Jalve eeuw geleden: minister Donner oerderij-huis voor dorpelingen W- m S 0 i 0 S3 I 1 1 1 1 O— Paniekvoetbal met schadelijke stoffen De klok teruggezet Siberië bedreigd Rode tomaten -in slepende „Vaticaancrisis" kwam begin maart 1926 een eind "avelte is kopers van „tweede woning" een slag voor [|RDAG 6 MAART 1976 BINNENLAND TROUW/KWARTET 11 .ie voldoe ik aan het verzoek van TROUW iets te schrijven ter herinnering aan feit dat het maandag vijftig jaar geleden is dat mr dr J. Donner tot minister van ,tie werd beëdigd in het eerste kabinet-De Geer, dat op 8 maart 1926 zijn paamheden aanving. yerd mr. Donner minister? bij heeft men te bedenken _nok vijftig jaar geleden kabinetscrises in *e mate regeringsloosheid erden en dat er zich ook situaties voordeden die zó losbaar leken, dat op som momenten iedere oplos- beter leek dan een uit ploos blijven voortduren de kabinetscrisis. Kabi- xises leken ook destijds op een pokerspel, waarin jofdspelers elkaar belaag- als in een schimmenspel, leel centrum en vertrou- punt, tevens het enige (zij jtaatsrechtelijk niet ver- oordelijke) adres van uit de belangen des lands Odanig werden behartigd, ook toen het Koninklijk s, waar Koningin Wilhel- het als haar taak zag om "je verkiezingen ook waren illen en wélke al of niet itvaardigde grieven de het kabinet ook moch- •bben veroorzaakt, te be- tn dat er een bekwaam :t in stand bleef of een zo bekwaam mogelijk :t optrad, leest tegenwoordig in da- 'an crises en kabinetsfor- wel eens uit joumalisten- lij onverwachte gèbeurte- dat „zó iets nog nooit is tvallen!" Dat is in zoverre dat de geschiedenis zich herhaalt, maar ook vijftig deden wekte menige for- jebeurtenis veler emotie, iteme geschiedenis van tbinetsformatie kan in de "niet op de voet gevolgd j( en, omdat iedere formatie ïoorgaans tevens in sterke in de persoonlijke sfeer jd^elt van de formateur en Bn zijn tegenvoeters. Iede- slaagde of mislukte forma- >rmt een bijna romantisch t\ van menselijke hande- n en emoties, die men beoordelen kan wanneer de omstandigheden waar- paalde dingen plaatsvon- kent en in relatie met an- omstandigheden enigs can overzien. Het blijft een lat tijdens een kabinet- itie vrijwel niemand alle kent, laat staan kan zien, omdat een formatie i doorgaans in verschillende ten afspeelt. Zo ergens dan ete bij een kabinetsformatie: finnen ten dele! izuiniger" Colijn Duderen zullen zich inmid- de politieke situatie van l jaar geleden nog herin- I. Deze had als eerste ach- pnd het feit dat Colijn op 4 ptus 1925 met zijn eerste tie-kabinet was opgetre- Zeer tot ongenoegen van tcialisten, die in hem een igoureus bezuiniger za- en van de vrijzinnig- atische leider mr. H. P. int die in Colijn de nieu- ke leider van de gehate Be coalitie bestreed. door dr. G. Puchinger Wat niet bekend was geworden was dat christelijk- historischen en rooms- katholieken het tijdens de for matie niet eens hadden kunnen worden over het al of niet handhaven van een gezant bij het Vaticaan. Deze vraag bleek zozeer onoplosbaar, dat Colijn en Nolens (die, evenals in 1901 Kuyper en Schaeman, zonder enige rivaliteit met elkaar sa menwerkten) besloten die vraag noodgedwongen maar onopgelost te laten en op hoop van zegen in zee te gaan, vooral omdat dit knelpunt wel ieder jaar bij de behandeling van de begroting van buitenlandse za ken in de Kamer aan de orde was geweest, maar nooit zozeer voor het gehele Nederlandse volk een punt van voldoende openbaar debat had uitge maakt, dat de kiezers ooit zou den begrijpen dat om dit ver schilpunt geen rechts kabinet tot stand kon komen. Maar op de hoop van zegen volgde thans geen zegen in die zin dat het goed ging! Integendeel, Colijn kreeg reeds tijdens een interpellatie van het socialistische Tweede Ka merlid J. ter Laan op 20 okto ber 1925 een zo scherp persoon lijk conflict met Marchant, dat Colijn hem zelfs in de Kamer niet meer op zijn vragen wilde antwoorden, wat Marchant op zijn beurt voor een minister ontoelaatbaar achtte. Toen voorts in de nacht van 10 op 11 november 1925 ds. G. H. Kersten (S.G.P.) bij de behan deling van de begroting van buitenlandse zaken voorstelde de begrotingspost voor het ge zantschap bij het Vaticaan te schrappen, behaalde dit voor stel een meerderheid (52-42) omdat vooral socialisten en vrijzinnig-democraten het ka- binet-Colijn wensten weg te hebben, terwijl de christelijk- historischen (minus hun fractie- om principiële redenen vóór het amendement-Kersten stemden. Tijdens de spannende stem ming in de vroege middagzit ting van 11 november zat op de tribune van de Tweede Kamer de voor velen nog onopvallende figuur van mr. dr. J. Donner, die overigens diezelfde dag ge polst werd om juridisch hoogle- aar aan de Vrije Universiteit te worden Direct na de uitslag van de stemming vroegen de rooms- katholieke ministers Kooien, Bongaerts, Lambooy en Weiter ontslag uit protest, en daarmee was de grondslag aan het recht se kabinet ontvallen: even muurvast als de rooms- katholieken aan het gezant schap vasthielden, weigerden de christelijk-historischen, nu de post eenmaal was afge stemd, deze weer op de begro ting toe te staan, terwijl de anti-revolutionairen het be staan van het kabinet-Colijn van méér belang achtten dan het twistpunt over het gezant schap, dat zij onnodig achtten, maar waartegen zij, op Duy- maer van Twist en Hugo Vis- scher na, weinig bezwaar hadden. In een conflictueuze atmosfeer van staatsrechtelijke, bestuur lijke. partijpolitieke, religieuze en persoonlijke tegenstellingen trachtte koningin Wilhelmina de daaropvolgende maanden door formatie-opdrachten aan* mr. H. P. Marchant, dr. J. Th. de Visser (tot driemaal toe ach tereen), mr. J. Limburg en mr. J. A. N. Patijn alsmede een polsing van mr. J. B. Kan, de crisis op te lossen, maar alles zonder enig resultaat. Toen de crisis de vierde maand was ingegaan begreep de Ko ningin dat men zo niet door kon gaan. Colijn en Nolens, die in feite samen het zittend kabi net gevormd hadden, wensten dat, nu iedere formatiepoging mislukt was, het oude kabinet zou aanblijven, evenals aan het einde van de Vlootcrisis 1923- '24 geschied was. Maar Ruijs de Beerenbrouck en De Geer wa ren van mening dat de formatie van een nieuw kabinet meer constitutioneel was, en moge lijk ontspanning zou veroorza ken in die kringen waar men zich hevig bleef verzetten tegen het voortbestaan van het kabi net-Colijn. Ruijs, de premier van het vori ge kabinet, die een half jaar geleden Kamervoorzitter was geworden, en een wat verkoel de verhouding met Nolens had, wilde in geen geval opnieuw premier worden. Dus werd na Ruijs op maandag 1 maart 1926 De Geer door de Koningin ver trouwelijk gepolst of hij bereid was een nieuw kabinet te vor men. maar met de bedoeling dat hij zijn formatiepogingen voorlopig maar in stilte zou vol brengen, uit vrees dat een openbare poging opnieuw tot mislukking zou worden ge doemd door de voorstanders van het aanblijven van het ka- binet-Colijn. In zekere mate kon De Geer wat de personen betreft voort bouwen op de personenkeuze van de formateur, mr. J. Lim burg en enige suggesties, ge daan door mr. J. B. Kan. Deze laatste, zelf secretaris-generaal van binnenlandse zaken, was in het beraad betrokken geWeest over de mogelijkheid van de vorming van een zg. Ambtena- renkabinet, en had voor het departement van justitie aan de knappe raadadviseur van dat departement gedacht, mr. dr. J. Donner, iemand voor wie ook De Geer de grootste waar dering had. Maar erg bereid was Donner niet om zijn vertrouwensfunc tie aan het departement prijs te geven voor een riskant en door hem niet gewenst minis- Mr. Donner tijdens een kabinetsvergadering met collega-ministers. De foto werd in 1929 genomen, toen het kabinet De Geer juist had plaatsgemaakt voor het derde kabinet Ruijs de Beerenbrouck. Mr. Donner hield ondanks die wisseling de post van justitie. Links mr. dr. L. N. Deckers (defensie), naast hem de anti-revolutionair mr. J. Terpstra (onderwijs), derde van links mr. Donner en geheel rechts jhr. mr. F. Beelaerts van Blokland (buitenlandse zaken) terschap, en dus bedankte hij een dag nadat De Geer hem voor justitie gepolst had. Maar De Geer, die Donner beslist in zijn team wilde opnemen, om dat hij met Donner én een be kwaam én een principieel anti revolutionair in zijn kabinet zou hebben, hield voet bij stuk en vroeg hem opnieuw. Dit zou betekenen dat Donner tegenover Colijn kwam te staan, die er immers steeds meer op rekende dat nu alle tot nog toe gedane formatiepogin gen mislukt waren, zijn demis sionair kabinet, bij gebrek aan mogelijkheid om een nieuw ka binet te vormen, wel zou moe ten aanblijven. Maar op De Geers verzoek in te gaan, zón der vooraf advies te vragen aan Colijn (en hem dus over De Geers geheime formatie in te lichten!) zou illoyaal jegens zijn partijleider zijn, en dus In die moeilijke situatie vol voet angels en klemmen bewandel de Donner de rechte weg: hij zocht, met goedvinden van De Geer, De Leeuw woensdagmid dag 3 maart op in zijn hol, en meldde Colijn het hem gedane verzoek van De Geer. Colijn geschokt Dit moment moet schokkend voor Colijn zijn geweest, want voor het eerst vernam deze nu uit de mond van Donner dat zijn eveneens demissionaire collega minister De Geer als nog bezig was met een nieuwe, nog wel geheime formatie, zon der dat Colijn als demissionair minister-president daarvan op de hoogte was gebracht, het geen zeker in die dagen vaste usance was! Donner stelde tegenover Colijn de kwestie nu aldus, dat hij niet zijn raad kwam vragen, of hij de portefeuille zou aanne men want daarvoor gevoelde hij zelf niets maar of Colijn hem argumenten kon geven, waarom hij de portefeuille niét moest aanvaarden, gegeven de situatie en de omstandigheid, dat het slagen van De Geer kennelijk van Donners ant woord afhing. Deze opstelling van Donner je gens Colijn was heel knap en beslissend, want Colijn kon om politieke redenen daar geen antwoord op geven. Had hij het wél gedaan, dan zou dat ant woord door de tegenstanders van Colijn worden opgevat als een overhalen van Donner om géén minister te worden, en dat zou uitgelegd kunnen worden als een poging van de zittende, demissionaire minister president (eerste dienaar der kroon!) om opnieuw een forma tie te doen mislukken, die. zij het vooralsnog in 't geheim, door de Koningin was op gang gebracht, en dat kennelijk met het doel om zelf minister president te blijven. Colijn moest die vraag dus wel ont kennend beantwoorden. Toen Donner opmerkte als an ti-revolutionair in een onaan gename situatie te verkeren, omdat als hij op het aanbod van de heer De Geer inging, anderen hem er van zouden kunnen betichten ter wille van een ministerschap Colijn en zijn kabinet te hebben wegge werkt, hief Colijn, die van Don ners loyaliteit overtuigd was, met een karakteristiek gebaar beide handen op en zeide: „Als ze dat ooit zullen zeggen, zal Ik je daartegen beschermen!" Met deze gegevens, die nog ver sterkt werden doordat de anti revolutionaire fractieleider Heemskerk aan Donner had la ten blijken dat er nu toch ook zijns inziens werkelijk een ein de aan de crisis moest komen, kon de formateur mr. De Geer zijn voordeel doen en zette zijn informatie voort. Toen mr. Donner bleef weifelen of zijn optreden in deze precai re situatie gewenst was, ver klaarde de Koningin op drin gend verzoek van de formateur zich bereid om op mr. Donner een laatste, persoonlijk beroep te doen. Het tekent de nuchte re bescheidenheid van mr. Donner dat toen hij van deze plannen van de Koningin ver nam, hij zijn definitieve toezeg ging aan de formateur deed. Daarmee werd de slepende Va ticaancrisis eindelijk opgelost, de lijst nieuwe ministers kwam donderdag 4 maart in de avondbladen en op maandag 8 maart 1926 volgde de beëdiging ten paleize. AR in kabinet Zoals in de maand maart 1926 in kerkelijk-gereformeerd Ne derland dr. J. G. Geelkerkens naam op aller lippen was, om dat hij op vrijdag 12 maart 1926 door de Asser Synode ge schorst en op woensdag 17 maart werd afgezet, omdat hij ondanks zijn schorsing op zon dag 14 maart toch was opgetre den in de Parkkerk en de Schinkelkerk te Amsterdam, zo was in anti-revolutionair Ne derland in diezelfde maand Donners naam op aller lippen, omdat hij samen met de anti revolutionair mr. H. van der Vegte in een kabinet zitting had genomen, waarvoor het eerste kabinet-Colijn moest plaats maken. Evenals later prof. dr. J. Zijl stra bleek de jonge mr. Donner (hij was op 3 februari 1926 juist vijfendertig jaar geworden) niet alleen een uitermate knap vakman, maar tevens een na tuurtalent in de politiek te zijn. In twee kabinetten is mr. Don ner minister van justitie geble ven. Want toen Ruijs de Beer enbrouck bij de formatie van 1929 minister De Geer opnieuw voor het departement van fi nanciën vroeg, stelde deze als nadrukkelijke voorwaarde voor zijn aanblijven, dat mr. J. Donner opnieuw voor justitie zou worden gevraagd, omdat deze een bekwaam en voor treffelijk collega was geweest, en Ruijs is op dit verzoek zon der meer ingegaan. Tijdens het langdurige en be kwame ministerschap van mr. Donner (1926-1933) is veel goeds tot stand gekomen en veel belangrijks gebeurd, te veel om op te sommen. Maar ik zou ten onrechte een belang rijk en heugelijk feit vergeten te memoreren, wanneer ik on vermeld liet dat tijdens Don ners ministerschap op 2 februa ri 1931 te Geldrop de tegen woordige minister van justitie, prof. mr. Andries A. M. van Agt geboren werd! Dat de vijfentachtigjarige mi nister van staat mr. dr. J. Don ner de dag dat hij voor vijftig jaar minister van justitie werd nog in volle gezondheid en ac tief meelevend in ons midden herdenkt, is voor allen die hem kennen en zozeer waarderen een reden van grote vreugde. Jan Sloothaak ELTE De Drentse gemeente Ha- heeft in het dorpje Uffelte drie boer en weggekocht voor de neus van ga- fden voor tweede woningen. Als het setje van wethouder H. Folkers (t, komen in die drie boerderijen elf inen te wonen. Allemaal eigen volk. i buitenstaander die er nog tussen mige delen van het platteland worden de van tweede woningen bijna als een plaag uwd. Een tochtje door Uffelte leert waar- ethouder Folkers weet ze allemaal precies en. „Kijk, hier staan er weer een paar. De en en blinden zijn dicht. Vroeger deden ze d als er iemand dood was. Dan ging alles Zo ervaren we dat nu ook, alsof er overal dood zijn. Ja, dat vreet aan mij", erderop is een fraai natuurgebiedje bij één tweede woningen. Het is de Molenberg. Er hele rij betonnen en houten palen omheen n. De omrastering die daarlangs gespan- moeten worden, komt er mogelijk niet. oberen er als gemeente een stokje voor te Dat valt trouwens nog niet eens mee, alle bepalingen en regelingen voor be- van het landschapsschoon. Maar zoiets t toch met het dorpskarakter, feite staan nog geen vierhonderd boerderij- i woningen. Meer dan dertig daarvan zijn Ie woningen of bewoond door een al ouder aar dat er permanent is komen wonen. De lingen zelf. vooral de jongeren, trokken de grotere plaatsen in de omgeving. Daar irt nog nieuwe woningen gebouwd en de erijen die in hun eigen dorp vrij kwamen sanering of ruilverkavelingen konden ze niet betalen. De eigenlijke dorpsbevolkin- aimden het veld voor bemiddelde vreemde- t De meesten van die laatsten kochten hun de" woning om er nu en dan een weekend of in door te brengen. Voorzover ze al weer ent bewoond raakten woonden er vaak die de rust van het platteland zochten, g en vergrijzing waren het gevolg. BMO-t l~> t SMN -UIMCZfifYlCM Wint MtUltN «KHlLW«L< tOJE. Een schets van één van de boerderijen, met drie woningen, evenzovele autoboxen de drie deuren rechts) Het is deze ontwikkeling waarop in Uffelte een antwoord wordt voorbereid. Er moet echter wel gemeenschapsgeld bij. Wethouder Folkers, ge steund door de andere leden van het Havelter college van B. en W., heeft echter de belangstel ling weten te wekken. Er is een commissie ge vormd met onder meer vertegenwoordigers van provincie en rijk (ministerie van volkshuisves ting). Verder doet het provinciaal museum mee evenals de woningstichting Zuidwest Drente. Het architectenbureau Kalfsbeek te Borger is ook ingeschakeld. Ook als het project via de woningwet mede gefinancierd kan worden, blijft er echter nog een onrendabele top over. Wethouder Folkers hoopt dat daar voor een oplossing gevonden kan worden door het werk als werkloosheidsproject uit te voeren. In de streek Uffelte lopen tweehon derd werkloze bouwvakkers rond. Al in 1974 rijpte het plan in het hoofd van de heer Folkers. toen nog raadslid voor de PvdA. „Ik zag dat we bezig waren met een sluipmoord op onze dorpen". Vorig jaar werd hij wethouder, eerst met de bedoeling om dat werk te combineren met zijn baan bij de Nederlandse Heidemij. Dat werd te veel. De heer Folkers ging ondanks de nadelige financiële gevolgen op 61-jarige leeftijd met ver vroegd pensioen. Eén van de dingen waarvoor hij zich nu geheel wil inzetten is het experimentele project in Uffelte. Als het met de financiering een beetje rond zit. kan deze herfst mogelijk al wor den begonnen. Over vier jaar kan het project worden afgerond. Dorpsaanzicht De drie boerderijen moeten van buiten het dorps aanzicht blijven bepalen. „Als we er niet tussen waren gesprongen zouden ze mogelijk zijn afge broken en een nieuw uitbreidingsplan zou meer van een stadspoort dan van een dorpsentree gehad hebben", zegt de wethouder. Van binnen moet er heel wat gebeuren. „Je kunt je bijna niet voorstellen hoeveel leefruimte er in zulke grote boerderijen zitten", aldus de heer Folkers. Ge noeg om in twee ervan elk vier woningen met twee verdiepingen te realiseren en in de resteren de nog eens drie. Die woningen vertonen allerlei variaties. Er zijn erbij voor grote gezinnen, voor bejaarden, één aangepaste voor een gehandicapt gezin en één voor een onvolledig gezin. Er blijft dan ook nog genoeg ruimte over voor autoboxen en zelfs een ruimte voor auto- onderhoud, compleet met smeerkuil. Daar komt tevens een hobbyruimte. Het gaat er ook om in zo'n boerderij een stukje lefgemeenschap tot stand te brengen, waar het principe van de Dren tse „noaberschap" (burenhulp) weer kansen krijgt, vindt de wethouder. De mensen hoeven niet meer nar de nieuwbouwwijken elders te vertrekken. Ze kunnen weer in hun dorp wonen en er een hond, een geit. konijnen, duiven of andere dieren op na houden. Er hebben zich al gegadigden gemeld. aAls het experiment lukt is er in Drente nog heel wat te doen meent de wethouder. Dat maakt het extra belangrijk om de zaak goed aan te pakken. „Het moet geen prutsen worden, er moeten zeer aantrekkelijke woningen komen, wil je de men sen in de dorpen echt zelf een kans geven. Je hoort nu constant: ,Als je maar geld hebt, dan kun je hier wel wonen'. Die drie boerderijen staan overigens niet op zichzelfZe staan in een bestemmingsplan waar ook nog tien nieuwbouwwoningen komen. Dat worden dan echter heus geen .rijtjes-woningen'. Om een beetje in de sfeer te blijven, komen er drie gebouwen in boerdrij-stijl, waarin respectie velijk tweemaal vier en éénmaal twee woningen worden ondergebracht. Ook deze huizen moeten betaalbaar blijven voor de dorpsmensen zelf." Het geld Het geld is trouwens een hoofdstuk apart. We thouder Folkers zwijgt erover als het graf. De aanbesteding moet nog plaathebben en je hoeft de aannemers niet op een spoor te brengen. Ook wil hij niet vooruitlopen op de bespreking met allerlei instanties over subsidiesEen ding weet hij wel. Als het aan hem ligt zullen de huren van de boerderij-woningen schommelen tussen honderd tachtig en hooguit tweehonderddertig gulden. door Rob Foppema In een wat vertwijfelde verzuchting heeft directeur Russel Train van het Amerikaanse regeringsbureau voor milieubescherming EPA onlangs aangedrongen op een betere beheersing van voor de gezondheid schade lijke stoffen. Het wordt tijd, zei hij, dat Ame rikanen niet langer het gevoel hebben dat ze hun leven wa gen. elke keer dat ze eten, drin ken of ademhalen. Het wordt tijd dat we chemicaliën gaan testen in plaats van mensen. Vooral sinds de oorlog, aldus Train, is een geweldige hoe veelheid volstrekt nieuwe che micaliën in het milieu losgela ten zonder veel kennis van het effect op de gezondheid. Intus sen is wel bekend (nog niet zo lang) dat in Amerika in gebie den waar veel fabrieken staan die chemicaliën maken of ge bruiken. duidelijk meer kanker voorkomt dan elders. Train heeft gelijk, en dat de kennis op dit gebied achter loopt is geen nieuw geluid. Ook in deze rubriek is er vaker over geschreven. De vraag is, hoe snel die achterstand moet en kan worden ingelopen. Trains verzuchting is eigenlijk een bij drage aan de meningsvorming daarover, bestemd voor bin nenlands gebruik. (Voor Neder land heeft minister Boersma onlangs nieuwe maatregelen aangekondigd, die een degelij ke indruk maken). Maar Amerika heeft op dit ge bied duidelijk internationale betekenis. En daarom zou het prettig zijn wanneer daar niet met enige regelmaat een merk waardig soort paniekvoetbal werd tentoongespreid. Beide opmerkingen zijn te illustreren aan het verhaal van het ama rant. sinds jaren de meest ge bruikte rode kleurstof voor voedingsmiddelen. De produktie ervan werd in Amerika plotseling stopgezet omdat bij voederproeven met ratten een kankerverwekkend effect was gevonden. Spoedig gaven ook andere landen op zijn minst waarschuwingen uil. (Liever niet meer gebruiken, adviseerde de inspectie volks gezondheid Nederlandse fabri kanten. en anders toch in be perkte hoeveelheden). Nu was het Amerikaanse be sluit genomen op grond v4n het waarschijnlijk klungeligste laboratoriumonderzoek dat ooit de openbaarheid heeft mo gen halen. Geïnteresseerden kunnen de treurige details te rugvinden in Science (vo4. 191M. pag. 450-451). Nadat dfe resultaten eerst volstrekt on bruikbaar leken, slaagde ie mand er toch nog in om er een conclusie uit te wurmen. En die conclusie was belastend. Niet iedereen is daar even hard van onder de indruk. De Cana dese autoriteiten overwegen geen maatregelen tegen ama rant. Het Amerikaanse onder zoek leverde aanwijzingen op dat de rode kleurstof in grote hoeveelheden wat extra kwaadaardige gezwellen ver oorzaakte bij vrouwtjesratten» Maar hun mannelijke soortge; noten kregen er juist minder» Je kunt net zo goed beweren; zeggen de Canadezen, dat ama rant kanker Juist voorkomt. Dat moge een wat luchthartige redenering zijn, in ieder geval is duidelijk dat het spul op de grens van de meetbare effecten balanceert. En dat het dus op de grotendeels nog onbekende lijst van stoffen die de gezond heid bedreigen, tamelijk onder aan staat als het er al op thuis hoort. Juist omdat er nog veel achterstand in onze kennis moet worden ingelopen, zou het verstandig zijn om de prio riteiten wat in de gaten te; houden. Wetenschap is een ongewis bedrijf, daar kunnen de Canadezen Cannon en Jensen van meepraten. Een klein jaar geleden publi-* ceerden zij een fraai ogend verhaal over het bijna gelijklopen van klokken. Dat ging over de nauwkeurigste klokken die er bestaan, waarvoor een afwijking van een miljoenste seconde per dag een heel schokkende zaak zou zijn. Daar zijn er uiteraard maar enkele van., bij sterrewachten en dat soort instellingen. Ze lopen net niet helemaal gelijk, en de gemeten verschillen werden door Cannon en Jensen na veel rekenwerk toegeschreven aan de verschillende bewegingen die de klokken (met het aardoppervlak' mee) door de ruimte beschrijven. Dat leverde een aardige verfijning; op van de relativiteitstheorie. Dat verhaal hebben de auteurs in zijn geheel moeten inslikken (Science, vol. 191, pag. 490-491) nadat een aantal collega's hun kritiek hadden gespuid. De klokken bicken bij nader inzien niet nauwkeurig genoeg om het veronderstelde effecj te kunnen meten. Dat heeft twee gevolgen. Ook de rubriek Wetenschap en technleS van 14 mei 1975, die op het verhaal van de Canadezen was gebaseerd^ is nu voor een deel in de ruimte komen te hangen. En de atoomklok van het Koninklijk observatorium Greenwich is de blaam kwijt dat hij de enige was die echt fout liep. Dat ook in de Sowjet-Unie milieuproblemen bestaan, Is niet verbazingwekkend. Vroeger was het dat voor dfc Russen zelf wel: ze hebben lang volgehouden dat zoiets in een marxistisch-leninistische samenleving niet kon, omdat daar tenslotte geen kapitalistische uitbuiters bestonden. Van die eenvoudige opvatting hebben ze moeten terugkomen, door de harde praktijk wijzer geworden. Daarna werd de grondhouding dat er fouten gemaakt waren, dat ze niet weer gemaakt moesten worden, en dat alles nu beter zou gaan. Tegen die achtergrond bezien is het arti kel van dr. Moerad Eskandero- witsj Adzjiew over de aanleg van de tweede trans-Siberische spoorlijn van een opmerkelijke openhartigheid. Hij schrijft dat, ondanks aansporingen van de Sowjet-overheden, bij de constructie van die spoorlijn het kwetsbare natuurgebied op grote schaal onnodig wordt aangetast. En dat er een krach tige natuurbeschermingsorga nisatie nodig is, „met echte be heersbevoegdheden". om de natuur in het gebied te redden voordat het voorgoed te laat is. Dr. Adzjiew publiceert een ver- kope versie van zijn oorspron kelijk Russische artikel in het Britse weekblad New Scientist (vol. 69. pag. 382-384). En hij is duidelijk geen „dissident", want hij is verbonden aan een onderzoekinstituut van een mi-; nisterie. De bijna permanent bevroren bodem van midden-Siberië ia mechanisch en biologisch on-i geveer even kwetsbaar als die;' in Alaska waar de bekende oliepijpleiding wordt aange-; legd. Voor de constructeurs van de spoorlijn vormen zij; haast nog grotere problemen.; Maar de bezorgdheid van dr.; Adzjiew gaat vooral uit naar' het zinloos kappen van bossen die in het ijzige klimaat eeu wen nodig hebben om zich te herstellen. Naar de hellingen waar 's zomers gaten in smel- ten omdat arbeiders het isole- j rende mos er af halen om hun hulzen ermee warm te stoken. Dat dit soort problemen vanuit de Sowjet-Unie in de internati onale pers aan de orde worden gesteld, wijst erop dat ze ter plaatse serieus genomen wor den. En dat is in elk geval be moedigend. De tijden dat wetenschappelijk onderzoek als belan grijke functie het overwinnen van bijgeloof had. liggen in deze streken in het algemeen achter ons. Maar het werk waarop dr ir. N. Stenvers onlangs in Wageningen promoveerde, komt toch nog aardig in de richting. Telers van tomaten namelijk, zijn ervan overtuigd dat zij hun produkt moeten plukken als het nog groen is. en dat ze dat 's morgens vroeg moeten doen. Dat zou beter houdbare toma ten opleveren. Op beide punten hebben ze van dr Stenvers na uitvoerig onder zoek ongelijk gekregen. Toma ten die geplukt worden wan neer ze al wat rijper zijn, blij ken minder gevoelig voor schimmelaantasting tijdens opslag en vervoer. Ze blijven langer eetbaar en de kwaliteit tegen dat ze bij de consument op tafel komen is beter. Als klap op de vuurpijl blijkt de opbrengst hoger te zijn: tijdens het afrijpen aan de plant wordt een tomaat nog een kleine tien procent zwaarder. Verder blijkt het voor op brengst en bewaarkwalitelt niets uit te maken of de vruch ten 's morgens vroeg worden geplukt, dan wel 's middag6, zelfs op heel warme zomerda gen. Tenslotte constateerde dr Stenvers dat het zinvol is o(n wat meer tomaten per tros fce laten groeien. Ze worden dah per stuk wat kleiner, maar de totale opbrengst wordt groter. De economische betekenis van deze bevindingen spreekt voor zichzelf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 11