^Vafje Heynis: Van een bruinbrood un je geen krentenbrood maken lealisme nodig voor coöperatief bedrijf lUETEIISCHIIP.TECHniEH Insecten laten zich met trucjes lijmen "Iet belangrijkste is dat je beleeft wat je zingt" ir het personeel het meer voor het zeggen heeft (I) Twee vormen van aandelenbezit door werknemers ■p ERDAG 10 APRIL 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 9 or Fred Lammers IRICUM De zalmkleurige hoes van het 45-toerenplaatje van je Heynis, dat ik twintig jaar geleden van mijn ouders cadeau >g, draagt de sporen van veelvuldig gebruik. De grammo- iplaat die er inzit en waarop de toen nog heel prille alt het 'Dank iir Herr' en het 'Bist du bei mir' zingt, is bij ons thuis vroeger veel raaid tijdens de zondagse plaatavondjes, ik Aafje Heynis (mevrouw Dolk, zij is getrouwd met een sterdamse advocaat) over deze jeugdherinnering vertel, knikt zij emmend. „Het was de eerste plaat die van mij werd opgenomen, was een proefplaatje om te kijken of er belangsteling voor zou maar het werd zo'n succes dat die opnamen nu nog in de handel als onderdeel van een langspeelplaat". Aafje Heynis heeft ien nog tal van geestelijke liederen op platen opgenomen, armee ben ik op een gegeven rao- thuis en aan het conservatorium in t gestopt. Mijn beroep van con- jangeres brengt mee. dat ik veel elijke muziek zing. zoals de grote deloratoria, Bachs passionen en ates, missen van Haydn en Beet- om maar enkele componisten oemen. Het verschil ln muzikaal en rair niveau tussen bijvoorbeeld tfafendes Jesuskind' van Hugo en 'Afgedwaald kind, in 't prilst uw jeugd' werd voor mij al jaren een onoverbrugbare kloof. rel ik de geestelijke waarde van 'lied niet wil onderschatten." zegt Heynis. eeg eens een brief van een hoofd- uit een ziekenhuis, die mij f dat er op haar afdeling een |e werd verpleegd, dat spoedig zou Dat patiëntje luisterde veel mijn platen en wilde mij graag loeten. Ik ben naar dat ziekenhuis en heb op haar verzoek bij haar »e Heer is mijn herder' gezongen, ras zo ontroerd dat ik nog niet ijp hoe ik er één woord heb kun- uitkrijgen. Onder dergelijke tdigheden is een religieus lied ijker dan een lied van Schu- Daarom heb ik nooit spijt gehad leze opnamen. Ik heb ze met volle ive gezongen, zonder daarmee -erlengstuk te willen zijn van de 'lenst, compleet met wijdingsvol- Imuziek. Ik ben concertzangeres •n predikante". fianingen D Aafje Heynis werd geëngageerd [een operarol („een heerlijke perio- i haar carrière) kreeg zij brieven [vermaningen. „De mensen schre- pe dat ik me niet op het hellende moest begeven. Het etiket jitend geestelijke muziek' had rij al opgeplakt". En dat wilde Heynis niet, omdat zij daar niet iad gestudeerd en er nog zoveel fis. Tot dat 'meer' behoorde met f het enige jaren verbonden zijn een klein kameroperagezelschap, pn met collega's als Erna Spooren- Dora Lindeman en Otto Cou- t liederenavonden en zanglessen Arnhem geeft Aafje Heynis veel concerten, in deze tijd van het jaar hoofdzakelijk passionen. „Dit jaar zing ik achttien keer in de Matthaus of Johannes Passion. Het is nooit een sleur voor mij geworden. Als dat zo was, hield ik er meteen mee op. Bachs muziek is onverwoestbaar en onverge lijkbaar. Ik ontdek er telkens weer iets nieuws in. Ik blijf erover nadenken. Hoewel het niet noodzakelijk is dat je gelovig bent om de Matthaus Passion goed te zingen, krijgt het voor jou persoonlijk een extra dimensie als je je zelf erbij betrokken voelt. Als ik in de Matthöus de laatste aria moet zingen 'Sehet Jesus hat die Hand uns zu fassen ausgespannt' ben ik dankbaar dat te mogen doen, omdat ik zelf de waarheid van die tekst ervaar. Het is een stralend stuk muziek." Verpleegster Zingen heeft zij altijd gedaan, omdat het haar „voorland" was. „Als kind heb ik er nooit over gedacht een carrière op te bouwen als zangeres. Ik wilde ver pleegster worden of iets met dieren gaan doen. Dat zingen is gewoon zo gekomen". Thuis (zij werd geboren in Krommenie) hadden ze belangstelling voor muziek en toneel. Aafjes ouders namen haar vaak mee naar concerten, opera en operette. In het plaatselijk kinderkoor in Krommenie was zij eens hofdame in 'Repelsteeltje'. „Muziek ontroerde mij al vroeg. Aller lei muziek kon mij aan het huilen brengen. Als het machtige orgel, dat Bemhard Drukker bespeelde in het City Theater in Amsterdam, begon te brullen, smolt ik ook weg." Priesteres Aafje Heynis ging meteen na de oorlog zangles nemen van de legendari sche mevrouw Aaltje Noordewier- Reddingius. „Die was toen al 77 Jaar, maar had nog een stem als een bazuin. Drie jaar heb.ik les van haar gehad, tot vlak voor haar dood. Ik was een van haar laatste leerlingen. Die lessen be schouw ik als enorm waardevol en ik betreur het dat zij mijn opleiding niet heeft kunnen voltooien. AAFJE HEYNIS... onoverbrugbare kloof Ze was een priesteres: heel haar wezen straalde waardigheid uit. Zij was niet streng, maar in mijn ogen althans onbereikbaar. Wat ze mij vooral heeft bijgebracht is zelfdiscipline, wat ik op mijn beurt op mijn leerlingen probeer over te brengen. Van haar heb ik ge leerd dat je zo weinig mogelijk ambtenaar moet zijn voor je leerlin gen, dat je iets meer te zeggen moet hebben dan do-re-mi. Je kunt ieder talent, hoe klein ook, optimaal laten functioneren, al kun je natuurlijk van een bruinbrood geen krentenbrood maken. Je moet streven naar het vol maakte, maar het belangrijkste is dat je beleeft wat je zingt. Ik zeg vaak tegen mijn leerlingen dat het niet hin dert als je eens een valse toon zingt, als de intentie er maar is". Witte anjers „Toen ik in 1948 mijn zangdiploma had behaald, ben ik de ochtend na mijn eerste officiële concert de witte anjers die ik had gekregen naar me vrouw Noordewier gaan brengen. Toen ik bij haar op de stoep stond in de Hilversumse Beethovenlaan, leek die bos anjers ineens erg miezerig. Ik voel de me onzeker, mevrouw Noordewier was geen vrouw die je gemakkelijk verwende. ZIJ was echter erg blij met mijn bloemen. Die dag zag ik ineens een andere mevrouw Noordewier. Ik zag haar als mens, als een vrouw die eigenlijk eenzaam was. Nadien ben ik haar beter gaan begrijpen. Toen zij een Jaar later stierf, liet ze mij niet onverzorgd achter. Zij vroeg kort voor haar dood aan enige oudere leer lingen aandacht aan mij te schenken, omdat ik het volgens haar waard was. zo heb ik later gehoord. Uit haar nala tenschap werd een fonds gesticht om begaafde leerlingen financieel te hel pen. Degenen die over dat fonds gin gen, besloten dat er beter éen goed kon worden worden geholpen dan tien een beetje. De keus viel op mij. Ik heb dat fonds in mijn eentje opgesoupeerd voor zover ik weet Mijn ouders waren niet bemiddeld en met beurzen ging het in die tijd nog niet zo gemakkelijk. Vader en moeder hebben er deson danks financieel alles, voor over gehad mij te laten studeren. Ik weet door dit alles wat het betekent als Je niet veel geld hebt, als je van een paar centen toch muziek moet aan schaffen. Ik weet welke offers Je daar voor moet brengen, maar ook welke offers je kiint opbrengen. Geld heeft niets te maken met heilig vuur. Aan dat laatste ontbreekt het velen in deze tijd." Puriteins Aaltje Noordewier zorgde er ook voor dat Aafje Heynis in het koor van de Nederlandse Bach Vereniging kwam. „Ze vond dat ik behalve aria's ook koorgedeelten moest kennen. In dat koor kwam ik in contact met dr. Anthon van der Horst, iets dat ook van grote invloed op mijn zingen en muzi kale vorming is geweest. Dat ik muzi kaal een beetje puriteins ben is mede toe te schrijven aan de integere oplei ding van mevrouw Noordewier en dr Anthon van der Horst. In het Bach- koor heb ik als heel jong meisje nog gezongen met Kathleen Ferrier als so liste. Ik zie haar nog staan in een witte cape, onbereikbaar voor een pas begin nend zangeresje als ik toen was". Later werd Aafje Heynis wel met Kathleen Ferrier vergeleken. „Dat be gon al toen zij nog leefde. Ik voelde dat als een last. hoewel ik haar bewonder de. Ik kreeg het gevoel van andermans veldje te eten, er onechter door te worden. Ik wilde authentiek zijn, geen Kathleen Ferrier de Tweede, maar Aafje Heynis de Eerste. Toen ze ook in Engeland vergelijkingen gingen ma ken, kreeg ik er slapeloze nachten door. Ik ben toen op een dag naar Londen gereisd, naar Roy Henderson, de laatste zangleraar van Kathleen Ferrier. Hem heb ik mijn problemen voorgelegd. Het was een hele ge ruststelling voor me toen hij consta teerde dat hij zich wel kon voorstellen dat men die vergelijking maakte, maar dat er toch duidelijk verschil was tus sen de twee stemmen". De stem van Kathleen Ferrier is donkerker, u hebt een hoger timbre.' zei hij. Het maken van vergelijkingen hield nog een poos aan. Na de dood van Kathleen Ferrier schreef een Britse krant: onze beminde Kathleen is weg, we hebben een nieuwe teruggekregen. Als ik in Londen ovaties kreeg voor mijn vertolking van de Altrhapsodie van Brahms, begreep ik dat slechts de helft mij toekwam." Aafje Heynis denkt er nog niet aan om met zingen te stoppen." Dit seizoen is zeer druk en voor 1977 zijn er alweer verschillende aanvragen. Ik stop met zingen als ik nog op het topje van de berg sta. Bij de afdaling zal geen pu bliek aanwezig zijn. Mijn man en mijn oren zullen mij waarschuwen als het zover is." ïr J. H. T. H. Andriessen en H. Klamer ifgelopen tijd is de discussie over de ondernemingsraden hoog opgelaaid. Allerlei .dpunten kwamen daarbij naar voren: moet de ondernemingsraad een perso- israad worden, moet de directeur wel of niet in de ondernemingsraad, moet de jernemingsraad meer bevoegdheden krijgen, enzovoorts. grondvraag achter al deze vragen is: hoeveel ;d moeten de werknemers hebben op be- Ijke beslissingen in het bedrijf? Daarover de meningen uiteen, maar in het algemeen in het er wel over eens dat de invloed van de lemers niet zo groot is. In Nederland echter een handjevol bedrijven |ln dit opzicht anders zijn. Op papier althans in deze bedrijven een organisatievorm, die rsoneel vergaande zeggenschap geeft. De vorm daarvan is het coöperatieve bedrijf, aast zijn ook andere vormen mogelijk, zo de bijzondere vennootschap. Het lijkt ons in de discussie over een nieuwe wet op de fememingsraden ook de ervaring te betrekken deze bedrijven hebben opgedaan. operaties federland zijn er rond 1900 en kort na de te Wereldoorlog honderden coöperatieve be en geweest, met name in de bouwsector, de sche industrie (drukkerijen) en in de sigaren- strie. Ook nu bestaat er nog een klein aantal leratieve bedrijven, zoals het Groninger Cob tieve Bouwbedrijf en het kleine Artiplast te «tad, dat plastic gebruiksvoorwerpen maakt. Ings is ook het vijfhonderd man grote bouw- rijf Moes te Zwolle een produktiecoöperatie irden. 958 hebben de toen bestaande coöperaties verenigd in de Associatie van Bedrijven op ieratieve grondslag (ABC), die nu nog maar ig leden telt. uktiecoöperaties (te onderscheiden van ver- ters-coöperaties) zijn eigendom van een coö- tieve vereniging. Het bijzondere van deze Ijfsvorm is dat alleen werknemers van het ikken bedrijf lid kunnen zijn van de vereni- Wel kan men ook personeelsleden aanne- die geen lid van de vereniging (willen) wor- Een ander kenmerk is dat de winst onder de wordt verdeeld. lenvergadering coöperatieve vereniging heeft als hoogste in de algemene ledenvergadering. Deze kiest de leden een bestuur, dat de dagelijks gang zaken regelt en de vereniging naar buiten egenwoordigt. Daarnaast kan er nog een raad toezicht zijn. die het financiële beleid contro- Een directeur is belast met de dagelijkse ig. De verschillende bevoegdheden worden «ld in de statuten. het eerste gezicht lijkt een coöperatief bedrijf mooie combinatie van hiërarchie en demo- De directeur heeft de dagelijks leiding, via het bestuur houdt het personeel toe- op het doen en laten van de directeur. Toch kunnen zich problemen voordoen, waarvan we er drie zullen noemen. Het eerste moeilijke punt is de kapitaalverschaf fing. Bij het toetreden als lid stort men meestal een som geld. De gemaakte winst is voor de leden, maar gewoonlijk wordt deze geheel of gedeeltelijk in het bedrijf gehouden om zo het eigen vermogen van de coöperatie te laten groei en. Toch zal, vooral in het begin, het totale vermogen van het bedrijf niet zo groot zijn. Vergroting van het kapitaal is dan moeilijk. Het uitgeven van aandelen past niet in de structuur van de coöperatie, en banken zijn nogal huiverig om geld te lenen. De coöperaties blijven dan ook veelal beperkt tot arbeidsintensieve bedrijfstak ken, waar geen erg dure machines nodig zijn. Daar komt bij dat de leden nogal aan het bedrijf gebonden zijn, omdat hun geld er in zit. Vertrek van leden kan grote problemen geven, omdat daardoor kapitaal aan het bedrijf onttrokken wordt. Aansprakelijkheid Een tweede probleem is de aansprakelijkheid. De leden van de coöperatie delen in de winst, maar ook in het verlies. De leden zijn wettelijk aan sprakelijk voor het tekort. Slechts enkele bedrij ven lukt het hieronderuit te komen door uitslui ting van de aansprakelijkheid. In de derde plaats kunnen moeilijkheden ont staan over de leiding van het bedrijf. De directeur is de baas. maar toch ook weer niet. Wanneer veel personeelsleden, met name in de topleiding, geen verenigingslid zijn, ligt dit nog moeilijker. Toch komt dit laatste steeds meer voor. vooral als het bedrijf groeit. Een onderneming als De Ploeg in Bergeik had tenslotte drie stokoude „comparan ten". en is toen maar overgegaan in een N.V. Het is duidelijk dat het lidmaatschap van een produktiecoöperatie noch financieel noch in an der opzicht altijd voordelig is. Een zeker idealis me is dan ook nodig om een werkelijk coöperatie ve geest in het bedrijf levend te houden. Vooral wanneer het bedrijf groter wordt en de druk van buiten (concurrentie) toeneemt, is het moeilijk Een van de werknemers van het nu coöpe ratieve bouwbedrijf Moes in Zwolle niet af te glijden naar dezelfde hiërarchische en ondemocratische verhoudingen die in veel „nor male" ondernemingen bestaan. De algemene le denvergadering verwordt dan tot een soort aan deelhoudersvergadering en het enige dat aan de coöperatieve vorm herinnert is dan een soort winstdellngssysteem. Bijzondere venootschappen Een aantal bedrijven heeft de problematiek rond de zeggenschap van enerzijds kapitaalbezitters en anderzijds werkers willen doorbreken zonder de normale vennootschapsvorm op te geven. Dat kan dan wanneer de werknemers zelf alle (of althans een belangrijk deel van de) aandelen bezitten. Een tweede mogelijkheid is dat de aan delen in bezit zijn van een stichting waarvan het bestuur mede bestaat uit werknemers. Een voorbeeld van de eerste variant is een druk kerij in de omgeving van Rotterdam. Hier heeft men reeds zo'n vijftig jaar geleden een soort vermogens-aanwas-deling ingevoerd. Van de winst wordt eerst dividend betaald aan de aan deelhouders (buiten het bedrijf); daarna wordt van het overblijvende deel de helft aan de werknemers uitbetaald in de vorm van aandelen en de andere helft, ook in aandelen, aan de afnemers uitgekeerd. De aandelen zijn nu voor ongeveer de helft in handen van het personeel van de drukkerij. Via de algemene aandeelhoudersvergadering zouden de werknemers zo een belangrijke Invloed kun nen hebben. Maar uit de schaarse informatie die wij over dit bedrijf hebben blijkt niet dat dit ook werkelijk het geval is. Een voorbeeld van de stichtingsvorm is de Scheepswerf en Motorenfabriek De Haas in Maassluis, groot ongeveer 120 man. Vooral geïnspireerd door hun protestants-christelijke le vensovertuiging hebben de familieleden- eigenaars hun aandelen overgedragen aan een stichting. Het bestuur van de stichting wordt gevormd door vijf personen: twee personeelsle den, twee familieleden en een voorzitter van buiten het bedrijf (een dominee). De familieleden hebben in ruil voor hun aandelen certificaten ontvangen die hun wel recht geven op dividend, maar niet op zeggenschap. Die be rust bij de stichting. Omdat de nieuwe structuur nog maar kort be staat. kan nog niet veel gezegd worden over de feitelijke ervaringen. In het begin hadden de werknemers overigens enige argwaan ten opzich te van de door de directeur „opgelegde" vernieu wingen. Door het invoeren van een aantal extra contactmogelijkheden (kantinepraatjes, perso- neelsraad, rondzenden van notulen, en dergelij ke) lijkt hierin verbetering te zijn gekomen. Een soortgelijk voorbeeld is de schoenfabriek „Helioform" (180 man), die is ontstaan uit de failliet verklaarde schoenfabriek Bloch en Stib be Op initiatief van een directeur van Bloch en Stibbe en van enkele leden van de ondernemings raad werd met financiële steun van het ministerie van economiche zaken een deel van de produktle voortgezet in het nieuw opgerichte bedrijf Helio form. Iets minder dan de helft van de aandelen is ln bezit van een stichting die in ruil daarvoor regi stratiebewijzen heeft uigereikt aan de werkne mers. De overige aandelen zijn van Bloch en Stibbe Beheer en van het Industrieel Garantie Fonds van de regering. Het bestuur van de stich ting bestaat uit vijf personen: één uit en door de ondernemingsraad gekozen, één neutrale des kundige (ook aangewezen door de ondernemings raad), twee personen benoemd door de vergade ring van houders van registratiebewijzen en een sociaal commissaris. Over de zeggenschap die de werknemers uitoefe nen is op dit moment nog weinig te zeggen. Wel is duidelijk dat vooral de leden van de onderne mingsraad een belangrijke rol hebben gespeeld bij de invoering van het nieuwe systeem. De interesse en betrokkenheid van de overige werknemers leek gering. Dit is het eerste van twee artikelen over bedrij ven waarin werknemers een grotere zeggenschap hebben dan gebruikelijk is. J. H. T. H. Andries sen is wetenschappelijk hoofdmedewerker be drijfspsychologie aan de Vrije Universiteit. H. Klamer is werkzaam op het ministerie van sociale zaken. door Rob Foppema Vijf manieren om een insect te vangen. Zo zou je het werkterrein kunnen samenvatten waarop dr F. J. Ritter en een stuk of tien medewerkers in een paar hoekjes van TNO's Centraal laboratorium in Delft bezig zijn. Maar er is best aanleiding om daar wat enthousiaster over te doen. Ten eerste is het vangen van de twaalf naar twee kon worden schadelijke insecten waarop de werkgroep zich concentreert, uit het oogpunt van milieube heer verre te verkiezen boven rondspuiten met gif tot je ze raakt waar ze toevallig zitten. Dat raakt vaak een heleboel andere soorten insecten die he lemaal niet in de weg zaten, of zelfs nuttig waren. Ten tweede gebeuren er tame lijk opzienbarende dingen in die hoekjes van dat gigantische betonnen gebouw. Hoofddirec teur dr A. Schors van de Nijver heidsorganisatie TNO heeft geen behoefte om daar ondui delijk over te zijn: „Dit is een van de drie belangrijkste groe pen in de wereld op dit terrein". Het terrein is dat van de fero monen: stoffen die insecten in heel kleine hoeveelheden afge ven om hun soortgenoten een boodschap over te brengen door de deur. Er zijn vijf van zulke geurige boodschappen interessant: „Hier ben ik. laten we ons voortplanten"(seksfero- moon), „Hier zitten we met z'n allen lekker' (aggregatiefero- moon), „Ga verderop want hier zit ik al" (dispersiefermoon). „Hierlangs doorlopen, dan vind je eten" (spoorvolgferomoon) en „Kijk uit. wegwezen" (alarmferomoon) Elk van die vijf boodschappen kan misbruikt worden om in secten ergens naar toe of er gens vandaan te krijgen. Het aardige is dat een feromoon alleen zijn eigen soort insecten beïnvloedt, zodat daarmee niet de halve natuur overhoop wordt gehaald. Omdat het bo vendien om minieme hoeveel heden stof gaat („met veertig milligram leggen we theore tisch een termietenspoort om de wereld heen"), ziet het er allemaal elegant uit. Ontwikkeling Maar toen TNO in de jaren zestig met dit soort onderzoek begon, herinnert dr Schors zich, werd dat gezien als een wat wereldvreemde sport. In de Ujd dat DDT en vooruitgang nog rijmden, werd het zoeken naar alternatieven niet in dank afgenomen. „Wat de overheid betreft is dat in het tegendeel omgeslagen." We zullen nog zien welke vormen dat heeft aangenomen. „De belangstel ling van het bedrijfsleven is wisselend, maar neemt nu weer wat toe." De werkgroep heeft zelfs één industrieel contract onder handen. Resultaten zijn er intussen dui delijk. De seksferomonen van een aantal bladrollers, de be langrijkste plaag in onze boom gaarden. zijn geïsoleerd. De structuur is opgehelderd zodat ze konden worden nagemaakt. teruggebracht. En in verwonderlijk korte tijd worden ze in binnen- en buiten land op grote schaal toegepast, boomgaarden die van twaalf bespuitingen per jaar konden teruggaan naar twee. Kakkerlak In opdracht van het ministerie van volksgezondheid werkt de groep-Ritter aan het aggrega- tieferomoon van de Duitse kakkerlak hardnekkig en on hygiënisch probleem in bakke rijen en instellingskeukens, waar men liever zo min moge lijk met chemische bestrij- dingsmethoden werkt. Uit de zelfde hoek komt de belangs telling voor het spoorvolgfero moon van de faraomier, niet alleen hinderlijk in huizen, maar een berucht overbrenger van ziekenhuisinfecties. Het enige chemische bestrij dingsmiddel tegen deze rode diertjes, chloordecon. is zo ge vaarlijk dat de enige Ameri kaanse fabrikant na een serie nare bedrijfsongevallen zijn deuren sluit. Om andere be strijdingsmiddelen loopt de mier met een boogje omheen, maar men hoopt zijn afkeer met feromonen te kunnen over winnen. Er zit goed schot in het onderzoek. Al wat verder Is men met een soortgelijk pro ject bij termieten, die in warme landen (maar tot in Frankrijk toe) voor miljarden schade aan richten. Het probleem is in beide geval len dat men ook de eieren leg gende vrouwtjes („koningin nen") in het onbereikbare nest moet bestrijden, omdat de be volking anders snel weer op peil wordt gebracht. Daarom wordt, in combinatie met het feromoon, een langzaam wer kend insecticide toegepast. Het aardige van een spoor volgferomoon is, dat de be werkte insecten ook het spoor naar het nest terug volgen. De Delftse groep heeft verder pare verrassingen in voorberei ding voor de bladluis en is druk bezig met het aardappelmotje. De zaak loopt, en er zit soms een verrassende vaart in. De structuren van geïsoleerde fe romonen (fracties van milli grammen) worden met alle hulpmiddelen van de moderne scheikunde ontrafeld. (Daar voor zit je best mooi in zo'n Centraal laboratorium). De Isolatie zelf wordt steeds meer gestroomlijnd. Er zijn vaak al lang geen complete in secten meer nodig om te zien welke fractie van een ingewik keld mengsel een reactie op wekt. Elektrische signaaltjes uit losse „voelsprieten" kunnen al heel wat vertellen. Een me dewerker is. met waarschijnlijk zij het nog niet als complete bestrijdingsmethode. Veldproeven met massavangst hebben al „heel mooie" resulta ten opgeleverd, zegt dr Ritter. maar dat is als systeem nog niet helemaal rijp voorde prak tijk. Ook andere trucs met dit seksferomoon zien er veelbe- loevend uit. zoals de „verwar ringstechniek". Daarbij wordt het hele terrein met het fero moon bespoten. Mannetjes en vrouwtjes worden dan beroofd van het mechanisme waarmee ze elkaar vinden, en zijn daar door aangewezen op toevallige ontmoetingen. Dat betekent een zodanig verminderde voortplanting dat het aantal rupsen (die de schade veroorza ken) binnen de perken blijft Maar wat op het ogenblik in de praktijk al wordt toegepast is het feromoon als signalering van het optreden van de plaag, die dan met de gebruikelijke chemische methode bestreden wordt. Dat klinkt niet als een verbetering, maar het is het wel degelijk. Wanneer een bepaald aantal vlinders in de feromoon- val wordt gevangen, kan wor den uitgerekend wanneer de rupsen uit de eieren zullen ko men, en dat is het moment waarop er gespoten moet wor den Binnen een paar dagen hebben ze zich namelijk in een boomblad gerold of op een an dere manier onbereikbaar gemaakt. Toen een betrouwbare signale ring nog niet beschikbaar was. werd er in het verdachte sei zoen preventief gespoten. Er zijn praktijkvoorbeelden van boomgaarden waar het jaar lijkse aantal bespuitingen met de nieuwe technieken van de kleinste mesjes ter wereld, onder een microscoop bezig om afzonderlijke reukcellen op die voelspriet voor zulke metingen toegankelijk te maken En dit alles speelt zich af op een jaarlijks budget van 1,2 mil joen gulden. „Dat is niet veel. in vergelijking met het be 1 ang van het onderzoek", zegt dr Schors bedachtzaam. Aan di recte subsidies draagt het mi nisterie van landbouw nog geen ton bij. Volksgezondheid had drie ton per jaar over voor kakkerlak en faraomier. De rest moet uit de centrale TNO- pot komen, waar omheen het dringen is. Plannen Met meer geld zou de groep- Ritter nauwelijks sneller resul taten kunnen produceren. Een insectenkweek heeft zijn eigen groeitempo. Men zou wel meer onderwerpen tegelijk kunnen aanvatten. („We zouden zinvol met het dubbele aantal men sen kunnen werken.")- Er zijn plannen om voor de Wereldgezondheidsorganisatie te gaan werken aan het vliegje dat de rivierblindheid over brengt. Met name in het stroomgbied van de Volta in West-Afrika maakt dat vliegje hele vruchtbare rivierdalen on bewoonbaar. De bestrijding wordt nu grootscheeps aange pakt met middelen die het to tale rivierwater voor het vliegje vergiftigen. Die middelen zijn tamelijk selectief, maar het lijkt op den duur toch niet de gezondst denkbare methode. Men wil aan voorraadkevers gaan werken die in de derde wereld zo'n twintig procent van het opgeslagen voedsel opeten. Plannen genoeg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 9