ierbrandy's ield meer m levensgroot Op gewone school moet ook plaats zijn voor ander kind ETEnSCHRPjEGHhlEK Actieprogram voor gezonde harten ondanks onzekerheid Rookadvertenties -nstenares Maria van Everdingen ziet mr. Pieter Sjoerds 'als kapitein op een schip' Comité breed samengesteld Pleidooien voor een nieuw type onderwijs lAG 29 MAART 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET RH 7 Jan Sloothaak (randy was voor mij een figuur die ik alleen kende van een rijving door Fedde Schurer." Dit zegt de kunstenares Maria verdingen in het Friese Loënga. Het laatste half jaar heeft zij kennis over de bekende Nederlandse staatsman fors uitgebreid, nodig, want Maria van Everdingen maakt een beeld van !sor mr. Pieter Sjoerds Gerbrandy. tijdens de tweede wereld minister-president van het Nederlandse kabinet in Londen. is een gehucht in Friesland i handvol boerderijen, onder de ,n Sneek. Een ervan is door de lares voor dertig jaar gehuurd, haar atelier heb je een weids over het vlakke Friese ,ap. Binnen is het bezaaid met iigen en beeldjes van Gerbran- daarvan staat nu definitief voor het bronzen beeld dat op n (haapmarktplein in het hart van jiejzal komen te staan. van Everdingen werkt in it van een „Comité Sneek Op- gedenkteken prof. P. S. idy", er zijn ook nationale en •re-comité's Koningin Juliana lermvrouwe. Het gezelschap is tnlopende politieke pluimage. Den Uyl. Kamervoorzitter ng. dr. Ruppert vice- int van de Raad van State en listers Van Agt en De Gaay in maken er evevz'eer deel van onder meer Gerben Wagenaar. oegere communistische (ex- amerlid. Ook de Friese com- mr. H. Rijpstra. H. Algra, iacteur van het Friesch en de journalist Pieter Wij- itten erin, evenals het vroegere itatenlid G. Roorda. ook com- en ..dissidente'' CPN-er. Auto van naam en ook verschillende tensen. een idee te vormen van 'e£ndy heeft Maria van Everdin- et alleen foto's bekeken Om te Gerbrandy eigenlijk was. ze met mensen gesproken die lebben gekend, onder meer de zoons mr. Sjoerd (oud-VU- raar) en mr. Jouke C. Gerbrandy iterhout. Ook heeft ze veel gele- _Jj voorbeeld het boek „Daar za- |j" van Meijer Sluizer over de nse periode. Een van de mensen die hem in die tijd van nabij hebben gevolgd is de ge schiedschrijver prof. dr. L. de Jong. Ook met hem heeft zij over Gerbrandy gesproken. De Jong beschrijft Gerbrandy als een emotioneel en im pulsief man. „een kleine Friese boeren zoon met strakblauwe ogen en een militante snor". De Jong: „Nederland heeft begaafder ministers-presidenten gekend, mannen van ruimer visie, die per inzicht, groter constructieve ga ven. vooruitstrevender aanpak, bezon- kener wijsheid maar geen die tege lijk zo strijdvaardig en zo eenvoudig was. zo nederig én zo onbaatzuchtig." Terzijde De foto's die Maria van Everdingen van Gerbrandy zag. (veel daarvan zijn gemaakt door zijn zoons bij de bevrij ding). gaven haar soms het idee dat het om twee of drie verschillende mensen ging. „Het was maar net hoe de foto graaf hem zag." Alleen op die foto's afgaande ziet de kunstenares Gerbran dy als een man die een beetje terzijde staat, een beetje kritisch. „Hij staat op groepsfota's ook altijd letterlijk een beetje terzijde. Hij bekijkt het zaakje eens en denkt er het zijne van." Een individualist dus? „Dat zou ik niet willen zeggen Daan-oor was hij tege lijk té zeer dienend, maar hij had wel een uitgesproken mening en een rotsvast geloof. Hij was een man die het moest klaren, een kapitein op een schip. Die karaktertrek was ook de oorzaak van de conflicten die hij na de oorlog had." Niet alleen na maar ook voor de oorlog had Gerbrandy overigens conflicten. Als advocaat in Sneek botste hij ook met een figuur als Fedde Schurer. de socialist die mede door toedoen van de anti-revolutionair Een werktekening die de kunstenares Maria van Everdingen van Gerbrandy heeft gemaakt, ter voorbereiding van het beeld, dat in Sneek geplaatst zal worden. Gerbrandy niet langer onderwijzer aan de gereformeerde school van Lemmer mocht zijn. Een briefschrijver in de Leeuwarder Courant vond dat nu nóg een reden om geen gedenkteken voor Gerbrandy op te richten. Ook vlak voor de oorlog botste Gerbrandy. en nog wel met zijn eigen partij, toen hij dwars tegen de partijlijn in toch minis ter van justitie werd (1939). Het is bekend dat hij ook vaak conflic ten had met Colijn. Bij de bevrijding van Zuid-Nederland vormde Gerbran dy een kabinet met een zeer zware katholieke inbreng, terwijl de sociaal democraten op een opvallende wijze schitterden door afwezigheid. Toen ge heel Nederland bevrijd was. trok hij zich echter vrijwillig terug en maakte zodoende vrij baan voor een regering die naar vernieuwing streefde (Scher- merhorn-Drees). Pas in 1948 werd hij weer kamerlid en toonde zich een prin cipieel tegenstander van de losmaking van Indonesië uit het verband van het Koninkrijk der Nederlanden. Een meter tachtig Maria van Everdingen heeft een hele serie portretten van Gerbrandy gete kend. Overigens is dat niet voldoende. Ze heeft hem ook ten voeten uit moe ten uitbeelden, want het gedenkteken wordt een staande figuur, letterlijk méér dan levensgroot. Gerbrandy was in werkelijkheid nauwelijks anderhal ve meter hoog. zijn beeld wordt echter één meter tachtig. Volgens de kunstenares zal dat de vroegere staatsman niet een in drukwekkender voorkomen geven dan met de waarheid overeenkomt. „De grootte van dat beeld is nodig in de omgeving waar het komt te staan. Het gaat erom dat je het in de goede pro porties maakt". Maria van Everdingen is zelf geen Friezin. Ze werd in het Utrechtse De Bilt. geboren als dochter van de toenmalige directeur van het KNMI. In eerste instantie volgde zij een opleiding als graficus. Ze studeer de in Amsterdam en Wenen, waar ze ook het grootste deel van de oorlog en de tijd daarna in het verzet en in de verzorging van vluchtelingen doorbracht. Later keerde ze terug naar Nederland en sinds 1965 woont ze in Loënga. Er is werk van haar te zien in onder meer Wenen. Den Helder, in het Friese Nijwier (bij de Friese dichter Minne Wijbenga) en in Noordwolde (bij een rietvlechter», om maar enkele op te noemen. Sociaal-voelend Maria van Everdingen is voor deze opdracht onder meer uitgekozen om dat ze „niet één van de allermodernste kunstenaars is. bij wie je nooit weet wat 't is". Dit zegt de heer B. F. Keulen, secretaris van het oprichtingscomité Deze is zelf niet politiek gebonden. („Ze zeggen van mij dat ik het dichtst bij de PvdA sta"). Keulen is oud-hoofd van de openbare lagere school in Sneek. Hij kende de familie Gerbran dy in Goëngamieden al zestig jaar ge leden. „Ze werden gewaardeerd als een sociaal voelende familie". De heer Keulen was degene die het initiatief nam om voorde in 1961 over leden Pieter Sjoerds een gedenkteken op te richten. Hij benaderde de burge meesters van Wymbritseradeel en Sneek. de heer Algra. de heer C. Oppe- wal i thans hoofd van de christelijke school in Sneek en ex-verzetsman) en nog verscheidene anderen. „Hogerop" was er eerst niet zo veel reactie. Men was ook bezig met een beeld van koningin Wilhelmina (dat er nóg niet is) en Kamervoorzitter Vonde ling had het druk met een beeld van Fedde Schurer in Heerenveen. Tenslotte werden naast het Sneker werkcomité toch de Friese en nationa le ere-comités gevormd. Sneek is als plaats voor het beeld gekozen omdat Gerbrandy daar na zijn studie aan de VU en een periode dat hij advocaat was in Leiden, een belangrijk deel van zijn advocatencarrière doorliep. „Alle Gerbrandy's zijn sterk aan Friesland gebonden en hier is zijn ster gerezen, in Sneek." zegt de heer D. J. Brouwer van de Sneker recherche, als oud verzetsman ook deel uitmakend van het comité. isisschool moet in de fmst zo worden inge- i dat elke leerling de i kansen krijgt voor ?tigen ontplooiing. Dit een geheel nieuw onderwijs, dat veel is afgestemd op het zelf. In die nieuwe ichool, die tot stand komen, zal ook een type onderwijzer les i met een geheel an- instelling tegenover trlingen. ieuwe basisschool is al- ar mogelijk, wanneer er :he manieren en metho- lorden ontwikkeld om ^Heurig te volgen wat elke doet en hoe hij zich :elt. Stagnaties in de :eling van de leerling dan tijdig gesignaleerd. ;an worden voorkomen, kind vastloopt, ken over de belangen leerling en het voorko- m moeilijkheden zal be- zijn in het toekomstig ijs. icipe kunnen in het onderwijs geen leerlin- •vallen en zeker niet af- Het niet „meekunnen" kind houdt eerder kri- de school in dan op de Een stapje verder is. .falen op school" een wordt uit de verleden ïnzijdige onderscheidin- ;en goede en slechte [en en de discrimineren- •lgen ervan zullen ver- file beeld van het nieuwe 'fderwijs (van vier. tot Jjaari wordt getekend in Icussiestuk van de com- J ad hoe basisschool- Jewoon onderwijs. Deze ssie is in augustus van g jaar ingesteld door de ^'iecommissie ba il met als opdracht na hoe in de toekomst het "ewoon onderwijs be- kan worden bij de ont- jng van de nieuwe ba il. Zoals bekend zal de d-jdecommissie zelf de mi- "adviseren over de ver- ig van het basisonder- het algemeen. Ibeeld r eerste rapport be de commissie ad hoe hoe de nieuwe ba- ol er in de toekomst ei- uit dient te zien om dan te concluderen, dat het ste nieuwe onderwijs mte zal bieden aan de en. die nu worden verwe nt het buitengewoon on door Bert de Jong Een echte winkel is een uitstekend leermiddel om praktisch rekenen en lezen te leren. Bovendien leren de kinderen er met geld omgaan. Dit leermiddel wordt gebruikt op scholen voor kinderen met leer- en opvoe dingsmoeilijkheden. de LOM-scholen. maar waarom, zo luidt de vraag, die in dit artikel wordt besproken, moet dat spéciale onderwijs op aparte scholen worden gegeven? ik ieuwe basisschool aldus taalbeeld dat de com- oproept, zal weer plaats mi}01" lichamelijk en geeste- jehandicapte leerlingen; nderen met leer- en op- ^^fesmoeiliJkHeden voor ke leerlingen en zelfs oeilijk lerende kinderen. de vriendelijke aanduiding voor debiele kinderen. Het buitengewoon onderwijs, in de Contourennota van mi nister Van Kemenade over het onderwijs in de toekomst eufe mistisch „speciaal onderwijs" genoemd, heeft na de Tweede Wereldoorlog een enorme vlucht genomen. Dat is ge beurd uit grote zorg voor het kind. dat het niet kon bolwer ken in het gewone onderwijs of zijn leven verder moest met een al of niet ernstige handi cap. Steeds deed zich een nieu we vraag voor naar speciaal onderwijs voor het kind. dat achterbleef in het gewone on derwijs. De laatste vraag is apart onderwijs voor autis tische (niet of nauwelijks tot contact in staat zijnde) kin deren. Op het ogenblik bestaan er al twintig verschillende schoolty pen in het buitengewoon on derwijs. In 1974/1975 werd het buitengewoon onderwijs ge volgd door 81.000 jongens en meisjes tegenover de ongeveer 1.445.000 leerlingen van het ge woon onderwijs. Deze en andere cijfers maken het des te duidelijker waarom een aparte commissie de ver houding tussen het gewone en buitengewone onderwijs bestu deerde. Twee systemen Over de ontwikkeling van het buitengewoon onderwijs schrijft de commissie nu: „Het ontstellend gevolg van een hal ve eeuw nauwkeurig selecteren is. dat we twee afzonderlijke onderwijssystemen naast el kaar hebben ontwikkeld: één voor het gewone en één voor het ongewone kind. Beide sys temen kenmerken zich door de ingebouwde selectie: kinderen worden zo lang gezeefd tot ze in het vjak vallen, waar ze "thuis" horen'. Dikwijls eenrichtings verkeer naar een vriendelijk isolement." En over de school van de toe komst: „De basisschool zal de finitief moeten afrekenen met selectie en discriminatie rond gewoon en buitengewoon on derwijs. wil ze werkelijk bijdra gen tot een samenleving, waar in ieders gelijkwaardigheid tot haar recht komt". Het rapport van de commissie zit op de lijn van de Contourennota, waarin eveneens wordt gepleit voor een samenvoeging op lange ter mijn van het gewoon en buiten gewoon onderwijs. Deze inte gratie moet in elk geval onder wijskundig. maar kan ook be stuurlijk. organisatorisch en zelfs ruimtelijk (in hetzelfde schoolgebouw) van aard zijn In de Contourennota wordt verder ook gewezen op de apartheid van het buitenge woon onderwijs en de disrimi- natie door dit onderwijs, die in het verdere leven doorwerkt: Het gevaar dreigt, dat de ge handicapten in de aparte insti tuten worden gësoleerd van de gewone leef- en leersituaties. „Daarbij komt, dat de terug- 'kcer van de gehandicapte in de samenleving, het opnieuw zelfstandig deelnemen aan die samenleving, sterk wordt be moeilijkt Utopie De Contourennota, maar voor al het stuk van de commissie ad hoe heeft de discussie over de positie van het buitenge woon onderwijs, welke discus sie al enige tijd gaande was. aangewakkerd Het ideaalbeeld, dat de com missie voor ogen zweeft, wordt niet aangevochten. Wel wordt de vraag gesteld, of deze onder- wijs-utopie ooit bereikt kan worden De maatschappij stelt haar economische eisen en de intellectuele prestatie lijkt al leen zaligmakend te zijn De commissieleden zien dit wel in. Zij voorzien'n ontwikkeling maar deze gedachte staat niet in het discussiestuk van twee soorten basisscholen met verschillende doelstellingen: de basisschool voor in de eerste plaats de Intellectuele presta tie. het leerinstituut. en de school, die minder het accent legt op de kennis en waar ruim te is voor de sociale en creatie ve vorming. Deze laatste school zou weer ruimte geven aan het buitengewoon onderwijs. Erkend wordt verder, dat het nog veel Jaren zal duren voor de goed toegeruste basisschool voor alle kinderen zal bestaan. Er moet daarom gezocht wor den naar overgangsvormen. De commissie pleit dan nuch ter voor meer overleg en sa menwerking tussen het ge woon en buitengewoon onder wijs. Het belang van de kinde ren is er niet mee gediend, dat voorzieningen worden afgebro ken voor er nieuwe en betere gereed zijn. Wel worden experi menten van samenwerking aanbevolen, waarin wordt ge streefd naar beperking van het aantal leerlingen dat van het basisonderwijs wordt doorge stuurd naar het buitengewoon onderwijs. Een dergelijk experiment zou dan de ontwikkeling van de laatste jaren van het groeiend buitengewoon onderwijs omdraaien. Met belangstelling wordt uitgezien naar het vol gende discussiestuk van de commissie (het staat op het punt geboren te worden), waar in verdere suggesties worden gedaan. Kritisch De Protestants Christelijk On derwijsvakorganisatie heeft in middels ook een discussienota over het buitengewoon onder wijs laten verschijnen, waarin kritisch wordt gereageerd op het discussiestuk. Aan het ideaalbeeld, dat de commissie tekende, wordt niets afgedaan Wel worden duidelijk andere accenten gelegd en geeft de PCO een andere weg'aan om de ideale situatie te bereiken. In de eerste plaats wordt ge pleit voor experimenten met als doel de integratie van type scholen in het buitengewoon onderwijs. Verder is het drin gend nodig een onderzoek in te stellen naar samenwerkings vormen tussen het buitenge woon en het basisonderonder- wijs. De protestantse vakorga nisatie vindt het niet heilzaam, dat het buitengewoon onder wijs nu direct wordt betrokken bij de experimenten voor de samenvoeging van het kleuter en basisonderwijs. Voorop moet staan, aldus de PCO- nota. de doelstelling van een opvoedings- en onderwijskli maat. waarin de kinderen tot een zo groot mogelijke zel fontplooiing komen Meer over deze nota en het probleem van de apartheid van het buitenge woon onderwijs in een volgend artikel. door Rob Foppema We kennen een aantal „risicofactoren" die het optreden van een hartinfarct waarschijnlijker maken. We hebben alleen geen duidelijke en zekere antwoorden op de vraag in hoeverre die factoren het infarct (mede veroorzaken. We weten dus ook niet met welk succes het infarct voorkomen kan worden door die factoren te veranderen. Maar we zullen het over tien of twintig Jaar nog steeds niet zeker weten. Over een Jaar of vijf. zes. zijn wel een aantal nuttige gege vens te verwachten uit nu lo pend onderzoek. Maar in de tussentijd zullen er wel erg veel mensen doodgaan. We zullen dus toch. nu al. naar beste we ten moeten ingrijpen, op basis van redelijke vermoedens en onzekerheden. Tenslotte is dat niets nieuws. „Wij artsen zijn dat gewend we moeten wel va ker beslissingen nemen op grond van onvoldoende gege vens." Dringend Zo begon de Britse professor G. Rose vorige week zijn samen vatting van de laatste inzich ten op dit terrein, die door een internationaal gezelschap van onderzoekers waren uiteenge zet op een symposium in Rot terdam. Het probleem is te dringend, zei hij - en het wordt nog steeds erger - dan dat we met de armen over elkaar op het laatste woord kunnen wachten. Anderzijds betekent die onze kerheid dat het niet ver antwoord is om alle denkbare wapens in stelling te brengen. In het „veilige program van ac tie" dat prof. Rose ontvouwde, kwamen dan ook slechts spaar zaam de medicijnen voor die in de wandelgangen van het sym posium zo aantrekkelijk waren uitgestald. (De dag was voorde .Nederlandse artsen georgani seerd door de geneesmiddelen industrie Merck. Sharp Dohme.) De eerste risicofactor die Rose zou willen aanpakken was een vergrote hoeveelheid choleste rol in het bloed, „in Nederland waarschijnlijk de overheersen de factor". Dat is met medicij nen te beïnvloeden, maar dat zou prof Rose alleen bij zeer grote afwijkingen willen doen. De rest zou aan te pakken zijn door de grote hoeveelheid ver zadigde vetten in het voedings pakket terug te schroeven „Als we de klok maar vijfentwinitg jaar terug konden zetten, en het gemiddelde verbruik van 1950 weer bereiken, zou er erg veel gewonnen zijn." De rol van de meervoudig on verzadigde vetten dieetmarga- rine. -olie enzovoort) bij een dergelijke ingreep zag prof. Ro se als aanvullend: „Ze zijn hoofdzakelijk nuttig om de ver mindering van de hoeveelheid verzadigde vetten in de voe ding aanvaardbaar te maken voor de mensen". Eerder een onschuldig vervangingsmiddel dus. dan een voedingsmiddel dat het cholesterolgehalte ac tief zou verlagen. Maar als zo danig zeker waardevol Adviseren De tweede risicofactor was ro ken, voor zover daarbij de rook wordt geïnhaleerd. Rose: Ten eerste zullen we als artsen zelf schoon schip moeten maken (De Engelse artsen hebben op dit punt een historisch voor beeld gegeven red.) Ten tweede zullen we de deskundig heid moeten verwerven, om mensen niet alleen te advise ren. ermee op te houden, maar ook om dat ook doeltreffend te doen Zo n advies zullen wij als dokters even serieus moeten behandelen als het voorschrij ven van een geneesmiddel uit leggen waarom, de practische uitwerking ondersteunen, en nagaan wat ervan terechtkomt Eerder had de Zweed Wil- helmsen zelfs gewaarschuwd dat het in principe zelfs fout is om als arts met een patiënt niet over zijn of haar rookge woonte te praten. Men denkt dan makkelijk: „De dokter zegt er niets van. dus het zal zo n vaart niet lopen". En rookt nog wat meer. De derde factor is lichaamsbe weging. Dat steeds meer men sen de hele dag zittend doorbrengen is volgens prof. Rose „waarschijnlijk een van de belangrijke verklaringen" voor hartinfarcten. Dagelijks een stevige wandeling van een kwartier zou een aardig begin voor een gezonder leven zijn. en dan geleidelijk opvoeren. In ie der geval niet hals over kop door een bos gaan rennen. Factor vier. beperking van een te hoog lichaamsgewicht, is een onderwerp op zichzelf (met ver bindingslijnen naar de facto ren één en drie) waar Rose niet zo diep op inging. Op de vijfde plaats kwam voor hem ver hoogde bloeddruk. Sommige mensen weten niet dat ze het hebben (ze merken er zelfs wei nig of niets van». De wel beken de gevallen worden lang niet allemaal behandeld (maar één derde. meldde prof. dr. A. C. Arntzenius vanuit het onder zoekproject op de Nederlandse consultatiebureaus). Nalopen Of ook een matig verhoogde bloeddruk al met medicijnen behandeld zou moeten worden, vond prof. Rose nog een te on zekere kwestie. Er wordt onder zoek naar verricht. Maar voor lopig zou hij alleen de ernstige gevallen willen aanpakken en dan met het oog op het risico van vaataandoeningen in de hersenen (attaque, beroer te). Wat daardoor mede aan hartziekten werd voorkomen, was meegenomen. Wel zou ver hoogde bloeddruk voor de arts een dringende reden moeten zijn. om ook de andere bekende risicofactoren voor hartinfarct na te lopen. Iets dergelijks gold volgens Ro se voor suikerziekte. Ook in een met of nauwelijks merkbaar beginstadium is dat verdacht als risicofactor voor hartinfarct. Maar je moest het volgens hem pas behandelen als de verschijnselen van de ziekte zelf dat nodig maakten, en elk gunstig effect op de ge zondheid van het hart was dan meegenomen. Maar het was eep dringende reden om ge richt naar de andere risicofac toren te kijken. Want. zei prof. Rose, je moet om een hartinfarct voor te zijn. naar het totaal van de factoren kijken. Het typische slachtof fer had nergens opvallende af wijkingen. maar Juist licht ver hoogde waarden op een aantal factoren tegelijk. Daarop op merkzaam zijn, vereist een om buiging van de traditionele houding van de arts. die zich bij voorkeur met duidelijke af wijkingen bezighoudt. Maar wachten tot iemand ziek wordt, betekent in het geval van een hartinfarct erg vaak wachten tot het te laat is. Actief Dat is ook in andere zin een nieuw soort medisch probleem aldus Rose De grote vooruit gang in de volksgezondheid werd tot enige tijd geleden be paald door ontwikkelingen die de mensen passief konden meemaken, dingen als verbe terde hygiëne en antibiotica. Willen we iets aan het groeien de probleem van hart- en vaat ziekten doen. dan zal het ge drag van de mensen actief moeten veranderen. „En in het bewerkstelligen van zulke ver anderingen zijn we nog niet zo goed". Een minder persoonlijke manier om leefgewoonten te beïnvloeden, is adverteren of niet adverteren. Daaro ver had het Britse persbureau Reuter vorige week optimistische berichten uit Noorwegen. Daar werd halverwege vorig jaar de reclame voor rookwa ren verboden en tegelijk ver scheen op pakjes sigaretten een verplichte waarschuwing dat het gebruik ervan iets met de gezondheid te maken had Over het effect van dat soort maatregelen werd. op grond van andere internaUonale er varingen. in het algemeen vrij negatief gedacht. Maar in Noorwegen lijkt het iets te doen De eerste landelijke cij fers zien er nog niet erg indruk wekkend uit. Het aantal rokers onder de Noorse mannen daal de in een half jaar van 52 naar 48 procent. Dat lijkt nog op een kuiltje in de grafieken, zoals dat bijvoor beeld ook na de publicatie van wetenschappelijke rapporten over roken wordt gezien. Zulke kuiltjes worden meestal snel weer gladgestreken. Maar de afzonderlijke cijfers voor de hoofdstad Oslo en omgeving, tonen een veel dramatischer ef fect. Het percentage rokende mannen daalde er in dezelfde periode van 60 naar 45. De Noren realiseren zich dat wel meer maatschappelijke ontwikkelingen rond hoofdste den beginnen en zich langzaam over de rest van het land ver breiden Ze wachten daarom met meer dan gewone belang stelling de verdere ontwikke lingen af. Als de campagne in Noorwegen inderdaad aan slaat. zou het erg belangrijk zijn om er achter te komen waarom daar wel en elders niet of minder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 7