De witte haai, voer
voor psychologen
Vleugels van woorden
in een rijp dichtdebuut
ALLES IS ER
Onpersoonlijke
dagboeknotities
van Buddingh'
Filmkroniek
HANS TENTIJE
7ATER0AG 31 JANUARI 1976
KUNST
TROUW/KWARTET i
De vermaarde schrikzaaier 'Jaws' heeft in Nederland een psycho
logisch handige vertaling gekregen: 'De zomer van de witte haai',
al was 't dan ook uitgerekend op kerstmis dat de film werd
uitgebrachtWaarom die zomer? Al associërend ontdekt men
dat het woord iets dreigends heeft, iets van 'de lange hete zomer'
van de Amerikaanse rassenrellen. En waarom moet de haai wit
zijn? Ik vermoed omdat de 'vertaler' associaties heeft willen
oproepen met de fameuze witte walvis uit Melville's 'Moby Dick',
waarnaar John Huston indertijd zijn film maakte.
Hoe het zij en hoe "handig' de titelver-
taling ook zij - zij verschilt opvallend
van het korte, iedere nadere precise
ring vermijdende eenlettergreep-
woord van de Amerikaanse titel. Het
verschil lijkt me veelbetekenend.
De film kwam hier met een geweldi
ge voor-publiciteit, voornamelijk be
rustend op 'de' reacties van 'het'
Amerikaanse publiek: mensen die
flauw vielen of hysterisch werden, en
die ook nooit meer ergens in zee
zouden durven te zwemmen.... Nu is
dat effect niet helemaal onbegrijpe
lijk, gezien het feit dat de film in de
eerste helft een aantal goedgemaakte
scènes telt waarin de schrikprikkels
uitstekend gedoseerd en getimed
zijn. De strandpassage is daarvan het
sterkste voorbeeld. Het vermoeden -
na het eerste 'ongeval' - van de aan
wezigheid van een monsterlijke haai
wordt door de plaatselijke autoritei
ten weggepraat of ontkend omdat
men een enorme derving van in
komsten vreest door het wegblijven
van badgasten. Op het weekend is
het strand als gewoonlijk weer boor
devol, maar er blijkt toch een tegen
zin te bestaan om in zee te gaan
baden, totdat de burgemeester een
plaatselijke familie aanspoort om in
zee te gaan baden en aldus het goede
voorbeeld te geven. Dat helpt inder
daad. Wij, toeschouwers, die mèt het
hoofd van de strandpolitie weten wat
er gebeuren zal, en dus met een dui
delijk gevoel van superioriteit toekij
ken, krijgen een enorme 'suspension'
te verwerken waarin we op iedere
onverwachte prikkel reageren. Een
dikke dame die op een luchtmatras
ronddrijft en bij herhaling afzonder
lijk in beeld genomen wordt, roept de
verwachting op van 'gefundenes
Fressen' voor de haai te zijn en bij
ieder beeld van haar verwachten we
dat het gebeuren zal. Hetzelfde bij
plotselinge kreten die het spel van de
kinderen begeleiden. En natuurlijk
de prikkel van de echte haaievin, die
achteraf alleen plastic speelgoed
blijkt van twee jongetjes met Schnor
kels.... De paniek die de vin veroor
zaakt, lost zich op in een daverend
gelach en een tijdelijke opluchting
die niet alleen het strandpubbek
maar ook ons, toeschouwers, te pak
ken heeft. Pas daarna hapt de haai
toe. We krijgen het monster niet of
nauwelijks te zien, alleen een brui
sende kolk van plotseling bloedrood
gekleurd water.... In de tweede helft
van de film wordt het trekkerig
'spektakelwerk' de haai heeft dan
nadrukkelijk gestalte gekregen, ramt
een boot lek en schuift zelfs voor de
helft op het hellende dek van een
onwaarschijnlijk langzaam zinkend
scheepje om voor onze ogen een man
op te slokken Totdat de tot nu toe
zwakste van de bemanning, de poli
tieman, het monster door een even
ingenieus als deskundig optreden
weet af te maken.
Griezelen
Nu kan men niet zeggen, dat het
Nederlandse pubbek hier niet uitvoe
rig van blijkt te 'genieten'. De behoef
te aan griezelen is al heel oud en het
is waarachtig niet abeen de filrn die
in die behoefte voorzien heeft. Maar
wat wel opvalt is, dat de publieke
reacties hier zoveel minder spectacu
lair zijn dan in Amerika. Geen hyste
rie. geen angsten voor de zee - nie
mand is gibend de bioscoop uitgelo
pen.... Daarentegen een betrekkelijk
ontspannen griezelen en genieten tij
dens de film, met af en toe ge-
lach....Datzelfde verschijnsel deed
zich ook een jaar geleden voor bij
'The Exorcist', waarbij ook, met ver
wijzing naar de Amerikaanse reac
ties, van bioscoopwege ernstig tegen
het bezoek aan deze film ge
waarschuwd werd als men een zwak
hart of zwakke zenuwen had. Van dit
soort voor-pubbciteit moet natuur
lijk een belangrijk deel reclame wor
den afgetrokken, maar dan blijft
toch altijd nog een grondgegeven
over dat in geen verhouding tot de
reacties van het Nederlandse pubbek
staat. De film is hier trouwens ook
geen doorslaand succes geweest.
Lospeiien
Heeft 'het' Amerikaanse volk zwak
kere zenuwen dan wij? De hardheid
van de Amerikaanse misdaadfilm
wijst niet in die richting... Veeleer
lijkt het vermoeden gewettigd dat de
Amerikaan, bewust of onbewust, iets
anders in deze films ervaart iets
dat er door de makers, even bewust
of onbewust, ingebracht is; iets dat
appelleert aan onderbewuste obses
sies, angsten, rancunes, idealen. Iets
dat ook niet zomaar uit 'het verhaal'
is uit te pellen, maar dat in diep
onder dat verhaal, of liever; onder de
film als geheel ligt: een verborgen
structuur.
Dat lospeiien is geen makkelijke
zaak. Michael Wood deed het in een
recentelijk verschenen boek 'Ameri
ca in the movies', voor de periode
1940 tot 1960 - een periode waarin de
Amerikaanse film een eigen 'wereld',
een universum in stand hield, berus
tend op autonome codes, patronen en
genres die op hun beurt weer be
paald zijn door bepaalde mythische
structuren. Uitgaande van bijvoor
beeld een kernbeeld (Humphrey Bo-
gart, in 'Casa Blanc' aan een caféta
feltje voor zich uitstarend in een
volstrekte, ondoorgrondebjke en
sterke eenzaamheid) komt Wood via
vergelijkingen met andere comtem-
poraine films tot een verhuld achter
zo'n beeld liggende 'mythische' com
ponent: de drang tot isolationisme, zo
kenmerkend voor een deel van de
Amerikaanse politiek, zo kenmer
kend ook voor het existentiële besef
van de Amerikaan. Het is de onder
bewuste notie dat in de isolatie de
'vrijheid' is gelegen, en die vrijheid
houdt dan allereerst in het bevrijd
zijn van de banden waarin men met
zijn medemensen verwikkeld raakt
Die banden tasten 'ergens' de oor
spronkelijke onschuld van het indivi
du aan, de oorspronkelijke zuiver
heid van het mensebjk bestaan. Van
daar ook het kernbeeld van talloze
westerns: de eenzame cowboy-
avonturier, die desnoods enige orde
op zaken stelt in de zich in de prairies
vestigende menselijke gemeenschap
- waarvan de signalen 'de vrouw' met
haar verlangen naar een gezin, 'de
trein', de 'wet' zijn: is zijn taak echter
volbracht, dan wijkt hij uit naar ver
dere streken, waar die signalen nog
niet of nauwelijks aanwezig zijn. In
door dr. H. S. Visscher
het einde van 'Once upon a time in
the west' wordt dat heel duidelijk. De
film is wel niet in de door Wood
onderzochte periode gemaakt en
zelfs niet eens door een Amerikaan,
maar wel zijn de western-codes en
-patronen er bij uitstek tot mythisch-
rituele handelingen in verhevigd.
Wood toont duidelijk aan dat de film,
ook als hij niet expliciet een Pro
bleemfilm is, de problemen niet
schuwt en juist gestalte aan velerlei
obsessies geeft, maar altijd, is het een
'aangepaste' gestalte, geldig en ver
ontrustend binnen het kader van het
zojuist geschetste filmuniversum.
M.a.w. de problemen berusten wel op
realiteit, maar worden niet of nauwe
lijks als reële problemen ervaren.
Patroon
Het verschil tussen de Amerikaanse
reacties op 'Jaws' en die in Europa is
wellicht een aanduiding van een
nieuw, modern mythologisch pa
troon, dat een latere onderzoeker er
veel duidelijker uit zal pellen. Na de
films over 'de grote rampen' nu de
films over duivels of gigantische
monsters. (Ook mechanische
monsters, zoals de grote vrachttrucks
waarover verschillende beklemmen
de films gemaakt zijn). Niet voor
niets is 'King Kong' weer 'in' en kun
nen we een nieuwe versie tegemoet
zien.
'Jaws' behelst een naamloos, aanvan
kelijk gestalteloos en onweerhoud
baar Gevaar, de regelrechte bedrei
ging van het goede, gezonde, vitale en
welvarende Amerikaanse leven (zie
de strandpassage). Het gaat er om het
een gestalte te geven. In de film is er
trouwens ook een schijngestalte: de
kleinere haai die eerst gevangen en in
triomf getoond wordt Maar de grote
re haai is er nog. Onzichtbaar, onder
de golven, maar zeer actief en zeer
gevaarlijk. Wat maakt de Amerikaan
in deze film mee? Zijn onbehagen en
onrust over een hem steeds ontglip
pend gevaar dat zijn Amerikaanse
droom bij voortduring bedreigt?....
De haai wordt overwonnen. Dat viel
per traditie te verwachten. Maar of
dat werkelijk een geruststelling is...?
In ieder geval: voer voor psychologen
- of mythologen....
door T van Deel
In het dagboek van Constantijn Huygens Jr., de zoon van
de bekende dichter, lezen we de volgende notitie: '16 Augustus
1695. Vondt een luys in mijn hemdt'. In het derde deel
van zijn dagboeknotities, 'En in een mum is het avond',
schrijft Cees Buddingh' op 19 augustus 1972:'Stientje is,naar
een recept van 'Miss Read', 'green tomato chutney' aan het
maken; je ruikt het door het hele huis: verrukkelijk'.
Als een dagboek voornamelijk be
staat uit dit soort noteren van feiten
en voorvallen wil ik het met Ter
Braak onpersoonlijk noemen.
Ter Braak heeft, toen hij de boeien
de studie 'Het Dietsche Dagboek'
van dr. G. Kalff jr. besprak, twee
soorten dagboek onderscheiden:
het persoonlijke dagboek en het on
persoonlijke. Hij typeert de meeste
Nederlandse dagboeken als onper
soonlijk, omdat ze de lange weg nog
niet hebben afgelegd van notitie
Vén naar bespiegeling óver de fei
ten. Zelfs de befaamde dagboeken
van Willem de Clercq (1795-1844) en
Frederik van Eeden het laatste
telt bijna 2000 bladzijden! halen
het in dit opzicht niet bij buiten
landse voorbeelden van het genre.
'De grote gemoedelijkheid en
ethische zelfvoldaanheid, die juist
sedert het ontstaan van het bespie
gelende dagboek (d.i. in feite sedert
de Romantiek) de Nederlandse let
terkunde altijd hebben geken
merkt, blijken ook in dit soort gees
tesproducten zich duchtig te laten
gelden. Zelfs waar men een begin
van zelfstandige meditatie aantreft
is het persoonlijke element meestal
slechts een zwakke variatie op alge
meen gangbare gedachten en ge
voelens afgezien natuurlijk
van kennelijke acteursposes,aldus
Ter Braak.
In ons land is Cees Buddingh' op
het ogenblik ongeveer de enige die
het genre publiek beoefent Wel zijn
er verschillende auteurs die min of
meer op dezelfde manier werken
zoals Hillenius en Karei van het
Reve maar hun notities vormen
te zamen geen dagboek. Hoogstens
leveren Hillenius en Van het Reve
fragmenten van dagboekbladen.
Buddingh' laat zijn cahiers echter
compleet drukken, die indruk wekt KHCUtGrig
hij althans.
den. Een dagboek heeft immers
geen enkele structuur behalve die
van de kalender. Als een auteur er
achteraf structuur in gaat brengen
schrijft hij zijn memoires. Welnu,
iedereen beleeft elke dag wel wat en
wie de gave van de opmerking en
van het woord bezit kan onder elke
datum wel iets aardigs schrijven.
Buddingh' heeft daar zelden moeite
mee. Hij leest veel, koopt boeken,
reist door Engeland, maakt het Rot
terdamse Poetry International in
tensief mee, vervaardigt 'kastjes'
die hij exposeert. Elke dag, kortom,
is een feest. En voor zijn dagboek
geldt wat De Montherlant in het
motto zegt: voor wie houdt van de
realiteit, voor hem is niets te gering
om opgetekend te worden. Al aan
het eerste deel 'Wat je zegt ben je
zelf' (1970), liet Buddingh' een
uitspraak van Johnson voorafgaan
dat voor zo'n klein schepsel als de
mens niets te klein is om in een
dagboek opgenomen te worden.
Vandaar dat na deel twee, 'Verve
ling bestaat niet' (1972), ook dit der
de dagboekdeel weer boordevol
met van alles staat.Het is groten
deels een typisch voorbeeld van het
onpersoonlijke genre. Buddingh'
houdt er van de dingen precies te
beschrijven: straatnamen, titels van
boeken, gerechten, hem ontgaat
niets. Ook uit dit soort notities ma
ken we ons natuurlijk een voorstel
ling van de persoon die zich voor dit
alles blijkt te interesseren. Bud
dingh' zelf afficheert zich nadruk
kelijk als iemand die zich verheugt
op een schrikkeljaar: dan heeft hij
een dag meer. Want verveling be
staat niet en in een mum is het
avond.
Mogelijkheden
Het genre biedt veel mogelijkhe-
Als onpersoonlijk dagboek in de
zin van Ter Braak lijkt-me dat
van Buddingh' wel geslaagd. Als
persoonlijk dagboek vind ik het
Cees Buddingh'
echter beneden de maat Zodra
Buddingh' ergens wat dieper op in
gaat blijkt telkens hoe weinig bij
zonders hij te vertellen heeft De
pose van levenslust zorgt voor bijs
ter makkelijke filosofietjes. Juist op
dat kneuterige en oubollige, dat he
dendaagse Biedermeier-gevoel legt
Buddingh' zich toe. 'Dat lijkt me nu
nog eens leuk.' 'Een mens moet
tenslotte wat omhanden hebben.'
'Wat ik nog altijd hoop: dat er eens
iemand komt met een pilletje, dat
het slapen overbodig maakt.' Bud
dingh' is hoogstens groot in het
klein: hij wil de gewone man zijn,
met gewoon werk, gewone reisjes,
gewone gevoelens.
Tussen al deze bladzijden vaak heel
leesbare koketterie schrok ik tame
lijk van de volgende notitie. Bud
dingh' schrijft dat Willy Spillebeen
in een recensie van 'Gedichten 1938-
1970' zegt: 'Terloops weze opge
merkt dat de doodsidee. in bijna
al Buddingh's gedichten voorkomt'
De reactie van onze dagboekanier
luidt dan: 'Hoera, hoera: eindelijk
eens iemand die het doorheeft. Ik
schrijf in wezen uitsluitend over
sterven, verval, kortstondigheid,
vergankelijkheid, iedere letter die
ik op papier zet is een (bij voorbaat
mislukte) poging iets vast te leggen
van 'another day beyond recall', zo
als Neville Cardus, van wie ik van
ochtend het schitterende essay van
Cricket all the
Year: Myself when young, las, het
noemt. Maar ik probeer er geen
tragische grimassen bij te trekken
en dat wordt in Nederland nau
welijks getolereerd.'
Hoera, hoera het lijkt me in deze
kwestie geen passende ironie meer.
Als wij altijd diep moeten graven in
Buddingh's oppervlakte en poses,
dan mogen we van hem wel ver
wachten dat hij ons een enkele
maal in de gelegenheid stelt getui
gen te zijn van zijn gepieker.
Dat doet hij niet. Daarom vind ik
zijn dagboek onpersoonlijk.
CEES BJDDINGH'. En in een
mam is het avond. Dagboeknoti
ties deel 3. Amsterdam, De Bezige
Bij. 1975. 284 blz. 24.50.
door Ad Zuiderent
Door de eeuwen heen zijn er
altijd mensen geweest die pro
beerden te vliegen. Klassiek is
het verhaal van Ikaros die
zichzelf vleugels van was
maakte om uit de gevangenis te
ontsnappen. Maar doordat hij
te dicht bij de zon kwam, smolt
de was en stortte hij neer.
Weliswaar is in onze tijd het vliegen
een gewone zaak geworden, maar er
zijn nog altijd waaghalzen die
zichzelf vleugels aanmeten om zo
doende als individu te kunnen vlie
gen, op een wijze die zij zelf bedacht
hebben.
Voorop de dichtbundel 'Alles is er'
waarmee Hans Tentije debuteert,
staat een in 1900 gemaakte foto van
een man die met een vliegfiets pro
beert op te stijgen. Over deze man en
diens poging heeft Tentije een ge
dicht geschreven, waarin hij sugge
reert dat de man probeert de hemel
te bereiken, maar dat het hem niet zal
lukken: hij zal binnenkort weer
neerstorten. De man heeft één geluk,
namelijk dat er van zijn aanloop een
foto is gemaakt, waardoor 't mo
ment van neerstorten onmenselijk
lang uitgesteld' is.
Momentopname
In deze zin geeft Tentije aan wat
volgens hem de functie van een
kunstenaar is, of het nu een foto
graaf, een dichter, een schilder of een
romancier betreft. De kunstenaar
ziet de dingen gebeuren, ziet de po
gingen die mensen ondernemen om
boven zichzelf uit te stijgen, maar hij
ziet ook dat deze poging zal misluk
ken. De kunstenaar kan deze misluk
king niet voorkomen; het enige wat
hij kan doen is een momentopname
maken waarin alles even wordt stil
gezet, zodat er nog hoop op een
gunstige afloop is.
Tentije zelf gelooft niet in deze
gunstige afloop. Te vaak is er in zijn
gedichten sprake van vallen. In 'Ika-
ries is de zee' is sprake van Ikaros die
als een vogel met stookolie tussen de
vleugels tussen IJmuiden en Wijk
aan Zee aanspoelt Er komen nogal
wat gevallen vrouwen in zijn ge
dichten voor, van wie een keer wordt
gezegd dat er geen stoom is die hen
van de aarde losweekt. In de cyclus
'De mijn (steenkool tin)' wordt van
mijnwerkers gezegd dat zij doodval
len in de mijnschacht En in het
prachtige 'De trek van vleermuizen'
staat de strofe:
'Zelf 't allerlaatste blad
van de tak waaraan ze hangen
maar 't ware vallen komt
pas veel, veel later'
Aanloop
Zoals gezegd kan de kunstenaar deze
val niet voorkomen; hij kan hooguit
de aanloop tot de val zo duidelijk,
fraai of beeldend mogelijk verwoor
den. In 'Alles is er' gebeurt dit met
name met behulp van de
landschapsaanduiding. Tentije loka
liseert veel gedichten in Noord-
Frankrijk, een streek vol resten van
de Eerste Wereldoorlog, vol armoede
en grijsheid, een
'landschap, ontstaan ooit maar
later steeds gemaakter
rietpluimen wuifden 't tenonder
doorgewinterd en van ruigte
schreeuwde 't onverbloemd
o, hoe gelukkig Jong liep ik met
haar door cool clean mentholgras
geruststellende kijkjes tussen
mesthoop en kanstanjekaarsen
door
gebluste witkalk suste in de
avond t verval'
Met name de landschappen in Noord-
Frankrijk maken de indruk op eigen
waarneming van Tentije te zijn geba
seerd. Maar de beschrijvingen van
andere landschappen zijn vaak geba
seerd op reeds bestaande
kunstwerken, op foto's of televisiere
portages: een ets van Goya, een schil
derij van Dick Ket, een schilderij dat
het Laatste Avondmaal voorstelt, een
artikel over de tocht van Cortés door
Mexico, romans van Malcolm Lowry
en G. T. di Lampedusa hebben de
decors geleverd voor evenzovele ge
dichten.
Hoop
Toch laat Tentije het niet bij fraaie
decors voor een naderende val. De
hoop op een gunstige afloop speelt in
sommige gedichten wel mee. Het
meisje dat op haar geliefde wacht,
oefent haar vleugels vast in het rui
sen. De soldaten in de Eerste Wereld
oorlog laten nog postduiven van
achter de frontlinies opstijgen. Bo
vendien blijkt uit Tentijes keuze van
onderwerpen een maatschappelijk
engagement. In veel gedichten spelen
proletariërs een rol, voor wie hij het
opneemt: hij lijdt mee met de vrouw
die op de ets van Goya door soldaten
verkracht wordt; hij constateert cy
nisch dat de verbetering van arbeids
omstandigheden voor de mijnwer
kers in Bolivia vooral inhoudt dat er
nu een nieuw hospitaal is dat bijna
rechtstreeks door een kabelbaan met
de mijn verbonden is; vol woede
schrijft hij over de Chileense junta;
met evenveel woede alleen in iets
fraaier beelden verpakt schrijft hij
over de vernietigingen die Hoog
ovens hebben aangericht in Wijk aan
Zee, de plaats van zijn jeugd. In die
fraaie beelden wordt een parallel ge
trokken met de gebeurtenissen van
Goede Vrijdag:
'en kon de dorpsweide vroeger
nog doorgaan voor een van de
godsbewijzen, grazig werd een
vergeten woord
bloemen maakten plaats voor al
tijd winters gras
draglines groeven duin- en
geestgrond weg tot op de
eerste zandverstuivingen van
voor Christus
betonwerkers vlochten kronen
van duindorens
ijzeren rijplaten werden uitge
legd, helmaanplant volgde
brandzalf verdrong de herinne
ring aan sloffen vol bramen'
In dit gedicht is het landschap in
dezelfde mate slachtoffer als de
mens: de grazige weiden zijn gewor
den tot een hel van warmbandwalse
rijen.
Rijk
'Alles is er' is een rijk en rijp debuut
Rijk, omdat Tentije een sterke the
matiek paart aan een breed scala van
beelden, decors en situaties; in het
kort bestek van deze bespreking heb
ik alleen maar wat details kunnen
aanstippen.
Rijp, omdat Tentije beseft dat hij als
kunstenaar in een tradititie staat
niet alleen de traditie van de
kunstwerken die hij als decor ge
bruikt, maar ook die van ongenoem
de dichters als Gerrit Kouwenaar en
H. C. Ten Berge. Tentijes debuut is
ook rijp omdat er een besef uit
spreekt dat dichten het leven niet
echt kan stilzetten. Ikaros maakte
zich vleugels van was, maar zij smol
ten door de zon. Tentije laat het ge
dicht 'Semana Trógica', dat handelt
over een neergeslagen arbeiders-
opstand, eindigen met de regel: 'flu
weel van woorden over alles, steeds
dunner mettertijd." Met andere
woorden: de zachte vleugels van
woorden die de dichter maakt om de
werkelijkheid aan het oog te onttrek
ken, slijten door de tijd. Ook met
woprden stijgt men niet op tot de zon.
In sommige langere gedichten ont
sporen beelden soms, maar tegen
over deze schoonheidsfoutjes staan
zinnen, beelden en formuleringen die
trefzeker en prachtig zijn.
Hans Tentije. Alles Is er. Uitgeverij
De Harmonie, Amsterdam. 60 blz.
prijs 12.50.