ierbrandy's
ield meer
m levensgroot
Op gewone school moet ook
plaats zijn voor ander kind
ETEnSCHRPjEGHhlEK
Actieprogram voor
gezonde harten
ondanks onzekerheid
Rookadvertenties
-nstenares Maria van Everdingen ziet mr. Pieter Sjoerds 'als kapitein op een schip'
Comité breed
samengesteld
Pleidooien voor een nieuw type onderwijs
lAG 29 MAART 1976
BINNENLAND
TROUW/KWARTET RH 7
Jan Sloothaak
(randy was voor mij een figuur die ik alleen kende van een
rijving door Fedde Schurer." Dit zegt de kunstenares Maria
verdingen in het Friese Loënga. Het laatste half jaar heeft zij
kennis over de bekende Nederlandse staatsman fors uitgebreid,
nodig, want Maria van Everdingen maakt een beeld van
!sor mr. Pieter Sjoerds Gerbrandy. tijdens de tweede wereld
minister-president van het Nederlandse kabinet in Londen.
is een gehucht in Friesland
i handvol boerderijen, onder de
,n Sneek. Een ervan is door de
lares voor dertig jaar gehuurd,
haar atelier heb je een weids
over het vlakke Friese
,ap. Binnen is het bezaaid met
iigen en beeldjes van Gerbran-
daarvan staat nu definitief
voor het bronzen beeld dat op
n (haapmarktplein in het hart van
jiejzal komen te staan.
van Everdingen werkt in
it van een „Comité Sneek Op-
gedenkteken prof. P. S.
idy", er zijn ook nationale en
•re-comité's Koningin Juliana
lermvrouwe. Het gezelschap is
tnlopende politieke pluimage.
Den Uyl. Kamervoorzitter
ng. dr. Ruppert vice-
int van de Raad van State en
listers Van Agt en De Gaay
in maken er evevz'eer deel van
onder meer Gerben Wagenaar.
oegere communistische (ex-
amerlid. Ook de Friese com-
mr. H. Rijpstra. H. Algra,
iacteur van het Friesch
en de journalist Pieter Wij-
itten erin, evenals het vroegere
itatenlid G. Roorda. ook com-
en ..dissidente'' CPN-er. Auto
van naam en ook verschillende
tensen.
een idee te vormen van
'e£ndy heeft Maria van Everdin-
et alleen foto's bekeken Om te
Gerbrandy eigenlijk was.
ze met mensen gesproken die
lebben gekend, onder meer de
zoons mr. Sjoerd (oud-VU-
raar) en mr. Jouke C. Gerbrandy
iterhout. Ook heeft ze veel gele-
_Jj voorbeeld het boek „Daar za-
|j" van Meijer Sluizer over de
nse periode.
Een van de mensen die hem in die tijd
van nabij hebben gevolgd is de ge
schiedschrijver prof. dr. L. de Jong.
Ook met hem heeft zij over Gerbrandy
gesproken. De Jong beschrijft
Gerbrandy als een emotioneel en im
pulsief man. „een kleine Friese boeren
zoon met strakblauwe ogen en een
militante snor". De Jong: „Nederland
heeft begaafder ministers-presidenten
gekend, mannen van ruimer visie, die
per inzicht, groter constructieve ga
ven. vooruitstrevender aanpak, bezon-
kener wijsheid maar geen die tege
lijk zo strijdvaardig en zo eenvoudig
was. zo nederig én zo onbaatzuchtig."
Terzijde
De foto's die Maria van Everdingen
van Gerbrandy zag. (veel daarvan zijn
gemaakt door zijn zoons bij de bevrij
ding). gaven haar soms het idee dat het
om twee of drie verschillende mensen
ging. „Het was maar net hoe de foto
graaf hem zag." Alleen op die foto's
afgaande ziet de kunstenares Gerbran
dy als een man die een beetje terzijde
staat, een beetje kritisch. „Hij staat op
groepsfota's ook altijd letterlijk een
beetje terzijde. Hij bekijkt het zaakje
eens en denkt er het zijne van." Een
individualist dus? „Dat zou ik niet
willen zeggen Daan-oor was hij tege
lijk té zeer dienend, maar hij had wel
een uitgesproken mening en een
rotsvast geloof. Hij was een man die
het moest klaren, een kapitein op een
schip.
Die karaktertrek was ook de oorzaak
van de conflicten die hij na de oorlog
had." Niet alleen na maar ook voor de
oorlog had Gerbrandy overigens
conflicten. Als advocaat in Sneek
botste hij ook met een figuur als Fedde
Schurer. de socialist die mede door
toedoen van de anti-revolutionair
Een werktekening die de kunstenares Maria van Everdingen van
Gerbrandy heeft gemaakt, ter voorbereiding van het beeld, dat in
Sneek geplaatst zal worden.
Gerbrandy niet langer onderwijzer aan
de gereformeerde school van Lemmer
mocht zijn. Een briefschrijver in de
Leeuwarder Courant vond dat nu nóg
een reden om geen gedenkteken voor
Gerbrandy op te richten. Ook vlak
voor de oorlog botste Gerbrandy. en
nog wel met zijn eigen partij, toen hij
dwars tegen de partijlijn in toch minis
ter van justitie werd (1939).
Het is bekend dat hij ook vaak conflic
ten had met Colijn. Bij de bevrijding
van Zuid-Nederland vormde Gerbran
dy een kabinet met een zeer zware
katholieke inbreng, terwijl de sociaal
democraten op een opvallende wijze
schitterden door afwezigheid. Toen ge
heel Nederland bevrijd was. trok hij
zich echter vrijwillig terug en maakte
zodoende vrij baan voor een regering
die naar vernieuwing streefde (Scher-
merhorn-Drees). Pas in 1948 werd hij
weer kamerlid en toonde zich een prin
cipieel tegenstander van de losmaking
van Indonesië uit het verband van het
Koninkrijk der Nederlanden.
Een meter tachtig
Maria van Everdingen heeft een hele
serie portretten van Gerbrandy gete
kend. Overigens is dat niet voldoende.
Ze heeft hem ook ten voeten uit moe
ten uitbeelden, want het gedenkteken
wordt een staande figuur, letterlijk
méér dan levensgroot. Gerbrandy was
in werkelijkheid nauwelijks anderhal
ve meter hoog. zijn beeld wordt echter
één meter tachtig.
Volgens de kunstenares zal dat de
vroegere staatsman niet een in
drukwekkender voorkomen geven dan
met de waarheid overeenkomt. „De
grootte van dat beeld is nodig in de
omgeving waar het komt te staan. Het
gaat erom dat je het in de goede pro
porties maakt". Maria van Everdingen
is zelf geen Friezin. Ze werd in het
Utrechtse De Bilt. geboren als dochter
van de toenmalige directeur van het
KNMI. In eerste instantie volgde zij
een opleiding als graficus. Ze studeer
de in Amsterdam en Wenen, waar ze
ook het grootste deel van de oorlog en
de tijd daarna in het verzet en in de
verzorging van vluchtelingen
doorbracht. Later keerde ze terug naar
Nederland en sinds 1965 woont ze in
Loënga. Er is werk van haar te zien in
onder meer Wenen. Den Helder, in het
Friese Nijwier (bij de Friese dichter
Minne Wijbenga) en in Noordwolde (bij
een rietvlechter», om maar enkele op te
noemen.
Sociaal-voelend
Maria van Everdingen is voor deze
opdracht onder meer uitgekozen om
dat ze „niet één van de allermodernste
kunstenaars is. bij wie je nooit weet
wat 't is". Dit zegt de heer B. F. Keulen,
secretaris van het oprichtingscomité
Deze is zelf niet politiek gebonden.
(„Ze zeggen van mij dat ik het dichtst
bij de PvdA sta"). Keulen is oud-hoofd
van de openbare lagere school in
Sneek. Hij kende de familie Gerbran
dy in Goëngamieden al zestig jaar ge
leden. „Ze werden gewaardeerd als een
sociaal voelende familie".
De heer Keulen was degene die het
initiatief nam om voorde in 1961 over
leden Pieter Sjoerds een gedenkteken
op te richten. Hij benaderde de burge
meesters van Wymbritseradeel en
Sneek. de heer Algra. de heer C. Oppe-
wal i thans hoofd van de christelijke
school in Sneek en ex-verzetsman) en
nog verscheidene anderen.
„Hogerop" was er eerst niet zo veel
reactie. Men was ook bezig met een
beeld van koningin Wilhelmina (dat er
nóg niet is) en Kamervoorzitter Vonde
ling had het druk met een beeld van
Fedde Schurer in Heerenveen.
Tenslotte werden naast het Sneker
werkcomité toch de Friese en nationa
le ere-comités gevormd. Sneek is als
plaats voor het beeld gekozen omdat
Gerbrandy daar na zijn studie aan de
VU en een periode dat hij advocaat
was in Leiden, een belangrijk deel van
zijn advocatencarrière doorliep. „Alle
Gerbrandy's zijn sterk aan Friesland
gebonden en hier is zijn ster gerezen, in
Sneek." zegt de heer D. J. Brouwer van
de Sneker recherche, als oud
verzetsman ook deel uitmakend van
het comité.
isisschool moet in de
fmst zo worden inge-
i dat elke leerling de
i kansen krijgt voor
?tigen ontplooiing. Dit
een geheel nieuw
onderwijs, dat veel
is afgestemd op het
zelf. In die nieuwe
ichool, die tot stand
komen, zal ook een
type onderwijzer les
i met een geheel an-
instelling tegenover
trlingen.
ieuwe basisschool is al-
ar mogelijk, wanneer er
:he manieren en metho-
lorden ontwikkeld om
^Heurig te volgen wat elke
doet en hoe hij zich
:elt. Stagnaties in de
:eling van de leerling
dan tijdig gesignaleerd.
;an worden voorkomen,
kind vastloopt,
ken over de belangen
leerling en het voorko-
m moeilijkheden zal be-
zijn in het toekomstig
ijs.
icipe kunnen in het
onderwijs geen leerlin-
•vallen en zeker niet af-
Het niet „meekunnen"
kind houdt eerder kri-
de school in dan op de
Een stapje verder is.
.falen op school" een
wordt uit de verleden
ïnzijdige onderscheidin-
;en goede en slechte
[en en de discrimineren-
•lgen ervan zullen ver-
file beeld van het nieuwe
'fderwijs (van vier. tot
Jjaari wordt getekend in
Icussiestuk van de com-
J ad hoe basisschool-
Jewoon onderwijs. Deze
ssie is in augustus van
g jaar ingesteld door de
^'iecommissie ba
il met als opdracht na
hoe in de toekomst het
"ewoon onderwijs be-
kan worden bij de ont-
jng van de nieuwe ba
il. Zoals bekend zal de
d-jdecommissie zelf de mi-
"adviseren over de ver-
ig van het basisonder-
het algemeen.
Ibeeld
r eerste rapport be
de commissie ad hoe
hoe de nieuwe ba-
ol er in de toekomst ei-
uit dient te zien om dan
te concluderen, dat het
ste nieuwe onderwijs
mte zal bieden aan de
en. die nu worden verwe
nt het buitengewoon on
door Bert de Jong
Een echte winkel is een uitstekend leermiddel om
praktisch rekenen en lezen te leren. Bovendien leren de
kinderen er met geld omgaan. Dit leermiddel wordt
gebruikt op scholen voor kinderen met leer- en opvoe
dingsmoeilijkheden. de LOM-scholen. maar waarom, zo
luidt de vraag, die in dit artikel wordt besproken, moet
dat spéciale onderwijs op aparte scholen worden
gegeven?
ik
ieuwe basisschool aldus
taalbeeld dat de com-
oproept, zal weer plaats
mi}01" lichamelijk en geeste-
jehandicapte leerlingen;
nderen met leer- en op-
^^fesmoeiliJkHeden voor
ke leerlingen en zelfs
oeilijk lerende kinderen.
de vriendelijke aanduiding
voor debiele kinderen.
Het buitengewoon onderwijs,
in de Contourennota van mi
nister Van Kemenade over het
onderwijs in de toekomst eufe
mistisch „speciaal onderwijs"
genoemd, heeft na de Tweede
Wereldoorlog een enorme
vlucht genomen. Dat is ge
beurd uit grote zorg voor het
kind. dat het niet kon bolwer
ken in het gewone onderwijs of
zijn leven verder moest met
een al of niet ernstige handi
cap. Steeds deed zich een nieu
we vraag voor naar speciaal
onderwijs voor het kind. dat
achterbleef in het gewone on
derwijs. De laatste vraag is
apart onderwijs voor autis
tische (niet of nauwelijks tot
contact in staat zijnde) kin
deren.
Op het ogenblik bestaan er al
twintig verschillende schoolty
pen in het buitengewoon on
derwijs. In 1974/1975 werd het
buitengewoon onderwijs ge
volgd door 81.000 jongens en
meisjes tegenover de ongeveer
1.445.000 leerlingen van het ge
woon onderwijs.
Deze en andere cijfers maken
het des te duidelijker waarom
een aparte commissie de ver
houding tussen het gewone en
buitengewone onderwijs bestu
deerde.
Twee systemen
Over de ontwikkeling van het
buitengewoon onderwijs
schrijft de commissie nu: „Het
ontstellend gevolg van een hal
ve eeuw nauwkeurig selecteren
is. dat we twee afzonderlijke
onderwijssystemen naast el
kaar hebben ontwikkeld: één
voor het gewone en één voor
het ongewone kind. Beide sys
temen kenmerken zich door de
ingebouwde selectie: kinderen
worden zo lang gezeefd tot ze in
het vjak vallen, waar ze "thuis"
horen'. Dikwijls eenrichtings
verkeer naar een vriendelijk
isolement."
En over de school van de toe
komst: „De basisschool zal de
finitief moeten afrekenen met
selectie en discriminatie rond
gewoon en buitengewoon on
derwijs. wil ze werkelijk bijdra
gen tot een samenleving, waar
in ieders gelijkwaardigheid tot
haar recht komt". Het rapport
van de commissie zit op de lijn
van de Contourennota, waarin
eveneens wordt gepleit voor
een samenvoeging op lange ter
mijn van het gewoon en buiten
gewoon onderwijs. Deze inte
gratie moet in elk geval onder
wijskundig. maar kan ook be
stuurlijk. organisatorisch en
zelfs ruimtelijk (in hetzelfde
schoolgebouw) van aard zijn
In de Contourennota wordt
verder ook gewezen op de
apartheid van het buitenge
woon onderwijs en de disrimi-
natie door dit onderwijs, die in
het verdere leven doorwerkt:
Het gevaar dreigt, dat de ge
handicapten in de aparte insti
tuten worden gësoleerd van de
gewone leef- en leersituaties.
„Daarbij komt, dat de terug-
'kcer van de gehandicapte in de
samenleving, het opnieuw
zelfstandig deelnemen aan die
samenleving, sterk wordt be
moeilijkt
Utopie
De Contourennota, maar voor
al het stuk van de commissie
ad hoe heeft de discussie over
de positie van het buitenge
woon onderwijs, welke discus
sie al enige tijd gaande was.
aangewakkerd
Het ideaalbeeld, dat de com
missie voor ogen zweeft, wordt
niet aangevochten. Wel wordt
de vraag gesteld, of deze onder-
wijs-utopie ooit bereikt kan
worden De maatschappij stelt
haar economische eisen en de
intellectuele prestatie lijkt al
leen zaligmakend te zijn
De commissieleden zien dit wel
in. Zij voorzien'n ontwikkeling
maar deze gedachte staat niet
in het discussiestuk van
twee soorten basisscholen met
verschillende doelstellingen:
de basisschool voor in de eerste
plaats de Intellectuele presta
tie. het leerinstituut. en de
school, die minder het accent
legt op de kennis en waar ruim
te is voor de sociale en creatie
ve vorming. Deze laatste school
zou weer ruimte geven aan het
buitengewoon onderwijs.
Erkend wordt verder, dat het
nog veel Jaren zal duren voor de
goed toegeruste basisschool
voor alle kinderen zal bestaan.
Er moet daarom gezocht wor
den naar overgangsvormen.
De commissie pleit dan nuch
ter voor meer overleg en sa
menwerking tussen het ge
woon en buitengewoon onder
wijs. Het belang van de kinde
ren is er niet mee gediend, dat
voorzieningen worden afgebro
ken voor er nieuwe en betere
gereed zijn. Wel worden experi
menten van samenwerking
aanbevolen, waarin wordt ge
streefd naar beperking van het
aantal leerlingen dat van het
basisonderwijs wordt doorge
stuurd naar het buitengewoon
onderwijs.
Een dergelijk experiment zou
dan de ontwikkeling van de
laatste jaren van het groeiend
buitengewoon onderwijs
omdraaien. Met belangstelling
wordt uitgezien naar het vol
gende discussiestuk van de
commissie (het staat op het
punt geboren te worden), waar
in verdere suggesties worden
gedaan.
Kritisch
De Protestants Christelijk On
derwijsvakorganisatie heeft in
middels ook een discussienota
over het buitengewoon onder
wijs laten verschijnen, waarin
kritisch wordt gereageerd op
het discussiestuk. Aan het
ideaalbeeld, dat de commissie
tekende, wordt niets afgedaan
Wel worden duidelijk andere
accenten gelegd en geeft de
PCO een andere weg'aan om de
ideale situatie te bereiken.
In de eerste plaats wordt ge
pleit voor experimenten met
als doel de integratie van type
scholen in het buitengewoon
onderwijs. Verder is het drin
gend nodig een onderzoek in te
stellen naar samenwerkings
vormen tussen het buitenge
woon en het basisonderonder-
wijs. De protestantse vakorga
nisatie vindt het niet heilzaam,
dat het buitengewoon onder
wijs nu direct wordt betrokken
bij de experimenten voor de
samenvoeging van het kleuter
en basisonderwijs. Voorop
moet staan, aldus de PCO-
nota. de doelstelling van een
opvoedings- en onderwijskli
maat. waarin de kinderen tot
een zo groot mogelijke zel
fontplooiing komen Meer over
deze nota en het probleem van
de apartheid van het buitenge
woon onderwijs in een volgend
artikel.
door Rob Foppema
We kennen een aantal „risicofactoren" die het optreden
van een hartinfarct waarschijnlijker maken. We hebben
alleen geen duidelijke en zekere antwoorden op de
vraag in hoeverre die factoren het infarct (mede
veroorzaken. We weten dus ook niet met welk succes
het infarct voorkomen kan worden door die factoren te
veranderen. Maar we zullen het over tien of twintig Jaar
nog steeds niet zeker weten.
Over een Jaar of vijf. zes. zijn
wel een aantal nuttige gege
vens te verwachten uit nu lo
pend onderzoek. Maar in de
tussentijd zullen er wel erg veel
mensen doodgaan. We zullen
dus toch. nu al. naar beste we
ten moeten ingrijpen, op basis
van redelijke vermoedens en
onzekerheden. Tenslotte is dat
niets nieuws. „Wij artsen zijn
dat gewend we moeten wel va
ker beslissingen nemen op
grond van onvoldoende gege
vens."
Dringend
Zo begon de Britse professor G.
Rose vorige week zijn samen
vatting van de laatste inzich
ten op dit terrein, die door een
internationaal gezelschap van
onderzoekers waren uiteenge
zet op een symposium in Rot
terdam. Het probleem is te
dringend, zei hij - en het wordt
nog steeds erger - dan dat we
met de armen over elkaar op
het laatste woord kunnen
wachten.
Anderzijds betekent die onze
kerheid dat het niet ver
antwoord is om alle denkbare
wapens in stelling te brengen.
In het „veilige program van ac
tie" dat prof. Rose ontvouwde,
kwamen dan ook slechts spaar
zaam de medicijnen voor die in
de wandelgangen van het sym
posium zo aantrekkelijk waren
uitgestald. (De dag was voorde
.Nederlandse artsen georgani
seerd door de geneesmiddelen
industrie Merck. Sharp
Dohme.)
De eerste risicofactor die Rose
zou willen aanpakken was een
vergrote hoeveelheid choleste
rol in het bloed, „in Nederland
waarschijnlijk de overheersen
de factor". Dat is met medicij
nen te beïnvloeden, maar dat
zou prof Rose alleen bij zeer
grote afwijkingen willen doen.
De rest zou aan te pakken zijn
door de grote hoeveelheid ver
zadigde vetten in het voedings
pakket terug te schroeven „Als
we de klok maar vijfentwinitg
jaar terug konden zetten, en
het gemiddelde verbruik van
1950 weer bereiken, zou er erg
veel gewonnen zijn."
De rol van de meervoudig on
verzadigde vetten dieetmarga-
rine. -olie enzovoort) bij een
dergelijke ingreep zag prof. Ro
se als aanvullend: „Ze zijn
hoofdzakelijk nuttig om de ver
mindering van de hoeveelheid
verzadigde vetten in de voe
ding aanvaardbaar te maken
voor de mensen". Eerder een
onschuldig vervangingsmiddel
dus. dan een voedingsmiddel
dat het cholesterolgehalte ac
tief zou verlagen. Maar als zo
danig zeker waardevol
Adviseren
De tweede risicofactor was ro
ken, voor zover daarbij de rook
wordt geïnhaleerd. Rose: Ten
eerste zullen we als artsen zelf
schoon schip moeten maken
(De Engelse artsen hebben op
dit punt een historisch voor
beeld gegeven red.) Ten
tweede zullen we de deskundig
heid moeten verwerven, om
mensen niet alleen te advise
ren. ermee op te houden, maar
ook om dat ook doeltreffend te
doen Zo n advies zullen wij als
dokters even serieus moeten
behandelen als het voorschrij
ven van een geneesmiddel uit
leggen waarom, de practische
uitwerking ondersteunen, en
nagaan wat ervan terechtkomt
Eerder had de Zweed Wil-
helmsen zelfs gewaarschuwd
dat het in principe zelfs fout is
om als arts met een patiënt
niet over zijn of haar rookge
woonte te praten. Men denkt
dan makkelijk: „De dokter
zegt er niets van. dus het zal
zo n vaart niet lopen". En
rookt nog wat meer.
De derde factor is lichaamsbe
weging. Dat steeds meer men
sen de hele dag zittend
doorbrengen is volgens prof.
Rose „waarschijnlijk een van
de belangrijke verklaringen"
voor hartinfarcten. Dagelijks
een stevige wandeling van een
kwartier zou een aardig begin
voor een gezonder leven zijn. en
dan geleidelijk opvoeren. In ie
der geval niet hals over kop
door een bos gaan rennen.
Factor vier. beperking van een
te hoog lichaamsgewicht, is een
onderwerp op zichzelf (met ver
bindingslijnen naar de facto
ren één en drie) waar Rose niet
zo diep op inging. Op de vijfde
plaats kwam voor hem ver
hoogde bloeddruk. Sommige
mensen weten niet dat ze het
hebben (ze merken er zelfs wei
nig of niets van». De wel beken
de gevallen worden lang niet
allemaal behandeld (maar één
derde. meldde prof. dr. A. C.
Arntzenius vanuit het onder
zoekproject op de Nederlandse
consultatiebureaus).
Nalopen
Of ook een matig verhoogde
bloeddruk al met medicijnen
behandeld zou moeten worden,
vond prof. Rose nog een te on
zekere kwestie. Er wordt onder
zoek naar verricht. Maar voor
lopig zou hij alleen de ernstige
gevallen willen aanpakken
en dan met het oog op het
risico van vaataandoeningen in
de hersenen (attaque, beroer
te). Wat daardoor mede aan
hartziekten werd voorkomen,
was meegenomen. Wel zou ver
hoogde bloeddruk voor de arts
een dringende reden moeten
zijn. om ook de andere bekende
risicofactoren voor hartinfarct
na te lopen.
Iets dergelijks gold volgens Ro
se voor suikerziekte. Ook in
een met of nauwelijks
merkbaar beginstadium is dat
verdacht als risicofactor voor
hartinfarct. Maar je moest het
volgens hem pas behandelen
als de verschijnselen van de
ziekte zelf dat nodig maakten,
en elk gunstig effect op de ge
zondheid van het hart was dan
meegenomen. Maar het was
eep dringende reden om ge
richt naar de andere risicofac
toren te kijken.
Want. zei prof. Rose, je moet
om een hartinfarct voor te zijn.
naar het totaal van de factoren
kijken. Het typische slachtof
fer had nergens opvallende af
wijkingen. maar Juist licht ver
hoogde waarden op een aantal
factoren tegelijk. Daarop op
merkzaam zijn, vereist een om
buiging van de traditionele
houding van de arts. die zich
bij voorkeur met duidelijke af
wijkingen bezighoudt. Maar
wachten tot iemand ziek
wordt, betekent in het geval
van een hartinfarct erg vaak
wachten tot het te laat is.
Actief
Dat is ook in andere zin een
nieuw soort medisch probleem
aldus Rose De grote vooruit
gang in de volksgezondheid
werd tot enige tijd geleden be
paald door ontwikkelingen die
de mensen passief konden
meemaken, dingen als verbe
terde hygiëne en antibiotica.
Willen we iets aan het groeien
de probleem van hart- en vaat
ziekten doen. dan zal het ge
drag van de mensen actief
moeten veranderen. „En in het
bewerkstelligen van zulke ver
anderingen zijn we nog niet zo
goed".
Een minder persoonlijke manier om leefgewoonten te
beïnvloeden, is adverteren of niet adverteren. Daaro
ver had het Britse persbureau Reuter vorige week
optimistische berichten uit Noorwegen.
Daar werd halverwege vorig
jaar de reclame voor rookwa
ren verboden en tegelijk ver
scheen op pakjes sigaretten
een verplichte waarschuwing
dat het gebruik ervan iets met
de gezondheid te maken had
Over het effect van dat soort
maatregelen werd. op grond
van andere internaUonale er
varingen. in het algemeen vrij
negatief gedacht. Maar in
Noorwegen lijkt het iets te
doen De eerste landelijke cij
fers zien er nog niet erg indruk
wekkend uit. Het aantal rokers
onder de Noorse mannen daal
de in een half jaar van 52 naar
48 procent.
Dat lijkt nog op een kuiltje in
de grafieken, zoals dat bijvoor
beeld ook na de publicatie van
wetenschappelijke rapporten
over roken wordt gezien. Zulke
kuiltjes worden meestal snel
weer gladgestreken. Maar de
afzonderlijke cijfers voor de
hoofdstad Oslo en omgeving,
tonen een veel dramatischer ef
fect. Het percentage rokende
mannen daalde er in dezelfde
periode van 60 naar 45.
De Noren realiseren zich dat
wel meer maatschappelijke
ontwikkelingen rond hoofdste
den beginnen en zich langzaam
over de rest van het land ver
breiden Ze wachten daarom
met meer dan gewone belang
stelling de verdere ontwikke
lingen af. Als de campagne in
Noorwegen inderdaad aan
slaat. zou het erg belangrijk
zijn om er achter te komen
waarom daar wel en elders niet
of minder.