Het raadsel van de Delftse Poort
Wagenborgen
klaagt over
inrichting
de plaat
Bezweken onder bombardementof is bombardement als 'excuus' gebruikt
Zeker is dat
Rotterdam
eraf wilde
'Groot Bronswijk' open voor ieder die hulp behoeft
door Willem-ian Martin
Crosby and
Nash: wind
iH
- ZATERDAG 6 DECEMBER
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 15
door Hans W. Ledeboer
ROTTERDAM Is de uit 1772 daterende Delftse Poort inderdaad helemaal vernietigd tijdens het
bombardement van mei 1940? Of hebben bouwers van de nieuwe Rotterdamse binnenstad dat
bombardement gebruikt als „smoes" om eindelijk, na dertig jaar krakeel, met goed fatsoen van
„dat obstakel" af te komen zonder gevoelige Rotterdamse burgers of doordenkende historici al te
hard op de tenen te staan?
Is er van deze poort nog het nodige
over? Of zijn de bij de afbraak in
1938 ten behoeve van latere her
bouw zo zorgvuldig gecatalogiseer
de en opgeborgen stenen samen
met het puin van de verwoeste bin
nenstad gebruikt om de Schie te
dempen of de nieuwe industriege
bieden te omdijken?
Om te kunnen nagaan wat er pre
cies met de stenen van de Delftse
Poort is gebeurd en om te weten
wat er nog van over is, waar resten
zich bevinden, of herbouw moge
lijk is, zal een uitgebreid speur
werk noodzakelijk zijn. De man of
instantie, die deze taak op zich
neemt, zal zich als een terrier moe
ten vastbijten in elk steentje of feit
dat hij tegenkomt, hoe klein of on
belangrijk het moge schijnen.
Want er zijn heel wat dingen ge
zegd en geschreven over het lot
van de Delftse Poort. Al die verkla
ringen spreken elkaar tegen. Maar
zij komen op eenzelfde punt uit: de
veronderstelling dat er niet meer
van zou resten dan een paar stuk
ken beeldhouwwerk in de kelder
van een Rotterdams museum of in
een tuin, ergens in Nederland.
Rotterdam is nooit'erg zorgvuldig
omgegaan met schatten uit het ver
leden. Interesse van stedelijke au
toriteiten, die leidde tot de her
bouw van de Laurenskerk, restau
ratie en soms reconstructie van
molens, restauratie van Delfsha-
ven, zij dateert pas uit de jongste
tijd.
Stad geruïneerd
„Er is van de oude stad van Eras
mus niet zo heel veel meer over.
Tot het midden van de negentien
de eeuw was het meeste nog aan
wezig. Toen is men voor den aan
leg van den spoorweg door de stad
gaan dempen en breken en in het
hart van het goede Rotterdam is
een ware verwoesting aangericht".
Taal en stijl tonen aan dat dit geen
citaat is uit een recent artikel. Het
in 1914 verschenen boekje „Oud-
Rotterdam" van Hollenkamp
opent met deze regels en dat inlei
dende hoofdstuk gaat verder:
„Vervolgens ging men de poorten
wegbreken, omdat de stadsuitleg
iiaar allé zijden dit nodig maakte.
Alleen de Delftsche Poort bleef be
houden. Men verruimde kaden en
brak sta-in-den-wegs van oude ge
bouwen af. Men dempte singels.
Men ruïneerde, zij het met de beste
bedoelingen, de oude stad".
Bij wijze van troost staat er: „Het
moderne Rotterdam heeft, zijn
oude glorie van stadsmooi verlie
zend,. zich ontplooid in een nieuwe,
brede pracht van havenstad". Dat
slaat op de rond de eeuwwisseling
gegraven bekkens van Rijnhaven,
Maashaven en Waalhaven en de
grote uitbreiding op de zuidelijke
Maasoever, die toen reeds begon.
Obstakel
Er zijn nu mensen die wat er alle
maal is gebeurd met de Delftse
Poort beschouwen als een van de
drie grote miskleunen van deze
eeuw. Te vergelijken met het op
ruimen van het natuurreservaat
De Beer, de massale sloop op het
Noordereiland en de vernietiging
van Feijenoord. Ook met de aanleg
van het spoorwegviaduct in de vo
rige eeuw.
Meer dan dertig jaar is er geharre
war geweest over de poort als ob
stakel, dat de verbetering van het
Hofplein zou verhinderen. In het
weekblad „Bouw" van 27 augustus
1960 wordt vermeld, dat er tussen
1910 en 1938 vierentwintig Hof-
plein-plannen zijn geweest. Hoe
dan ook: de poort moest weg van 't
samenkomen van de Delftsevaart
en de Coolsingel, waar zij altijd
had gestaan.
In 1938 was het zover: steen vóór
steen werd zij afgebroken om
eventueel elders te worden opge
bouwd. „Eventueel", want een in
Rotterdam bekend belastingdes
kundige en overigens verdienste
lijk amateur-historicus zei toen,
het inzicht van veel vooraanstaan
de Rotterdammers in die tijd ver
tolkend: „Waar maken ze zich
druk om? Die poort is gebouwd te
gen het eind van de achttiende
eeuw, wat betreft de architectuur
dus een van de lelijkste tijdperken!
Als je haar goed beziet, is die poort
gewoon een ding dat niet mooi is.
Je kunt haar rustig missen!" Maar
de poort was in Nederland toch
wel zó bekend, dat de spoorwegen
er hun voornaamste station in Rot
terdam naar noemden: „Centraal
Station" heette vroeger „Station
Delftse Poort".
Voortvarend
Over de architectonische en histo
rische waarde wordt nu wel an
ders gedacht. Bij de herbouw van
Rotterdam is het hele Hofplein
westwaarts verplaatst. De Delftse
Poort had rustig kunnen blijven
staan naast de Delftse Vaart aan
de kop van het Haagseveer, nie
mand zou daar nu last van hebben
gehad. Als men niet zo voortva
rend was geweest met de sloop in
1938 zou zij er wellicht nóg staan,
want. het staat helemaal niet vast.
dat het terrein waar zij heeft ge
staan in mei 1940 is doorploegd
door Duitse bommen.
De heer H. J. Peereboom van de
Rotterdamse politie, die dat bom
bardement heeft meegemaakt: „Er
zijn treffers geweest aan de over
kant van het water van de Delftse
vaart. Als de poort was weggebom
bardeerd, zat ik hief niet! Er is bij
ons een bom binnengekomen,
maar die ontplofte niet, die hing op
de tweede etage door het plafond
heen. Ik zie dat ding nog zitten, ik
ben er onderdoor gelopen!" Het
politiebureau vlak bij de poort is
gebouwd in 1938. Zou de sloop van
de Delftse Poort iets met de boqw
van dat nieuwe politiebureau héb
ben te maken? De hêer Peere
boom: „Dat weet ik niet".
Leeuwen
De heer L. A. Liekens, documenta-
tor van het bureau voorlichting
van de Rotterdamse gemeentese
cretarie, die de verzorging in. han
den heeft van het jaarlijks ver
schijnende „Maasboekje" met al
lerlei gegevens over Rotterdam
mers en hun werk: „De stenen van
de Delftse Poort zijn indertijd ach
ter een schutting opgeslagen op
het sloopterrein. Bij het bombar
dement is voor zover mij bekend
de belendende bebouwing weinig
beschadigd. Ja, bomscherven vlo
gen natuurlijk in het rond, maar
stadhuis en politiebureau staan er
nog altijd, de schade-kon.gemak
kelijk worden hersteld.
Aan de overkant van het Hofplein
en van het water van de Delftse
Vaart is veel meer gebeurd. Res
taurant Loos bij het station Hof
plein brandde uit. Er zijn stukken
beeldhouwwerk van de poort naar
allerlei plaatsen verdwaald. Ge
roofd? In een tuin aan de Beukels-
weg staan een paar beelden, die in-
De Delftse Poort vóór zij tussen de beide wereldoorlogen enige tientallen meters achterwaarts werd verrold om ruimte
te maken voor een vergroting van het Hofplein (voorgrond). Links het water van de Delftse Vaart, rechts de Coolsingel,
dus de reeds gedempte Coolvest. Rechts op de achtergrond het stadhuis. De bebouwing achter de Delftse Poort is ge
sloopt om ruimte te maken voor het in 1938 gebouwde nieuwe politiebureau. In dat jaar stond de poort veel dichter bij
deze bebouwing. De scheepvaarttunnel" te herkennen aan het hekwerk vlak bij de poort tussen Delftse Vaart en
Schie is bij de verruiming van het Hofplein aanzienlijk verlengd.
dertijd in de top van de boog van
de Delftse Poort hebben gestaan'.
De heer Liekens doelt op een Nep-
tunus-achtige figuur met een
Schie-nimf en een Rotte-nimf, die
de noordzijde van de poort moeten
hebben gesierd. Hij vervolgt: „In
Blaricum staat een liggende leeuw
op een voetstuk, waarop is gebei
teld: Tot 14 mei 1940 was ik wach
ter van de Delftse Poort in Rotter
dam. Maar dat kan niet, er waren
geen leeuwen bij de poort, al is er
wel eens geschreven over twee
leeuwen, die tussen zich een schild
bewaakten. Die beschrijving ken
nen we alleen van ver na de oorlog.
Er is vroeger nooit over leeuwen
geschreven, omdat ze er nooit zijn
geweest."
Dwaalspoor
Waarschijnlijk is degene die dit
schreef op een dwaalspoor ge
raakt, omdat bouwmeester Pieter
de Swart, die de poort had ontwor
pen, opdrachten had gegeven aan
beeldhouwers, die ook elders in de
stad werk hadden geleverd. Een
van de beeldhouwers is ook de ma
ker geweest van de leeuwen van de
Vierleeuwenbrug over de Oude
Haven. Die brug is inmiddels óók
al gesloopt, en de leeuwen hebben
vreemde omzwervingen gemaakt.
Pieter de Swart had de Delftse
Poort ontworpen en uitgevoerd als
waterpoort. Niet opgenomen in
een stadsmuur, maar aan de ene
zijde geflankeerd door de Delftse
Vaart, aan de andere zijde door de
in het begin van deze eeuw ge
dempte Coolvest, tegenwoordig de
Coolsingel. Vandaar dat men er la
ter op zo'n vreemde manier om
heen kon lopen: zij had als vrij
staande poort enigszins het uiter
lijk van een soort triomfboog. Het
oorspronkelijke karakter was
daarmee verloren, men kan een
waterpoort niet zómaar „op het
droge" zetten.
Het eerder aangehaalde artikel in
het weekblad „Bouw" besluit met
de opmerking, dat bij het bombar
dement van mei 1940 „de toen nog
niet geheel voltooide poort volsla
gen werd vernield". Dat klopt niet:
met de herbouw was toen nog ze
ker niet begonnen, de plaats moest
zelfs nog worden bepaald en hevi
ge discussies daarover waren nog
gaande. Geruststellend schrijft
„Bouw" daarbij: „Voor wat haar
esthetische waarde betreft, is zij
door de vernieling eigenlijk aan
een weinig roemvol einde ontko-
Onmogelijk
Dat schot treft de roos. Men wilde
er eigenlijk helemaal af: Het bom
bardement had een prachtig ex
cuus opgeleverd! Natuurlijk dacht
men daar later anders over. In
1970 stelde de heer L. van Leeu
wen, toen gemeenteraadslid voor
de WD, vragen. Hij kreeg van B.
en W. ten antwoord, dat de poort in
zandsteen was opgetrokken en dat
wegens het dodelijke gevaar voor
siliconenziekte bij de steenhou
wers het onmogelijk was, van vele
verlorengegane stukken kopieën
te maken.
En de Laurenskerk dan? Het libe
rale gemeenteraadslid W. Bagger
man, die de actie van zijn partijge
noot' Van Leeuwen wilde voortzet
ten: „De Laurens was, meen ik, het
laatste object waarbij steenhou-
werswerk in zandsteen mocht wor
den uitgevoerd. Dat gebeurde toen
al bij uitzondering."
door Jan Sloothaak
WAGENBORGEN „Vroe-
ger stopten ze de patiënten
achter slot en grendel. Nu zien
we in dat het gaat om mensen
in de knoop en trachten we ze
in de maatschappij terug te
brengen. Daarbij worden wel
eens vergissingen gemaakt.
De mensen worden wel eens
overschat". Drs F. H. von
Meijenfeldt, directeur alge
mene zaken van de psychiatri
sche inrichting 'Groot Brons
wijk' in Wagenborgen, pro
beert een verklaring te geven
voor de spanning die er is ont
staan tussen het dorp en deze
protestants-christelijke psy-
schiatrische inrichting.
Op een hoorzitting kwamen
klachten over overlast. Die klach
ten concentreerden zich op een
kleine afdeling met twaalf alco
hol- en drugpatiënten. Vooral de
horecasector liet zich horen,
maar ook anderen klaagden. De
nachtrust wordt soms verstoord.
Er zijn patiënten die zich niets la
ten gezeggen. Het personeel van
Groot Bronswijk reageert niet of
onvoldoende. Politie moet vaak
van elders te hulp worden geroe
pen. Het gedrag van sommige pa
tiënten wordt soms als onoorbaar
ervaren.
Langer dan een eeuw zijn Wagen
borgen en Groot Bronswijk als
een tweeling met elkaar verbonT
den geweest. Bijna twee dorpen
naast elkaar. Wagenborgen met
rond 1300 inwoners, de inrichting
met ongeveer zevenhonderd pa
tiënten en net zoveel medewer
kers. Bij het onlangs gehouden
eeuwfeest, markeerde de inrich
ting de overgang naar een nieuwe
aanpak: een experimenteel wo
ningproject om patiënten terug te
laten keren naar de maatschap
pij. Dat woningproject roept geen
ongenoegens op. Het is slechts
één van de uitingen van de erach
ter liggende gedachte om de pa
tiënt te confronteren met de
maatschappij.
Kritiek
In een gesprek met voorzitter H.
Kok van de Vereniging van
Dorpsbelangen komt verrassen
derwijs meer kritiek los op (een
deel van) het personeel dan op de
patiënten. Het gaat zegt de
heer Kok vooral om het ver
trouwen tussen dorp en inrich
ting. En de kleed- en leefgewoon
ten van een deel van het perso
neel, de staf niet uitgezonderd,
Gezicht vanaf gebouw voor creatieve therapie
heeft dat vertrouwen onder
mijnd. De patiënten hoeven niet
meer in gestichts- en het perso
neel niet meer in dienstkleding te
lopen, maar zoals nu hoeft het
toch ook niet. „Er lopen dokters
bij die ik niet aan mijn ziekbed
zou willen hebben. Wat ik zeg is
mijn persoonlijke mening, maar
ik weet dat in het dorp wantrou
wend wordt aangekeken tegen
het feit dat deze mensen patiën
ten moeten begeleiden en helpen.
Als ze al zo'n bende van zichzelf
maken, wat voor invloed heeft
dat dan op de patiënten.
Veel jongeren
Een oorzaak is volgens de heer
Kok vooral dat de ontwikkeling
van Groot Bronswijk sneller is
verlopen dan die van het dorp.
Mede door de import van veel
jongeren heeft de 'algemene
maatschappelijke vervlakking'
zich in Groot Bronswijk sneller
voltrokken dan in het dorp. Daar
door zijn beide uit elkaar ge-
groeid en dat heeft tot wantrou
wen geleid. „Ik wil me beslist niet
aansluiten bij de mensen die op
de hoorzitting gezegd hebben:
„Bouw er maar een muur om
heen". De zaken worden soms
overdreven. Maar wat er gebeurt
gaat ergens toch wel een beetje te
ver'). Kok herinnert aan de affai
re- Nieuw-Dennendal.' "Die direc
teur, Carel Muller, komt met
soms goede ideeën. Ik ben ervan
overtuigd dat zijn woorden meer
indruk maakten als hij wat an
ders gekleed en gekapt ging. In
Wagenborgen zou de directie van
Groot Bronswijk wat aan die kle
ding moeten doen." Een nogal
verbaasde drs Von Meijenfeldt:
"Voor mij is dit een nieuw ge-
.luid".
Gespecialiseerd
Een andere klacht is dat Groot
Bronswijk geen stafléden heeft
die gespecialiseerd zijn, op alco
hol- en drugpatiënten. Elders
hebben die patiënten vaak in wél
gespecialiseerde centra al een
mislukte behandeling gehad. Ze
komen dan tenslotte naar Groot
Bronswijk als laatste vluchtheu
vel, meent de heer Kok.
Von Meijenfeldt: „Het gaat niet
om het feit dat iemand alcohol of
drugs gebruikt, maar om de ach
terliggende oorzaken. Waaróm
gaat iemand drinken of drugs ge
bruiken? En in Groot Bronswijk
mogen we niet nalaten te probe
ren iets aan die oorzaak te doen."
De klacht dat de patiënten ge
noeg geld hebben om zich te be
drinken en niet op tijd binnen
hoeven te zijn, wijst de heer Von
Meijenfeldt van de hand. Je kunt
de mensen niet in de maatschap
pij terug willen brengen en ze te
gelijk onmondiger maken door
hun geld op de bank te zetten.
Het is niet waar dat patiënten
binnen mogen komen op een tijd
die hun belieft. De inrichting
heeft een bepaald behandelings-
beleid dat erop gericht moet zijn
zo veel mogelijk rekening te hou
den met de gevolgen. Als een pa
tiënt zich echter niet houdt aan
de in het kader van die behande
ling gemaakte afspraken, is dat
uiteindelijk mede zijn eigen ver
antwoordelijkheid. De gemeen
schap heeft trouwens ook een
stuk verantwoordelijkheid. An
dere dorpsgenoten zou men óók
helpen en proberen op te vangen.
De heer Von Meijenfeldt consta
teert een „dubbele moraal". De
maatschappij roept om vrijheden
voor patiënten, maar als dat dan
gebeurt, zegt men vaak: aari mijn
lijf geen polonaise.
Zwakzinnige
Groot Bronswijk herbergde van
ouds alleen zwakzinnigen. In 1948
kreeg de inrichting tevens erken
ning als psychiatrische inrich
ting. In Sappemeer komt een
nieuwe inrichting voor zwakzin
nigen. In Wagenborgen wordt het
aantal patiënten teruggebracht
tot vijfhonderd en de nadruk
komt te liggen op de psychiatri
sche inrichting.
De erkenning uit 1948 werd ei
genlijk; pas geëffectueerd in 1960
toen de psychiater A. W. Verhoog
geneesheer-directeur werd. Dit
beleid wordt voortgezet onder
zijn, enkele maanden geleden,
aangestelde opvolger P. Houx. Of
de afdeling voor alcohol-en drugs-
Drs F. H. von Meyenfeldt: we ko
men al nader tot elkaar
patiënten groter" wordt en welke
patiënten er in de toekomst wor
den opgenomen, is niet te voor
spellen. „Tien jaar geleden ken
den we het drug-probleem niet.
Nu komt er een aanbod van deze
patiënten uit de maatschappij.
Onze taak is om in principe
ook vanuit ons protestants-chris
telijk uitgangspunt ieder te ac
cepteren die we kunnen helpen.
Het gaat om mensen in nood".
Begrip voor angst
Drs. Von Meijenfeldt heeft overi
gens wel begrip voor de angst in
het dorp. „Men is ook bang dat er
drughandelaren op afkomen en
de weerslag die dat heeft op de ei
gen kinderen. Maar die kinderen
lopen op een school in Delfzijl of
Groningen hetzelfde gevaar?. De
mensen uit de inrichting worden
vaak ook anders bekeken. „Als
iemand zwemt en zijn broek zakt
af, dan wordt er gelachen. Over
komt dat een jongen uit de inrich
ting, dan wordt', erover gefluis
terd, terwijl het best kan zijn dat
het-elastiekje gewoon was ge
kaapt"-.
Volgens de heer Von Meijenfeldt
zowel als de heer Kok heeft de
hoorzitting overigens goed ge
werkt. Men is elkaar dichter ge
naderd. En beiden zijn het er
over eens dat dit contact moet
worden vervolgd.
Hoewel het
samenwerkingsverband tussen
de heren Croby, Stills, Nash en
Young (laatstgenoemde vorige
week nog uitgebreid present in
deze bladen in verband met zijn
elpee Zuma) officieel niet meer
bestaat, heeft de opheffing
nooit een definitieve
verwijdering tot gevolg gehad.
Nog regelmatig bieden de
jongelui elkaar hun diensten
aan, als een van allen weer eens
een project op stapel heeft,
waaraan geschoolde
achtergrond-vocalen te pas
moeten komen. Anderzijds
wordt zo nu en dan ook nog wel
eens gezamenlijk opgetreden.
Mooi natuurlijk, zoveel
muzikale hondetróuw, maar
aan de andere kant wil het oor
toch ook wat, en in dat licht is
het nog zeer de vraag of het
oplaaien van de verbintenissen
wel zo positief beoordeeld moet
worden. Dat komt bijvoorbeeld
scherp tot uitdrukking als men
de muziek, die Graham Nash na
de officiële opheffing van
CSNY op persoonlijke titel
produceerde, vergelijkt met
Wind On The Water (Polydor
2417 303), een onlangs
verschenen elpee waarvoor
Nash zijn krachten bundelde
met die van David Crosby.
Wild Tales
Een verschil van dag en nacht.
Waar Nash zich destijds
geleidelijk ontwikkelde tot een
songschrijver van meer dan
gemiddeld formaat, die zijn
ideeën bovendien steeds
trefzekerder wist te
'instrumenteren' (zie bijv. de
elpee Wild Tales), heeft de
samenwerking met het wazige
fenomeen Crosby het effect van
een plotselinge koude
luchtstroom op een kaassouflé:
met één klap is de zaak
wederom beland bij de
zeurderige, quasi-filosofische
'half-akoestiek', de krachteloze,
steriele mooierigheid, die al
tijdens de begindagen van het
kwartet menigeen zich had
doen afvragen of met de door
platenbonzen opgeklopte mythe
niet een stel vervelende oude
mannen in huis was gehaald.
Wind On The Water is
inderdaad weinig meer dan
wind, nergens kan de muziek
een vuist maken. Crosby en
Nash en de niet op de hoes
vermelde begeleiders blijven
elkaar landerig dé bal
toeschuiven totdat de zaak
uiteindelijk in een bombastisch
'a capella' (Critical Mass)
wegsterft.
Dr Feelgood
Een voorbeeld van hoe het ;wèl
moet levertdaartegenover de
Engelse groep Dr. Feelgood,
wier elpee Malpractice (United
ArtisfUAS 29880) met enige
vertraging op de recensie-desk
van deze krant belandde,
daarmee de uitdrukking 'beter
laat dan nooit' meer inhoud
bezorgend dan ooit tevoren. De
muziek-van Dr. Feelgood
(bassist John B. Sparks, zanger
Lee Brilleaux, gitarist Wilko
Johnson en drummer 'Big
Figure') is zeer direkt en
rechtlijnig, en heeft nauwe
verbindingen met de Britse R
B-uit de eerste helft van de
jaren zestig. Op een eerste elpee
leidde dat zelfs tot een
uitvoering in mono, in het geval
van Malpractice echter werd
toch maar weer gekozen voor
registratie met behulp van
moderne technieken, hetgeen
de muziek zeker niet schaadt,
maar deze integendeel mede
ook door de iets vrijere aanpak
van het kwartet verheft tot
boven uitsluitend 'antiquarisch'
niveau. Oudere popmuziek in
een meer eigentijdse
verpakking dus, daar gaat het
om, en aan resultatenzijde
betreft dat hier een steeds
smakelijke portie zeer
aanstekelijk swingende
klanken, met hoofdrollen voor
de rauwe zang en de
knetterende harmonicapartijen
van Lee Brilleaux en de
flitsende, qua klank precies
'vuil' genoeg afgestelde gitaar
van Wilko Johnsóh. Gegeven de
gestage aftakeling van een
vergelijkbare groep als The J.
Geils Band, komt 'de dokter*
juist op tijd.
Tot slot kunnen de melancholici
onder ons dan nog een nieuwe
held verwelkomen in de
gedaante van de Amerikaan
Tom Jans. Zijn debuut-elpee
The Eyes Of An Only Child
bevat althans een ruime mate
van weemoedige lyriek
(eindeloze verten, onvervulde
wensen, problematische
relaties), die met steun van
Little Feat's Lowell Georgeals
'producer' meestentijds op
passend-schrijnende wijze op
de plaat werd gezet. Incidenteel
is er ruimte voor kwa melodie
iets opgewekter uitingen. Het
blijven echter misleidende
verpakkingen, waar de tekst
zoveel triesterigheid noteert.