Een non
breekt
haar geloften
Rita W. is non geweest. Ze heeft negen jaar in een kloos
ter doorgebracht. Ze heeft haar eeuwige geloften afgelegd
en is daarna op haar schreden teruggekeerd. Die beslissing
heeft verwarring en eenzaamheid gebracht. Achteraf zegt
ze: 'Ik heb een scheiding achter de rug, en dat is iets wat
ik geen tweede keer in m'n leven wil meemaken'.
Ze is haar pelgrimstocht begonnen in het rijke roomse
leven. In het nog onaangetaste landschap van het bisschop
pelijk mandement, de KRO en de katholieke meisjesschool.
Als je haar vraagt wat er allemaal is veranderd, antwoordt
ze: 'In tien jaren zijn eeuwen vergaan'.
Rita (34 jaar) heeft in haar leven stappen ondernomen,
waarop men niet kan terugkeren zonder een chaos te ver
oorzaken.
Ze wilde al vroeg het klooster in. Voordat ze intrad, leed
ze als kind, thuis, onder een gespleten situatie. Aan de ene
kant oogstte ze respect van ouders, broers en zusters, maar
aan de andere kant ook een 'afgeschreven-zijn-op-voor
hand'. Haar broers pestten haar soms, en dat kwam niet in
mindering op hun respect. Die broers konden een verzaking
van het leven niet inpassen in hun eigen bestaan. De vader
kon dat ook niet. En het kind leed onder die situatie.
Hoe kwam je1 tot een zo alles
beheersende beslissing? Ze
antwoordt: 'Toen ik als kind in
de kerk het evangelie hoorde,
was ik eerst helemaal ver
baasd. Ik dacht dat de men
sen moesten opstaan, dat ze
iets moesten gaan doen. Maar
ze deden niets. Ze luisterden,
en dronken koffie. Maar vol
gens mij moest dat evangelie
gevolgen hebben. Er moest iets
gebeuren' met mensen die zo
iets hadden gehoord'. Zo be
sloot Rita non te worden.
Ze is afkomstig uit het Zuid-
ïollandse dorpje L.. uit een ge-
:in met zeven kinderen. De
noeder, vroom en toegewijd,
iteunde de keus van haar
dochter. Haar vader was kriti-
icher. Minder begrijpend. Maar
lij heeft zijn dochter niet te-
;engehouden. Ze was trouwens
liet de eerste uit het gezin,
lita heeft een oudere zuster
iie ook in het klooster is ge-
aan. Maar deze is gebleven.
,ater, toen Rita besloot uit te
reden, heeft dit besluit vooral
Ie oudere zuster diep getrof
fen.
Ja
tita trad in bij een seculiere
irde. Deze zijn minder streng
lan de meditatieve orden. Ze
ertelt dat b.v. de 'metten'
nachtelijke breviergebeden
lie soms al om twee uur
morgens beginnen) in haar
rde dë avond tevoren moch-
en worden gebeden,
tita kwam in 1961 in het
looster, op een moment dat
et glorierijke roomse leven
og onaantastbaar leek. Ze
wam met vier andere postu-
inten. Ze behoorde tot een
an de laatste 'grote' lichtin-
en. Ze kwam door haar novi-
iaat heen en is vijf jaar later
leprofest'. In de periode dat
e novice was, heeft ze de van
uds bekende vernederingen
oorstaan. In haar novicentijd
leeft ze b.v. de zwijgplicht
'silentium') gekend, die duur-
e van na de 'completen' tot
ia de 'lauden'.
en andere bijzonderheid: In
iet klooster was een gang die
Is 'heiligdom' diende. De no-
ices hebben kilometers omge-
open, omdat ze steeds die gang
ïoesten vermijden. Een dage-
jkse opgaaf, omdat die mij-
ing geen duidelijk doel dien-
e. en omdat die gang een voor
e hand liggende korte verbin-
lng vormde.
lita heeft het kloosterleven
olgehouden tot in 1970. In dat
aar werd ze 'geëxclaustreerd'.
'wee jaar later werd ze van
laar geloften ontslagen. Daar
de bisschop aan te pas ge-
omen. want het blijft tot het
aatste stadium een ingewik-
elde weg om los te komen.
)aar komt bij dat de achter-
ebleven getrouwen in het
looster de 'deserteur' niet snel
oslaten. Zij blijven voor de
ifvallige bidden, en schrijven
iok brieven. Rita b.v. had twee
antes in het klooster, en die
lebben haar onder druk gezet.
)e ene tante behoort tot het
ype dat wij 'verontrust' zou
ten noemen. Een strijdbare fi-
uur. die tot uiterste conse-
luenties bereid is. Deze heeft
lanvankelijk met Rita gebro-
:en, maar dat is later goedge-
:omen. De andere schrijft
irieven waarop Rita het ant
woord schuldig moet blijven,
lijvoorbeeld een brief op sa-
ramentsdag, met de vraag of
e nog in het heilig sacrament
[elooft.
lita is erg loyaal geweest. Ze
'ertelt haar verbijstering, toen
nkele jaren na haar intrede
en (voorzichtige) tegenwer-
ing op gang kwam onder de
ongeren. Dat kwam op haar
iver als ongerijmd. Zoiets deed
e toch niet? Ze was zover in
fehoorzaamheid en onderwor-
lenheid geïndoctrineerd, dat
ien zelfstandig oordeel haar
ingepast leek. Toch is dat een
wonderlijke reactie voor deze
vrouw, daar juist zij zich heeft
ontwikkeld tot een zelfstandige
geest, die geheel alleen de ver
ste consequenties kon trekken.
Die twee elementen, haar
plichtsgetrouwheid en haar
onafhankelijkheid, hebben van
meet af conflictstof opgele
verd. Het verbod b.v. om die
kloostergang te betreden, heeft
haar voortdurend geprikkeld.
Ze heeft steeds de neiging ge
voeld dat gebod niet stiekem,
maar provocerend te overtre
den. Zover is het nooit geko
men. Zij kwam op de klooster
leiding juist over als een van
de meest stabiele figuren.
Het leven in het klooster
vertelt ze kenmerkte zich
onder meer door een eindeloos
onderhandelen met de kloos
terleiding. Niets mocht ze zel(
bedisselen. Alles moest ge
vraagd worden. Zo moest je
zelfs vragen om een schone
zakdoek of om een schoon
broekje. Daar zat een stuk
voortdurend voelbaar gemaak
te vernedering in. Overigens
heeft ze niet alleen negatieve
herinneringen. Als ze b.v. ver
telt over de gebeden, die
's morgens vroeg gezegd wer
den als de zusters onderweg
waren van de slaapzaal naar
de kapel, dan zegt ze: 'Ja, dat
deed je iets, als dat gebed door
de kloostergang golfde:
Gelijk een hinde naar de
waterbeken smacht,
zo smacht mijn ziel naar U,
o God.
Mijn ziel dorst naar God,
naar de levende God'.
Stelt u zich overigens voor wat
het betekent, tweeëneenhalf
jaar in het geheel niet buiten
de deur van het klooster te
komen. Dat betekent dat de
mensen aan elkaar zijn uitge
leverd op een 'slagveld' van
enkele vierkante meters. Rita
laat ook doorschemeren dat ze
een kloostergemeenschap een
beetje ongezond vindt, omdat
mensen met de meest uiteen
lopende karakters zo dicht op
elkaar moeten leven. Een mo
gelijkheid om elkaar te ontlo
pen is er niet.
Des te meer klemt de vraag
hoe het gesteld is met de ach
tergeblevenen. Hun gemiddelde
leeftijd groeit. Het levensoffer
groeit mee. Men moet zich af
vragen hoe verschrikkelijk het
is de investering van een heel
leven waardeloos te zien wor
den. Elke collega die sterft, is
een dubbele ramp. De gelede
ren worden gedund; wie vult
ze aan?
JA
Rita legt nog in 1966 haar eeu
wige geloften af. In een tijd
waarin haar geest al in een
kenteringsproces werd meege
sleept. Ze heeft intuïtief die
kentering wel aangevoeld,
maar ze heeft aanvankelijk
geen woorden voor dit proces
gehad.
Ook de kloosterleiding moet
iets hebben gemerkt. Bij be
sprekingen van meditatieve of
leerstellige problemen, was het
al opgevallen dat Rita, die
haar mond nooit placht dicht
te houden, stiller werd. Zo
zelfs, dat ze tenslotte niets
meer zei. Als werd aangedron
gen op haar commentaar, ant
woordde ze 'Alles is bij mij in
verbouwing'. In feite verleerde
ze de (geloofs)taal waarin ze
zich ooit gloedvol had bewo
gen. Met het verstrijken van
de tijd begonnen de woorden
cliché's te worden. Ze kon ze
nog wel uitspreken, maar het
waren klanken geworden, die
langzaam uit hun zin en be
tekenis wegdreven. Een ver
vreemding, die langzaam inzet,
die men zich aanvankelijk be
wust is als een onbestemd ge
voel van" verwarring, maar
waarvoor men plotseling woor
den vindt. Met schrik ervaart
Rita dit als afvalligheid. Als
ongeloof. Ze ontzegt zichzelf
het recht op dit spoor verder
te denken. Toch is het oude
pad niet terug te vinden.
Hoe was dat oude pad dan?
Dat was een weg van wereld
mijdende, intieme vroomheid.
De weg van 'Jezus en ik'.
En Maria dan?, vraag ik.
Nee, zegt Rita, Maria heeft
voor mij nooit devotionele be
tekenis gehad. Voor ons gezin
ook niet. We hadden wel beel
den in huis, van de heilige
Theresia, maar dat was alleen
aankleding van het interieur.
Dat had verder geen betekenis,
zeker niet voor mijn vader, die
het maar zo zo vond. Ze zijn
trouwens allemaal weg. Nee,
toch, er is nog één beeldje van
Theresia over. Dat smaakt zout
als je er aan likt: dat is van
een vreemde, zoutachtige steen
gemaakt. Ik ben eigenlijk de
enige thuis geweest voor wie
die beelden een geweldige be
tekenis hadden. Als kind was
ik altijd bezig ze te versieren.
En kaarsen he. Ik had er geen
benul van. Kaarsen brandde je
voor God, dus wie keek op een
kaarsje? Ik was nooit op het
idee gekomen dat kaarsen geld
kostten. Wat voor God bestemd
was. ja, dat pakte je gewoon.
Daar kon nooit genoeg van
zijn. Ik weet nog goed dat ik
op een keer naar de pastorie
ben gegaan om kaarsen te ha
len. Toen vroeg de huishoud
ster: 'Moeten ze van vijftig
zijn, of van een gulden?' Maar
ik wist helemaal niet wat dat
betekende. En thuis, toen ik
met die kaarsen aankwam, zei
mijn moeder: 'Kind, die kaar
sen moeten toch betaald wor
den!'
Ik- werd thuis natuurlijk ge
plaagd door mijn broertjes en
zusjes. Voor mijn eerbiedig
heid.
Rita vertelt dat ze haar eigen
geval niet zo interessant vindt.
Ze laat zelfs het woord opper
vlakkigheid vallen, maar wel
licht zijn dit onverwerkte her
inneringen aan het klooster. Er
is haar oppervlakkigheid aan
gepraat. En trouweloosheid. Ze
geeft dat toe. en laat het woord
niet opnieuw vallen. Ze gaat
nog verder. Ze laat doorsche
meren dat ze zich bewust is
van het feit dat hét verwoor
den van haar probleem het
zelfde is als het beheersen van
haar probleem. Ze gaat gretig
op vragen in. Dat zegt ze ook.
'Er is zoveel weggezonken in
h'et bewustzijn: jij haalt met
je vragen de dingen weer jiaar
boven'.
In het klooster zijn bepaalde
mensélijke neigingen ook be
wust vernietigd. Zo'n vernieti
gingsproces kom je niet te bo
ven door 'simpel' uit te treden.
Neem b.v. de gelofte van sober
heid en armoede. Die werd tot
in de kleinste dingen nage
streefd. Zo zelfs, dat het op de
buitenstaander overkomt als
pietluttigheid. Na de koffie
werden b.v. de kopjes gecon
troleerd op suikerresten. Zat
er wat kleverigheid in, dan be
tekende dit. dat er op onver
antwoordelijke manier met
suiker was omgesprongén. Dat
mocht niet voorkomen.
Later, als Rita terug is in de
maatschappij, zal haar die ver
antwoordingsplicht dwarszit
ten. Aan de ene kant heeft ze
de neiging die soberheid in
haar burgerlijke leven voort te
zetten. Die hoort immers tot
haar eeuwige geloften. Daar
staat tegenover dat ze. plotse
ling de neiging voelt opkomen
tot briljante inkopen: met geld
smijten: ééri middag in weel
de baden.
Ik zeg: Vind je een dergelijke
gelofte niet een kwestie van
overvragen? Heeft de kerk je
niet in een spontane periode
van je leven de Rubicon over-
gesleept en laat die kerk je in
de verantwoording van een
overspannen verplichting niet
alleen?
Rita heeft haar benen over el
kaar geslagen. Ze buigt een
beetje voorover en kijkt naar
de punt van haar schoen. Dan
kijkt ze me aan. Ja. zegt ze.
Ja. dat is overvraagd!
ja
Ik zeg: De gangbare achter
bakse praatjes over het kloos
ter betreffen de seksualiteit.
Eén van de opmerkingen komt
hierop neer. dat homoseksue
len in het klooster oververte
genwoordigd zouden zijn. Heb
je daar ooit iets van gemerkt?
Nooit, zegt ze. Niet het gering
ste symptoom. Je had er ook
de kans niet voor. Je mocht
nooit met z'n tweeën zijn. Daar
komt bij dat de kloosterleiding
verhinderde dat je op een be
paalde manier met jezelf bezig
was. Vroomheid was op God
gericht. Je mocht niet al te
zeer met je eigenproblemen
sjouwen. Je mocht ook niet een
half uur gearmd met een
vriendin lopen om iets te be
spreken. Je mocht helemaal
niet gearmd lopen. Je raakte
elkaar gewoon niet aan. Ik heb
in het klooster nooit iets van
bijzondere relaties gemerkt.
Wél is het zo ze glimlacht
dat ik eens helemaal onrustig
werd, alleen maar omdat de
loodgieter zou komen. Dat
moet je je ook voorstellen, ik
had in jaren geen man gezien.
Die loodgieter was iets bijzon
ders. En automatisch komt er
bij zo'n gelegenheid iets mee
van twijfel aan jezelf. Een ver
ward gevoel. Je vraagt je af of
de anderen ook zoiets hebben.
En als dat niet zo lijkt te zijn,
vraag .ie je af of je op het ver
keerde" pad bent.
door
C.G. VAN ZWEDEN
Ik vraag: Mocht je veel lezen?
Nee. zegt Rita. In de eerste
plaats waren de boeken streng
geselecteerd. Bovendien was er
een gescheiden boekerij. Als
novice mocht je niet de boeken
van de geprofeste zusters le
zen. Lezen werd trouwens niet
aangemoedigd, althans voor
zover het de belletrie betreft.
Er waren wel uren waarop ge
lezen of gemediteerd mocht
worden maar alleen met 'gees
telijke' boeken. Als novicen
hadden we wel ontspannings
uren. maar in die tijd mochten
we niet lezen. We deden han
denarbeid. Ik heb honderden
poppetjes gemaakt. We noem
den dat 'prutten'. Ik heb wel
eens op die uren een boekje
meegenomen. Maar dan klonk
al gauw heel bescheiden het
belletje van de novicenmees-
teres. Dat was een enig mens.
Dan knikte ze heel vriendelijk,
en dan zeiden haar ogen: 'toe,
doe nu weg dat boekje. Je weet
dat we het liever niet hebben.'
Nou, dan gehoorzaamde je.
Omdat het zo'n sympathieke
vrouw was. Maar ik was, ge
loof ik, van nature niet zo erg
gehoorzaam. Je moet je voor
stellen dat je onder een strak
regiem leeft. Als novicen, ston
den we 's morgens om zes uur
op. Ik had een grote leeshon
ger, en dan vond je altijd wel
een gaatje. Wij hadden in onze
onderjurken, onder het habijt,
aan de voorzijde van die grote
zakken, buidels bijna. Je leek
wel een kangoeroe. In die ver
borgen 'buidel' kun je natuur
lijk al gauw iets kwijt. Een
prismaboekje is er zo in ver
dwenen. Bijvoorbeeld 'De Lou
teringsberg' van Thomas Mer-
ton. 's Avonds in bed dook ik
snel onder de dekens, en las
een klein half uurtje.
Ik: Moest het licht dan niet
uit?
Rita: Ja, natuurlijk, maar van
alle handelingen die je in het
klooster verrichtte, maakte
men een ritueel. Als je volgens
de voorschriften werkte, en je
maakte je avondtoilet, dan
was je een half uur bezig. Je
moest de sluier van je kap
nauwkeurig in de plooien leg
gen en op een bepaalde manier
neerleggen. Maar ik was altijd
binnen vijf minuten klaar. M'n
kap hing ik wel aan een spij
kertje, snel een borstel over je
tanden, en met je boekje onder
de dekens. Dan kon je wel
twintig minuten lezen. Heer
lijk.
Over het gezin waaruit Rita
voortkomt, vertelt ze dat haar
moeder de fanatieke roomse
tak van de familie vertegen
woordigt. Van haar kant komt
het onbuigzame. Van moeders
kant krijgt ze iets mee van
'geen duimbreed wijken', van
eeuwige, onveranderlijke situa
ties en plichten. De vader ver
tegenwoordigt de liberale kant
van het roomskatholicisme. Hij
bezit Brabantse jovialiteit. Dat
neemt niet weg dat haar va
der goed katholiek is. maar
met eigenzinnige trekjes. Zo
als zo vaak in dit soort situa
ties. is de reactie op haar uit
treden navenant. Haar moeder
zwijgt. Zij verwerkt het in een
diep verschiet. Haar vader
daarentegen, die altijd gewend
is de zaken bij de naam te
noemen, zegt dat hij mensen
die hun woord breken niet kan
waarderen.
Dat komt hard aan bij Rita.
Op 22 februari 1961 Rita W.
is 19 jaar treedt ze als pos
tulante in het klooster in. Pos
tulanten zijn in de grond van
de zaak nergens aan gebonden.
Ze hoeven de dagelijkse routi
ne van het klooster niet mee
te maken. Rita neemt echter
volledig aan alle getijden deel
en stort zich ijverig op haar
toekomstige taken. Een half
jaar later werdt ze met drie
andere zusters 'ingekleed'. De
datum: 3 september 1961. De
plechtigheid van de 'inkleding'
wordt bijgewoond door de
ouders. De vaders van de brui
den leiden hun dochters naar
het altaar. De aankomende
novicen hebben een kroon van
bloemen op het hoofd en zijn
gekleed in habijt, maar zonder
sluier. Ten teken dat ze de we
reld verzaken, worden bij het
altaar de sieraden afgelegd in
de handen van de priester. Bij
het altaar staat een misdienaar
klaar met een schaal. Op die
schaal zullen de afgeknipte ha
ren komen te liggen. De pries
ter knipt. Hij zingt daarbij
psalm 16 in het latijn. 'De
Here is mijn erfdeel' knip
'Hij is mijn beker' knip.
Grote lokken haar worden op
de schaal gelegd. Aangezien
de priester geen ervaring heeft
met het knippen van haren,
wordt het kapsel mishandeld,
maar dat is onder deze om
standigheden niet erg. Later
zal de novicenmeesteres zorgen
voor het bijwerken, en tijdens
deze dienst zal niemand veel
zien. daar de novice na de in
kledingsplechtigheid onmiddel-
lijklijk de kap met witte sluier
op het hoofd krijgt. De plech
tigheid wordt besloten met het
Magnificat.
Rita is nu officieel novice, en
daarmee opgenomen in de
kloostergemeenschap. Twee
volle jaren zal ze nog zonder
geloften leven. Na die twee ja
ren worden de novicen door de
novicenmeesteres voorgedragen
voor hun tijdelijke geloften.
Over die geloften wordt nu al
met ontzag gesproken. Na twee
jaren wordt ze inderdaad tij
delijk geprofest. Het voorsta
dium is geen sinecure. Ze moet
haar tijdelijke geloften nog
twee keer herhalen, in '64 en
'65, voordat de kloosterleiding
ervan overtuigd is dat ze haar
eeuwige geloften kan afleggen.
De tijdelijk geprofeste zuster
heeft intussen wel enig krediet
gekregen. In de novicentijd is
de isolering namelijk volko
men: in de periode van de tij
delijke geloften wordt de af
zondering heel langzaam ver
licht.
Rita legt in 1966 haar eeuwige
geloften af. De zorgvuldigheid
van de voorbereiding is zo
groot, dat elk 'bedrijfsongeval'
uitgesloten lijkt te zijn. Toch
is er met die eeuwige geloften
van Rita iets bijzonders aan de
hand. Eigenlijk ligt hier een
van de spannendste momenten
üit haar intrigerende geschie
denis. Want juist tegen de tijd
dat Rlta haar geloften zal af
leggen, begint ze af te haken,
en dat op een manier die de
kloosterleiding niet had mo
gen ontgaan.
Uiterlijk leek alles In orde. Ze
wordt een maapd vóór de
plechtigheid weer in het kloos
ter geïsoleerd, omdat veron
dersteld wordt dat ze die tijd
in retraite gaat.
Ik vroeg haar: Werd er niet op
gélet dat je je beslissing schrif
telijk motiveerde?
Ja, zegt ze nadenkend, ze heb
ben me inderdaad laten schrij
ven, maar daar werd ik bij ge
holpen. Dan werd gezegd: Je
moet er dit of dat in zetten,
anders accepteren ze je verkla
ring niet.
Ik: Wat deed je in die tijd van
retraite
JuL
Rita: Ik was een en al ijver.
.Ik hielp iedereen en overal
waar ik maar kon. Die ijver
werd gretig als geloofsijver ge
zien, maar in werkelijkheid
ontliep ik de retraite. Ja, je
bent je die dingen op zulke
momenten niet helemaal be
wust. Later ga je pas inzien
hoe het heeft gelegen. Maar ze
moesten mij inderdaad ertoe
aanzetten om te« mediteren,
omdat ik anders de hele dag
voor anderen bezig bleef.
Ik: Sliep je goed?
Rita: Nee, ik sliep slecht. Ik
had 's nachts vaak huilbuien.
Ongeveer een jaar voor haar
eeuwige geloften, valt Rita een
grote eer te beurt. De klooster
leiding is ervan overtuigd dat
ze een van de meest stabiele
figuren in de gemeenschap is.
Ze moet bij de moeder-overste
komen, en krijgt te horen dat
ze nu zoiets bijzonders verne
men zal, dat ze die boodschap
in deemoedige houding dient
te beluisteren. Rita knielt neer
voor de moeder-overste en
hoort dat ze samen met twee
geprofeste zusters is uitgeko
zen om een stuk parochie-op-
bouw in een Amsterdamse wijk
ter hand te nemen. Ze is ge
kozen uit vijfhonderd zusters.
Als haar vader dit hoort, zegt
hij dat ze naar de 'stad van
het verderf' gaat. Gedrieën
strijken ze neer in een huisje
in Amsterdam. Het dagelijks
werk komt dikwijls neer op
maatschappelijke hulp. Zo
helpt. Rita een groot gezin
waarvan de moeder zwak be
gaafd is. Deze noemt haar
'wijfie', en staat er b.v. op dat
ze dagelijks, tijdens het werk.
een geel schort voordoet. Ook
zegt ze: 'Ach, wijfie, doe die
kap toch af'. Kortom. Rita
loopt er soms belachelijk bij.
Kort voor haar eeuwige profes
sie. als ze meedraait in de ker
kelijke praktijk, komt ze voor
een grote valstrik te staan, of
schoon ze dat niet als zodanig
herkent, of misschien onbewust
niet wil herkennen. Ze wordt
verliefd op een priester, een
verliefdheid die kennelijk
wordt beantwoord, zij het dan
in hoofdzaak platonisch. Maar
de spanningen die uit deze
■verhouding' voortvloeien, zijn
te veel voor een eenzame zus
ter. Achteraf ondergaat ze die
periode eigenlijk als een soort
driehoeksverhouding. Ik vraag
haar hoe ze dat oplost met de
wekelijkse biecht. Daar zit in
derdaad een moeilijkheid. Ze
gaat minder biechten: ln feite
komt er een dubbele bodem in
haar leven. Het is onbegrijpe
lijk dat ze haar toestand niet
tijdig analyseert, althans de
consequenties van haar nieuwe
situatie niet doorziet. Zo glijdt
ze in een sfeer van grote in
nerlijke spanningen toe naar
haar eeuwige geloften.
De kloosterleiding had uiter
aard moeten doorzien-dat hier
niet de volkomen toewijding
aanwezig was die haar zo dik
wijls als volstrekte voorwaarde
was voorgehouden. Hier loopt
de eerste lijn, die uiteindelijk
naar haar uittreden zal leiden.
De tweede lijn loopt via de weg
van een religieuze kentering,
maar daar schreef ik eerder
over.
JA
Intussen bestaat het leven van
een non niet uit louter span
ningen. Er zijn ook talrijke
leuke en kostbare herinnerin
gen. Wonderlijke ervaringen
deden de zusters op toen ze
plotseling in een huisje in Am
sterdam in de gewone wereld
waren. Bijvoorbeeld, wat zeg je
nu precies als de bakker aan
de deur komt? Je moet brood
hebben, maar hoe moet je dat
zeggen? Wat is de dagelijkse
omgangstaal om brood te be
stellen? Dat zijn gekke pro
bleempjes. die veel komische
taferelen tot gevolg hebben.
Op een zonnige dag zaten ze
met hun drieën in de tuin. Ja
renlang hadden ze elkaar nooit
anders gekend of gezien dan
in habijt en met kap op. Maar
de zon straalt die dag zo lek
ker warm. Ineens pakt Rita
die toeter van haar hoofd en
zet dat ding in het gras. 'Kaal'
kijkt ze haar collega's aan. Ze
zijn die middag niet meer bij
gekomen van het lachen.
Een dwaas verhaal vertelt ze
over haar ontmoeting met een
Turkse gastarbeider. Ze ont
moet hem in de bus. Het was
een man die nauwgezet met
zijn Koran en met zijn reli
gieuze plichten omging. Hij
gaat naast Rita zitten en
vraagt: 'Ben jij van God?' Op
het bevestigende antwoord,
wordt hij enthousiast. 'Ik ben
van Allah', zegt hij. Rita raakt
de man niet meer kwijt. Hij
komt zelfs een keer op bezoek.
Hij heeft een bos rode rozen
meegebracht.
Grote verlegenheid natuurlijk.
Het is de man maar zeer moei
zaam aan het verstand te
brengen dat wijding aan God
en wereldmijding, c.q. celibaat,
in het christendom in eikaars
verlengde kunnen liggen. Maar
als de waarheid tot hem door
dringt. is hij zo verbijsterd, dat
hij de bloemen van hun steel
breekt en zegt: 'Dat zijn jullie.
Zo zijn jullie'.
Hij had ook een flesje parfum
meegebracht. De drie hebben
daar wat op gevonden. Ze heb
ben het flesje open op het
toilet gezet en er nog lang
plezier van gehad.
Rita is in 1970 officieus uitge
treden, in '72 officieel. Als alles
achter de rug is, maakt ze met
haar moeder een reis naar Ro
me. Daar. in Rome, zie je nog
van die intieme, weelderige pa
rochiekerkjes. met veel beelden
en brandende kaarsjes. Eigen
lijk. zegt Rlta. vind je die in
Nederland niet zo veel meer.
Als je de sfeer ongeveer wilt
proeven, moet je eens naar het
Begijnhof in Amsterdam gaan.
In een soortgelijk kerkje in
Rome maakt ze met haar moe
der een plechtigheid mee. Het
is een aanbiddingsplechtigheid
van zusters. Als die jonge zus
ter. na de aanbidding, als brui
den van het altaar afkomen,
getooid met kap en sluier, ziet
Rita twee dikke tranen uit de
ogen van haar moeder lopen.
Haar moeder zegt: 'Zo was jij
ook'.
'Ja', antwoordt Rita, 'maar dat
keert nooit meer terug'.