming de naam De Ruyter, die in mannelijke lijn was uitgestorven, voor die van haar man. Jacobus de Wildt. te plaatsen. De leden van deze familie vormen sindsdien de meest directe afstammelingen van De Ruy ter. Er is nog een andere tak; de familie De Ruyter van Steveninck (nakomelingen van De Ruyter's jongste dochter Margrethei Een op de voorgrond tredende nako meling van Bestevaer is de Haagse bankdirecteur Frife de Ruyter de Wildt (40). in wiens woning op de grens van Den Haag en Schevenin- gen verschillende zaken herinneren aan zijn beroemde voorvader, die twaalf generaties voor hem leefde Sleutel Frits de Ruyter de Wildt vertegen woordigt zijn familie op allerlei De Ruyter evenementen. Zo was hij in 1967 in Engeland toen daar werd herdacht dat De Ruyter drie eeuwen eerder zijn legendarische tocht naar Chatham maakte. Hij is ook in het bezit van een van de drie indrukwek kende sleutels van de grafkelder van De Ruyter in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. „Ik heb die sleutel in 1957 van mijn vader gekregen. Hij zei toen tegen mij dat ik de fakkel maar moest overnemen." vertelt De Ruyters verre nazaat Dat verwant zijn aan De Ruyter kun je niet naast je neerleggen. „Het is een wissel die op je wordt getrokken. Je houdt er niets aan over. Je kunt er niets anders aan ontlenen dan ver plichtingen. Dat heeft mijn vader mij voorgehouden en dat zeg. ik op mijn beurt tegen mijn twee zoons, die nu tien en twaalf jaar zijn. Je mag er trots op zijn tot 's mans familie te behoren, maar dat houdt in dat je je waardig moet tonen zijn naam te mogen dragen," vindt Frits de Ruyter de Wildt. Op deze manier heeft hij ook met zijn zoons gepraat toen hij ze twee jaar geleden meenam op de traditio nele tocht die elke De Ruyter de Wildt eens met zijn mannelijk kroost maakt naar de laatste rustplaats van de Ruyter. „Het maakte diepe in druk op hen. die steile trap en die sombere gewelven." Frits de Ruyter de Wildt is niet zo ver gegaan als zijn vader in 1946. Die opende in de grafkelder ook de lijk kist om zijn zoon het gebalsemde lijk van De Ruyter te tonen. Dat was geen prettige ervaring. Het lichaam is slecht gebalsemd en zag er weinig verheffend uit. Het was bedekt met een laag stof en toonde tekenen van verval De Ruyter was er nauwelijks uit te herkennen. Dat was ook in 1907 al geconstateerd, toen de kist eveneens werd geopend Bij die gele genheid werden zelfs foto's van het lijk gemaakt. Die zijn later door de familie opgekocht en vernietigd nisstoet gedurende vier en een-half uur door de hoofdstad was ge trokken. Beproeving Kanonskogel De Ruyter stierf op 29 april 1676. een week nadat hij tijdens een zeeslag in de Middellandse Zee; ter hoogte van de Etna (hij was daar naartoe ge stuurd om bondgenoot Spanje te helpen in een gevecht tegen Frank rijk) getroffen was door een ka nonskogel die zijn linkerbeen gedeel telijk verbrijzelde. Men probeerde wat gebeurd was zo lang mogelijk geheim te houden om de bemanning niet te ontmoedigen. Zelf hield De Ruyter er ook de moed in. al leed hij veel pijn. Zijn medewerkers riep hij toe: „Houdt moed mijn kinderen, houdt moed. zo moet men doen om de zege te verkrijgen." Wondkoor tsen deden zijn krachten snel afne men. Als diep gelovig man vond De Ruyter - ver van zijn familie - troost in zijn Godsvertrouwen. Met door koorts verzwakte stem bad hij voor zijn familie en voor zichzelf. Zijh laatste woorden, voordat hij op de' 29e april om half tien 's avonds voor goed zijn ogen sloot, waren uit de 63e psalm: .O God. Gij zijt mijn God. Ik zoek U in de dageraad, mijn ziel dorst naar U. mijn vlees verlangt naar U. Uw goedertierenheid is beter dan het leven." Zijn lichaam werd gebalsemd en in een loden kist opgebaard in de ka juit van De Ruyter. De 30e januari 1677 keerde de vloot in Nederland terug Op een jacht werd de lijkkist van Hellevoetsluis naar Rotterdam vervoerd, een moeizame tocht, daar het hard vroor. In Nederland was men het er inmiddels over eens ge worden dat De Ruyter een staatsbe grafenis moest krijgen. Waar was een teer punt. Rotterdam en Amsterdam vlogen elkaar daarover in de haren. Rotterdam vond dat De Ruyter zijn laatste rustplaats moest hebben in de stad waar de oudste admiraliteit was gevestigd. Amsterdam vond dat De Ruyter in zijn woonplaats moest rusten. Bovendien had men daar al een grafkelder in gereedheid ge bracht, zodat de keus op Amsterdam viel. Op 12 februari kwam het lijk daar aan. Het duurde nog tot 18 maart voordat de plechtige bijzet ting plaatsvond, nadat de begrafe- Tot die tijd stond de kist opgesteld in de woning van De Ruyter. wat voor zijn nabestaanden een beproe ving was. Het liep storm van bezoe kers. De dag voor de begrafenis kwam Constantijn Huygens een brief met condoléances van Willem III overhandigen, waarbij hij de we duwe van De Ruyter tevens vertelde dat de prins was verhinderd de be grafenisplechtigheden bij te wonen. Na zijn bezoek schreef Huygens de prins spottend dat de „hertogin dou airière" nog altijd met de mand aan de arm naar de markt ging. Die een voud ging hem te ver De Ruyter zelf was ook geen salon jonker. Frits de Ruyter de Wildt zegt daar desgevraage over: „Het is misschien niet zijn beste eigenschap, maar mij spreekt in Michiel de Ruy ter vooral aan zijn gebrek aan diplo matie. zijn zich afzetten tegen de pruikentijd-mentaliteit die zich toen al begon aan te dienen. De Ruyter had de waarheid hoog in het vaandel geschreven. Hij weigerde een leugen tje om bestwil, zette daarvoor zelfs zijn leven op het spel. Maar aan de andere kant stortte hij zich niet met een dolle kop ln het gevaar. Krijg was voor hem een middel, geen doel op zich. Hij was geen ijzervreter. Strategie en stipte gehoorzaamheid waren zijn kracht. Daar werd onder geen voorwaarde van afgeweken." Dat was ook de reden van zijn conflict met Cornelis Tromp. Toen die tijdens de Tweedaagse zeeslag in 1666 de bevelen van De Ruyter naast zich neerlegde werd hij als een schelm weggestuurd en op non- actief gesteld. Zes jaar lang zat hij in zijn woning in 's Graveland te knie zen. totdat door bemiddeling van Willem III de verzoening tot stand kwam. De Ruyter sloeg toen naar de andere kant door. Hij was een zwart wit figuur, een weinig genuanceerd denkend mens, beslist geen filosoof. Als ik Frits de Ruyter de Wildt vraag waarom hij geen van zijn zoons naar zijn grote voorvader heeft vernoemd, zegt hij: „Het Is een stilzwijgende overeenkomst in onze familie die naam niet meer te gebruiken, omdat er maar één Michiel de Ruyter is geweest." (Natuurlijk is het idee dat ik hier op m'n Ïi-ste nog alleen in deze flat zou zitten, el angstaanjagend, maar ik heb ge- erd niet meer zo ver in de toekomst te jijken. Vroeger had ik er een handje van 'n leven op lange termijn helemaal te illen plannen, maar daar ben ik geluk- g van af, het komt toch nooit uit, zoals gedacht had." •p het moment heb ik er heus geen slapeloze ichten van. dat ik hier nog wel eens een hele ld op m'n eentje zou moeten zitten; ik leef bU dag. Als ik alleen zou blijven, zien we dat dan lel weer. daar kan ik me nu nog geen zorgen Ier gaan maken. Je moet bij het moment leven h van dat moment het beste zien te maken, ntuurlijk hoop ik dat er iets ten goede veran- prt in mijn situatie." jert is een 28-jarige leraar. Hij is vrijgezel. Hfj omt uit een streng rooms-katholiek gezin en éeft drie oudere broers, die allemaal getrouwd jn. Zijn ouders leven nog. Ze zijn in de zeven- g Bert zelf is meelevend rooms-katholiek. edert een paar weken woont hij alleen in een pt. daarvoor was hij jaren op kamers bij een jnte. In z'n studententijd was hij bij haar recht gekomen: toen vond hij het prettig er te >nen. De laatste tijd kreeg hij wat last van het brek aan ruimte en ook wel van een gebrek in vrijheid. Vandaar zijn verhuizing naar een it. 'n tante en ik konden het altijd goed met ;aar vinden, maar ja, het was een oudere >uw en die hebben wel eens van die kleine ;enaardigheden. Zo vond ze dat ik de verwar- ng te hoog had staan en dat ik. in plaats van bad. maar onder de douche moest Allemaal iwege de zuinigheid. Die mensen zijn van een idere tijd, die hebben nog rare ideeën over lnigheid. Nou ja. en dan ga je het gebrek aan Imte ook voelen en dan wil Je eindelijk wel (ns iets van jezelf." vertelt hij. het ogenblik geniet hij dan ook volop van z'n we huis. „Ik heb nog geen last gehad van :aamheid hier. Ik ben nog steeds blij met vrijheid en m'n eigen voordeur. Ik ben wens niet zo veel thuis. Overdag heb ik tuuriyk m'n werk; verder besteed ik veel tijd In een telefonische hulpdienst en lees ik boe- In voor blinden, die op een band worden bgenomen. In de weekends ga ik vaak even mgs mijn ouders, die hier in de buurt wonen." :rt heeft wel eens verkering gehad, maar op it ogenblik is hij weer alleen En hoewel hij h nu best tevreden voelt met zijn leven, loopt hij toch voortdurend rond met de zorg. dat hij niet zal trouwen. „Voor mij blijft een huwelijk de ideale manier van samenleven; in een huwelijk wanneer het tenminste een goed huwelijk is. laat ik er dat onmiddellijk bij zeggen komt een mens, volgens mij. het best tot zijn recht. Dan krijgt hij de opvang die hij nodig heeft en de aandacht, die hij graag wil hebben. Mogelijk idealiseer ik het huwelijk wel. maar dat is nu eenmaal de neiging van de meeste mensen: te idealiseren wat ze niet hebben en niet genoeg waarderen wat ze wel hebben. Maar goed. zelfs al zou ik te hooggestemde verwach tingen van het huwelijk hebben, toch blijft het voor mij de ideale oplossing voor mijn eenzaam heid. Zo is het nu eenmaal Dat zit natuurlijk ook voor een belangrijk deel in mijn opvoeding. Wij zijn niet opgevoed met andere relaties, inte gendeel. die waren zondig en volstrekt afkeu renswaardig; alleen het huwelijk was geoor loofd. Ik ben mij ervan bewust dat ik door die enge gerichtheid op het huwelijk het gevaar loop andere mogelijke relaties af te kappen, waar door ik in een isolement zou kunnen raken. Wanneer je alle vrouwen in je omgeving alleen maar bekijkt als mogelijke partners, loop je het gevaar ze veel te snel uit je kennissenkring te verwijderen. Want al zou je met een bepaalde vrouw niet willen trouwen, dan betekent dat toch nog niet. dat Je niet met haar bevriend zou kunnen zijn? Wanneer Je meisjes en vrouwen alleen maar bekijkt als toekomstige echtgeno ten. leg je jezelf een groot stuk beperking op, waardoor je erg eenzaam kunt worden." Concessies Bert zegt van zichzelf, dat hij soms wel geneigd is te veel concessies te doen. om toch maar aan een meisje te komen. „Ik stel bepaalde eisen aan een verhouding, maar soms voel ik dat ik over allerlei bezwaren heenstap en daardoor eigenlijk te veel toegeef om een meisje maar te kunnen houden. Toch lopen zulke verhoudin gen altijd kapot, omdat op een gegeven ogenblik je ideeën over hoe en wat een goede verhouding moet zijn weer boven komen en dan zie je hoe armetierig zo'n contact eigenlijk is. Natuurlijk zijn er mensen, die koste wat kost willen trouwen en daarom maar met de eerste de beste, die langs komt, in het huwelijk dui ken. Ik hoop. dat ik dat nooit zal doen. ook al ben ik nog zo eenzaam. Want je kunt beter alleen zijn dan een ongelukkig huwelijk heb ben. daar ben ik van overtuigd. Dat die over haaste huwelijken, alleen maar aangegaan uit angst voor eenzaamheid, vaak mislukken, weet ik zeker. Gek trouwens, dat al die mislukte huwelijken in je omgeving niet afkerig maken van het huwelijk als zodanig. Je hebt toch ergens het idee. dat jij het beter zult doen en dat jou zo'n ellende niet zal overkomen. Vandaar dat ik blijf streven naar een huwelijk: ik blijf het als een ideaal zien. ik geloof dat de mensen niet voor niks „als man en vrouw geschapen zijn." Dat is echt gebeurd met een duidelijke bedoeling, dat ze er zijn om samen te leven en elkaar aan te vullen." Moeite Toch denkt Bert. dat hij. buiten een eventueel huwelijk, ook nog wel tot bepaalde relaties zou kunnen komen, zij het dat hij daar toch wel moeite mee zal hebben. „Ik denk. dat Je je met veel moeite kunt losmaken van de opvoeding, die Je op dit punt hebt gehad. Ik geloof zelfs, dat je de plicht hebt - voor jezelf - om op dit punt te vechten tegen je opvoeding, omdat het alterna tief is. dat je eenzaam wordt. En het lijkt me. dat het nooit de bedoeling kan zijn, dat je jezelf een eenzaam leven bezorgt door alle mogelijke vriendschappelijke relaties buiten het huwelijk consequent af te kappen. Er is altijd teveel volgens vaste patronen geleefd van wat mocht -en wat niet mocht, dat heeft heel wat geluk de grond ingeboord. Mijn ouders doen er het zwijgen maar toe. wanneer ik thuis kom, ze vragen nooit iets over Een sene over verschillende vormen van (samen)leven door Cisca Dressel- huvs en Kees de Leeuw een meisje of verkering. Dat zal wel met opzet zijn, zo lopen ze tenminste niet het risico, dat ik hun met verwijten aan boord kom. Want als we eens open en eerlijk over deze dingen zouden praten, zou ik zeker met verwijten komen: over hun opvoeding, hoe die ons eigenlijk met veel onnodige angsten en problemen heeft opgeza deld. Bij ons thuis bestaat nog geen openheid, daar heerst nog steeds een flinke portie schijn heiligheid. Het vergt nog altijd veel laveerkunst om er tussen alle klippen door te zeilen. En daar doen we allemaal aan mee, we laten belangrijke dingen ongezegd en leven daardoor eigenlijk langs elkaar heen. Maar wat maak je in het andere geval niet allemaal los? Verwijten, boos heid. uit elkaar groeien en ga zo maar door. en daar zijn die mensen toch eigenlijk te oud voor om dat allemaal nog te moeten meemaken. Daar hadden we eerder aan moeten beginnen, nu kan het niet meer." Bunkers Tenslotte vroegen we Bert of hij flatgebouwen niet vaak een soort bunkers van alleenstaanden vindt." Ik beschouw flats niet als een soort opberg-mogelijkheid van eenzame mensen, nee. beslist niet. Natuurlijk is flatbouw erg geschikt om alleenstaande mensen te huisvesten, omdat gezinnen vaak liever in huizen met tuinen wo nen. Ik geef niks om een tuin, dus dat kan mij niet schelen. Je loopt in flats wel het gevaar, dat Je erg langs elkaar heen leeft, dat is zo. Daarom zou ik het ook best leuk vinden als zulke grote flat-complexen een gemeenschppelijke ont moetingsruimte zouden hebben, waar Je gezel lig met elkaar zou kunnen koffie drinken, biljar ten of weet ik veel. Niet dat je er verplicht heen zou moeten, maar dat je wel de mogelijkheid had eens even buiten Je eigen voordeur te kijken en met mensen te kunnen praten. Dat zou. lijkt me. voor heel wat alleenstaanden een fijne mogelijkheid zijn om kennis te maken met andere flatbewoners, waardoor een stukje een zaamheid weggenomen zou kunnen worden." Dit is het vierde artikel van een serie. De eerste drie stonden in de krant van 17, 20 en 22 april. J- door Rob Foppema Het jaarlijkse werkstuk van de Raad van advies voor het wetenschapsbe leid is een positief stem mend stuk. Er is nog steeds weinig we tenschapsbeleid. maar de mogelijkheid dat het er komt wordt steeds tastbaarder. Ook de raad zelf heeft er, onder zijn ver se voorzitter prof. Van Trier, duidelijk zin in. De RAWB begint met aan te kondigen dat zijn jaarlijk se adviezen met ingang van nu van karakter ver anderd zijn: niet meer een commentaar op het laatst verschenen we tenschapsbudget, maar gedachten voor het opstel len van het volgende. Dat wil niet zeggen dat het Wetenschapsbudget 1976 bui ten schot blijft. Het heeft de raad „verrast" dat daarin een aantal prioriteiten worden ge noemd zonder dat minister Trip uitlegt hoe hij daar zo bij gekomen is. De RAWB had al eerder gewaarschuwd dat het niet eenvoudig zou zijn, het on derzoek af te stemmen op de prioriteiten van de samenle ving. (Dat was een hoofdpunt uit de beleidsnota van de mi nister.) Maar waarom nu alter natieve energiebronnen wél en milieu niet tot prioriteitsge bied verheven worden is bij voorbeeld niet duidelijk. Bo vendien „is geen directe relatie gelegd met de voorgestelde uit gavenontwikkeling". waardoor de zaak nogal ln de lucht komt te hangen. In het algemeen wordt de RAWB kennelijk wat ongedul dig over de behoedzame en soms indirecte manier waarop minister Trip aan zijn beleid bouwt. Het wetenschapsbeleid werd de afgelopen jaren „an ders dan de raad had gehoopt en bepleit," gekenmerkt door nadruk op organisatorische en structurele problemen. De raad vindt dat we naar een meer „inhoudelijke" fase toe moeten, waarbij inhoud en betekenis van het onderzoek op de voor grond moeten staan. Dat bete kent dat er centraal bekend moet zijn wat er gaande is en welke resultaten daar uit ko men. Nog altijd een zwak punt, maar daar zonder kan je geen beleid voeren, legt de raad maar weer eens uit. „Het zal immers èn uit een oog punt van het oplossen van maatschappelijke problemen èn uit een oogpunt van de ont wikkeling van de wetenschap noodzakelijk zijn, steeds nieuw onderzoek aan te vatten." Bij een constante capaciteit bete kent dat een stopzetting van bestaande activiteiten. En daarbij „kan niet meer worden volstaan met een herprogram mering van onderzoek per in stituut. hoe noodzakelijk ook. Verdergaande maatregelen zijn noodzakelijk. De keuze wèt zal moeten worden beëindigd, eist een zorgvuldige afweging en evaluatie van lopend onder zoek, hetgeen niet kan geschie den zonder kennis van dit on derzoek." Hoewel de raad er niet aan herinnert, dringt zich hier de gedachte op aan de treurige behandeling van het Centraal herseninstituut. Concreet Een drang naar concreet beleid in plaats van structuren bou wen. spreekt ook uit de opmer kingen van de RAWB over het onderzoek aan de universitei ten. „De raad onderschrijft ten volle de beleidsdoelstelling van de regering, namelijk om het universitaire onderzoek lande lijk zichtbaar en bespreekbaar te maken." Maar hij twijfelt er aan of de ragfijne Indeling van geldstromen volgens de Plan ningnota hoger onderwijs van staatssecretaris Klein daar iets toe zal bijdragen. Een belnvloe- dingsstructuur moet „wezen lijk méér omvatten dan een ad ministratieve maatregel." De universiteiten moeten tot nauwere samenwerking en coördinatie worden bewogen, vindt de raad. Klein en Trip zouden de instellingen moeten vragen om op het niveau van de Academische raad overleg te plegen over gebieden van onderzoek die voor concentra tie of selectieve steunverlening in aanmerking komen. Daaruit zou een UJst van mogelijke „zwaartepunten" tevoorschijn moeten komen. Dat zijn gebie den van wetenschap waarop aan maar één of hooguit enkele universiteiten of hogescholen wordt gewerkt, en die extra geld krijgen omdat ze erg be langrijk zijn of omdat er erg goede mensen aan zitten. De instelling van zwaartepun ten komt dus neer op een dui delijker landelijke werkverde ling. Aan de hand van verschil lende adviezen zou de overheid dan over de erkenning als zwaartepunt moeten beslissen. Zo'n erkenning zou ln principe tijdelijk zijn, omdat het onder zoek in de zwaartepunten, net Prof.dr.ir. Van Trier als al het andere, periodiek be keken moet worden op hoe het loopt en wat er uit komt. ZWO Voor een deel van het universi taire onderzoek vooral in de exacte wetenschappen be staat al een zeker stuurmecha nisme in de vorm van de „twee de geldstroom" die door de Or ganisatie voor zuiver we tenschappelijk onderzoek ZWO zorgvuldig wordt ver deeld. Volgens de beleidsnota van minister Trip zou dat sys teem tot het hele universitaire onderzoek moeten worden uit gebreid. De RAWB vindt dat ZWO maar vast eens moet beginnen met ook op het gebied van geestes- en maatschappijwetenschap pen actief te worden. Dat is binnen haar huidige taakom schrijving namelijk al moge lijk. Zodra de nota parlemen tair is goedgekeurd, zou ZWO zich bovendien moeten gaan oriënteren over de coördinatie van het toegepast natuurwe tenschappelijk onderzoek aan de universiteiten én hogescho len. waar de organisatie nu offi cieel geen boodschap aan heeft. Daartoe zou overleg gepleegd moeten worden met TNO, dat op dit terrein wel ervaring heeft, en met de Academische raad. Dat laatste kan een boei ende confrontatie opleveren, omdat de Academische raad er in het geheel niet van gediend is dat een super-ZWO over al het universitaire onderzoek gaat adviseren. Een werkgroep heeft onlangs een blauwdruk voor een eigen ZWO-achtige or ganisatievorm op tafel gelegd, waarin de universiteiten hun eigen boontjes wel zullen dop pen. Maar gezien het bedroe vende tempo waarop ze op dat pad de afgelopen jaren vorder ingen hebben gemaakt, zouden ze deze boot wel eens definitief gemist kunnen hebben. Gezondheidszorg De RAWB heeft in zijn be schouwingen over het We tenschapsbudget 1976 bij de sector gezondheidszorg een speciale boodschap voor staatssecretaris Hendriks. Het gaat om zijn uitspraak „dat het immer verzwaren van ons me disch geschut, het immer blij ven verhogen van de reeds be reikte toppen van onze kennis en kunde veelal zinloos en bij na altijd kostbaar is". Daarvan gaat de suggestie uit. aldus de raad. dat het de voor uitgang in de medische we tenschap is. die in belangrijke mate als motor van de kosten ontwikkeling fungeert. En dat dus door het anders richten van die inspanning een gunsti ger effect zou kunnen worden verkregen. Dat klopt in zoverre niet, dat de meeste nieuwe mo gelijkheden van diagnose en behandeling uit het buitenland komen. Het probleem van de kostenstijging. meent de RAWB. los Je dus niet op door de medische wetenschapsbeoe fening ln Nederland anders te richten of te beperken. Waar het wel om gaat is dat aan beslissingen over de toe passing van nieuwe (kostbare) behandelingsmethoden een be wuste afweging van prioritei ten vooraf moet gaan. De raad deelt de mening van de staatssecretaris dat het ook gaat om „de structuur waarin de zo onstuimig ontwikkelde medische technieken en me thoden zo doelmatig mogelijk ter beschikking van de bevol king worden gesteld". Daarbij moet volgens de RAWB gedacht worden aan vraagstukken als een samen hangend stelsel van voorzienin gen ln de „eerste lijns" ge zondheidszorg. Verder moet ge dacht worden aan het doorlich ten van de criteria om mensen in een ziekenhuisbed neer te leggen, aan „de positie van de medische specialist als vrije ondernemer in het ziekenhuis, het honoreringssysteem en de daarin opgenomen voorzie ningen". En dat zijn allemaal meer vraagstukken van organisato rische en politieke aard. aldus de raad. dan dat zij vanuit de wetenschap oplosbaar zouden zijn. Wel kan wetenschappelijk onderzoek behulpzaam zijn bij het oplossen van die organisa torische vraagstukken. Maar Hendriks moet niet denken, is de duidelijke boodschap, dat het snoeimes in het medlsch- wetenschappelijk onderzoek aan twee kanten zou snijden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11