Niemand dacht:waarom doet die vent dat?
Ik loop nog elke dag langs de afgrond
Puinhoop
ZATERDAG 24 JANUAR11976
De Nederlandse gevangenissen en huizen van bewaring
herbergen blijkens de jongste „sterktestaat" ongeveer
2800 mannen en circa 50 vrouwen. Van leder van hen Is
een ander „signalement" te geven. CIsca Dresselhuys
en Leo Kleyn tekenden op hoe twee ex-gevangenen in
en vooral ook uit de cel kwamen.
BINNENLAND TROUW/KWARTET 19
„Martin komt!" In menige strafinrichting heeft die mare de afgelopen jaren
enige opwinding teweeggebracht onder de gedetineerden. Oudgediende
Martin kende het gevangenisleven als zijn broekzak, en mede op grond van
zijn langjarige ervaring werd hij door veel van zijn lotgenoten als steun en
toeverlaat beschouwd.
Martin H., 40 |aar, heeft sinds 1959.
toen hij voor het eerst In een cel
belandde. In totaal veertien jaar, In
hulzen van bewaring en gevange
nissen gezeten. Talloze malen Is hij
veroordeeld wegens vermogens- en
agressieve delicten. Al die veroorde
lingen lijken hun doet voorbij ge
schoten te zijn, waar Martin H. on
omwonden zegt: „In de gevangenis
voelde ik me beter thuis dan daar
buiten. Die gevangenis, die begreep
ik. In de maatschappij wist ik niet
hoe Ik me moest handhaven."
De gevangenis, verduidelijkte Martin
H., ervoer hij als „een soort be
scherming" tegen de maatschappij,
waarin hij keer op keer brokken
maakte. „Het was een omgeving die
je kende. Je bed stond er klaar, er
werd voor je eten gezorgd. Je was
niet vrij, maar je voelde je niet gema
nipuleerd. Natuurlijk, een bewaarder
had macht over je, maar dat accep
teerde je. omdat je dingen kon doen
waarmee je hem kon terugpakken.
In een gevangenissituatie heb je ook
zelf macht. Als ik wilde dat er een
oproer kwam, was er de volgende
dag een oproer."
Met dat laatste wil Martin H. overi
gens niet gezegd hebben dat hij een
oproerkraaier was. „Je accepteert
dat er in een gevangenis orde en
regel zijn. Voor jezelf maak je dat
ook waar. Je houdt jezelf voor dat je
het prettig vindt in de gevangenis,
dat je het fijn vindt een boek te
liggen lezen, 's avonds naar de tv te
kijken. Voor mij was de gevangenis
een deel van mijn leven geworden.
Ik ontdekte dat het er niet zo heel
gek anders toegaat dan in een kin
dertehuis."
Als voor zoveel bajesklanten was
voor Martin H. het kindertehuis het
voorland van de gevangenis. Hij kon
niet aarden In het Apeldoornse gezin
met vijf kinderen waaruit hij af
komstig Is. „Ik hoorde in dat gezin
niet thuis," zegt hij eenvoudig. Psy
chisch verwaarloosd door zijn ou
ders, naar hij zegt, kwam hij al jong
bij een psychiater terecht. Van zijn
zevende tot zijn zestiende jaar ver
bleef hij In kindertehuizen en pleeg
gezinnen.
Na een volgens eigen zeggen vlek
keloze staat van dienst als be
roepsmarinier, kwam hij In 1959,
eervol uit militaire dienst ontslagen,
voor het eerst met de politie en
justitie in aanraking. Na een paar
dagen en nachten lang door de
Veluwse bossen gezworven te heb
ben („dat deed Ik wel meer, dat doe
Ik nu nog wel eens als ik in een
stress-situatie zit"), pleegde hij een
Inbraak In een winkel In Apeldoorn.
„Ik moest wat te eten hebben, en
toen zag ik daar 's avonds het raam
los staan. Eenmaal binnen, dat ging
vanzelf, heb Ik ook naar geld ge
zocht Twee dagen later werd ik
gearresteerd en Ingesloten In hel
politiebureau."
Lang niet alle In tehuizen opgegroei
de kinderen zijn zulke trouwe klan
ten van de justitie geworden als
Martin H. Er was met hem natuurlijk
nog wel wat meer aan de hand.
Vooral dank zij de psychoanalyse
die hij vijf jaar lang heeft ondergaan,
weet hij dat zelf niet alleen, maar
kan hij ook onder woorden brengen
waardoor zijn criminele carrière in
hoge en wellicht beslissende mate is
bepaald.
„Ik wilde altijd aardig gevonden wor
den. Mijn vader en moeder vonden
me niet aardig. Ik vond mezelf ook
niet aardig. Maar ik wilde steeds dat
anderen me wel aardig vonden. Ik
had en heb een ontstellende be
hoefte aan tederheid. Die vond ik
thuis niet, die vond ik niet In die
tehuizen, die vond ik niet als be
roepsmilitair. Ik functioneerde wel In
dienst In m'n werk ben ik altijd goed
geweest, ook later, als vertegen
woordiger. Daarbij ging Ik, denk ik,
gewoon verstandelijk te werk. Maar
intussen vereenzaamde ik. Ik leek
altijd heel zelfstandig, maar dat was
ik helemaal nlat Ik kon geen relaties
aanknopen.'
Verschrikking
Het lijkt erop dat zijn eenzaamheid
de gewezen marinier In de armen
van de politie dreef. Daar lijkt het
temeer op, waar hij naar zijn zeggen
verbitterd raakte, toen hij na een
veroordeling tot negen maanden on
voorwaardelijk van iedere hulp ver
stoken bleef. Daarbij tekent Martin
H. wel zelf aan. dat hij reclasserlngs-
hulp had afgewezen. „In het huls
van bewaring hadden de andere
gevangenen me verteld dat Ik nooit
met de reclassering In zee moest
gaan. Daar hield ik me aan.'
Zijn eerste detentie, In het Huls van
Bewaring In Zutphen en de
Jeugdgevangenis In Vught, beteken
de voor Martin H. een verschrikking,
„Ik vond het schokkend.
Vooral dat gerammel met sleutels,
pannetjes en zo, wat benadrukt dat
je opgesloten zit, dat vond Ik vrese
lijk. Dat ben Ik ook later altijd ver
schrikkelijk blijven vinden. Elke ge
vangene heeft daL Je kunt
opstanden krijgen, alleen doordat de
bewakers met hun sleutels ram
melen."
In huis van bewaring en gevangenis
gedroeg Martin H. zich die eerste
keer als een voorbeeldige gevange
ne. „Ik paste me volledig aan het
systeem aan. Ik was niet lastig of zo,
sprak met twee woorden. Maar Ik
sloot me ook van mijn mede
gevangenen af. Ik vond dat een
stelletje tuig, een stelletje ellendelin
gen. en ook een stelletje imbecielen.
Ik schaamde me dat ik ertussen zat.
Ik wilde er geen contact mee
hebben."
Wat hem van die eerste gevan
genschap is bijgebleven, is vooral
de geweldige angst voor het mo
ment waarop hij weer vrij zou ko
men. „Al voordat ik goed en wel op
straat stond, raakte ik in een depres
sieve toestand. Ik was militair ge
weest, had geen vak geleerd, en
dacht: ik kan toch geen werk vinden,
ik ben nou eenmaal een bajesklant.
Ik bedacht bijvoorbeeld ook dat Ik nu
wel nooit een vrouw zou krijgen."
Wat hij gevreesd had, gebeurde.
Met tachtig gulden uit de ult-
gaanskas op zak, stond Martin H.
tenslotte op het station van Den
Bosch, waar htj de trein naar Apel
doorn nam. Hij had niet eens geld
genoeg om een kamer te kunnen
huren. Hij raakte In een café ver
zeild. waarna anel van het een het
ander kwam.
„Dat gaat werkelijk heel snel. Je
ontmoet ex-gedetineerden, mensen
van de zelfkant. Het Is niet te verkla
ren, maar het gebeurt. Je trekt ze
gewoon aan. Je hebt een fluïdum
om je heen; er Is een geheim com
municatiesysteem."
Martin H. verwisselde de gevange
nis in Vught voor vele. vele andere.
„Je hoort vaak zeggen: je had toch
niet opnieuw hoeven te gaan Inbre
ken. Je had toch een alternatief.
Maar dat is niet waar. Er waren geen
andere wegen. Je smoort van
zelfmedelijden. En je gaat toch weer
Inbreken."
Van zelfmedelijden heeft Martin H.
nu weinig of geen las! meer. Wel
verbaast het hem da! niemand zich
heeft afgevraagd wal er wal met
hem aan de hand mocht zijn, toen Nj
voor de tweede keer In de cel be
landde. „Bij die tweede keer hadden
ze toch moeten denken: waarom
doet die vent dat? Hij heeft toch acht
jaar goed gefunctioneerd."
De hulp die MJ nodig had, heafl h|
tenslotte zelf gezocht. Want hoe vei
lig hij zich op den duur ook binnen
de gevangenismuren ging voelen,
op de bodem van zijn bewustzijn, of
misschien wel onder die bodem,
leefde toch de behoefte aan een
bestaan buiten die muren. „Want
natuurlijk was je er wel eenzaam.
Alleen: die gevoelens van eenzaam
heid duwde Je weg."
In de gevangenis tn Winschoten,
waaruit hij vorige maand werd ont
slagen, voelde Martin H. zich al niet
meer zo op zijn gemak. Mede met
de hulp van een vriendin, bij wie hQ
eindelijk zijn hart kan uitstorten,
hoopt hij dat de boodschap dat
„Martin komt" nooit meer verspreid
zal worden.
„Ik heb vaak aan een soort Wiedergutmachung gedacht, zoals de Duitsers dat
zo mooi noemen. Ik heb namelijk sterk het gevoel, dat ik iets goed te maken
heb; in de eerste plaats aan mijn familie, maar ook aan bepaalde maatschap
pelijk werkers, psychiaters, psychologen en misschien ook wel aan een paar
bewakers. Ik zou me voor al die mensen graag nog een keertje waar maken.
Maar op het ogenblik ben ik nog niet in staat dat te doen; vanwege mijn
gezondheid, maar vooral omdat ik nog langs allerlei afgrondjes loop. Ik hoop
het beste van mijn toekomst en ik zal er zeker mijn best voor doen, maar ik ken
mezelf als een vrij slappe figuur als het om mezelf gaat; ik kan alleen maar
hopen, dat het sterke, wilskrachtige deel, dat ook wet ergens in mij zit, zal
overwinnen. Maar zekerheid heb ik daar niet over, je hebt in een loterij immers
nooit de zekerheid dat je zult winnen?"
Hans ter Hoek (47 jaar), voorzitter
van de Belangengemeenschap
wetsovertreders (BWO), is wat ge
deprimeerd als ik bij hem kom om
te praten over zijn verleden, waar
in hij een groot aantal jaren in
gevangenissen, huizen van bewa
ring en klinieken heeft gezeten.
„Ik heb alle Nederlandse gevan
genissen van binnen gezien," zei
hij cynisch door de telefoon, foen
we de afspraak maakten.
Als Ik 'e ochtends om tien uur zijn
halfdonkere kamer in Utrecht bin
nenkom, zit hij doodmoe in een
stoel. „Ik had het interview eigen
lijk willen afzeggen. Ik ben de hele
nacht in de weer geweest met een
paar weggelopen jongens uit de
Rekkense inrichtingen, die hier
binnenvielen, omdat ze nergens
anders heen konden."
Maar goed, het interview moet
maar doorgaan, want ik ben er nu
ten slotte toch. Als we eenmaal
praten, gaat het goed. Hans ter
Hoek, af.en toe koppen koffie met
een borreltje drinkend om het
hoofd helder te houden na maar
twee uur slaap, vertelt voor de
zoveelste keer zijn verhaal.
„Sinds ik in dit werk van de BWO
zit, heb ik mijn verhaal al zo vaak
verteld, aan journalisten, maar ook
op voorlichtingsdagen aan scho
lieren of maatschappelijk werkers,
dat het er steeds gemakkelijker uit
komt. Het lijkt er daardoor
misschien wel op, dat het me alle
maal niks meer doet, maar dat is
schijn. Ik praat er inderdaad mak
kelijk over. maar, geloof me, elke
keer doet het me weer vreselijk
pijn om al die mislukkingen, dat
hele vergooide en verknoeide le
ven ten toon te spreiden. Door die
verhalen word ik steeds weer ge
confronteerd met de puinhoop, die
ik van mijn leven gemaakt heb. Ik
zou. voor ik dood ga. nog zo graag
wat groen op die puinhopen zien
groeien. Want ais ik alles overzie,
wat achter me ligt, kan ik echt tot
geen andere conclusie komen,
dan dat ik er een grote rotzooi van
gemaakt heb. Mijn leven opnieuw
beginnen, zoals het dan zo mooi in
de stichtelijke boeken heet, kan ik
niet. Daar heb ik de leeftijd niet
meer voor, bovendien werkt mijn
gezondheid daar ook niet aan
mee. Ik hoop, dat ik van de jaren
die nog voor me liggen, iets beters
kan maken dan ik tot nu toe ge
daan heb. Maar ik maak me geen
enkele illusie: je zult mij nooit ho
ren zeggen: nu overkomt me
zoiets niet meer, nu zal ik nooit
meer in de gevangenis terecht
komen.
Ik kan dat niet zeggen, omdat ik in
mijn leven te vaak gemerkt heb,
dat ik toch weer iets deed, wat
helemaal fout was, terwijl het niet
mijn bedoeling was. Nee. die ze
kerheid heb ik helaas niet."
Zwakheid
Het verhaal van Hans ter Hoek,
zoals hij dat deze grauwe ochtend
vertelt, is een aaneenschakeling
van misstappen, gevolgd door
straffen, met daar tussendoor drie
mislukte huwelijken, een verblijf in
het Franse Vreemdelingenlegioen
en tenslotte een ernstig
ongeluk, waarvan hij de gevolgen
nog ondervindt.
De geschiedenis begint, wanneer
hij op zeventienjarige leeftijd, net
van de MULO, op een advocaten
kantoor gaat werken in zijn ge
boorteplaats in Twente. Hij had
daar o.a. de kas onder zich en
merkte al gauw hoe gemakkelijk
het was af en toe wat gekt weg te
nemen. Hij hoefde maar een pa-
raafje te zetten en er kon geld uit
de kas gehaald worden. In het
geheel pakte hij in een jaar zo'n
zes- tot zevenduizend gulden
weg. Waarom? „Ik weet het ei
genlijk niet Als ik toch een soort
verklaring zou moeten geven,
denk ik, dat het kwam omdat ik
boven mijn stand leefde. Ik kreeg
thuis niet veel, we waren in die tijd
nog arm, de „opmars" van mijn
vader op de maatschappelijke lad
der was nog maar net begonhen.
Ik had een veel rijker vriendje en
een vriendinnetje dat graag uitging
en cadeautjes kreeg. Dat is mijn
enige verklaring. Er zal natuurlijk
wel een bepaalde karaktertrek in
mij zitten, een stukje zwakheid of
willoosheid, hoe je het noemen
wilt, die er verder schuldig aan is,
want een andere jongen zou on
der dezelfde omstandigheden niet
tot stelen zijn gekomen," zegt hij.
Op die diefstal volgde een straf
van zes maanden, waarvan drie
voorwaardelijk. De drie maanden
werden doorgebracht in een soort
tehuis voor moeilijk opvoedbare
jongens.
„Het was een klap voor mijn fami
lie. Enorm. Ik kom uit een heel
streng milieu, niet streng op reli
gieus gebied, maar op het gebied
van fatsoen. .Wat zullen de buren
ervan zeggen," was en is een vaak
gehoorde opmerking thuis. Als al
les maar net zo gebeurde als bij
anderen, we ons nergens in on
derscheidden. was het goed. Mijn
ouders waren bovendien mensen
met autoriteiten-angst. Mijn moe
der keek erg tegen mijn vader op;
wat hij deed was goed. De schan
de die ik hun aandeed door ver
oordeeld te worden, was enorm.
Daar zijn ze nooit overheen geko
men. Integendeel, ik heb het in
hun ogen steeds maar erger ge
maakt. Ze hebben zich volledig
van mij gedistantieerd. Ik ben al
die jaren de smet op het schone
raam van mijn familie geweest. Ze
hebben me helemaal laten vallen.
Zelfs toen ik na dat ongeluk heel
slecht lag het leek erop, dat Ik
zou sterven en de politie had mijn
ouders gewaarschuwd zijn ze
niet gekomen. Dat heb ik ze erg
kwalijk genomen. Maar ja, het zijn
oude mensen, 71 en 72 jaar, ze
zijn wat gebrekkig geworden en ik
heb zelf toch maar weer gepro
beerd om iets van een contact te
herstellen. Na mijn ongeluk ben ik
gewoon een keer naar huis ge
reisd en ben, met twee krukken
onder mijn armen, voor het raam
gaan staan. Toen ze me zagen,
zag ik mijn vader naar boven
wegvluchten, mijn moeder deed
me open. Het eerste dat ze zei,
was: .Maak hem niet boos.' Nog
altijd een beetje bang voor mijn
vader."
Nu kom Ik weer geregeld óvér de
vloer. We praten niet over het
verleden. Ik denk wel eens: hoe
moeten die mensen straks op hun
sterfbed met alles klaarkomen,
want ze moeten door de jaren
heen veel hebben opgepot, het
zijn echte binnenvetters. Maar ze
willen er met mij nog steeds niet
over praten."
Kort na zijn eerste veroordeling op
17-jarige leeftijd moest Hans ter
Hoek naar het toenmalige Neder-
lands-lndië ais soldaat. Aan die
tijd heeft hij de vreselijkste herin
neringen, niet vanwege de acties,
waarbij hij daar betrokken was,
maar wel vanwege Iets, wat hem
daar is overkomen en wat hem
later een straf van twee en een
half jaar heeft opgeleverd. „Ik vind
het nog steeds moeilijk om erover
te pralen, maar wanneer ik mijn
geschiedenis vertel, wil ik dat zo
eerlijk mogelijk doen. Ik heb daar
seksuele relaties gehad met een
21-jarige militair. Ik was zelf 23.
Daarvoor moest ik later in Neder
land voor de krijgsraad verschij
nen. Artikel 248 bis, dat nu uit het
wetboek van strafrecht verdwenen
is. Het is nu niet meer strafbaar
om homofiele relaties te onder
houden met een jongen, die zes
tien jaar of ouder is. Maar goed,
toen was dat nog schandalig. Ik
heb er maar liefst twee en een half
jaar voor gekregen en een enorme
reprimande, dat ik een smet op het
blazoen van het Nederlandse le
ger had geworpen en van dat
sóórt praat meer, alsof die acties
daar en het doodschieten van In
landers géén smet op het blazoen
van ons leger waren. In ben bisek
sueel, vandaar mijn verhouding
met die jongen. Die zaak heeft
mijn ouders helemaal de das om
gedaan. Ik was niet alleen een
dief, maar nog een viezerik ook.
Over die biseksualiteit heb ik nooit
met ze kunnen praten, dat Is In
hun ogen iets smerigs en verder
niks. Mijn drie huwelijken zijn daar,
de een in mindere, de ander In
meerdere mate, ook steeds op
stuk gelopen. Maar goed. na die
veroordeling door de krijgsraad
heb ik dus een tijd gezeten, waar
na ik terug naar huis moest. Als
25-jarige nota bene. moest ik te
rug naar mijn ouders, die me hele
maal niet accepteerden. Als top
punt van ellende moest ik ook nog
onder mijn vader gaan werken in
de fabriek. Dat moest natuurlijk
fout lopen."
Het liep thuis inderdaad mis en
Hans ter Hoek liep weg naar het
Vreemdelingenlegioen, waarbij hij
gevochten heeft in Indo-china
(Dien Bien Phoe), Tunesié en Al
gerije. Hij deserteerde en kwam
met een schip terug in Rotterdam,
waar hij door de waterpolitie „har
telijk" werd ontvangen, omdat hij
gesignaleerd stond. Hij was im
mers weggelopen in een proefpe
riode, die hij thuis had moeten
doorbrengen. Later volgden nog
een aantal vermogensdelicten,
tenslotte gestraft met een onvoor
waardelijke terbeschikkingstelling
van de regering. Hans ter Hoek
heeft toen vijf en een half jaar in de
Mesdagklmiek in Groningen geze
ten, waar hij psychiatrisch behan
deld is. „Ik heb zelf altijd al ge
vraagd om 2o'n
maar ze zeiden steeds maar, dal
Ik zo goed was als wat, een inteft-
gente jongen, die volstrekt toere
keningsvatbaar was. Maar wan
neer je een Muls gaat leeghalen,
terwijl je een enorm goed betaalde
baan hebt. Is dat toch niet nor
maal? Ik dronk veel te veel. dat
was ook een van de oorzaken."
Tijdens zijn verblijf In de Mes
dagkliniek, waarover hij over het
algemeen wel te spreken Is. deed
hij staatsexamen gymnasium. In
twee jaar tijd. Toen hij op 16 maait
1974 weer vrij kwam. kreeg M)
diezelfde avond een ongeluk,
waarna hij al met al ruim een jaar
in het ziekenhuis lag. Er waren
een paar ribben door zijn longen
geslagen, zijn hoofd zat helemaal
„in elkaar", zoals hij het zelf
uitdrukt en zijn bovenbeen wee
verbrijzeld. Van dat laatste onder
vindt hij op het ogenblik nog de
„Ik loop nu In de werklood-
heidswet. Maar dat zal straks wel
de arbeidsongeschiktheidswet
worden. Ik heb gehoord dat ze een
aanvraag voor 05% arbeidsonge
schiktheid hebben ingediend.
Jammer, want ik ben nooit te be
roerd geweest om te werken. En
dat zou ik ook nu niet zijn. Maar ik
zou wel op een heel ander gebied
willen gaan werken. Wanneer Ik
op de televisie zo'n film zie over
zwakzinnige kinderen, zou Ik daar
graag gaan werken. Zoals ik al zei,
als een soort Wiedergutmachung.
Want Ik heb nog zoveel goed te
maken Het duurt zo'n tijd eer
er op die puinhoop weei
groen groeiL"