Een non breekt haar geloften Rita W. is non geweest. Ze heeft negen jaar in een kloos ter doorgebracht. Ze heeft haar eeuwige geloften afgelegd en is daarna op haar schreden teruggekeerd. Die beslissing heeft verwarring en eenzaamheid gebracht. Achteraf zegt ze: 'Ik heb een scheiding achter de rug, en dat is iets wat ik geen tweede keer in m'n leven wil meemaken'. Ze is haar pelgrimstocht begonnen in het rijke roomse leven. In het nog onaangetaste landschap van het bisschop pelijk mandement, de KRO en de katholieke meisjesschool. Als je haar vraagt wat er allemaal is veranderd, antwoordt ze: 'In tien jaren zijn eeuwen vergaan'. Rita (34 jaar) heeft in haar leven stappen ondernomen, waarop men niet kan terugkeren zonder een chaos te ver oorzaken. Ze wilde al vroeg het klooster in. Voordat ze intrad, leed ze als kind, thuis, onder een gespleten situatie. Aan de ene kant oogstte ze respect van ouders, broers en zusters, maar aan de andere kant ook een 'afgeschreven-zijn-op-voor hand'. Haar broers pestten haar soms, en dat kwam niet in mindering op hun respect. Die broers konden een verzaking van het leven niet inpassen in hun eigen bestaan. De vader kon dat ook niet. En het kind leed onder die situatie. Hoe kwam je1 tot een zo alles beheersende beslissing? Ze antwoordt: 'Toen ik als kind in de kerk het evangelie hoorde, was ik eerst helemaal ver baasd. Ik dacht dat de men sen moesten opstaan, dat ze iets moesten gaan doen. Maar ze deden niets. Ze luisterden, en dronken koffie. Maar vol gens mij moest dat evangelie gevolgen hebben. Er moest iets gebeuren' met mensen die zo iets hadden gehoord'. Zo be sloot Rita non te worden. Ze is afkomstig uit het Zuid- ïollandse dorpje L.. uit een ge- :in met zeven kinderen. De noeder, vroom en toegewijd, iteunde de keus van haar dochter. Haar vader was kriti- icher. Minder begrijpend. Maar lij heeft zijn dochter niet te- ;engehouden. Ze was trouwens liet de eerste uit het gezin, lita heeft een oudere zuster iie ook in het klooster is ge- aan. Maar deze is gebleven. ,ater, toen Rita besloot uit te reden, heeft dit besluit vooral Ie oudere zuster diep getrof fen. Ja tita trad in bij een seculiere irde. Deze zijn minder streng lan de meditatieve orden. Ze ertelt dat b.v. de 'metten' nachtelijke breviergebeden lie soms al om twee uur morgens beginnen) in haar rde dë avond tevoren moch- en worden gebeden, tita kwam in 1961 in het looster, op een moment dat et glorierijke roomse leven og onaantastbaar leek. Ze wam met vier andere postu- inten. Ze behoorde tot een an de laatste 'grote' lichtin- en. Ze kwam door haar novi- iaat heen en is vijf jaar later leprofest'. In de periode dat e novice was, heeft ze de van uds bekende vernederingen oorstaan. In haar novicentijd leeft ze b.v. de zwijgplicht 'silentium') gekend, die duur- e van na de 'completen' tot ia de 'lauden'. en andere bijzonderheid: In iet klooster was een gang die Is 'heiligdom' diende. De no- ices hebben kilometers omge- open, omdat ze steeds die gang ïoesten vermijden. Een dage- jkse opgaaf, omdat die mij- ing geen duidelijk doel dien- e. en omdat die gang een voor e hand liggende korte verbin- lng vormde. lita heeft het kloosterleven olgehouden tot in 1970. In dat aar werd ze 'geëxclaustreerd'. 'wee jaar later werd ze van laar geloften ontslagen. Daar de bisschop aan te pas ge- omen. want het blijft tot het aatste stadium een ingewik- elde weg om los te komen. )aar komt bij dat de achter- ebleven getrouwen in het looster de 'deserteur' niet snel oslaten. Zij blijven voor de ifvallige bidden, en schrijven iok brieven. Rita b.v. had twee antes in het klooster, en die lebben haar onder druk gezet. )e ene tante behoort tot het ype dat wij 'verontrust' zou ten noemen. Een strijdbare fi- uur. die tot uiterste conse- luenties bereid is. Deze heeft lanvankelijk met Rita gebro- :en, maar dat is later goedge- :omen. De andere schrijft irieven waarop Rita het ant woord schuldig moet blijven, lijvoorbeeld een brief op sa- ramentsdag, met de vraag of e nog in het heilig sacrament [elooft. lita is erg loyaal geweest. Ze 'ertelt haar verbijstering, toen nkele jaren na haar intrede en (voorzichtige) tegenwer- ing op gang kwam onder de ongeren. Dat kwam op haar iver als ongerijmd. Zoiets deed e toch niet? Ze was zover in fehoorzaamheid en onderwor- lenheid geïndoctrineerd, dat ien zelfstandig oordeel haar ingepast leek. Toch is dat een wonderlijke reactie voor deze vrouw, daar juist zij zich heeft ontwikkeld tot een zelfstandige geest, die geheel alleen de ver ste consequenties kon trekken. Die twee elementen, haar plichtsgetrouwheid en haar onafhankelijkheid, hebben van meet af conflictstof opgele verd. Het verbod b.v. om die kloostergang te betreden, heeft haar voortdurend geprikkeld. Ze heeft steeds de neiging ge voeld dat gebod niet stiekem, maar provocerend te overtre den. Zover is het nooit geko men. Zij kwam op de klooster leiding juist over als een van de meest stabiele figuren. Het leven in het klooster vertelt ze kenmerkte zich onder meer door een eindeloos onderhandelen met de kloos terleiding. Niets mocht ze zel( bedisselen. Alles moest ge vraagd worden. Zo moest je zelfs vragen om een schone zakdoek of om een schoon broekje. Daar zat een stuk voortdurend voelbaar gemaak te vernedering in. Overigens heeft ze niet alleen negatieve herinneringen. Als ze b.v. ver telt over de gebeden, die 's morgens vroeg gezegd wer den als de zusters onderweg waren van de slaapzaal naar de kapel, dan zegt ze: 'Ja, dat deed je iets, als dat gebed door de kloostergang golfde: Gelijk een hinde naar de waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God'. Stelt u zich overigens voor wat het betekent, tweeëneenhalf jaar in het geheel niet buiten de deur van het klooster te komen. Dat betekent dat de mensen aan elkaar zijn uitge leverd op een 'slagveld' van enkele vierkante meters. Rita laat ook doorschemeren dat ze een kloostergemeenschap een beetje ongezond vindt, omdat mensen met de meest uiteen lopende karakters zo dicht op elkaar moeten leven. Een mo gelijkheid om elkaar te ontlo pen is er niet. Des te meer klemt de vraag hoe het gesteld is met de ach tergeblevenen. Hun gemiddelde leeftijd groeit. Het levensoffer groeit mee. Men moet zich af vragen hoe verschrikkelijk het is de investering van een heel leven waardeloos te zien wor den. Elke collega die sterft, is een dubbele ramp. De gelede ren worden gedund; wie vult ze aan? JA Rita legt nog in 1966 haar eeu wige geloften af. In een tijd waarin haar geest al in een kenteringsproces werd meege sleept. Ze heeft intuïtief die kentering wel aangevoeld, maar ze heeft aanvankelijk geen woorden voor dit proces gehad. Ook de kloosterleiding moet iets hebben gemerkt. Bij be sprekingen van meditatieve of leerstellige problemen, was het al opgevallen dat Rita, die haar mond nooit placht dicht te houden, stiller werd. Zo zelfs, dat ze tenslotte niets meer zei. Als werd aangedron gen op haar commentaar, ant woordde ze 'Alles is bij mij in verbouwing'. In feite verleerde ze de (geloofs)taal waarin ze zich ooit gloedvol had bewo gen. Met het verstrijken van de tijd begonnen de woorden cliché's te worden. Ze kon ze nog wel uitspreken, maar het waren klanken geworden, die langzaam uit hun zin en be tekenis wegdreven. Een ver vreemding, die langzaam inzet, die men zich aanvankelijk be wust is als een onbestemd ge voel van" verwarring, maar waarvoor men plotseling woor den vindt. Met schrik ervaart Rita dit als afvalligheid. Als ongeloof. Ze ontzegt zichzelf het recht op dit spoor verder te denken. Toch is het oude pad niet terug te vinden. Hoe was dat oude pad dan? Dat was een weg van wereld mijdende, intieme vroomheid. De weg van 'Jezus en ik'. En Maria dan?, vraag ik. Nee, zegt Rita, Maria heeft voor mij nooit devotionele be tekenis gehad. Voor ons gezin ook niet. We hadden wel beel den in huis, van de heilige Theresia, maar dat was alleen aankleding van het interieur. Dat had verder geen betekenis, zeker niet voor mijn vader, die het maar zo zo vond. Ze zijn trouwens allemaal weg. Nee, toch, er is nog één beeldje van Theresia over. Dat smaakt zout als je er aan likt: dat is van een vreemde, zoutachtige steen gemaakt. Ik ben eigenlijk de enige thuis geweest voor wie die beelden een geweldige be tekenis hadden. Als kind was ik altijd bezig ze te versieren. En kaarsen he. Ik had er geen benul van. Kaarsen brandde je voor God, dus wie keek op een kaarsje? Ik was nooit op het idee gekomen dat kaarsen geld kostten. Wat voor God bestemd was. ja, dat pakte je gewoon. Daar kon nooit genoeg van zijn. Ik weet nog goed dat ik op een keer naar de pastorie ben gegaan om kaarsen te ha len. Toen vroeg de huishoud ster: 'Moeten ze van vijftig zijn, of van een gulden?' Maar ik wist helemaal niet wat dat betekende. En thuis, toen ik met die kaarsen aankwam, zei mijn moeder: 'Kind, die kaar sen moeten toch betaald wor den!' Ik- werd thuis natuurlijk ge plaagd door mijn broertjes en zusjes. Voor mijn eerbiedig heid. Rita vertelt dat ze haar eigen geval niet zo interessant vindt. Ze laat zelfs het woord opper vlakkigheid vallen, maar wel licht zijn dit onverwerkte her inneringen aan het klooster. Er is haar oppervlakkigheid aan gepraat. En trouweloosheid. Ze geeft dat toe. en laat het woord niet opnieuw vallen. Ze gaat nog verder. Ze laat doorsche meren dat ze zich bewust is van het feit dat hét verwoor den van haar probleem het zelfde is als het beheersen van haar probleem. Ze gaat gretig op vragen in. Dat zegt ze ook. 'Er is zoveel weggezonken in h'et bewustzijn: jij haalt met je vragen de dingen weer jiaar boven'. In het klooster zijn bepaalde mensélijke neigingen ook be wust vernietigd. Zo'n vernieti gingsproces kom je niet te bo ven door 'simpel' uit te treden. Neem b.v. de gelofte van sober heid en armoede. Die werd tot in de kleinste dingen nage streefd. Zo zelfs, dat het op de buitenstaander overkomt als pietluttigheid. Na de koffie werden b.v. de kopjes gecon troleerd op suikerresten. Zat er wat kleverigheid in, dan be tekende dit. dat er op onver antwoordelijke manier met suiker was omgesprongén. Dat mocht niet voorkomen. Later, als Rita terug is in de maatschappij, zal haar die ver antwoordingsplicht dwarszit ten. Aan de ene kant heeft ze de neiging die soberheid in haar burgerlijke leven voort te zetten. Die hoort immers tot haar eeuwige geloften. Daar staat tegenover dat ze. plotse ling de neiging voelt opkomen tot briljante inkopen: met geld smijten: ééri middag in weel de baden. Ik zeg: Vind je een dergelijke gelofte niet een kwestie van overvragen? Heeft de kerk je niet in een spontane periode van je leven de Rubicon over- gesleept en laat die kerk je in de verantwoording van een overspannen verplichting niet alleen? Rita heeft haar benen over el kaar geslagen. Ze buigt een beetje voorover en kijkt naar de punt van haar schoen. Dan kijkt ze me aan. Ja. zegt ze. Ja. dat is overvraagd! ja Ik zeg: De gangbare achter bakse praatjes over het kloos ter betreffen de seksualiteit. Eén van de opmerkingen komt hierop neer. dat homoseksue len in het klooster oververte genwoordigd zouden zijn. Heb je daar ooit iets van gemerkt? Nooit, zegt ze. Niet het gering ste symptoom. Je had er ook de kans niet voor. Je mocht nooit met z'n tweeën zijn. Daar komt bij dat de kloosterleiding verhinderde dat je op een be paalde manier met jezelf bezig was. Vroomheid was op God gericht. Je mocht niet al te zeer met je eigenproblemen sjouwen. Je mocht ook niet een half uur gearmd met een vriendin lopen om iets te be spreken. Je mocht helemaal niet gearmd lopen. Je raakte elkaar gewoon niet aan. Ik heb in het klooster nooit iets van bijzondere relaties gemerkt. Wél is het zo ze glimlacht dat ik eens helemaal onrustig werd, alleen maar omdat de loodgieter zou komen. Dat moet je je ook voorstellen, ik had in jaren geen man gezien. Die loodgieter was iets bijzon ders. En automatisch komt er bij zo'n gelegenheid iets mee van twijfel aan jezelf. Een ver ward gevoel. Je vraagt je af of de anderen ook zoiets hebben. En als dat niet zo lijkt te zijn, vraag .ie je af of je op het ver keerde" pad bent. door C.G. VAN ZWEDEN Ik vraag: Mocht je veel lezen? Nee. zegt Rita. In de eerste plaats waren de boeken streng geselecteerd. Bovendien was er een gescheiden boekerij. Als novice mocht je niet de boeken van de geprofeste zusters le zen. Lezen werd trouwens niet aangemoedigd, althans voor zover het de belletrie betreft. Er waren wel uren waarop ge lezen of gemediteerd mocht worden maar alleen met 'gees telijke' boeken. Als novicen hadden we wel ontspannings uren. maar in die tijd mochten we niet lezen. We deden han denarbeid. Ik heb honderden poppetjes gemaakt. We noem den dat 'prutten'. Ik heb wel eens op die uren een boekje meegenomen. Maar dan klonk al gauw heel bescheiden het belletje van de novicenmees- teres. Dat was een enig mens. Dan knikte ze heel vriendelijk, en dan zeiden haar ogen: 'toe, doe nu weg dat boekje. Je weet dat we het liever niet hebben.' Nou, dan gehoorzaamde je. Omdat het zo'n sympathieke vrouw was. Maar ik was, ge loof ik, van nature niet zo erg gehoorzaam. Je moet je voor stellen dat je onder een strak regiem leeft. Als novicen, ston den we 's morgens om zes uur op. Ik had een grote leeshon ger, en dan vond je altijd wel een gaatje. Wij hadden in onze onderjurken, onder het habijt, aan de voorzijde van die grote zakken, buidels bijna. Je leek wel een kangoeroe. In die ver borgen 'buidel' kun je natuur lijk al gauw iets kwijt. Een prismaboekje is er zo in ver dwenen. Bijvoorbeeld 'De Lou teringsberg' van Thomas Mer- ton. 's Avonds in bed dook ik snel onder de dekens, en las een klein half uurtje. Ik: Moest het licht dan niet uit? Rita: Ja, natuurlijk, maar van alle handelingen die je in het klooster verrichtte, maakte men een ritueel. Als je volgens de voorschriften werkte, en je maakte je avondtoilet, dan was je een half uur bezig. Je moest de sluier van je kap nauwkeurig in de plooien leg gen en op een bepaalde manier neerleggen. Maar ik was altijd binnen vijf minuten klaar. M'n kap hing ik wel aan een spij kertje, snel een borstel over je tanden, en met je boekje onder de dekens. Dan kon je wel twintig minuten lezen. Heer lijk. Over het gezin waaruit Rita voortkomt, vertelt ze dat haar moeder de fanatieke roomse tak van de familie vertegen woordigt. Van haar kant komt het onbuigzame. Van moeders kant krijgt ze iets mee van 'geen duimbreed wijken', van eeuwige, onveranderlijke situa ties en plichten. De vader ver tegenwoordigt de liberale kant van het roomskatholicisme. Hij bezit Brabantse jovialiteit. Dat neemt niet weg dat haar va der goed katholiek is. maar met eigenzinnige trekjes. Zo als zo vaak in dit soort situa ties. is de reactie op haar uit treden navenant. Haar moeder zwijgt. Zij verwerkt het in een diep verschiet. Haar vader daarentegen, die altijd gewend is de zaken bij de naam te noemen, zegt dat hij mensen die hun woord breken niet kan waarderen. Dat komt hard aan bij Rita. Op 22 februari 1961 Rita W. is 19 jaar treedt ze als pos tulante in het klooster in. Pos tulanten zijn in de grond van de zaak nergens aan gebonden. Ze hoeven de dagelijkse routi ne van het klooster niet mee te maken. Rita neemt echter volledig aan alle getijden deel en stort zich ijverig op haar toekomstige taken. Een half jaar later werdt ze met drie andere zusters 'ingekleed'. De datum: 3 september 1961. De plechtigheid van de 'inkleding' wordt bijgewoond door de ouders. De vaders van de brui den leiden hun dochters naar het altaar. De aankomende novicen hebben een kroon van bloemen op het hoofd en zijn gekleed in habijt, maar zonder sluier. Ten teken dat ze de we reld verzaken, worden bij het altaar de sieraden afgelegd in de handen van de priester. Bij het altaar staat een misdienaar klaar met een schaal. Op die schaal zullen de afgeknipte ha ren komen te liggen. De pries ter knipt. Hij zingt daarbij psalm 16 in het latijn. 'De Here is mijn erfdeel' knip 'Hij is mijn beker' knip. Grote lokken haar worden op de schaal gelegd. Aangezien de priester geen ervaring heeft met het knippen van haren, wordt het kapsel mishandeld, maar dat is onder deze om standigheden niet erg. Later zal de novicenmeesteres zorgen voor het bijwerken, en tijdens deze dienst zal niemand veel zien. daar de novice na de in kledingsplechtigheid onmiddel- lijklijk de kap met witte sluier op het hoofd krijgt. De plech tigheid wordt besloten met het Magnificat. Rita is nu officieel novice, en daarmee opgenomen in de kloostergemeenschap. Twee volle jaren zal ze nog zonder geloften leven. Na die twee ja ren worden de novicen door de novicenmeesteres voorgedragen voor hun tijdelijke geloften. Over die geloften wordt nu al met ontzag gesproken. Na twee jaren wordt ze inderdaad tij delijk geprofest. Het voorsta dium is geen sinecure. Ze moet haar tijdelijke geloften nog twee keer herhalen, in '64 en '65, voordat de kloosterleiding ervan overtuigd is dat ze haar eeuwige geloften kan afleggen. De tijdelijk geprofeste zuster heeft intussen wel enig krediet gekregen. In de novicentijd is de isolering namelijk volko men: in de periode van de tij delijke geloften wordt de af zondering heel langzaam ver licht. Rita legt in 1966 haar eeuwige geloften af. De zorgvuldigheid van de voorbereiding is zo groot, dat elk 'bedrijfsongeval' uitgesloten lijkt te zijn. Toch is er met die eeuwige geloften van Rita iets bijzonders aan de hand. Eigenlijk ligt hier een van de spannendste momenten üit haar intrigerende geschie denis. Want juist tegen de tijd dat Rlta haar geloften zal af leggen, begint ze af te haken, en dat op een manier die de kloosterleiding niet had mo gen ontgaan. Uiterlijk leek alles In orde. Ze wordt een maapd vóór de plechtigheid weer in het kloos ter geïsoleerd, omdat veron dersteld wordt dat ze die tijd in retraite gaat. Ik vroeg haar: Werd er niet op gélet dat je je beslissing schrif telijk motiveerde? Ja, zegt ze nadenkend, ze heb ben me inderdaad laten schrij ven, maar daar werd ik bij ge holpen. Dan werd gezegd: Je moet er dit of dat in zetten, anders accepteren ze je verkla ring niet. Ik: Wat deed je in die tijd van retraite JuL Rita: Ik was een en al ijver. .Ik hielp iedereen en overal waar ik maar kon. Die ijver werd gretig als geloofsijver ge zien, maar in werkelijkheid ontliep ik de retraite. Ja, je bent je die dingen op zulke momenten niet helemaal be wust. Later ga je pas inzien hoe het heeft gelegen. Maar ze moesten mij inderdaad ertoe aanzetten om te« mediteren, omdat ik anders de hele dag voor anderen bezig bleef. Ik: Sliep je goed? Rita: Nee, ik sliep slecht. Ik had 's nachts vaak huilbuien. Ongeveer een jaar voor haar eeuwige geloften, valt Rita een grote eer te beurt. De klooster leiding is ervan overtuigd dat ze een van de meest stabiele figuren in de gemeenschap is. Ze moet bij de moeder-overste komen, en krijgt te horen dat ze nu zoiets bijzonders verne men zal, dat ze die boodschap in deemoedige houding dient te beluisteren. Rita knielt neer voor de moeder-overste en hoort dat ze samen met twee geprofeste zusters is uitgeko zen om een stuk parochie-op- bouw in een Amsterdamse wijk ter hand te nemen. Ze is ge kozen uit vijfhonderd zusters. Als haar vader dit hoort, zegt hij dat ze naar de 'stad van het verderf' gaat. Gedrieën strijken ze neer in een huisje in Amsterdam. Het dagelijks werk komt dikwijls neer op maatschappelijke hulp. Zo helpt. Rita een groot gezin waarvan de moeder zwak be gaafd is. Deze noemt haar 'wijfie', en staat er b.v. op dat ze dagelijks, tijdens het werk. een geel schort voordoet. Ook zegt ze: 'Ach, wijfie, doe die kap toch af'. Kortom. Rita loopt er soms belachelijk bij. Kort voor haar eeuwige profes sie. als ze meedraait in de ker kelijke praktijk, komt ze voor een grote valstrik te staan, of schoon ze dat niet als zodanig herkent, of misschien onbewust niet wil herkennen. Ze wordt verliefd op een priester, een verliefdheid die kennelijk wordt beantwoord, zij het dan in hoofdzaak platonisch. Maar de spanningen die uit deze ■verhouding' voortvloeien, zijn te veel voor een eenzame zus ter. Achteraf ondergaat ze die periode eigenlijk als een soort driehoeksverhouding. Ik vraag haar hoe ze dat oplost met de wekelijkse biecht. Daar zit in derdaad een moeilijkheid. Ze gaat minder biechten: ln feite komt er een dubbele bodem in haar leven. Het is onbegrijpe lijk dat ze haar toestand niet tijdig analyseert, althans de consequenties van haar nieuwe situatie niet doorziet. Zo glijdt ze in een sfeer van grote in nerlijke spanningen toe naar haar eeuwige geloften. De kloosterleiding had uiter aard moeten doorzien-dat hier niet de volkomen toewijding aanwezig was die haar zo dik wijls als volstrekte voorwaarde was voorgehouden. Hier loopt de eerste lijn, die uiteindelijk naar haar uittreden zal leiden. De tweede lijn loopt via de weg van een religieuze kentering, maar daar schreef ik eerder over. JA Intussen bestaat het leven van een non niet uit louter span ningen. Er zijn ook talrijke leuke en kostbare herinnerin gen. Wonderlijke ervaringen deden de zusters op toen ze plotseling in een huisje in Am sterdam in de gewone wereld waren. Bijvoorbeeld, wat zeg je nu precies als de bakker aan de deur komt? Je moet brood hebben, maar hoe moet je dat zeggen? Wat is de dagelijkse omgangstaal om brood te be stellen? Dat zijn gekke pro bleempjes. die veel komische taferelen tot gevolg hebben. Op een zonnige dag zaten ze met hun drieën in de tuin. Ja renlang hadden ze elkaar nooit anders gekend of gezien dan in habijt en met kap op. Maar de zon straalt die dag zo lek ker warm. Ineens pakt Rita die toeter van haar hoofd en zet dat ding in het gras. 'Kaal' kijkt ze haar collega's aan. Ze zijn die middag niet meer bij gekomen van het lachen. Een dwaas verhaal vertelt ze over haar ontmoeting met een Turkse gastarbeider. Ze ont moet hem in de bus. Het was een man die nauwgezet met zijn Koran en met zijn reli gieuze plichten omging. Hij gaat naast Rita zitten en vraagt: 'Ben jij van God?' Op het bevestigende antwoord, wordt hij enthousiast. 'Ik ben van Allah', zegt hij. Rita raakt de man niet meer kwijt. Hij komt zelfs een keer op bezoek. Hij heeft een bos rode rozen meegebracht. Grote verlegenheid natuurlijk. Het is de man maar zeer moei zaam aan het verstand te brengen dat wijding aan God en wereldmijding, c.q. celibaat, in het christendom in eikaars verlengde kunnen liggen. Maar als de waarheid tot hem door dringt. is hij zo verbijsterd, dat hij de bloemen van hun steel breekt en zegt: 'Dat zijn jullie. Zo zijn jullie'. Hij had ook een flesje parfum meegebracht. De drie hebben daar wat op gevonden. Ze heb ben het flesje open op het toilet gezet en er nog lang plezier van gehad. Rita is in 1970 officieus uitge treden, in '72 officieel. Als alles achter de rug is, maakt ze met haar moeder een reis naar Ro me. Daar. in Rome, zie je nog van die intieme, weelderige pa rochiekerkjes. met veel beelden en brandende kaarsjes. Eigen lijk. zegt Rlta. vind je die in Nederland niet zo veel meer. Als je de sfeer ongeveer wilt proeven, moet je eens naar het Begijnhof in Amsterdam gaan. In een soortgelijk kerkje in Rome maakt ze met haar moe der een plechtigheid mee. Het is een aanbiddingsplechtigheid van zusters. Als die jonge zus ter. na de aanbidding, als brui den van het altaar afkomen, getooid met kap en sluier, ziet Rita twee dikke tranen uit de ogen van haar moeder lopen. Haar moeder zegt: 'Zo was jij ook'. 'Ja', antwoordt Rita, 'maar dat keert nooit meer terug'.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 19