Giscard zoekt nieuwe meerderheid
De Japanse kooplui en de buitenlandse politiek
LE PRÉSIDENT
*r
Franse president probeert van gaullisten af te komen
BUITENLAND
TROUW/KWARTET 11
door Johan ten Hove
Drie miljoen doden, ruim dertig miljoen werklozen, ruim de helft van alle
"ondernemingen failliet of gedwongen tot sluiting en 800 procent inflatie. Dit is de
brimmige voorspelling van wat en in Japan zou gebeuren als het 200 dagen
ferstoken zou zijn van de olie-aanvoer uit het Midden-Oosten.
e voorspelling staat in een rapport
lat door een groot aantal Japanse
tcialisten op het gebied van de
lergie werd opgesteld, maar dat
oit officieel in de openbaarheid is
jracht. De belangrijkste man
[chter het rapport, een medewerker
p het ministerie voor internationale
indel en industrie (MITI), de heer
Ikegoechi, vertelt dat de
inclusies van het onderzoek zo dra-
tisch waren dat ze zeker als ab-
p-d van de hand gewezen, of op z'n
est als sterk overdreven gezien zou-
i worden,
prij dachten dat het rapport
Istrekt ongeloofwaardig zou over
men,' aldus Ikegoechi, 'en om toch
zo groot mogelijk publiek te be
iken besloten we het in de vorm
i een roman uit te brengen.' De
teindelijke versie van het boek
^am klaar vlak voor deoktoberoor-
l in het Midden-Oosten, waarin de
abische landen een olieboycot af-
londigden. Ikegoechi haalde meteen
*;t manuscript van de uitgever terug
mdat er in Japan exact datgene ging
meuren wat hij en zijn medewer-
in de eerste hoofdstukken van
t rapport voorspeld hadden.
Ilamsterwoede
1 in november van 1973 vlogen de
Spanners elkaar in hun
lamsterwoede in de haren en dreig
de er een groot tekort aan bepaalde
jrodukten. Ikegoechi, die niet op sen-
atie uit was, voorzag grote paniek en
Jesloot.publikatie van het boek uit te
lellen. Daar de oliecrisis in het alge-
ten in feite niet zo'n vaart liep en de
flietoevoer ook naar Japan zelfs nau
welijks vertraagd werd, kwam de
dere '200 dagen voorspelling' ge-
,kig voor Japan niet uit
t boek kwam twee jaar later, on-
de schuilnaam van Ikegoechi
'aiichi Sakyia) op de markt en werd
I korte tijd een bestseller. Momen-
£l is men in Japan zelfs bezig een
visieserie en een film, gebaseerd
6 het boek, te maken. En gezien de
\udige behoefte bij het publiek aan
rote rampenfilms, zal ook dat wel
Kn succes worden.
kwetsbaar
ipan is volgens het rapport de
!st kwetsbare industriële natie ter
•ld; 85 procent van de behoefte
en energie komt uit het buitenland,
procent van de energie wordt uit
gewonnen, 99,7 procent van die
j>\\e komt uit het buitenland en hier-
mische energie en niet in de laatste
plaats kernenergie.
De moraal van de roman is duidelijk.
De regering zal de conclusies en de
raadgevingen van de specialisten se
rieus moeten nemen en opvolgen. En
de Japanse regering heeft, afgezien
van de romantische verpakking (in
het boek redden enkele M1TI-
medewerkers, van wie er één pre
mier wordt, het land van een totale
ondergang) nogal lovend gereageerd
op de aanbevelingen in het rapport.
Maar voordat het 2000 is zal Japan
moeten omzien naar andere olieleve
ranciers naast die uit het Midden-
Onstpn
Uit China
Daarbij wordt met name aan de Chi
nese Volksrepubliek gedacht, die vol
gens verschillende Chinese, Ameri
kaanse en Japanse deskundigen in
de nabije toekomst een van 's we
relds grootste olie-exporternde lan
den kan worden. Van belang hierbij
is dat China voor Japan naast de
deur ligt vergeleken bij de afstand tot
het Midden-Oosten. De vaarweg van
de kwetsbare tankers door de Indi
sche Oceaan, waar de Sowjet-Unie
en de Verenigde Staten in een bittere
strijd om de macht gewikkeld zijn,
kan aanzienlijk bekort worden.
Het afgelopen jaar voerde Japan 8
miljoen ton olie in uit China (80 pro
cent van de Chinese export) en de
Japanse oliedeskundigen schatten
dat dit in 1976 kan oplopen tot 18
miljoen ton. Dat is dan nog minder
dan 7 procent van de Japanse be
hoefte aan olie, maar de deskundigen
menen verder dat het mogelijk is dat
dit percentage binnen vijf jaar kan
oplopen tot dertig.
Voor Japan als zeer kwetsbare indus-
triële natie valt internationale handel
Tijdens de „oliecrisis" pakte de nagenoeg samen met internationale
Japanse politie de fiets om zoveel politiek. Toen de Arabische landen
mogelijk benzine te besparen. dreigden de oliekraan verder dicht te
draaien wist de toenmalige minister
van handel, Yasoehiro Nakasone niet
hoe snel hij moest zeggen dat 'Japan
niet mee moest doen aan het zionis
tische complot van de olieconsume-
rende landen tegen de Arabische sta
ten'. Verder haastte de regering zich
in het beloven van vele miljoenen
guldens aan hylp voor de Arabische
landen. Daarvan is echter weinig te
recht gekomen. De Japanners erge
ren zich groen en geel aan de prijs
verhogingen van de 'onbetrouwbare'
OPEC-landen en merken niet zonder
vreugde op dat China geen lid is van
het kartel en zich niet aan dè prijs
afspraken gebonden acht.
van weer 80 procent uit het Midden-
Oosten. En om aan de afhankelijk
heid van de 'grillen van een aantal
oliesheiks, sultans en shahs te ontko
men', moeten er maatregelen getrof
fen worden die Japan zo mogelijk
zelfvoorzienend maken, of in ieder
geval oliebronnen in andere landen
kunnen verschaffen. Het MITI is
daarom in '74 gestart met een ambi
tieus programma, dat reikt tot het
jaar 2000 en waarin de nadruk wordt
gelegd op alternatieve energiebron
nen, zoals zonne-energie, geother-
TAKE© MEÏ
fÓtK
„Wilt u hier even tekenen voor ontvangst".
Keerpunt
Een keerpunt in de Chinees-Japanse
betrekkingen was in feite de voor
Japan nogal schokkende toenade
ring tussen de Verenigde Staten en
China in 1971 toen president Nixon
een hartelijk welkom werd bereid in
Peking. De regering in Tokio was
snel over de schok heen en in 1972,
onmiddellijk na de reis van Nixon,
maakte de toenmalige premier Ka-
koeei Tanaka zijn opwachting bij
Mao Tse-toeng. Met in zijn kielzog tal
van delegaties van Japanse econo
mische deskundigen en industriëlen,
die sinds die tijd geen oog meer dicht
doen bij de gedachte welk een enor
me markt voor de Japanse produk-
ten de 800 miljoen Chinezen wel niet
zouden kunnen vormen. Want het
mes kan aan twee kanten snijden.
Japan zou op grote schaal olie en
andere grondstoffen kunnen impor
teren en daarvoor in ruil de Chinese
industrie de modernste uitrustingen
en technische know-how kunnen le
veren. Iets wat Peking niet helemaal
ongelegen komt nu de Chinese lei
ders het ambitieuze plan hebben op
gevat aan het eind van deze eeuw tot
de modernste en machtigste indus
triële naties te willen horen. Er is
momenteel een druk verkeer van
handelsdelegaties, politici, we
tenschappers en kunstenaars tussen
beide landen. Van deze reizen keren
zelfs de meest conservatieve Japan
ners als 'gelouterde vrienden van het
nieuwe China' terug.
Politiek wapen
Maakt Japan zijn buitenlandse poli
tiek ondergeschikt aan zijn internati
onale handel (die voor het land van
levensbelang is), van China kan men
zeggen dat het zijn nu nog beschei
den handel ondergeschikt maakt
aan zijn buitenlandse politiek. De
Chinese olie is een politiek wapen,
dat in de eerste plaats gebruikt
wordt om de veiligheid van de Chi
nese Volksrepubliek zeker te stellen,
en dan met name tegenover de Sow
jet-Unie.
China is meer dan ooit bevreesd
voor een omsingeling door de Sow
jet-Unie. Met grote bezorgdheid ziet
het de pogingen aan van Modkou om
in het door de Amerikanen achterge
laten vacuüm in Indo-China te stap
pen. Ook de groeiende maritieme
macht van de Russen in de Indische
Oceaan en de goede betrekkingen
met India worden door de Chinezen
met argusogen bekeken. Niet voor
niets haasten de Chinezen zich te
zeggen dat na de Amerikaanse af
tocht uit Vietnam, Cambodja en La
os, het voor de stabiliteit in Zuid-
Azië niet gewenst was dat de Ameri
kanen zich zouden terugtrekken van
de Filippijnen en Thailand.
Verdrag als prijs
Japan zal dan ook een politieke prijs
moeten betalen voor betere betrek
kingen met China en voor zijn olie.
Al vanaf de reis van Tanaka naar
Peking zijn er onderhandelingen
gaande over een officieel vredes- en
vriendschapsverdrag dat formeel
het einde van de staat van oorlog
tussen beide landen moet bekronen.
De onderhandelingen vlotten niet zo
erg omdat de Chinezen in het ver
drag een anti-hegemonie-clausule
opgenomen willen zien. Dit houdt in
dat geen van beide landen zal stre
ven naar de heerschappij in Azië en
dat beide landen zich zullen verzet
ten tegen pogingen van welk land
dan ook om een dergelijke
heerschappij te vestigen. Een kind
weet dat China daarbij de Sowjet-
Unie op het oog heeft. In ieder geval
denkt de Sowjet-Unie er zo over en
Moskou liet Japan zeer snel weten
dat deze clausule beschouwd zal
worden als een onvriendelijke daad
jegens de Sowjet-Unie. Tevens werd
China er van beschuldigd Japan
voor zijn anti-Russische karretje te
willen spannen.
Twee wallen
Japan zat en zit nog in moeilijkhe
den. Het wil enerzijds graag een vre
des- en vriendschapsverdrag met
China, maar wil aan de andere kant
de Sowjet-Unie niet tegen zich in het
harnas jagen. Japan wenstte zijn re
laties met de grote buur de Sowjet-
Unie niet te vertroebelen, ook al om
dat er plannen op stapel stonden
voor een gezamenlijk Rüssisch-
Japanse exploitatie van het
grondstoffen-rijke Siberië. Japan
zou hiervoor kapitaal en technische
kennis leveren in ruil voor
grondstoffen, en dan vooral, alweer
olie. (Midden vorig jaar werd bekend
dat dit zogenaamde Tyumen-
olieproject niet door zou gaan).
De Sowjet-Unie zette Japan onder
druk met een vredesverdrag, dat ook
al een formeel einde moet maken
aan de Japans-Russische staat van
oorlog. Japan eist van de Russen
teruggave van vier Koerilleneilan-
den die de Sowjet-Unie na de Japan
se nederlaag in de Tweede Wereld
oorlog bezette. Nog in 1973 koesterde
Tokio enige hoop toen de Russische
partijleider Leonid Breznjew tegen
over premier Tanaka verklaarde dat
deze kwestie nog tot de onopgeloste
nroblemen behoorde'.
Niet terug
Maar na het bezoek vorige maand
van de Russische minister van bui
tenlandse zaken, Andrej Gromiko
aan Tokio is er van die hoop niets
overgebleven, Gromiko liet de huidi
ge premier Takeo Miki onverbloemd
weten dat er van teruggave van de
eilanden geen sprake kon zijn. Ja
pan verklaarde daarop bij monde
van zijn minister van buitenlandse
zaken, Kiichy Miyazawa, dat er dan
van een vredesverdrag ook niets kon
komen. Voor Japan is de teruggave
van de eilanden een nationale kwes
tie. waarbij zowel de regering als de
oppositie geen duimbreed willen
wijken.
Gromiko legde ook nog eens uit hoe
de Sowjet-Unie over de controversie-
Ie clausule in het komende verdrag
met China dacht, in de hoop de Ja
panse leiders tot andere gedachten
te kunnen brengen. Hij kwam echter
van een koude kermis thuis en heeft
waarschinlijk Japan dichter naar
China toegedreven. Direct na zijn
gesprek met Gromiko maakte pre
mier Miki duidelijk dat het verdrag
tussen China en Japan alleen de
betrokken landen aanging en dat hij
hoopte dat dat spoedig gesloten zou
kunnen worden. Weliswaar zei de
premier dat zo'n verdrag, mét de
anti-hegemonie-clausule, het streven
naar betere betrekkingen met de
Sowjet-Unie niet in de weg hoefde te
staan, de kille sfeer waarin Gromiko
werd ontvangen en de gesprekken
gevoerd werden, spraken boekdelen.
Een gezamenlijk communiqué dat
slechts naar de bijeenkomst van Ta-
nak en Breznjew verwees, kon er
nog maar net af. Gromiko verliet
onverrichterzake Tokio, waar twee
dagen tevoren 30.000 man extra poli
tie was ingezet om hem de betogets
van het lijf te houden.
Het lijkt er nu op dat Japan gekozen
heeft voor China, waar het cultureel
toch al meer aan verwant was dan
aan de Sowjet-Unie.
door Bert van Panhuis
De Franse eerste minister Jacques Chirac heeft vorige maand een bittere pil geslikt. Het was de
zondag, waarop zijn chef president Valéry Giscard d'Estaing uitsluitsel zou geven over
wijzigingen in Chiracs kabinet en over het nieuwe werkprogramma van de regering. Tot zijn
verbazing zag de premier dat hij niet de enige bezoeker van het presidentiële hoofdkwartier, het
Elysée was. Giscard had ook de leider van zijn eigen Onafhankelijke Republikeinen (minister
van binnenlandse zaken Michel Poniatowski) en die van het Democratisch Centrum (minister
van justitie Jean Lecanuet) uitgenodigd. Het werd Chirac meteen duidelijk: hij zat hier niet als
eerste minister maar als leider van de .gaullistische partij, de UDR. Het was het eerste teken dat
de president besloten had zelf de leiding van de regeringscoalitie te nemen.
Om diverse redenen maakt presi
dent Giscard d'Estaing zich zorgen
over de politieke ontwikkelingen
binnen en buiten zijn coalitie van
gaullisten, onafhankelijke republi
keinen, centrumdemocraten en re
geringsgezinde radicalen. In de
eerste plaats is het fut een beetje uit
de ploeg van Chirac. Het afgelopen
jaar zijn er tamelijk veel onderlinge
ruzies geweest. De spraakma
kendste was wel die tussen Ponia
towski en Lecanuet over de straf
fen, die de Franse rechters opleg
den. Deze ruzie werd op het laatst
openlijk uitgevochten in het parle
ment en Giscard moest
hoogstpersoonlijk de heren tot de
orde roepen.
De staatschef had ook heel wat te
stellen met zijn vertrouweling en
partijgenoot Michel Poniatowski,
»die 1) zeer onbekookt reageerde op
moeilijkheden met de afscheidings
beweging op het eiland Corsica
het inzetten van een grote troepen
macht was vriend en vijand te dol
en 2) zo onbeheerst uithaalde
naar alles wat communist is dat
Giscard bij zijn bezoek aan de Sow
jet-Unie door de heren in het Krem
lin ijzig koeltjes werd ontvangen.
De verstandhouding tussen 'Ponia'
en de president zou dan ook aan
zienlijk zijn verslechterd.
Weinig hervormingen
Onbehagen binnen en ontevreden
heid over het Franse kabinet dus.
Deze gang van zaken werd nog ver
sterkt doordat er weinig kwam van
het met veel trompetgeschal aange
kondigde programma van hervor
mingen. Het kabinet wijzigde het
een en ander op het terrein van de
zedelijkheidswetgeving en de ge
zondheidszorg maar in de belasting
en meer in algemeen de econo
mische politiek veranderde er
n -
nauwelijks iets in Frankrijk. De op
positie socialisten, communisten
en linksradicalen begon dan ook
steeds harder te roepen dat die be
loften over hervormingen slechts
holle frasen waren geweest.
De president kon het teruglopen
van de kiezersgunst aflezen uit
maandelijkse populariteitsonder-
zoeken. Bij de jongste, van decem
ber, gaf slechts 55 procent van de
Franse bevolking een positief oor
deel over de president en dit is
vergeleken met andere tijdstippen
en presidenten aan de zeer lage
kant. Ook uit de uitslag van de
tussentijdse verkiezing in het dis
trict Chattelerault, een paar hon
derd kilometer ten zuiden van Pa
rijs sprak dit. De bij de recente
kabinetswijziging verdwenen mi
nister van ontwikkelingssamenwer
king Pierre Abelin moest zijn zetel
verdedigen omdat de partijgenoot,
die hem bij het verhuizen naar het
kabinet verving, overleed.
In Frankrijk is het gebruik dat bij
dergelijke verkiezingen in de eerste
ronde alle partijen mogen meedoen
en dat er een tweede, beslissende
ronde volgt tussen de twee kandida
ten met de meeste stemmen. Een
dergelijke ronde is niet nodig als
één van de kandidaten in de eerste
ronde al een meerderheid van het
aantal uitgebrachte stemmen heeft
gekregen. In Chattelerault kwamen
in de tweede ronde Abelin en een
onbekende socialiste, Edith Cres-
son tegen elkaar uit. De minister
haalde het met de hakken over de
sloot
Meerderheid kwijt
Het weekblad l'Express heeft de
uitslagen van de eerste ronde in
Chattelerault uitgewerkt en beke
ken wat de gevolgen zouden zijn
geweest als het hier om algemene
verkiezingen was gegaan. De
uitslag was dat de regeringsmeer
derheid tot minderheid zou worden
(174 zetels op een totaal van 489
tegen 307 nu). De grootste klap.
meer dan de helft van het aantai
parlementszetels, zou bij de gaullis
ten vallen. Het oppositieblok zou
een meerderheid in het parlement
krijgen, waarbij de socialisten bijna
ééns zoveel zetels zouden krijgen.
Al met al genoeg gegevens voor
president en premier om zich min
der behaaglijk te voelen.
Met de al ruim van tevoren aange
kondigde 'technische reorganisatie'
van het kabinet-Chirac, de eerste
sinds zijn start in mei 1974, moesten
dus wat hobbels worden gladge
maakt. De veranderingen zelf vie
len nogal mee. De president vertel
de op 13 januari dat er drie andere
ministers waren benoemd en elf
staatssecretarissen. Vijf van hen
kregen een gloednieuwe post. Met
enige trots zei Giscard dat er twee
vrouwelijke staatssecretarissen wa
ren aangesteld, waarmee het aantal
vrouwen in het nu 43 leden tellende
kabinet op vijf kwam.
Eigen beweging
Tot januari werden de leden van
het kabinet aangeduid als lid van
één van de regeringspartijen of als
'onafhankelijk'. Dit laatste hield
dan meestal in dat het om technici,
een soort superambtenaren, ging.
Van de veertien nieuwelingen droe
gen vier echter het insigne MP. 'pre
sidentiële meerderheid'. Giscard
legde een dag later voor de televisie
uit wat hiermee werd bedoeld. 'Het
gaat hier om een groep mannen en
vrouwen. die bij de presi
dentsverkiezingen van 1974 actief
zijn geweest voor mijn groep of de
zich op een andere wijze hebben
ingezet voor de regeringsmeerder
Glscard: president voor de rijken (verkiezingsaffiche).
heid, maar die desondanks geen lid
zijn van één van de bestaande par
tijen.' Het was duidelijk: net zoals
Charles de Gaulle met een bewe
ging het fundament had gelegd
voor het gaullisme en de gaullis
tische partij UDR, zo wil Giscard
het nu proberen met een 'Majorité
Presidentielle', die zal moeten lei
den tot het 'giscardisme' en een
giscardische partij,
hoogstwaarschijnlijk op basis van
de bestaande.
Ofschoon de president de zeer
zorgvuldig gekozen getalsverhou
ding in het kabinet niet aantastte
waren er toch tekenen dat hij
koerst naar een meer presidentieel
bewind. Giscard sprak dit „giscar-
diseren" wel met klem tegen door te
zeggen dat de wijzigingen in het
kabinet waren aangebracht in over
leg met eerste minister Chirac maar
de commentaarschrijver van het
dagblad Le Monde wees er vervol
gens op dat volgens artikel 8 van de
Franse grondwèt de president kabi
netswijzigingen aanbrengt „op
voordracht" van de premier en dus
niet „in overleg met".
Giscard openbaarde het plan dat
hij persoonlijk de coalitie nieuwe
impulsen en leiding zou gaan geven
op een bijeenkomst van de leiders
van de vier coalitiegroeperingen.
Chirac. Poniatowski. Lecanuet en
Michet Durafour (regeringsgezinde
radicalen) kregen een drievoudige
opdracht: de rijen moeten worden
gesloten, aan het onderlinge gekra
keel moet een einde komen en de
heren moeten in hun eigen partij de
grote monden gaan snoeren. Daar
naast moest met vaart een pro
gramma van hervormingen worden
begonnen, hervormingen op het ge
bied van het ondernemingsbeleid,
het bouw- en huisvestingsbeleid,
het belastingstelsel (en dan met na
me de belasting op de meerwaarde)
en voorts meer steun voor de sector
van de handarbeiders en voor de
beroepsopleidingen.
De president is de afgelopen weken
op breder vlak begonnen met het
leiden en meer inhoud geven van de
„presidentiële meerderheid". Voor
een eerste grote actie liet hij de
secretarissen-generaal van de coali
tiepartijen bij elkaar komen om een
plan te bespreken. „Een bespotte
lijk plan" was het vernietigende
oordeel van het weekblad Le Nou-
vel Observateur. Giscard wilde dat
de partijen er bij geestverwante
burgemeesteis op zouden aandrin
gen socialisten in hun gemeente
raad allerlei hulp en bepaalde
plaatsen op de lijst voor de volgend
jaar te houden gemeente
raadsverkiezingen aan te bieden.
Op deze wijze zou de president zijn
„achterban" willen vergroten en op
het laagste niveau de „presidentiële
meerderheid" een bredere opzet ge
ven. Deze houding vol nederigheid
zal in het gunstigste geval slechts
een zeer beperkt succes hebben,
aldus Le Nouvel Observateur. Een
volgende actie van Giscard was het
ontvangen van de leiders van zes
splintergroeperingen en ook daar
voor bestond weinig waardering,
vooral bij de gaullisten.
i Premier boos
De partijgenoten van Chirac begin
nen al te sputteren tegen de bizarre
plannen van de president maar de
leiding van de UDR acht het raad
zaam voorlopig niet te veel dwars te
liggen. De onafhankelijke republi
keinen, die het vurigst ijveren de
nog steeds belangrijke plaats van
de gaullistische partij over te ne
men zouden in de volgende verkie
zingsstrijd kunnen gaan beweren,
dat de gaullisten met hun angst
voor veranderingen het giscardis
me in de weg staan. En, zo vrezen de
gaullisten, de verkiezingsuitslag
zou nog weieens veel slechter kun
nen zijn dan ze nu al lijkt te worden.
Als er één niet gelukkig is met „de
nieuwe geest", die in de president is
gevaren dan is het Chirac zelf. De
premier heeft niet zoveel moeite
met het vormen van een presiden
tiële meerderheid. Al aan het begin
van de presidentscampagne keerde
hij zich tegen zijn eigen gaullis
tische kandidaat Chaban-Delmas
en koos hij voor Giscard en vorig
jaar wist hij zijn achterban ook op
de lijn van de president te krijgen.
Giscard heeft in de eerste minister
dan ook een voortreffelijk uitvoer
der van zijn programma gehad. In
dachtig de woorden van zijn leer
meester „De president is de koning,
hem moet je gehoorzamen" heeft
Chirac steeds een goede ver
standhouding met het Elysée
bewaard.
Gaullisten nodig
Het staat hem echter helemaal niet
aan dat Giscard nu zelf de leiding
gaat nemen en Chirac tot een soort
knechtje maakt. Bij een eventueel
succes zal Giscard dan de vruchten
voor zijn partij plukken. Het is
daarom de vraag of Chirac dit pre
sidentiële initiatief lang zal dulden.
Daarbij komt nog dat Giscard vori
ge maand minister Lecanuet tot mi
nister van staat heeft verheven. Tot
nu toe was alleen Poniatowski dat.
De minister van staat treedt bij
afwezigheid van de premier in
diens bevoegdheden. Bij de promo
tie van Lecanuet is Chirac nimmer
geraadpleegd. Sommige gaullisten
zien in deze promotie een eerste
stap naar het premierschap van Le
canuet Deze centrumdemocraat is
een veel gewilliger figuur dan
Chirac.
De president moet echter voor
zichtig zijn. De kansen dat hij te
zijner tijd een bondgenootschap
met de socialisten zou kunnen slui
ten is kleiner geworden nu de
Ïiartner van de socialistische partij
n het volksfront, de communisten,
zich aanlokkelijker heeft gemaakt
door de band met Moskou wat te
slaken en het streven naar „de dic
tatuur van het proletariaat" heeft
laten vallen.
Het zal dus voorlopig voor
Giscard een verbond met de
gaullisten blijven. Deze partij
heeft nog altijd de hechtste
organisatie in het regerings
kamp. Van het plan om de
Onafhankelijke Republikei
nen tot een volkspartij uit te
bouwen is nog steeds weinig
terecht gekomen. Zeker het
aantal leden is toegenomen,
maar het blijft voornamelijk
een groep kaderleden, die
voor een deel steunt op clubs,
die zich met specifieke onder
werpen bezighouden.