e mens: slachtoffer van de liefde als drift Kitsch bij de naaimachine ÏAlle platen van Isings Nieuwe Bach-bibliografie vol détailgegevens h - ZATERDAG 24 JANUAR11976 KUNST TROUW/KWARTET 21 ioor J. van Doorne Naarmate wij ouder worden, verwonderen wij ons steeds meer. Wat de ervaring ons leert, wordt in het begin „ge woon" gevonden. Het is ook gewoon, want het behoort tot onze wereld. Een andere is er voor ons niet. Een kind ziet de maan, het groeit op met de maan. Onbewust kan het de schoonheid van maan en maanlicht ervaren, maar het verwondert zich niet. Die verwondering komt later. Dan wordt de maan een hemelli chaam dat, onderworpen aan ge heimzinnige wetten, op ten diepste onbegrijpelijke wijze rondom de aarde draait. Daarbij voegt zich dan de verwondering om de schoonheid en om het bestaan als zodanig. En de vraag naar het „waarom", het „waartoe", naar oorzaak en toe komst. Die verwondering kan tot schrik lei den. Dan lijkt het ons toe, dat het. enig begrijpelijke dit zou zijn, dat er niets is, zélfs het v,niets" niet. Maar deze uitspraak weërspreekt zichzelf, wa'ht als er niets zou zijn, zou er ook geen begrijpelijkheid zijn omdat er niemand zou zijn om iets te be grijpen. Wie het bestaan erkent (en niemand kan dit ontkennen) moet dus tot de gevolgtrekking komen, dat het be staan volstrekt onbegrijpelijk is. Het kan echter wèl ervaren en doorvorst worden. Moet dit ons nu tot schrik voeren? Ik meen van niet. Mij althans is juist die onbegrijpelijk heid, die volstrekte ondoorzichtig heid, tot bron van geweldig geluk geworden. Verwondering heeft ver rukking als bloesem. Zeker, er zijn verschijnselen die ons met schrik, met angst zelfs en met smart vervullen. Ik denk daarbij aan het lijden en het kwaad. Die te willen inbedden in een denkwijze waarin lijden en kwaad nuttig want onont koombaar zouden zijn, ofwel niet nuttig doch onontkoombaar, lijkt mij niet juist. Misschien dat onze rede zich gerustgesteld zou voelen, maar ons hart zeker niet. Wij moeten leven met de zowel verrukkelijke als angstaanjagende geheimen. Wij heb ben geen keus. Wie de verhalen „Liefhebben uit ge woonte" van de Engelse schrijfster Doris Lessing gaat lezen, moet zich van dit alles beslist min of meer bewust zijn, want de meeste van de verhalen gaan over een le vensverschijnsel dat vele malen in gewikkelder is dan het bestaan van de maan. De titel van het boek zegt het al: de verhalen gaan grotendeels over de liefde tussen man en vrouw, over de geslachtelijke liefde dus. Samengesteld En die liefde is een buitengewoon samengesteld verschijnsel. De na tuurlijke teeltkeuze beloopt onge looflijk grillige paden en wordt door talloze omstandigheden be'-'nvloed. Men leest wel eens dat de ge slachtelijke liefde de voortplanting tot doel heeft. Maar is defce ogenschijnlijk zo Onaantastbare stel ling zo onaantastbaar? In de natuur komt ook voortplanting voor zonder geslachtelijkheid, namelijk door de ling. Er komen allerlei vormen van voortplanting voor, die weliswaar geslachtelijk zijn, maar geen ge slachtelijke gemeenschap zoals de mens die heeft van node hebben. Planten vertonen die vorm. Bij vis sen is er een begin van geslachtelijke gemeenschap. Pas bij de landdieren vinden wij de geslachtelijke ge meenschap in volle omvang. Maar bij de meeste dieren is nog niet van een natuurlijke teeltkeuze sprake. Er is geen keuze, doch slechts ge slachtelijke aandrang. Vele diersoor ten vertonen echter een eerste aan leg van die keuze. Bij de mens is die keuze grotendeels verantwoordelijk voor de ge slachtelijke gemeenschap. De mens is een denkend, ethisch en esthetisch wezen. Ook al ontgaat hemzelf waar om hij die of die kiest, hij kiest wel degelijk, gedreven door verstandelij ke, ethische en esthetische motieven. Doordat de mens een zeer groot aan tal potenties bezit, zal dus een zeer grote variëteit van de enkelingen optreden. Men zou dus eerder kun nen zeggen dat de keuze van de „ander" ten doel heeft, een grote variatie tot stand te brengen. Er is echter nóg een kant aan de zaak en dat is de religieuze benadering van de liefde. In elke liefdesrelatie staat de verwondering centraal en het verlangen om van de ander te zijn en die ander te bezitten. En dat is afspiegeling van de relatie God mens, ofwel Schepper-schepsel. De geslachtelijke liefde heeft daarom weliswaar het voortbestaan van de soort tot gevolg en mede tot doel, maar het hoofddoel is, de verwonde ring te beleven in de schoonheid van de eendere, die tevens de andere is. Men kan de menselijke geslachtelij ke relatie slechts dan op bevredigen de wijze definiëren als men haar in eerste instantie op religieuze wijze beziet. Religieuze kern Wie dit niet met mij eens is, zal grote moeite hebben met een verhaal als „Uit de hoogte vandaan" uit de bun del „Liefhebben uit gewoonte". In dit verhaal wordt verteld van een vrouw die haar man blijft liefhebben door alles heen, door zijn en zelfs door haar eigen ontrouw heen. Bij eerste lezing is het verhaal psycholo gisch onbegrijpelijk. Wie echter de diepe, niet te ontraadselen liefde drift gekend heeft, zal de vrouw begrijpen. Het is natuurlijk niet zo dat de schrijfster essays over de liefde schrijft. Zij verbeeldt. Wie zich be zonnen heeft op het fenomeen ge slachtelijke liefde, zal haar verhalen met grote verwondering en ook met bewóndering lezen. Het is evenmin waar dat de schrijfster uitzicht geeft op de religieuze kern van de liefde. Maar iemand die weet heeft van zulk een kern, vindt die in haar verhalen terug. Een prachtige verbeelding van een tot teleurstelling leidende jeugdlief de is het verhaal „Het bouquet van de ballingschap". Niet alle verhalen houden zich bezig met de ge slachtelijke liefde. Ook de niet- geslachtelijke verhoudingen tussen volwassen worden door de schrijfster verbeeld en dat lang niet op een romantische wijze. Integen deel. Zij openbaart tal van leed, zelfs van smart doordrenkte relaties. De schrijfster is een pessimiste. Zij overtuigt helaas bijna altijd. Zo ver ging het mij althans. Zij heeft een sterk beeldend vermo gen. Dat zorgt ervoor dat men de merendeels pessimistische verhalen geboeid leest. Ook de verhalen die over de liefde in het algemeen gaan. Waarbij niet vergeten mag worden, dat wat voor de geslachtelijke liefde geldt, ook voor de niet-geslachtelijke geldt, namelijk dat zij allereerst reli gieus moet worden gekenschetst. Nu zou men kunnen verwijten dat ik de verhalen pessimistisch noem en toch erop wijs, dat zij aanleiding geven tot het bezinnen op de reli-, gieuze kern van de liefdesbeleving. Ten onrecht zou dit verwijt zijn. Want Doris Lessing kiest niet voor het pessimisme, zij getuigt slechts. Zij is realiste. Ik zie niet goed in dat een realistische kijk op de mens an ders kan zijn dan een pessimistische. Want de mens is een geschonden wezen, dat helaas in staat is, zijn diepste drift in zich te versmoren, namelijk die van de liefde. Wie zich dan ook niet weet te ont worstelen aan de greep van een rea listische mensbeschouwing, moet wel als hij eerlijk is, pessimist wor den. Slechts de dwaasheid van de religie geeft hier redding. Smartelijk Enkele opmerkingen dienen nog ge maakt. De chaos in denken en gevoe len na de tweede grote oorlog wor den scherp verbeeld in het laatste grote verhaal van de bundel: „Het oog van God in het paradijs". Een Engelse arts en een Engelse vrouw, eveneens arts, die beiden hun le vensgezel hebben verloren, gaan sa men naar het alweer tot welvaart gekomen Duitsland. Zij doen hun best, in het reine te komen met hun lot en met de Duitsers, die toch men sen zijn van gelijke beweging als zij, Een vlijmender veroordeling van het onuitroeibare „Deutschtum" heb ik zelden gelezen. Een heel smartelijk verhaal. Verscheidene geschiedenissen spe len'in Rhodésië, waar de schrijfster jarenlang gewoond heeft. Eén ervan heeft niets met psychologie te ma ken. Doris Lessing beschrijft in dat verhaal een aanval van sprinkhanen op een farm. Heel boeiend. Wat mij in de verhalen die in Rhodésië spelen opviel, was dat er kleurlingen in voorkomen zoals er bomen en hui zen in voorkomen. Dit zou kunnen wijzen op een niet-geëngageerd-zijn van de schrijfster. In andere verha len en romans van haar getuigt zij echtër wel degelijk van een scherpe kijk op de moeilijkheid op het gebied van het samenwonen van verschil lende rassen. Misschien het meest schokkende verhaal is „Hij", de geschiedenis van een achterlijke jongen die tot moord komt. Hier is de mens slachtoffer van een schennis, waaraan hij geen schuld heeft, maar die hem toch tot schennis van ander leven voert. Geen verhaal laat zo juist zien in welk een trieste situatie de mens komen kan als hij al vóór de geboor te door een onbegrijpelijk lot ge schonden.is, en daarna niet op echte liefdevolle wijze wordt opgevangen door de samenleving. Dus: hoe hij slachtoffer kan zijn van de liefde drift. Doris Lessing: „Liefde uit gewoon te". Oorspronkelijke titel: „The ha- bit of loving". Vertaald door Nettie Vink. Deel van de serie „Contact- Primeurs". Bij „Contact" te Amsterdam. Linen-back. Aantal pa gina's 252. Prijs 28,50. et i heli en zon 1o t m die eist fll i gl lat arli go t a door T. van Deel Er is wel iets van waar dat boeken literaire boeken zijn als ze geschreven zijn door een literaire auteur, worden uitgegeven door een literaire uitge verij in een literaire reeks, en gelezen worden door een literair publiek. Literatuur is, kortom, wat we literatuur noemen. Als Thomas Rap vandaag of morgen twintig verhalen uit Libelle bundelt, lezen de mensen het, la chend, en ze zeggen dat het een goeie grap is, dat het kitschverhaal erin geïroniseerd wordt. Er zijn auteurs die leven bij de gratie van dit soort onzekerheid. Ze spelen met le zersverwachtingen, graven kuilen onder hun tekst, doen pathetisch waar het beter is gewoon te doen, blazen op wat klein moet blijven. In hun schrijven zijn ze zich zó bewust geworden van het effect, dat berekening en verlakkerij hun voor naamste middelen zijn om een lezer in te palmen. Echt gebeurd „Mijmeringen naast m'n naaimachine" van Heere Heeresma is zo'n boekje. Het draagt als ondertitel: „Over het leed in het algemeen en de rijpere vrouw vaak in het bizonder" en bovendien behelst de titel pagina nog het volgende dialoogje: „Ben je soms getrouwd? Ik? Nee hoor! Hoezo? Kwee-nie. Je hebt van die zachte handen Dan volgt de inhoudsopgave met verhaaltitels als „Ans gaat voor", „Fiet stijgt op", „Lien koopt kaas", „Caro line en haar mandoline." Vervolgens wordt het boekje opgedragen aan een reeks min of meer bekende vrouwen, met emancipatrice J. Kool-Smit voorop. Tenslotte voor we aan het eerste ver haal kunnen «beginnen lezen we op een lege bladzij bovenaan: „Echt gebeurd". Iets loos Het is betrekkelijk moeilijk te beschrij ven wat al deze gegevens in ons teweeg (moeten) brengen. Er komt trouwens iets bij dat over het algemeen in recensies geen rol speelt, namelijk het uiterlijk van het boek. Dat sluit als het goed is zo nauw mogelijk aan bij de intentie van de tekst. Nu ziet Heeresma's „Mijmeringen" er fantastisch kitscherig uit met z'n lichtblauwe papier, in kader gezette bladspiegel, vignetjes, en titel in goudkleur. Het zijn evenzovele visuele indicaties van het feit dat er iets loos is met dit boek. Misschien zorgen al deze signalen er wel voor dat we ons op een bepaalde manier instellen ten opzichte van Heeresma's vertellingen. We raken zó achterdochtig dat we er van de weer omstuit van gaan genieten. Melige dialoog Wat staat er in deze verhalen? Ach, ze gaan over Nel, Lien, Fiet, Caroline en Eef, bijvoorbeeld. Nel leest Herman een oor logsverhaal voor: „Bloedrode paddestoe len flitsten omhoog en sloegen gaten in het sneeuwtapijt terwijl het nog overeind staande naaldhout kermend omviel. Een tevreden gemompel klonk uit het groepje hurkende manschappen om de houwit sers en bij geschutsstelling elf gooide ie mand zelfs zijn rode pet in de lucht." Dat leest ze voor en dat lezen wij; een bloed dorstig Libelleverhaal. Herman blijkt tenslotte in slaap gevallen en als Nel hem wakker maakt voltrekt zich een melige dialoog. Technisch perfect Ook alle volgende korte geschiedenissen verhalen van treurige voorvallen, met vrouwen in de hoofdrol: een kan toorvrouw met haar minnaar, een huisvrouw die wordt verkracht door de SRV-man in z'n rijdende winkel, een ou dere vrouw met haar zeer jeugdige vriend, een oudere man met zijn zeer jeugdige vriendin. Het is allemaal wel en niet leuk, het is maar hoe je het leest. Wie geniet van Heeresma's vermogen om technisch perfect de banaalste taferelen te schilderen, om cliché-situaties net een tikkeltje absurd te maken, wie houdt van oplichterij en wie valsheid in geschrifte literair wel deugd doet, vindt bij Heeres ma veel van zijn gading. Maar het is als met de getekende kubus waarvan je de voorkant als achterkant kunt zien door even je ogen anders in te stellen. Van het ene op het andere moment kan opeens door W. F. Stafleu „Als ik een opdracht kreeg voor zo'n historische wandplaat, verdiepte ik me zo in mijn onderwerp, dat ik alles om me heen vergat. Ik leefde dan in de tijd van de Bataven, Karei de Grote of de Watergeuzen." Dat is een citaat uit het gesprek met de 91-jarige tekenaar J. H. Isings, dat een paar maanden geleden in deze krant heeft gestaan. Wie Isings zegt, heeft het over de onvergetelijke platen, die evenals die van zijn vriend Jetses zoveel indruk hebben gemaakt op hele generaties schoolkinderen. Hij is ook de illustrator van bekende boeken, zoals de kinderbijbel van Wolf Meesters, maar hij is toch voornamelijk de schilder van die prachtige reeks van 43 aquarellen, aan de hand waarvan duizenden hun eerste geschiede nislessen kregen. Speciaal voor dat doel werden ze vervaardigd, en dat is aan de platen ook te zien: heel instructief zijn ze, elk detail een verhaal apart. Bij elke plaat hoorde een gedegen toelichting geschreven door de deskundigen J. W. de Jongh en H. Wagenvoort. Alles is nu weer te koop: de platen worden op flink formaat met toelichting en al in boekvorm heruitgegeven, een aantal is te krijgen als poster, legpuzzel en wenskaart. De boeken verschijnen onder de titel Gulden Sporen in vijf delen van elk ongeveer 160 bladzijden, groot formaat, en kosten 54,50 per deel. Dat is eigenlijk nogal veel, hoe verzorgd de uitgave ook is. De boeken enz. worden in de handel gebracht door uitgeverij De Vuurbaak in Groningen en verzorgd door Wolters-Noordhoff, die indertijd tussen 1911 en 1970 de wandplaten uitgaf. En omdat tegenwoordig iedereen schijnt te puzzelen, vermeld ik ook nog dat de Isings-legpuzzels, in 1200 stukjes, erg mooi zijn, en razend moeilijk. Detail van de grote plaat „Sprooksprekers in de Ridderzaal 1394". Een „middeleeuwse vorstelijke zaal, die geheel als een zelfstandig en vrijstaand bouwwerk is opgevat" aldus een zin uit de uitgebreide en gedegen toelichtingen bij de platen van Isings. Ook op de op deze plaat afgebeelde tafels met feestelijk vaatwerk en allerhande spijzen wordt gedetailleerd ingegaan in de tekst. heel deze knappe trucdoos zichzelf verra den, alsof het geheim eruit is, we alles al lang begrepen hebben en elke bladzij even stomvervelend is geworden. Precair Heeresma heeft naar mijn gevoel wel eens imposantere kitsch vervaardigd, waaraan heel wat meer viel af te genieten. Het is een precaire aangelegenheid, dit soort schrijven, want als er niet virtuoos en interessant genoeg meer wordt bedro gen, blijft er weinig over. Dan moet het werk met minder pretentie worden aan geboden, want dan verwachten we er minder van. Boon heeft tientallen ki oskromannetjes onder pseudoniem ge schreven, van Hermans zijn ook onder pseudoniem enkele thrillers bekend voor in de sigarenwinkel, en Heeresma zelf heeft als Johannes de Back de amusante pornografische trilogie „Gelukkige pa ren" („een grotemensenboek") vervaar digd. Maar zulk werk werd in passende vorm verspreid, niet ingekleed als ironise- ring van literatuur. Je kunt, klaarblijke lijk, te ver gaan of te melig worden in het ironiseren. En wat dan geschreven wordt reken ik voor het gemak maar niet tot het literaire domein. Maar er blijft over te praten. Heere Heeresma. Mijmeringen naast m'n naaimachine. Erven Thomas Rap, Spuistraat 283, Amsterdam. 68 blz. 9,50. Heere Heeresma door Piet Visser Direct na de dood van Johan Sebas tian Bach heeft de wereld,' noch in het algemeen, noch de muzikale, noch ook de kerkmuzikale wereld, zitten springen om een levens beschrijving van de cantor van Leip- ziger Thomaskerk. Het heeft een hal ve eeuw geduurd eer dit gebeurde door de universiteitsorganist en mu sicoloog Forkel, en daarna nog eens driekwart eeuw voor er een uitge breide biografie van deze werd uit gegeven (Fried. Spitta, 1874-1880). Dertig jaar later verscheen het uit voerige boek van Schweitzer (resp. in het Frans en in het Duits) en daarna kwam in de meeste Europese landen zulk een levensbeschrijving tot stand. Alle gebaseerd op de beide laatstgenoemde werken plus nog wat ontdekte aanvullingen. De laatste verscheen in ons land (na het grote boek van Hans Brandts Buys) van de 84-jarige organist en schrij ver over muziek Ad Vos.' Het brengt met vele détailgegevens uit Bachs leven, de plaatsen waar hij heeft gewerkt, zijn voorouders en nakomelingen, een duidelijk beeld van 'een,organist' rond 1700, die later bleek de grootste te zijn op dit ge bied, en een uitvoerige bespreking van de vele, vele composities die Bach schreef, de meeste met de opdracht 'Soli Deo gloria' aan God alleen d'e eer of 'Jesu juva' moge Jesus mij helpen. Behalve vele bijzonderheden over de honderden instrumentale en de vo cale composities (waarvan er vele verloren zijn gegaan) bevat het boek, naast 70 illustraties, enkele vrij uit voerige tabellen over zijn nakome lingschap en een informerende lijst van jaartallen. Vos schreef zijn boek in een gezellig-vertellende, zij het niet zo heel sterke, stijl. AD VOS: JOH. SEB. BACH, De Tho mascantor van Leipzig, zijn voorou ders en nakomelingen. Franeker (1975) T. Wever BV. 245 blz. 29,50 na 15 mei 35). Interieur van de Thomaskerk in Bach's tijd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1976 | | pagina 21