SS -4
rnhout kon zo prachtig schilderen
-/olstrekte eenzaamheid
qils medicijn
BBIM'-'W- n
Een onderdaan eert
zijn vorstin
Het eigenlijke
relaas over
de heer
Arenander
FEBRUAR11976
KUNST
'ET
door G. Kruis
'Als je zo iets kunt maken en dat! Opgevangen in het Stedelijk Van Abbemuseum te Eindhoven,
waar tot 15 maart een overzichts-herdenkingstentoonstelling te zien is van het werk van de eind
1974 overleden kunstenaar Edgar Fernhout. De man die de opmerking maakte stond bij een van de
vroege schilderijen van Fernhout en liep toen naar een andere zaal om op diens laatste werken te
wijzen.
Nog niet zo lang geleden, tijdens de
Ouborg-expositie in Dordrecht hoor
de ik iets dergelijks: toen heb ik al
naar voren gebracht dat het idee dat
veel kunstenaars die zich op een ab
straherende, volkomen non-
figuratieve of anderszins van de rea
liteit afwijkende wijze uiten, niet 'ge
woon' zouden kunnen schilderijen
(of tekenen, of beeldhouwen) heel
wat vaster is geworteld dan meestal
wordt aangenomen. Daarom ook die
verbazing, want dat was het, intense
verbazing, bij Fernhout: die man kon
zo prachtig schilderen, kijk maar
naar zo'n portret, zo'n stilleventje,
zo'n landschap en dan maar door al
die schilderijen met die
kleurvlekken, wel steeds in andere
kleurcombinaties, maar eigenlijk
ook steeds hetzelfde.
En omdat ik nu toch bezig ben met
het aanhalen van opmerkingen, ik zal
nooit die van een kenner
verzamelaar vergeten, die me, staan
de voor een lijstenwinkel toe
vertrouwde heel wat meer begrip te
hebben voor het eerlijke enthousias
me waarmee de mensen voor de eta
lage van zo'n winkel afgrijselijke
schilderijen staan mooi te vinden,
dan voor de afgemeten waardering
van het 'goede' publiek voor de meest
modieus-extreme vormen van de mo
derne kunst.
Reacties
Maar de laatste jaren wordt er, ge
lukkig, ook in musea niet meer zo
eerbiedig gefluisterd. Men maakt er
van zijn hart geen moordkuil en dan
komen er naast buitengewoon behar
tigenswaardige opmerkingen ook
nog al eens wat nadrukkelijk luid
opgeworpen domme reacties los die
dan weer de wrevel opwekken van
bepaalde mensen, die het zelf altijd
zo goed gezien (denken te) hebben.
Een tentoonstelling als nu die van
Edgar Fernhout, zo'n overzicht van
een heel leven kunst, niet te uitge
breid, niet te beperkt, is een ideale
gelegenheid voor de mensen, die
steeds maar bezig zijn met de (vele)
uitingen van deze tijd, die vol goede
wil zijn, maar toch eigenlijk niet veel
verder komen met hun appreciatie.
Ze zullen er ontdekken, dat ze te veel
willen begrijpen. Kunst is niet te be
grijpen, waar het begrip ophoudt,
begint pas wat wij 'kunst' zijn gaan
noemen. De Franse kunstenaar Ge
orges Braque zei het nog nadrukke
lijker: In de kunst is er maar één ding
van betekenis: dat wat je niet verkla
ren kan'.
Maar om nu terug te komen om Ed
gar Fernhout: hij was een zoon van
Charly Toorop, zijn grootvader was
de beroemde Jan Toorop.
If v
oor J. van Doorne
L
et werk van de Zweedse auteur Lars Gustafsson is alleen
aar bij ingewijden bekend. Hij is in 1936 geboren. Jarenlang
-j hij hoofdredacteur van het literaire tijdschrift BLM geweest
1 criticus van het dagblad Expressen. Hij is een schrijver-
losoof die niet gelooft in een definitieve filosofie, aldus
De hoofdfiguur vraagt zich niet af
waar de wereld vandaan komt. Hij
accepteert het leven. Maar er moet
iets zijn dat hem ontgaat.
Nu schrijft Gustafsson geen filoso
fische studie. Hij tracht niet te ko
men tot een sluitrede. Hij vertelt.
Meer niet. Man kan na deze schet
sen gelezen te hebben, niet komen
tot een overzicht van zijn denken.
Toch is wel zeker, dat in deze verha
len zich een wending in zijn denken
aftekent: het mechanische kan het
leven niet verklaren. Bij het spel
van oorzaak en gevolg spelen noch
andere ongrijpbare doch wel we
zenlijk reële zaken mee. Maar de
mens blijft er eenzaam bij.
Misschien de mooiste schets is: 'De
opstijging' waarin over een ballon
vaarder verteld wordt, ene Seganti-
ni. Het verhaal is gebaseerd op een
jeugdherinnering. Meneer Arenan
der heeft zich in zijn latere leven
Marguéte Töqvist in een nawoord bij de Nederlandse uitgave
van zijn 'Den egentliga berattelsen om herr Arenander', een in
1966 verschenen, min of meer autobiografische bundel schet
sen, waarin de heer Arenander de hoofdrol vervult. De Neder
landse titel is 'Het eigenlijke relaas over de heer Arenander'.
verhalen vormen boeiende, zij
Ik niet gemakkelijke lectuur. De
/lel zegt al dat het in de schetsen
kat om het 'eigenlijke relaas' van
Ik heer Arenander. Deze heer leeft
n dé verhalen, waarvan de meeste
ugdverhalen zijn, in strikt realis-
che zin, een schimmig bestaan,
j woont ergens dicht bij een stad,
eft vrouw en kinderen, die echter
et meespelen in het relaas. Een
kele schets is gewijd aan de
ouw van hem. Zij krijgt daarin
liter geen gestalte: zij is de bemin-
voorwaarde tot zijn vrijblijvend
(iken.
lit-
atuurkundig
verhalen vertelt de heer Are-
nder over zijn natuurkundige on-
rzoekingen als scholier. De jonge
enander heeft een grote belang-
illing voor natuurkundige ver-
ïijnselen, met name op het ge-
:d van de meteorologie. Wolken,
htstromingen en het proces van
kristallisatie boeien hem buiteïl--
woon. Ook scheikunde en mecha-
:a hebben zijn grote belangstel-
g. Naarmate hij ouder wordt,
lijnt de gehele wereld, en daarbij
menselijk leven nadrukkelijk
legrepen, een weliswaar onover-
htelijk, zeer ingewikkeld, doch
:chanisch proces te zijn, dat soms
1 kristallisatie leidt. De menselij-
gedragingen zijn mechanisch en
doorgrondelijk. Toch zijn er
eemde gevoelens, er is iets dat
fde genoemd wordt, maar uit el-
samenvoeging groeit weer een
euwe op niet te stuiten wijze: alles
•andert op mechanische wijze.
vereenzelvigd met deze koene bal
lonvaarder en vertelt nu wat de
ballonvaarder beleeft als hij op on
gelooflijk grote hoogte zich bewust
wordt, dat hij volstrekt alleen is en
daarenboven in groot levensgevaar
verkeert. Want de ballon is zó groot
geworden, dat hij spoedig barsten
zal. Er is niets meer dan de ballon
en hij: de wereld is verdwenen.
Eenzaam
Hij is volkomen eenzaam. Hij be
grijpt dat hij naar dit ogenblik van
volstrekte eenzaamheid heen ge
leefd heeft. En dan voltrekt zich in
hem de grote verandering. Al zijn
vroegere ervaringen zoals pijn, ver
nedering en het onbegrepen-zijn
van het bestaan vallen weg. Hij
wordt 'zomaar' gelukkig. Dat geluk
wordt niet omschreven. De lezer
blijft volstrekt onbekend met de
ervaring bevredigt de heer
enander toch niet. Er moet een
',nerzijde zijn. Bij herhaling stuit
ajen immers op iets dat niet in ge-
nde wetmatigheden te vangen is.
nder het ijs, dat produkt van kris-
llisatie, leven schimmen en ver-
hijnselen die niet achterhaalbaar,
eu'ch wel degelijk aanwezig zijn.
neerdalende in de aarde, hoort
jnonderzoeker het ruisen van een
n)
ie
aterader die echter onbereikbaar
:lkens weer duikt in de schetsen
it onberekenbare op. Wat is het?
oe kan het tevoorschijn gehaald
orden?
e heer Arenander reist in een
ein; hij hoort een gesprek aan in
in voor hem onbekende taal. Er
ordt zinnig gesproken, dat is dui-
ïlijk. Maar voor hem blijft de zin
irborgen. Waarom moets hij dit
esprek aanhoren? Hij ziet een
ouw, en nadien nooit meer. Waar
in die ontmoeting? Hij herkent een
olkenformatie, die hij jaren gele
en in een heel ander land gezien
eeft. Wat is daarvan de bedoeling?
'e zin?
Wetmatig
fet is duidelijk, dat Arenander
'aar de zin van het bestaan als
eheel zoekt, zonder die te vinden.
Ogenschijnlijk is alles wetmatig, zij
et ingewikkeld. Het is on-
oorgrondelijk vanwege die inge-
i- '''kkeldheid. Maar hij voelt dat er
'og iets heel anders moet zijn: de
;eerzijde. Wat is die keerzijde?
frontpagina van het boek
aard en de inhoud van dat geluk.
Maar de ballonvaarder komt in een
toestand van harmonie met het be
staan. Hij zegt dat dit geluk er de
hele tijd geweest is, als het ware
voor het grijpen. Dat doet hem in
een geweldig lachen uitbarsten. De
auteur laat ons in het duister wat de
aard van dit geluk betreft. Maar
zeker is dat de ballonvaarder ont
hecht wordt. Hij is alléén en zonder
stoornis, zonder schennis van ande
ren of van het bestaan. Hij is einde
lijk zichzelf en hij hoeft niets meer
te weten. Hij is het heelal.
Het verhaal eindigt met de medede
ling dat Sergantini onder deze
omstandigheden de daling begon.
Het is zonder twijfel crijptisch. De
zin ervan is moeilijk te vatten. Maar
hoe zal een blindgeborene vatten
wat hem gezegd wordt over de
kleur rood? Sergantini heeft
zichzelf gevonden en nu kan hij
teruggaan naar de aarde die wel
altijd door hem onbegrepen zal blij
ven, maar waarop niemand hem
meer kan afnemen dat hij Segantini
Helder
Het verhaal is werkelijk duister en
het kan op verschillende wijze wor
den geduid. Maar in één bepaald
opzicht is het helder. Laat ons be
seffen dat geen enkele ontroering
beschreven kan worden. Men kan
de gevolgen van de ontroering be
schrijven en men kan de oorzaken
en omstandigheden van de ontroe
ring beschrijven, maar de ontroe
ring-zélf onttrekt zich aan woorden.
Men zegt wel eens: 'Een verhaal is
maar een verhaal'. Inderdaad. Een
verhaal is de gestalte van een heel
eigen, heel persoonlijk gevoel. Het
heeft niet meer waarde dan dat.
Toch is dat al veel. Want een zekere
overeenkomst tussen het gevoelen
van alle mensen is onmiskenbaar.
Alle mensen die in de verwarring
van het denken de weg kwijt raken,
moeten eerst zichzelf vinden, blij
zijn met zichzelf, vóór zij zonder
vrees kunnen bezig zijn met een
bestaan dat in volstrekte zin myste
rieus is. En daarna krijgt de liefde
tot de naaste een kans. Daarna
groeit het besef dat de mens hier
niet alleen is en dus betrokken is bij
wat er buiten hem gebeurt. Hij
hoort de onzichtbare waterader rui
sen achter de holen die hij onder
zoekend betreedt.
„Het eigenlijke relaas over de heer
Arenander" geeft zeker geen
antwoord op de laatste vragen, doet
daartoe ook geen, overigens tot mis
lukking gedoemde, poging. Maar
het boek schenkt wél een boeiende
bijdrage tot de literatuur die ons
bewust maakt van de menselijke
situatie. En dat is niet gering.
Lars Gustafsson: „Het eigenlijke
relaas van de heer Arenander".
Oorsponkelijke titel „Den
egentliga berattelsen om herr Are
nander". Vertaling van Marguérite
Törnqvist, die het boek ook van
een Nawoord voorzag. Bij A. W.
Bruna Zoon te Utrecht en
Antwerpen. Aantal pagina's 143.
Paperback. Prijs 14,90.
Hij was niet bepaald een kunstenaar,
die aan de weg timmerde, je hoorde
alleen van hem als hij een van zijn
schaarse tentoonstellingen hield,
soms met tussenpozen van jaren, en
waar hij dan werken uit de laatste
periode toonden, meestal niet meer
dan enkele tientallen.
Realist
In de dertiger en veertiger jaren
schilderde hij in de trant van de
magische of neo-realisten (Willink,
Koek, Ket) maar aan die periode is op
deze tentoonstelling maar weinig, ei
genlijk toch te weinig, aandacht
besteed.
Als voorbeeld van zijn werkwijze
toen, had dat zelfportret uit 1944 er
bij moeten zijn. Maar dat hangt in
het museum te Willemstad op
Curasao.
Dat schilderij is een uiterst minu
tieuze weergave van de zichtbare
werkelijkheid. Ieder detail, de plooi
en van de schilderkiel, de aderen op
de handen, het haar, de wenkbrau
wen, de ogen, heel glad en fijn ge
penseeld in een sober, enigszins aan
de 17e eeuw herinnerende kleur.
Zo'n schilderij dat door velen vol
bewondering bekeken zal worden,
de bewondering voor het am
bachtelijke, voor de kunst van het
„kunnen", die ons Nederlanders
toch wel een beetje in 't bloed zit.
Langzamerhand zie je dat allemaal
veranderen, een ontwikkeling die
door deze expositie op de voet ge
volgd wordt.
Twee schilderijen uit de dertiger ja
ren, waaronder een van Fernhout's
eersten, het bekende „Open raam",
strak, heel nauwkeurig registrerend
geschilderd, de twee flesjes uit 1942
en dan het zelfportret uit 1954. Dat is
al helemaal opgebouwd uit die korte
verfstreken van verschillende kleur,
de plooien van de kiel, die Fernhout
ook hier draagt, worden alleen nog
maar vluchtig aangeduid, gesugge
reerd eigenlijk meer.
Dan komen de schilderijen van
strand en zee, met stukken
boomstronk soms, herkenbare ob
jecten, die langzaam hun hechte li
chamelijkheid gaan verliezen.
Ritme
Dan gaat het ritme van de penseel-
Edgar Fernhout: 'Duin' 1958
toetsen meer en meer over op de
eigen verschijningsvorm, nóg wor
den er barokke stukken schors uit
gecreëerd, maar al spoedig gaat de
kleur een eigen leven leiden, wordt
de sfeer van de schilderijen ijler en
doorzichtiger, een koele samenvat
ting van de gehele natuur. Zeeën,
opgebouwd uit blauwe, grijze en wit
te toetsen, waarin je, net als bij de
duinen nog de structuur van zo'n
stuk natuur kunt herkennen, net als
op de schilderijen van bossen, die
eerst nog de opgaande vormen van
de stammen te zien geven.
Daarna reeksen doeken, waarop al
leen nog maar die kleurtoetsen, este-
tisch, ordelijk en helder, bijeenge
voegd zijn, steeds strakker op 't
laatst bijna wetmatig, met steeds
minder variaties. Zo zullen velen
nauwelijks het verschil zien tussen
„Aarde" uit 1962 en „Herfst" uit 1966
of tussen de „Zee" van 1962 en
„Lichte Nacht" van 1971.
Dit was niet bedoeld als een puur-
kritische benadering, maar als een
verslag van een ontwikkeling. Als
het goed is, verloopt die, zoals de
kunstenaar het wil. En dat is vaak
heel anders, dan wij het wel zouden
willen
door Ad Zuiderent
Tien jaar geleden debuteerde de schrijver R. J. Peskens met de verhalenbundel 'Uitgestelde
vragen'. In elk van de vijf verhalen in deze bundel staan vrouwen centraal die wilskrachtig en trots
zijn en die een groot eergevoel hebben. Deze eigenschappen worden op den duur ondermijnd door
hun behoefte aan liefde.
Ook de verhalen in Peskens' tweede
bundel, 'Twee vorstinnen en een
vorst', vertonen een grote onderlinge
samenhang, die met name wordt be
werkstelligd door de vrouwelijke
hoofdpersoon, de moeder van de au
teur. Zij is niet alleen wilskrachtig en
trots, maar koppig bovendien. Ook
van haar komt de lezer de glorieperi
ode aan de weet en de periode van
het verval. De eerste negen verhalen
hebben de verzameltitel 'In volle
bloei' meegekregen, de laatste zes
'Het verval'.
Overtuigd
Peskens is een auteur die niet aan de
weg timmert. Kennelijk is hij zo over
tuigd van zijn kwaliteiten als schrij
ver dat hij meent als persoon op de
achtergrond te kunnen blijven. Nu is
het een publiek geheim dat R. J.
Peskens het pseudoniem is voor de
uitgever G. A. van Oorschot, een man
die wel degelijk aan de weg timmert.
De uitgever Van Oorschot stelt hoge
eisen aan het werk dat hij uitgeeft.
Hij heeft geen enkele behoefte aan
verkoopsuccessen die niet op de kwa
liteit van het werk gebaseerd zijn.
Het verzameld werk van Multatuli,
de briefwisseling tussen Ter Braak
en Du Perron, veel werk van W. F.
Hermans en G. K. van het Reve,
poëzie van Jan van Nijlen, Richard
Minne, J. A. dèr Mouw, en niet te
vergeten de Russische Bibliotheek
zijn in het fonds van Van Oorschot
verschenen. Het is bijna onmogelijk
om in dit fonds kwalitatieve missers
aan te wijzen.
Iemand die als uitgever zo'n fijne
neus heeft voor de literatuur, kan
zich natuurlijk verkijken op de kwa
liteit van zijn eigen verhalen. Dit is
bij Van Oorschot-Peskens echter niet
het geval. 'Twee vorstinnen en een
vorst' past volkomen tussen het bo
vengenoemde werk.
Sober
Alle verhalen laten zien dat Peskens
uitermate zuinig is met woorden.
Veel zinnen zijn niet langer dan een
regel. Dialogen zijn sober, alsof schil
derend schrijven een luxe is die Pes
kens zich niet wil veroorloven. Dat
die soberheid niet kaal is, maar juist
zeer veel oproept, blijkt bijvoorbeeld
uit de beginalinea van 'Het pannetje';
'Er bestond nog geen penicilline. Als
je longontsteking kreeg en er niet aan
dood ging, duurde het vele maanden
voor je weer uit bed mocht. Als je er
de pleuris bij kreeg, duurde het nog
langer. Mijn vader kreeg beide.'
In de eerste negen verhalen schrijft
Peskens met name over zijn moeder
zoals hij die in zijn jeugd meemaakte:
een vrouw met een onverzettelijke
wil, die tegen geen autoriteit opzag,
maar juist de autoriteiten aan haar
wil ondergeschikt maakte. Zij wordt
daardoor tot een symbool van de
emancipatie van het proletariaat: een
vrouw die vindt dat niemand het
recht heeft om zich boven haar ver
heven te voelen. De huisbaas die met
de deurwaarder dreigt, trapt zij van
hun verdieping af. De leraar die dui
delijk laat merken dat haar zoon ten
onrechte op een rijkeluisschool, de
HBS, zit, slaat zij in het gezicht. De
burgemeester die zonder bellen bin
nenloopt om haar zieke man te bezoe
ken, wordt zonder maren op straat
gezet, omdat zij weet dat zij ook niet
zomaar bij de burgemeester hoeft
binnen te lopen.
Slachtoffer
In die periode van de volle bloei is de
zoon die later alles optekent, haar
handlanger, maar tegelijkertijd in ze
kere zin haar eerste slachtoffer. De
moeder verzet zich tegen iedere auto
riteit, maar de zoon moet het niet
wagen zich tegen haar autoriteit te
verzetten.
In de laatste zes verhalen is de zoon
ineens stukken ouder. Hij is al een
man van middelbare leeftijd, die
over zijn bejaarde ouders vertelt. Hij
heeft steeds moeite om hen op te
zoeken. Zelfs verjaardags- of zieken
bezoek gaat met zeer veel aarzelin
gen gepaard. Vrouw of kinderen
gaan nooit mee. In iets sterkere mate
is er sprake van een broer en een zus,
maar het blijven voornamelijk ver
halen over de relatie van de zoon met
zijn beide ouders. De onverzettelijke
moeder is hulpbehoevend geworden,
later wordt zij dement. De vader teert
op zijn verleden als vooraanstaand
socialist in zijn woonplaats.
Met lichte ironie vertelt Peskens over
vaders geslaagde poging om weer
eens het middelpunt van een receptie
te zijn.
Ook in deze verhalen is de zoon in
zekere zin slachtoffer. Zijn bezoeken
ervaart hij als plichtmatig of ge
dwongen. Met zijn broer en zus kan
hij niet over zijn relatie met zijn
ouders praten, omdat hij op hen geen
greep heeft. Door het uitspreken van
deze onzekerheden is de zoon in het
tweede deel de eigenlijke hoofdper
soon geworden, een onderdaan die
net zo geïsoleerd leeft en bijna net zo
zijn eigen gang gaat als de autoritaire
vorstin die hij in deze verhalen van
zijn moeder heeft gemaakt.
Naturalisme
Door deze thematiek en door de aan
dacht voor het karakter van zijn ver
haalfiguren past Peskens in de tradi
tie van het naturalisme. Evenals de
naturalisten aan het eind van de vori
ge eeuw beschrijft Peskens een wer
kelijkheid zonder verzinsels, waarin
terloops getoond wordt hoe het ka
rakter van de ik-figuur bepaald is
door de omgang met zijn moeder.
Peskens' taalgebruik daarentegen
heeft weinig van doen met de schil
derende sierlijkheid die zo'n tachtig
jaar geleden in zwang was. Zelfs de
toch zeer zakelijke stijl van Elsschot
zou men nog sierlijk kunnen noemen
naast het proza van 'Twee vorstinnen
en een vorst'. Dat deze stijl bij Pes
kens soms tegen het houterige, hoeki
ge aanzit, hindert een enkele keer,
maar past uiteindelijk uitstekend bij
de hoekigheid van het karakter van
de moeder.
R. J. Peskens. Twee vorstinnen en
een vorst. Verhalen. G. A. van Oor
schot, Amsterdam. 224 blz. prijs
17,90.
(Advertentie)
UNIEBOEK TOP TIEN
De tien meest verkochte boeken in januari
1976
1. Rion Poortvliet
TE HOOI EN TE GRAS 49.50
(Van Holkema b Warondorf)
2. Rien Poortvliot
OE VOSSEN HEBBEN HOLEN
(Van Holkema b Warondorf) t 29,50
3. J. Bodechtel/H.G. Gierloff-Emdan
DE AARDE VANUIT DE RUIMTE
(Romen) 129,50
4. Janice James/Leo Mackenzie
DE GEBROEDERS HAMMOND
(Oe Gooise Uitgeverijl
2 delon 112,90 per deel
5. Louis Couperus
VAN OUDE MENSEN,
DE DINGEN DIE VOORBIJ GAAN.
TV-editie f 14,90
(Van Holkema E» Warendorf)
6. E.J BaasHarmelink
MINI-PUZZELWOORDENBOEK
(De Gooise Uitgeverij) 1 3,50
7 RIDDERTIJD f 49,50
(National Geographic Society/De Haan
8 Auguste lochner
PARCIVAL, DE GRAALRIDDER
(Fibula-Van Dishoeckl f 13,90
9. Hubrecht Duijker
500 BETAALBARE WIJNEN 716,90
(Van Dishoeckl
10 Hylke Speerstra
SCHIPPERS VAN DE ZEE f37,50
(De Boer Maritiem)