Hongarije: martelaar van feodalisme Vimmer zag ik zulke tostbaare servisen Het nieuwe Wedgwoodmuseum in Barieston - TERDAG 10 APRIL 1976 KUNST TROUW/KWARTET 21 Soor J. van Doorne reen land ter wereld, of het heeft een boeiende geschiedenis. Dat geldt us ook voor Hongarije, waarvan de kern de Romeinse provincie Panno- ië was. Historici zijn het er niet over eens, wanneer de Hongaren in [ongarije terecht gekomen zijn. De Hongaren zijn verwant aan de Finnen n Samojeden, de taal behoort tot de Fins-Oegrische tak, waarvan de leral het stamland is. Zijn de Hongaren meegekomen met de Hunnen en varen? Bijna zeker is, dat zij als zelfstandig volk de Franken verslagen ebben omstreeks 900 en de Slaven uit het huidige Hongarije verdreven ebben of onderworpen. et is hier niet de plaats om de gehele ischiedenis van Hongarije in het kort te eschrijven. Die is daar veel te grillig oor. Het huidige Hongarije is weer terug bracht tot zijn eigenlijke grenzen. Er jn nauwelijks minderheden. De taal is lede doordat de Hongaren puristen wa tt, tamelijk wel van vreemde smetten ij. Het is een rijke taal wat zowel de nk betreft als de vorm. De taal kent ;le klinkers en medeklinkers. Toonloos- eid, kenmerk van zovele Europese talen, ent het Hongaars nauwelijks. Het kent aarenboven werkwoordsvormen die in e rest van Europa onbekend zijn. en werkelijk democratische regerings- orm heeft Hongarije nooit gekend. Toen e Russen in 1944 Hongarije binnenruk- n, vernietigden zij met de botte bijl de oeddeels feodale structuur. Zij vernietig- ïn het bestaande kwaad door er een euw kwaad te brengen. Het hardhandig irnielen van een verfoeilijke feodaal- [rarische structuur werd gevolgd door n even verfoeilijke industrialisatie van arxistische signatuur. Hongarije, be- ijd van de feodaal gestructureerde over heersing van de Habsburgers (de Dubbel monarchie) viel na een periode van poli tieke nieuw-feodale verwarring ten prooi aan de dictatuur van het door Rusland gedirigeerde marxisme. Hongarije heeft nooit de gelegenheid gehad, zich te oe fenen in democratie. Het heeft er overigens wel eens op geleken dat het land die gelegenheid zou krijgen. In het roemruchte revolutie-jaar 1848 stond Hongarije tegen de Habsburgers op. De ironie van de geschiedenis komt naar voren in het feit dat door ingrijpen van Rusland de opstand bedwongen werd. Het enige was. dat de horigheid werd afgeschaft. Dat wil zeggen: de legale horigheid, echter niet de materiële. Chaos Over de omstandigheden die op het plat teland in Hongarije het leven van een bepaalde bevolkingsgroep beheersten, heeft een van de grootste thans nog leven de Hongaarse auteurs een boek geschre ven. dat hij „Het volk van mijn poesta" noemde. De auteur heet Gyula Illyes. De bekende Neerlandicus Antal Sivirsky leert de lezer in zijn „Nawoord" dat de naam als Djoela Iejjeesj moet worden uitgesproken. Het boek speelt in de jaren voor de éérste wereldoorlog, een oorlog die Hongarije geen werkelijke bevrijding bracht, doch een chaos die tot 1944 duren zou. De plaats van actie is Transdanubië, het ten zuiden van het Balaton-meer gele gen Hongarije, rechts van de Donau. Het milieu dat beschreven wordt, is dat van de „knechten". De „knechten" vormden in Transdanubië een heel aparte volkslaag. In die streek van Hongarije kende men het grootgrondbezit. De zeer grote landgoederen, majoraten geheten, meestal doch niet altijd eigendom van adellijke lieden, kenden geen horigheid meer. Tussen de majoraten lagen schame le dorpen, bewoond door keuterboertjes, die een lapje grond hun eigendom moch ten noemen. Op de majoraten echter woonden de knechten, gehuisvest in aan elkaar gebouwde vertrekken. Eigen hui zen hadden zij niet. Tussen twee vertrek ken waarin soms meer dan één gezin woonde, waren gemeenschappelijke keukens. Dat waren dan holen, waaraan menig maal zelfs een schoorsteen ontbrak. Knechten konden van jaar op jaar ontsla gen worden. Hun leefomstandigheden wa ren minder dan die van de dieren. Tot de knechten behoorden ook ambachtslie den. die het iets beter hadden dan de landarbeiders en de veehoeders. Uit het ambachtelijk milieu, dat van slavernij niet zo heel veel verschilde, komt de au teur van het boek voort. Hij heeft zijn kindertijd in Transdanubië gesleten. De auteur is een marxist, maar dan een gematigd marxist. Zijn boek wordt door de uitgever een roman geheten, maar het is echter niet een roman. Het is een schets van een bepaalde samenleving, waardoor heen de auteur jeugdherinneringen vlecht. Dit doet aan de overzichtelijkheid geen goed. Meer dan eens dan eens dacht ik bij het lezen van dit boek. dat de auteur er beter aan had gedaan, die twee, studie en roman, apart te hebben uitgegeven. Dit lijkt op een ernstige kritiek, doch is het niet. Daarenboven is het zo. dat de auteur van een groot talent blijk geeft. Trouwens, hij is als dichter en prozaïst terecht zeer bekend en geliefd. Het boek staat vol diepzinnige uitspraken, scherpe waarnemingen en beeldende beschrij vingen. Het woord „poesta" kan enige verwarring scheppen. Het heeft tweeërlei betekenis. Men kan bij dat woord aan een bijna oneindige golvende grasvlakte denken. Maar die betekenis heeft het woord in dit boek niet. Tansdanubië is een weelderig land, doorsneden van rivieren, een heer lijk land vol geweldige graanvelden en grote bossen. Dat betekent „poesta" in dit boek allereerst. Maar daarnaast wordt met het woord de nederzettingen bedoeld van de „knechten". Het zijn geen dorpen, maar aan elkaar gebouwde kamers, ka merkettingen dus. waar het menselijk ei gendom van de majoraatsheer woonde. Het is een verschrikkelijk beeld dat de auteur de lezer laat zien. Dan doel ik op de sociaal-maatschappelijke omstandig heden. Poëtische kracht Maar hij laat méér zien: het landschap, dat hij met sterk poëtische kracht schil dert. De folklore, het familie-leven, het liefde-leven, de religie van de knechten, die heel primitief is. De beleving ervan wordt door een bepaalde tolerantie ge kenmerkt: calvinisten en roomsen kon den het redelijk goed met elkaar vinden. Gemengde huwelijken kwamen veel voor. Nu moet men zich geen overdreven voor stellingen maken van de leerstellige in houd van het wel heel primitieve ge loofsleven van beide groepen, die nauwe lijks ooit met een geestelijke te maken kregen. Ik kan lang niet alle facetten van het geschetste beeld noemen. Wel wijs ik erop. dat de auteur niet nalaat te wijzen op de schandelijke erotische gedragingen van de heren en hun voorname bedienden ten opzichte van de vrouwen en meisjes die in de knechtenholen leefden. Opstan dig werden de knechten daardoor niet: ze waren immers knechten? „Het volk van mijn poesta" is een boeiende sociaal maatschappelijke schets van een naar tijd en plaats zeer merkwaaridg milieu. Het is daarenboven een niet al te overzich telijke beschrijving van een jeugdleven, dat echter in haar details van bijzonder schoonheid is. Beslist aparte vermelding verdient de wijze waarop Sivirsky de in het boek voorkomende poëzie vertaald heeft. De vertaling van de gedichten kent een poëtische spanning die ik zelden of nooit in vertaalde poëzie gevonden heb. Ik doel dan op gedichten die in romans of studies voorkomen en „meegenomen" moeten worden. „Het volk van mijn poesta". Een roman. Oorspronkelijke titel: „Piisztak népe". Vertaald door Antal Sivirsky. Bij Meulcn- hoff te Amsterdam. Paperback. Prijs 27.50. Gyula Illyés ADVERTENTIE MUSEUM AMSTELKRING muziek bij kaarslicht Joke Brethouwer harp Joke Vermeulen altviool Pieter Odé fluit werken o.a. van Raphael - Genzmer - Debussy Zondag 11 april 20.30 u. tel. 246604 Josiah Wedgwood (1730-1795), een detail van een portret door Sir Joshua Reynolds. lustreerd met (over-)bekende Londense stadsgezichten en zelfs nog wel in het museum ter herin nering aan de eerste maanlan ding. compleet met daar rondwandelende astronauten en dat is ook allemaal écht Wedgwood. Emancipatie 'n Staf van ontwerpers, onder gebracht in een curieus, rond glazen gebouw wel origineel, maar 's zomers erg heet, ver trouwde een van hen me toe is constant aan dit soort zaken bezig. De mannen doen er het stoere mannenwerk, plaquet tes met dieren of stadsgezich ten en 't ontwerpen van nieuwe vormen, de vrouwen, allemaal jong, zijn er bezig met bloem- decoraties of het maken van een nieuwe serie kinderservies- goed. gedecoreerd met bijvoor beeld de sprookjesfiguren van Beatrix Potter, ook weer hele maal in de gunst. Het museum Het Wedgwoodmuseum biedt een overzicht van een uiterst belangrijk stuk ceramische ge schiedenis. Al heeft Josiah I in dit geval dan niet aan de wieg van deze instelling gestaan het museum stamt van 1906 hij zag toch al in 1774 de moge lijkheden ervan. Toen schreef hij aan zijn partner Bentley: „Ik heb vaak gewenst dat ik enkele specimina had bewaard van al de nieuwe artikelen die ik gemaakt heb en ik zou nu twintig keer de originele waar de geven voor zo'n collectie. Echt compleet kun je een der gelijke verzameling toch nooit maken, 't Is zonder meer zeer aantrekkelijk zoals het nu is; niet overladen, zeer overzichte lijk ingericht met overal ver duidelijkende teksten. De za ken, waarover ik het had in dit verhaal, zijn er allemaal terug te vinden en er is ook nog een schilderijengalerij met o.a. wer ken van Joshua Reynolds, George Stubbs en John Singer Sargent. 'k Heb tijdens dit overladen bezoek nog veel andere verha len opgevangen, zo tussendoor, die ik niet kende en toch nog snel even doorgeef: Charles Darwin, dè Darwin, de beroem de bioloog, was een zoon van Josiah's oudste dochter en zijn derde zoon Thomas heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de fo tografie. En het museum, waarom dit eigenlijk allemaal draaide, ver wacht dit jaar zo'n kleine 100.000 bezoekers. Mocht u in de buurt zijn oor G. Kruis Dat alles begon toen Josiah Wedgwood I in 1759 voor tien pond per jaar Ivy House Works in Burslem huurde. Daar maakte hij o.a. het groen en wit geglazuurde „cauliflower" (bloemkool) aardewerk dat daar had Josiah een neus voor uitstekend aansloot bij de- Rococo-smaak van die tijd. Want al was het Josiah's stre ven het gebruiksvoorwerp dat. zoals ik al opmerkte, door de massa-produktie totaal gede valueerd was, weer een ver antwoorde vorm te geven, hij wist ook op zakelijk gebied van wanten. Daarom verhuisde het bedrijf al gauw, in 1762, naar een grotere ruimte (de huur was nu £21 per jaar) ook nog in Burslem en de .fabriek daar werd bekend als de Bell Works. Weer iets bijzonders van Josi ah: hij sommeerde zijn perso neel niet per trompet om te beginnen, zoals in die streek al eeuwen gebruikelijk, maar door een klok te luiden. Daar, in de Bell Works, maakte hij zijn bekende „Queens Ware" het fraaie crème-kleurige aar dewerk dat vele rijke tafels zou sieren. Zoals die en dat is een, zij het heel bijzonder, voor beeld uit velen van Cathari- na de Grote van Rusland: een 952 delig eetservies, gedeco reerd met niet minder dan 1.244 handgeschilderde Engel se landschappen, kastelen, hui zen en kerken. Dat moest toen, in 1774, ongeveer £.3000.- kos ten. Intussen was het bedrijf weer verplaatst, in de buurt van Hanley kocht Wedgwood, ook voor £.3000.- Ridge House Estate en liet daar een huis en een fabriek bouwen, „Etruria", een naam. die een eerbetoon was aan het oude Italiaanse Etruria, waarvan de indruk wekkende kunst, vooral de pot- terie toen pas weer (her ontdekt) was. Dat aardewerk was een bron van inspiratie voor vele kunstenaars en arti sans. ook voor Wedgwood en de „Eerste dags vazen" van het door hem ontwikkelde „black basalt" (zwart aardewerk) die ter gelegenheid van de opening van Etruria (dat uitgroeide tot een dorp) gemaakt werden, zijn daar heel duidelijk een afspie geling van. Josiah draaide ze eigenhandig, terwijl zijn partner Thomas Bentley het wiel hanteerde. Een deel van de inscriptie luidde „Artes Etruri- ae Renascuntur", de kunsten van Etruria zijn herboren Jasper Ware Black basalt, het zwarte aarde werk dus; de verschillende spe ciaal gekleurde glazuren; marble, onyx, granite (door el kaar geknede gekleurde klei) de crèmekleurige „Queens Wa re", het mat-blauwe aardewerk met de witte, meestal klassie ke, figuurtjes. Dat blauw komt althans het meeste voor, maar met dezelfde techniek, het oxy- deren van mineralen, kwam Wedgwood ook tot de kleuren groen, geel, lila en zwart. De stukken worden niet gegla- Een eerste-editie kopie van de Portland vaas. zuurd, de klei is door en door gekleurd. Josiah heeft jaren lang naar het juiste „recept" gezocht; pas na meer dan 10.000 zorgvuldig genoteerde en anders vastgelegde experi menten lukte het hem, toen vond hij „a white porcelain bis que of exquisite beauty and delicacy". Joshia I zelf be schouwde de Jasper Ware als het mooiste dat hij ooit „uit vond". Over de artistieke kwa liteiten valt, zoals altijd, te twisten, technisch zijn het pure juweeltjes, het materiaal zelf/ die matte, volle kleuren zijn prachtig en in ieder geval uniek. De figuurtjes dezelfde modellen, vormen, worden nog steeds gebruikt werden ont worpen door o.a. John Flax- man en William Hackwood. J asper Ware wordt ook nu nog met de hand gedecoreerd. De vormen worden met klei ge vuld, volgewreven kun je eigen lijk beter zeggen, en daarna heel voorzichtig, ze zijn flinter dun, eruitgelicht. Dat en het aanbrengen op bord, vaas of wat dan ook moet uiterst zorgvuldig gebeuren. De Portland vaas Die klassieke vormen en versie ringen waren weer een uitermate goede keuze van Jo siah: de smaak van het „betere Het in 1908 ontworpen crème-witte Edme-servies in Queens Ware, dat nog steeds heel populair is. publiek" in het laat achttiende- eeuwse Engeland was sterk beïnvloed door de opgravingen in Herculaneum en Pompeji. 't Meest beroemde voorbeeld van Jasper Ware ('t symbool van Wedgwood ook) is de kopiei-van de z.g. Portland Vaas, een Grieks stuk uit de le eeuw vóór Chr. Eigenlijk moet je zeggen, de kopieën, want er werd een „editie" vervaardigd waarvoor men kon intekenen en waarvan er nu nog negen bekend zijn. Toen, in 1790 moesten ze om streeks £.30.- opbrengen; in 1971 ging er een eerste-editie- kopie voor £.20.000 weg Jasper Ware was zeer in zwang, er werden sieraden, zoals bro ches, armbanden, colliers, manchetknopen, hangers en nog veel meer van gemaakt, een soort cameeën. Chippenda le, de beroemde meubelontwer per gebruikte in zijn „klassie ke" tijd Jasper Ware- medaljons in zijn stoelen en ook -de familie Vulliamy, in klokken, gebruikte ze zeer in tensief. 't Wordt nog volop gemaakt, op de oude manier, met dansende nimfen, Herculessen of Home russen, maar 'k zag ze ook in de showroom met portretten van de leden van het konink lijk huis, met Churchill, Eisen hower, met kerstwensen, geil- Aan de opgang van de Porceleinfabricq taapten wij uit de koets, en de knecht wierd elast ons om acht uuren weder van de Stee- ienbrug te halen. Men kwam met een schuitje m ons aan de overzy te brengen. En het pad pgewandelt zynde, kwamen wy aan de fa- ricq, waar men ons eerst het magazyn liet ezichtigen. Nimmer zag ik zulke kostbaare srvisen, zoo in fynheid van aarde als keurig- eid van Schilderwerk. at schreef een zekere J. A. acker in de tachtiger jaren in de achtiende eeuw en een ird ervan schoot door mijn rinnering toen ik vorige eek „aan de opgang" van de edgwoodfabrieken in Barles- voor het standbeeld van isiah Wedgwood stond. Want t zou wel eens kunnen zijn, icht ik toen, dat zijn voor- eld weer iets van het potten- ikkersvak te maken destijds ik in ons land door bepaalde brieken werd gevolgd. In de d dat Wedgwood begon was t vak namelijk door de opko- ende industriële massaver- ardiging behoorlijk in de ver- eling geraakt. Maar hij heeft n dat alles de positieve facet- n weten te combineren en is ar wereldberoemd door ge- irden. En het is doorgegroeid. Want al ging ik, niet per schuit en per koets, maar per vlieg tuig en auto, naar Barieston om daar het nieuwe Wedgwood Museum eens te bezoeken, de „rest" kun je daarbij echt niet over het hoofd zien. Hoewel ik geen knus draaiende meesters en leergierig toekijkende gezel len had verwacht, dït toch ook niet. Over een landelijk- glooiend gebied van meer dan tweehonderd hectare liggen daar in Barieston de gebou wencomplexen verspreid, waar meer dan tweeduizend mensen werken. De aardewerkindus trie blijft arbeidsintensief. En dit is dan nog maar één vesti ging, er zijn er ook nog in de V.S., Canada, Australië en daarenboven behoren nog elf andere firma's tot de Wedgwood Group. Tezamen i deze manier worden de relief figuurtjes op de vaas ngebracht. zo'n twintig fabrieken met meer dan negenduizend werknemers. Bloemkool aardewerk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 21