Wat men een gezagscrisis noemt, is in wezen een roep om recht'7 Een stem vraagt wat ik vind voorlopig: Vandaag II Onze adressen: VOORBIJGANGER Renè Smeets Henk van Luijk ZATERDAG 27 DECEMBER 1975 KERK A door prof. dr H. M. Kuitert Er zullen vermoedelijk niet veel bur gers in onze samenleving zijn die het niet te eniger tijd moeilijk hebben of gehad hebben met macht en ge zag. Voor sommigen bestaat die moei lijkheid hierin dat machthebbers maar wat met zich laten sollen: er is te weinig gezag. Anderen hebben het omgekeerde gevoel: de burger wordt geknecht en gekneveld. Niette weinig maar teveel gezag is de ellende, en met teveel gezag bedoelen ze dan dat er nogal wat gezag bestaat dat zich al leen maar via machtsmisbruik kan handhaven. Wat zit er achter deze tegenstrijdige ge voelens? Een regelrechte gezagscrisis? Het lijkt wat overdreven om het zo te stel len. Maar ook wie er ja op zegt, is nog niet klaar. Waar komt die crisis vandaan? Van de gezagsdragers die niet met gezag we ten om te gaan of van de onderdanen die geen gezag kunnen velen? Of weten beide niet precies hoe het vandaag moet en zou den we met wat verhelderingen over de si tuatie waarin onze samenleving verkeert, een heel eind verder komen? Ik houd het op dat laatste, en ontleen dit oordeel aan een boek dat onlangs aan deze problematiek gewijd is. Het heet Macht over macht (Ambo, Bilthoven, prijs 14,50) en bevat opstellen van H. Biersteker, J. A. Stalpeis, H. R. Wijngaar den, S. Gerbrandy en F. O. van Gennep. De ondertitel zegt precies waarover het gaat: veranderende opvattingen over ge zag en macht. Dat wil zeggen: als we al zouden moeten spreken-van een gezags crisis, dan niet een crisis die een regel rechte ondergang van alle gezag inluidt maar eerder een die de ondoorzichtigheid weerspiegelt waarin een samenleving te recht komt wanneer zij aan processen van snelle verandering onderworpen is. Dat laatste is natuurlijk ook weer niet niets (veranderingen worden nu eenmaal altijd als bedreigingen ervaren door men sen die de toestand willen houden zoals hij is) maar het betekent wel dat er een mogelijkheid bestaat om te analyseren welke krachten er eigenlijk aan het werk zijn, en welke maatregelen we zouden kunnen nemen om het proces van veran dering zoveel mogelijk bij te sturen. Dat is het dan ook wat deze bundel essays wil doen: doorlichten en bijsturen. Een rots Zonder aan de waarde van de andere op stellen te kort te doen, moet ik hier, a _ler- eerst het opstel van Gerbrandy noe men. Het is niet alleen het basisarti kel, waar de andere auteurs tegenaan moesten schrijven, de rots in de branding (zoals Biersteker niet onaardig in zijn in leiding opmerkt, eraan toevoegend: nu maar kijken kvat de branding ermee doet), maar het is ook het artikel dat m.i. de prijs krijgt. Wie het gelezen heeft, krijgt het ge voel dat hij weer weet waar het eigenlijk om gaat als we over gezag en recht (aldus de titel van Gerbrandy's bijdrage) spre ken. Voeg daarbij de korte, heldere hoofdstukjes waarin de thematiek stap voor stap ontwikkeld wordt, voorts de eenvoudige en trefzekere formuleringen waarin de bepaald niet zo eenvoudige stof onder woorden wordt gebracht, en de le zer zal verstaan waarom ik hoop dat met name de bijdrage van Gerbrandy onder veler ogen zal komen. Hij zet begeleid door de andere auteurs orde op zaken. Wij weten weer wat we bedoelen als we recht, macht en gezag zeggen. Laat ik dan aan een paar funda mentele stellingen van Gerbrandy mogen toelichten. Gezag aldus een van zijn eerste opmerkingen is de bevoegdheid om bindende regels te stellen en aanwij zingen te geven. Met „bevoegdheid" wordt echter kennelijk „rechtsbevoegd heid" bedoeld: de bevoegdheid moet op recht berusten. Anderzijds kan niet ieder een op eigen houtje recht tevoorschijn to veren. Dat zou geen recht maar willekeur zijn. Dus: bevoegd gezag is weer nodig om recht récht te laten zijn. Wat leren we hier uit om zo te zeggen: Gerbrandy's eerste les aan de niet-juridisch geschoolde lezer over recht en gezag? Dat recht niet denkbaar is zonder gezag, en tegelijk: ge zag niet denkbaar zonder recht. Wanneer er alleen recht is en geen gezag, dan heerst er in feite rechteloosheid. Het ont breken van rechtsmiddelen tot handha ving van het recht betekent in feite dat er bijvoorbeeld in een land rechteloos heid heerst. Is er alleen gezag maar geen recht, dat wil zeggen: is gezag geen be voegd gezag, dan zijn we even ver. Gezag is dan van de rechtsregels losgemaakt en kan zijn gang gaan. We zitten dan alweer in willekeur en tyrannie. Dat is dus meteen al een kolossaal pleidooi voor gezag, zij het dan „bevoegd gezag." Gerbrandy maakt duidelijk dat dit samenhangt Stalpeis wijst daar tók op met gezag als bescherming van de persoon en zijn belangen. De rechtsorde heeft een dwingende reglementerende kant, maar bedoelt daarmee bescher ming, veiligheid, zelfs een gevoel van vei ligheid te verschaffen aan degenen die van die orde afhankelijk zijn. Aanvaard gezag? Een tweede, interessante passage licht ik er vervolgens uit. Sociologen en psycholo gen Wijngaarden bijvoorbeeld in zijn opstel in deze bundel doet dat ook om schrijven gezag als (door de machtsmin- deren) aanvaard gezag. Móet dat, vraagt Gerbrandy. Móet de macht van een ge zagsdrager aanvaard zijn, om op gezag aanspraak te kunnen maken? Gerbrandy ontkent het, wanneer het zo categorisch gesteld wordt. Aanvaarding is niet door slaggevend. Is een minderjarige weggelo pen van huis, heeft hij metterdaad de aan vaarding van het ouderlijk gezag ge staakt, dan betekent dat nog niet dat het ouderlijk gezag opgehouden heeft te be staan. Als dat waar was, zou er immers geen en kel probleem bestaan op dit gebied. Maar het wemelt hier, zoals ieder uit de kranten kan lezen, van problemen. Er zijn ouders die hun plichten ten opzichte van minder jarige kinderen staken; dat gaat zomaar niet. En zo zijn er minderjarige kinderen die zich aan het ouderlijk gezag onttrek ken. Ook dat gaat zomaar niet. Als dat ge beurt moeten er al gewichtige redenen voor zijn, wordt het een proces en moet nie mand minder dan de rechter tenslotte een uitspraak doen. wel, kopen dure zeilboten, elektronische in stallaties, buitenlandse reizen enz. Er ont staat een buitenwettige praktijk, die op den duur zó vanzelfsprekend wordt gevonden dat elk luchtje van buitenwettelijkheid verdwijnt en dat het recht zTch aanpast. Recht is levend, zegt Gerbrandy. Gelukkig want er zijn belangrijker conflicten denkbaar dan die hierboven genoemd werden. Maar ook dan streeft het recht volgens Gerbrandy naar een oplossing. Het bestaande recht be staat niet ongemotiveerd, en de verwerping ervan geschiedt evenmin ongemotiveerd. Voor de botsing die hierin besloten ligt, is Gerbrandy niet bang. Integendeel, „waar de geestelijke strijd uitblijft, is het recht zo dood als een pier" (87). En omgekeerd: zo lang mensen er diep gewortelde overtuigingen op nahouden mogen we hopen op wederzijdse beïnvloeding en overtuiging. Handhaving Wel nodig Het voorbeeld in kwestie laat intussen zien hoe soepel recht is, hoeveel „rek" er ook weer in zit (zoals het ergens bij Gerbrandy heet). Want al is aanvaarding dan niet door slaggevend, het is wel nodig. Recht heeft wel aanvaarding nodig om recht te zijn en te blij ven. Bepaalde rechtsregels kunnen op verzet stuiten, en wat dan? Soms levert dat geen en kel probleem op: het recht corrigeert zich zelf. Minderjarige kjnderen, om nog weer eens op die categorie terug te komen, zijn in juridische zin handelingsonbekwaam, mogen dus geen transacties doen. Maar zij doen het Een derde en wat deze bespreking be treft: laatste thema dat ik hier aanhaal,, betreft de vraag naar de handhaving van het gezag. Ik sla dan over want dat kwam reeds ter sprake -J- dat Gerbrandy de vraag of het gezag in tijden van ver minderde gezagsaanvaarding (zijn defini tie van gezagscrisis) gehandhaafd moet worden, positief beantwoordt, en. wend mij onmiddellijk tot de adviezen die hij geeft over de manier waarop gezag zich zelf vandaag het beste kan handhaven. Men zou die in één regel kunnen samen vatten: gezag moet zichzelf wat zijn motie ven betreft, begrijpelijk maken. Maatre gelen, regels, recht in het algemeen, het moet alles doorzichtig zijn om door rede lijke mensen aanvaard te kunnen worden, en om dat doorzichtig worden te bereiken moet het bevoegde recht een beroep doen FAMILIEBERICHTEN kunnen van maandag tot en met vrijdag telefonisch tot 16.30 uur opgegeven wor den op nummer 020-913456; en van 16.30-20.00 uur op nummer 020-220383. Dit laatste nummer geldt ook voor ZONDAGAVOND en dan van 18.00-20.00 uur. AMSTERDAM: Directie - commerciële afdelingen - administratie: Wibautstraat 131, tel. 020-913456, Postbus 859. Redactie: Nieuwe Zijds Voorburg wal 280, Amsterdam. Tel. 020-220383. Postbus 859. ROTTERDAM/DOR DRECHT: Westblaak 9, Rotterdam. Tel. 010-115588. Postbus 948. DEN HAAG/LEIDEN: Parkstraat 22, Den Haag. Tel. 070-469445. Postbus 101. ZWOLLE/GRONINGEN: Melkmarkt 56, Zwolle. Tel. 05200-17030. Postbus 3. door ds. P. Oussoren Dominees worden geacht een mening te hebben. Altijd, over alles. Als ze aarzelen, vallen ze door de mand. Al is het onzin als ze maar iets zeggen! En liefst iets 'moois', het geeft niet uit welke lucht gegrepen. (brood en wijn) Een predikant die daar niet aan mee doet is ds Geert Boogaard uit Enkhuizen. Hij schrijft gedichten; een dichtende dominee zal de din gen wel mooi zeggen, denk je dan. Maar dat doet hij niet, hij pelt de dingen eerder uit, tot daar waar we niet meer alles weten en alles vin den. Hij brengt de dingen terug tot in de wereld van de Schrift. En daar staan ze naakt, in hun lelijk heid en in hun schoonheid. Schoon is eigenlijk alleen het Rijk Gods, en lelijk is veel van wat wij beleven, Het schoonste wat wij kunnen be leven is de voorsmaak van het Rijk Gods in het avondmaal 'in brood en wijn totdat Gij wederkomt' (ge zang 119), dat kun je uit zijn nieuwste bundel 'Brood en wijn' als zijn kijk op het leven lezen. Hij ziet veel dat in het Rijk Gods niet kan, en brengt dat in sobere woorden voor God en mensen. Juist als hij niet zou weten van Gods plannen zou hij niet soms ook zo bitter zijn. Wie niets ver wacht van Gods toekomst heeft ook niets met God uit te vechten. En wie alles verwacht van de ko mende Messias kan ondanks alles opgetogen zijn bij een stukje brood en een slokje wijn. Het eerste gedicht, het 'titeldicht' is voor mij ook het beste. Evenals de meeste van de 45 andere gedichten in deze bundel 'rijmt' het niet (al thans niet met eindrijm), maar de woorden voeren een dans uit, die schijnbaar-proza tot 'gedicht' maakt En wit weer Uw brood en rood weer Uw wijn en ieder mag komen om niet. Nu zijn we geheel in Uw liefde die is en die komt en de wereld verlost. Niet alle gedichten zijn zo sterk als- dit, en soms heb ik ook het gevoel dat ongemerkt de grens van poëzie naar proza wordt overschreden: sommige gedichten zijn eerder 'ge dachten', in korte regels geno teerd; maar in plaats van veel te schrijven óver de gedichten wil ik de beste of fragmenten daarvan voor zichzelf laten spreken, in de hoop dat ze de lezer vreugde, herkenning en troost verschaffen en misschien die of gene inspire ren om het óók te wagen de ge dachten zó in alle eenvoud op pa pier te zetten. (Hoe lang nog?) Terwi jl ik wakker lig en mediteer, over de komst van Uw wereld, waar geen leed en geen pijn meer zijn zal, gillen verschrikt de gemartelden. De sadisten gaan nacht en dag ge woon door; 'Uw rijk kome', maar inmiddels branden zij kaarsen onder voetzo len, elektroden maken zij vast aan ge nitaliën. God die meelijdt aan het leed en de pijn der verdrukten, steeds zal ik prijzen Uw eeuwige goedheid, Uw Naam, God-bij-ons, maar hoor, Heer, mijn stem als ik roep: Heer, hoe lang nog? (stervenden) Heer, ze liggen overal te sterven, overal. Ze hebben er altijd gelegen, altijd. Er verschijnt een beeld van in mijn gezellige kamer: Nacht en een straat vol gedaan ten, geraamten, een oude man die daarbij schreit, een jonge vrouw, een kind. Een stem vraagt wat ik vind— (de Almachtige) Dat God de verwekker is van polio, tuberculose, carcinoom, Ds. G. Boogaard oorzaak van ongeluk: een dijk die doorbreekt, een oorlog die uitbreekt, een jonge moeder die sterft en een kind dat verdrinkt, nooit zal ik zeggen: dat geloof ik. Geen noodlot is onze God, geen idee, geen systeem, geen man die het allemaal uitstip pelt, nee, gelukkig niet. Er zijn dingen die niet (ik predik), die nooit (geloof me) uit de handen komen van God onze Vader. op inzicht en ervaring van de rechtson- derworpenen. Dat is de enige weg waarop de weerstanden tegen het recht, zich in al lerlei meer of minder belangrijke gezags crisissen aankondigend, kunnen worden opgeheven. In deze samenhang schrijft Gerbrandy dan de beste regel van het boek; „Wat men een gezagscrisis noemt, is in wezen niet anders dan een roep om recht" (86). Wie uit het bovenstaande heeft meegeno men hoe soepel, ja levend het recht voor Gerbrandy is, zal van deze „roep om recht" niet een „roep om maatregelen" maken. De eis van aanvaarding van het gezag staat voor hem als een paal boven water. Maar ik citeer het zal duide lijk zijn dat daarmee niet bedoeld is: aan vaarding van één meer of alle thans zit tende gezagsdragers; evenmin van alle thans bestaande instituten. Niet wie radi caal is heeft voor ons afgedaan, wél hij die het zo erg is dat hij niet meer praten wil. Einde citaat. Even verder een omgekeerde stelling: niet wie thans gezag uitoefent heeft voor ons afgedaan, wél hij die uit het oog verliest waartoe hij dat gezag uitoefent. Einde tweede citaat. Beide staan op blz. 88. Ze vertegenwoordigen m.i. de wijsheid die wij met name in de Nederlandse samenle ving nodig hebben om verder te kunnen samenwerken. Men zou de auteur reeds om deze beide uitspraken dankbaar moe ten zijn. De anderen Intussen schreef hij een compleet opstel en is heel de introductie van het boek tot nu toe aan dit ene opstel opgegaan. Ik be sef dat ik daarmee onbillijk ben ten op zichte van de andere auteurs. Zij zijn het lezen stuk voor stuk waard. Stalpeis laat als socioloog zien waarom er macht (no dig) is, hoe er machtsconflicten komen en wat daar in grote lijnen voor oplossingen voor gezocht worden in de sociologie. Wijngaarden beschrijft de psychologische problematiek van de gezagserkenning. Geen erkenning zonder herkenning, zegt hij ergens: een thema dat zowel bij Stal peis als bij Gerbrandy als bij Van Gennep terugkeert. Met het opstel van de laatste heb ik het wat zijn vertolkingsstrategie betreft nogal wat moeite of liever gezegd: wat de bijbel behandeling betreft. Ik geloof niet zo erg in die grondwoorden-methode die Van Gennep hanteert; evenmin in „de bijbelse mens" of „de bijbelse visie" die ik telkens in zijn stuk tegenkom. Het vertolken gaat op die manier wel wat erg onkritisch toe. Ook zakelijk gaat dat scheeflopen, als ik op blz. 127 lees: „Die macht de macht welke een middelaar heeft) is tenslotte de diepste dienst, die de machthebber kan bewijzen aan degene die boven en die on der hem staan". Terminologisch kan ik met zo'n zin niet veel beginnen (hoe kan er tegelijk sprake zijn van boven-onder, en van een machthebber die onder de een en boven de ander staat?), maar ik denk wel dat ik Van Gennep's bijdrage heb begre pen als ik samenvat dat volgens hem óók de enkele mens, als hij waarlijk vrij is en niet bang, een macht is om mee te rekenen temidden van alle andere machten. Dat is in elk geval bijbels of niet bijbels een zeer belangwekkende en bemoedigende beëindiging van het boek. Ik lees er niet aan voorbij dat mr S. Ger brandy uitdrukkelijk vermeldt dat zijn bijdrage met medewerking van mr G. R. Rutgers en mr P. M. lVitteman geschre ven is. ll WOORD DER EEUWIGHEID O Christus, woord dereeuwigÏH fj dat naar ons uitging in de tijd en daad werd, van hoofd tot voeten, wij danken U, God die Gij zïjt; dat Gij ons menslijk wilt ontmoeten, Hoe hadden wij U ooit verstaalt waart Gij niet tot ons uitgegaanjr, o levenswoord van den beginne: Spreek, woord van vlees en bloe ons aan, o Christus, treed ons leven biiSM t Gij werd een mens, maarzondei j1 eer, die in de wereld geen verweer, niets heerlijks had voor mensenogen. Gij woord dat antwoord vraagt Heer, geef dat wij U herkennen mcgen^ Gezang 151 uit het Liedboek v de kerken; tekst Ad den Besten] De Haagse pastoor Renè Smeet^. behalve zielzorger ook beeldhi wer en op het ogenblik woif beeldhouwwerk van hem tento< gesteld in de H. Antonius en Loqg wijkkerk aan de Leyweg 926 Den Haag. Afbeeldingen van door Renè Smeets gemaakte be den zijn te vinden in het door uil verij Gottmer in Haarlem uitge ven boekje 'Laat Jezus Jezus zij waarin pastoor Smeets bij de j beeldingen korte meditatieve t< sten heeft geschreven (prijs ti a gulden). D Dr. H. J. L. (Henk) van Luijk, wegens zijn huwelijk ontslaj hoogleraar van de katholieke th logische hogeschool Amsterdam, houdt regelmad toespraken (preken zo men wil) de (kritische) Amsterdamse Si denten-ekklesia. Het gaat hem zijn gehoor er om de katholii traditie te confronteren met dei derne cultuur. Een aantal van toespraken is riu gebundeld „Pleidooi voor de ziel", met de scheiden ondertitel: negent schetsen voor vandaag. Uitgevi Wereldvenster in Baarn vraagtjs 19,50 voor. ADVERTENTIE Maar dat al wat er gebéurt en zijn tranen heeft, wacht, op Hem, tótdat, dat is waar. (leerhuis) Jongeren rondom een tafel, een twintigtal tieners, schokschouderend een beetje om wat ik voor waarheid vertel. Dromen vertel ik van toekomst en vrede en recht, ze hebben er niet op gerekend. Maak, Heer, Uw ontferming groot over hen, zo groot dat er altijd dromers zijn, tien ten minste in elke stad, want CU j zijt een God die raad weet, ook daarna als het eindelijk voorbij is, het eerste, als deze planeet uitdooft, en sterft, aan zichzelf. (laatste gebed) Neem in erbarmen nu dit leven aan. Een en al schuld voor U, moet ik vergaan. Gedenk een zondaar die weer op zal staan. Ds P. Oussoren (herv.), bureause cretaris aan de Kath. Theol. Hoge school te Utrecht, geeft een indruk van: „Brood en wijn" door Geert Boogaard, uitg. Callenbach, Nij- merk, 68 blz., 7,90. Terugblik op de inhoud 1975: taalgebruik bij progressieven en veronti ten - de charismatische verniewing van kerk - een week naar de eo luisteren do angst - wat zit er achter telegraafmoralisn versobering: waartoe en hoe wat is relig indonesie 25 jaar na de soevereiniteitsot dracht - kloppende bas bij bach blijft betekenis van jeruzalem voor de moslims vellering van de inkomens - politi IE pretenties van een conventioneel christ „T dom. Langer willen we deze mededeling niet i n ken. Vraag een prospectus, dan bent u IZ( beter gelnfomeerd. U ontvangt dan bot Bl dien een proefnummer. Of abonneel al was 't voorlopig. Verzoeke mij te noteren als abonnee op maandblad VOORLOPIG 26,- p,j. (stud, 17,90). Naam Straat Plaats Deze bon op te sturen aan: Antwoordno. 1 ei Delft (geen postzegel). Uitgave: Kok/Meinema

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 2