es wat ik aan
(lenselijkheid bezit,
eb ik van mijn vader'
en Arabieren: praten
moeilijker dan zaken doen
r)
LIUS NYERERE- vol hoop en vertrouwen
TANZANIA
IDAG 22 NOVEMBER 1975
BUITENLAND
TROUW/KWARTET 15
rNico Kussendrager
RT 1922. Terwijl tropische regens neerplenzen in het
lanjikaanse dorpje Butiama wordt Nyerere Burito een
geboren. Hij noemt hem Kambarage, „hij die in de re-
seft". Kambarage groeit op als de andere jongens in
Lilorp. Hij woont in een rokerige, lemen hut, met een
lak waar in de regentijd het water doorheen sijpelt (ja-
ater herinnert hij zich dat nóg), 's Avonds luistert Kam-
ge naar de verhalen van de ouderen rond het flakke-
vuur, overdag speelt hij met andere kinderen, zamelt
ke |Jsel en hoedt het schaarse vee.
bezi j twaalf is krijgt Kambarage
i van de weinigen kans naar
te gaan, waar hij een uit-
r is. Andere opleidingen, een
s leraar en een studie econo-
i geschiedenis in Groot-Brit
volgen. Nyerere is de éérste
njikaan die er studeert.. Die
en studietijd, de goede ge
lden en gebruiken van zijn
in de persoon van zijn vader
president Nyerere van het
frjkaanse land Tanzania méé
nil
vrijbl
did.
een
/elke
zeke
gekt
voor
over [j
irtnd had Kambarage erg veel
t ïhet zijn vader. „Alles wat
menselijkheid bezit, heb ik
;m", zei hij later. Nyerere
was één van de acht hoof-
in de Zanaki-stam, die woont
heuvels ten oosten van het
a-meer. Als hij recht moest
|ln was er veel meer belang-
g dan bij de andere stam-
:n want Nyerere Burito was
•htvaardig man. Ook die ka-
'%-ek heeft president Nyerere
n vader. Dat blijkt uit kleine
ic^llen in het verleden. Als
leraar is wordt een collega
een geringe fout ontslagen
jen blanke. Dat strookt niet
yerere's gevoel voor recht-
igheid en hij klaagt hem bij
ambtenaren aan, een uni-
Aaar het blijkt ook uit latere
aken zoals in The Times van
17 november j.l. „De rijke landen
geven geen hulp aan de armen in
Tanzania. Nee, wij belasten de rij
ken om het evenwicht te herstel
len". Ontwikkelingshulp is voor
Nyerere geen liefdadigheid maar
een recht van de arme landen. En
hij aanvaardt haar alleen als ze
zonder voorwaarden wordt gege
ven. En in het zelfde Times' ge
sprek: „Ieder mens heeft het recht
op voedsel, op kleding, op onder
wijs, op een goede gezondheid, op
huisvesting". En uit zijn mond
klinken die woorden minder loos
dan uit die van vele anderen.
CHRISTEN
Vader Nyerere Burito is één van
de weinigen van zijn stam die zich
aangetrokken voelen tot het chris
telijk geloof. Maar de grote stap
doet hij niet vanwege zijn meer
dan twintig vrouwen, die hij dan
zou moeten opgeven. Waarom is
Nyerere Burito nooit duidelijk ge
worden. Als het trouwen met één
vrouw goed is, hoe kan het trou
wen met meer vrouwen dan ver
keerd zijn?
Kambarage staat eerst nogal af
wijzend tegenover het geloof. Hij
ziet niet in waarom hij de goden
van zijn stam en zijn volk moet los
laten ter wille van de god van de
blanken. Later verandert hij van
gedachte en op zijn twintigste
wordt hij gedoopt. Van die doop
heeft hij nooit spijt gehad; wel van
de nieuwe naam die hij bij die gele
genheid moest aannemen, Julius in
plaats van Kambarage. Zeker als
hij ontdekt dat de naam Julius
heeft toebehoord aan een heilige
van een niet al te beste naam.
Later wordt Julius Nyerere nog
eens gevraagd of zijn opvattingen
niet botsen met die van kerk van
Rome. Nyerere ontkent dat: „Ik
heb gemerkt dat recente leerstel
lingen hoewel ze conservatief
zijn als het om kerkzaken gaat
erg vooruitstrevend zijn in sociale
zaken. Wat de sociale kant be
treft ondervind ik steun van de
huidige kerkelijke leerstellingen".
HUMOR
Een karaktertrek die Julius Nyere
re ook van zijn vader heeft is zijn
gevoel voor humor. Zo ziet hij na
jaren in de buurt van zijn geboor
tedorp in de verte een vrouw op de
shamba. Hij schreeuwt naar haar.
„Dat is mijn vrouw", zegt Julius
Nyerere tegen zijn metgezellen.
s,Mijn vader heeft koeien voor
haar betaald". Dat was waar, al
leen gaf Julius Nyerere de voor
keur aan Maria Gabriel, een on
derwijzeres. Zij heeft altijd achter
haar man gestaan, aanvaardt dat
hij soms meer met zijn land dan
met haar getrouwd is, maar inte
resseert zich wél meer voor film
dan voor politiek.
EEN PARTIJ
Stamhoofden zoals Nyerere's va
der zijn betrekkelijk nieuw voor de
Zanald. De Duitse kolonisten heb
ben hen er de vorige eeuw toe ver
plicht om via de hoofden de stam
men te kunnen controleren. Voor
die tijd werden bij de Zanaki de
beslissingen genomen door de
klasse der krijgers. Dagenlang
werd gepraat waarbij iedereen
President Julius Nyerere van het Oost-Afrikaanse land"
Tanzania komt dit weekeinde naar Nederland voor een of
ficieel bezoek. De 53-jarige Nyerere werd enkele weken
geleden herkozen als staatshoofd voor een nieuwe ambt
stermijn van vijf jaar. Hij is één van de markantste leiders
van Afrika. Zijn land probeert hij te ontwikkelen volgens
een socialistisch model op Afrikaanse leest geschoeid.
Onze redacteur voor Afrika beschrijft wie deze Nyerere is.
President Nyerere met naast hem de Algerijnse pre
sident Boumedienne
probeerde de ander van zijn stand
punt te overtuigen. Julius Nyerere
spreekt dit erg aan. Urenlang pala-
veren totdat uiteindelijk met alge
mene instemming een beslissing
kan worden genomen is even eigen
aan Afrika als de Afrikaanse zon,
vindt hij.
VRIJHEID
Zo heeft Tanzania één politieke
partij, de TANU (Tanganjika Afri
can National Union). Nyerere
meent dat meer partijen fnuikend
zijn voor een jong land. Volgens
hem begrijpen wij westerlingen
niet dat mensen het door overleg
ééns kunnen worden. Wij vinden
dat er oppositie moet zijn wil een
beslissing democratisch genomen
kunnen wórden. In het Times' ge
sprek wijst Nyerere op de leer
plichtwet die in Tanzania van
kracht wordt. „Daar heb ik geen
oppositie voor nodig".
De stam van de Zanaki is één van
de kleinste in Oost-Afrika. Als le
den van veel kleine gemeenschap
pen zijn de Zanaki erg gesteld op
hun vrijheid en onafhankelijkheid.
Nyerere heeft die drang ook en zij
wordt versterkt door zijn studie in
Groot-Brittannië. Na zijn terug
keer uit dat land in 1952 wordt Nye
rere voorzitter van de TANU. Wat
gezien zijn studie en buitenlandse
ervaring voor de hand ligt.
ONAFHANKELIJKHEID
Nyerere schrikt de ingedutte gezel
ligheidsvereniging (die de TANU
toen was) op met zijn roep om on
afhankelijkheid. Als partijvoorzit
ter reist hij meermalen naar New
York om voor de Verenigde Naties
de zelfstandigheid van zijn land te
bepleiten. De Britse kolonisten
werken hem tegen (Nyerere moet
zijn baan als leraar geschiedenis
opgeven) maar de roep om onaf
hankelijkheid is niet meer te stil
len. Klokke twaalf in de nacht van
9 op 10 december 1961 maakt de
Union Jack plaats voor de nieuwe
kleuren: groen, zwart en goud. Ju
lius Nyerere wordt eerste minister
en een jaar later president van de
onafhankelijke staat Tanganjika.
BUITENLAND
De drang naar vrijheid en onaf
hankelijkheid van de stam van zijn
herkomst is ook terug te vinden in
Nyerere's buitenlands beleid. Hij
kiest zijn eigen weg. De verhou
ding met Washington verkoelt na
de dekolonisatie alras vanwege
vermeende Amerikaanse plannen
voor een staatsgreep in Tanzania
en de Amerikaanse acties in Kon
go; de verhouding met Londen
vanwege de lakse Britse houding
tegenover Rhodesië. De botsingen
met deze westerse landen doen
mede Nyerere zijn blik naar het
oosten richten, naar China. Na de
staatsgreep van 1963 heeft Zanzi
bar al sterke banden met Peking
aangeknoopt. Het ligt voor de
hand dat Nyerere na de samen
smelting van zijn land met Zanzibar
(ze vormen samen Tanzania) dat
voorbeeld volgt. Begin 1965 brengt
Nyerere een bezoek aan China en
komt zeer onder de indruk terug.
Hij ziet China als het grote voor
beeld voor Tanzania, veel meer
data het westen dat ooit kan zijn.
Na zijn bezoek aan Nederland, ook
in 1965, verhaalt Nyerere met een
stem vol bewondering over de hon
derden miljoenen die worden uit
gegeven om het water terug te
dringen. „Prachtig. Maar het is on
belangrijk voor Tanzania. De dam,
die wij vandaag zagen kost 1500
pond. Als we overal vandie dam
men zouden kunnen maken en ie
dereen water zouden kunnen ge
ven, zou dat voor ons een revolutie
zijn".
Dat is in de kiem wat Nyerere be
doelt met self reliance, het vertrou
wen op eigen kracht. Tanzania
moet worden ontwikkeld door de
inzet van de eigen middelen en
mensen en het benutten van de
mogelijkheden die het land zelf
heeft. Ook dat is voor Nyerere on
afhankelijkheid en behoud van
zelfstandigheid.
Zo min als de rest van traditioneel
Afrika kende de stam van de Za
naki privé grondbezit; alle grond
was gemeenschappelijk eigendom.
Nyerere wijst daarop in zijn bro
chure Ujamaa, de basis van het
Afrikaans socialisme waarin hij
verder betoogt dat de Afrikaanse
samenleving in wezen socialistisch
was.
Men was op elkaar aangewezen,
werkte voor de gehele gemeen
schap en niemand kon zich ont
trekken aan sociale verplichtin
gen.
Deze gedachte van „Ujamaa"-
heeft Nyerere geprobeerd over te
planten op hele dorpen. Ujamaa is
een niet te vertalen Swahi-woord
dat zoveel betekent als familie
band. Het invoeren van de Uja-
maa-idee is bij lange na nog niet
gelukt. De onderlinge hulp die be
stond binnen de uitgebreide Afri
kaanse familie liet zich niet zo
maar uitbreiden tot hele dorpen.
Om de Ujamaa goed van de grond
te laten komen moeten mensen zo
veel mogelijk samenwonen in gro
tere dorpen. Daar kan gezorgd
worden voor onderwijs, waterput
ten, landbouwvoorlichting, ge
zondheidszorg. Het afgelopen jaar
is het doen samen wonen van de
Tanzanianen meermalen onder
dwang gebeurd, soms met, soms
zonder medeweten van Nyerere.
Een zware stap voor een man die
altijd heeft gezegd dat mensen iet3
moet worden duidelijk gemaakt
door voorbeeld en overtuiging.
Maar het heeft zijn hoop op en zijn
vertrouwen in de ontwikkeling van
zij n land en volk niet geschokt.
..(Advertentie)
•Literatuurpakket /10.-
Steun plattelandsprojekteri
postgiro 2903622.
Tanzania comité
v. Dijckl. 5 Bilthoven.
ieke meningsverschillen belemmeren toenadering
RO
id aa I
OE a
James Dorsey
:ag begint In de aan de Perzische Golf gelegen olie-
Aboe Dhabi de derde ronde van de Eurooees-Arabi-
dialoog. Met deze term worden de besprekingen tus-
le Europese Gemeenschap en de Liga Van Arabi-
staten omschreven. Doel van deze besprekingen is
it een nauwere samenwerking te komen.
lialoog ontstond in het kiel
de Oktoberoorlog in het
Oosten in 1973. Deze oor-
het Midden-Oosten, en
de Arabische staten, een
ider gezicht. De Arabische
iadden laten zien dat zij niet
iet blote voeten door de Si-
:stijn konden rennen maar
ihoorlijk vechten. Ook de
:he staten, die niet tot de
taten" behoorden, lieten
tanden zien. Zij hanteer-
oliewapen tegen het „Is-
fiendelijk gezinde" westen
boycot, gekoppeld aan de
[ing van de olieprijzen en de
veroorzaakte rijkdom
Arabische wereld maakten
ibische staten tot een factor
n alle internationale
egenheden rekening gehou-
moesten worden. Europa
het „kameelharen gordijn",
dr. L. Biegel, lector aan de
rsiteit van Amsterdam, de
tussen West-Europa en de
sche wereld noemt, doorbre-
liegel sprak daarover op het
?s dat het Europa Instituut
hield over de Europees-
:he samenwerking. Terwijl
iren veel van de Europese
en cultuur afweten, is er in
vrijwel niets bekend over
de Arabische samenlevingen, al
dus Biegel. Hij ziet deze kennis als
een voorwaarde voor het totstand
komen van een samenwerking tus
sen Europa en de Arabische we
reld.
Economisch belang
Ondanks alle pogingen van de ver
schillende Europese landen om
een toenadering tot de Arabische
wereld te zoeken, is de sluier toch
nog wel degelijk blijven bestaan.
De nieuwe Europese belangstel
ling voor het Midden-Oosten en
met name vor de Arabische staten
is sterk economisch bepaald. Dit
geldt natuurlijk ook voor de Arabi
sche blik naar Europa.
Immers, Europa wil enerzijds het
gevaar van een hernieuwd gebruik
van het oliewapen bij nieuwe vij
andelijkheden in het Midden-Oos
ten afwenden. Anderzijds wil het
een greep krijgen op de enorme
kapitaalvoorraad die veelal in han
den is van feodale Arabische heer
sers. En tenslotte lonkt Europa
naar de potentiële afzetmarkten in
de verschillende Arabische staten.
In het afgelopen jaar zijn bijvoor
beeld, de exporten van Italië naar
Iran en de Arabische wereld met
92 procent gestegen, van Frankrijk
met 55 procent, van Groot-Brittan
nië met 39 procent en van West-
Duitsland met 74 procent. In 1974
bedroeg de totale waarde van de
Westeuropese verkopen aan de
Arabische wereld en Iran meer
dan zestien miljard dollar.
Politieke vruchten
De Arabieren anderzijds hebben
vooral technische steun nodig bij
de ontwikkeling en modernisering
van hun economieën. Gelijktijdig
weten zij, dat hun economische en
financiële macht, gebaseerd op de
olie, politieke vruchten in het ge
schil tussen Israël en de Arabische
staten kan afwerpen. De juistheid
hiervan is in het verleden duidelijk
bewezen. Zo verklaarde bijvoor
beeld de Europese Gemeenschap
op 6 november 1973, de legitieme
rechten van de Palestijnen te er
kennen en te eisen dat Israël zich
uit de bezette gebieden terugtrekt.
Deze verklaring krijgt de Europese
Gemeenschap nu steeds weer
voorgeschoteld.
De door de Oktoberoorlog ver
anderde situatie heeft haar uit
drukking gevonden in een zeer in
tensief verkeer tussen de verschil
lende Westeuropese hoofdsteden
en de centra van de Arabische we
reld. Europese staatslieden en za
kenlui staan in die steden van het
Midden-Oosten in de rij. Zo bracht
de Belgische koning Boudewijn
nog geen twee weken geleden een
officieel bezoek aan Saoedi-Ara-
bië. Om zijn gastheren niet in ver
legenheid te brengen weigerde hij
bij voorbaat om Joodse journalis
ten op zijn reis mee te nemen. Eu
ropese bezoekers keren meestal
met enorm grote overeenkomsten
in hun zak naar huis.
Ook de Arabische staten doen
hun best om de economische en,
politieke banden met West-Europa
nauwer aan te halen.. De westerse
.kranten staan vol met advertenties
uit de Arabische wereld. Het motto
van deze advertenties kwam het
duidelijkst uit in een ingezonden
mededeling in de Financial Times:
„Het Midden-Oosten Wil Zaken
met U doen". Arabische zakenlie
den worden met rode lopers in Eu
ropa binnengehaald.
Bij de Arabische uitgangspun
ten voor de economische samen
werking met West-Europa staat
voorop dat zij weinig heil zien in
het gewoonweg kapitaal pompen
in de Europese economieën. Vol
gens Yoessif A. Sayigh, adviseur
van de Organisatie van Arabische
Olie-exporterende Landen (OA-
PEC) dient de Europees-Arabische
samenwerking „de Arabische
wereld te ontwikkelen en te indus
trialiseren in ruil voor Arabische
olie-exporten aan de Europese
handelspartners".
Landen als Frankrijk, Italië,
West-Duitsland en Groot-Brittan
nië hebben dit goed begrepen. Zij
hebben overeenkomsten met een
looptijd van tien jaar voor de leve
ring van fabrieksinstallaties en
technische kennis met de verschil
lende Arabische staten onderte
kend. In ruil daarvoor weten zij
zich van olietoevoer verzekerd.
In Europa zijn sommigen bang
voor deze massale uitvoer naar de
Arabische wereld. Men zegt dat
Europa voor zijn flirt met de Ara
bieren duur zal moeten betalen.
Economen van de Organisatie
voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (OESO) in Parijs
wijzen erop dat de westerse lan
den, ondanks de economische ma
laise waarin zij verkeren, gedwon
gen zijn om een groter deel van
hun uitvoer aan de dekking van
hun hogere olierekingen te beste
den.
Dit betekent dat Europa in ruil
voor zijn olie niet alleen werkgele
genheid maar ook industriële groei
met name naar de Arabische lan
den exporteert. De Europese za
kenlieden vrezen de toekomstige
concurrentie van de Arabische
landen op industrieel gebied. Ter
wijl de markten in West-Europa
stagneren zullen de markten in het
Midden-Oosten met goedkope ar
beid geproduceerd zijn, zullen dan
waarschijnlijk een groter afzet vin
den dan de Europese goederen.
Dialoog
De Europeanen die deze moei
lijkheden in de Europees-Arabi
sche samenwerking voorzien, stel
len dat men deze situatie slechts
kan voorkomen door de voor
sprong in technische kennis con
stant te houden. Op deze wijze zou
dan de inbreng in de samenwer
king van Europeanen (kennis) en
Arabieren (kapitaal) gelijk zijn.
Om lijn te brengen in de chaoti
sche ontstane samenwerking tus
sen de Europese Gemeenschap en
de Arabische staten en om de doel
stellingen van deze samenwerking
vast te stellen, werd dit jaar de Eu
ropees-Arabische dialoog op het
niveau van hoge ambtenaren inge
steld. De eerste twee bijeenkom
sten in het kader van dit gesprek
vonden in juni in Cairo en in juli in
Rome plaats.
De weg werd geëffend door de
verklaring van de Europese Ge
meenschap van 6 november 1973,
waarna men stap voor stap langs
diplomatieke kanalen tot die dia
loog kwam.
Om zelf een machtspositie in de
internationale verhoudingen te
kunnen innemen zeggen de Arabi
sche heersers te streven naar een
„veelpolige wereld" De Europese
Gemeenschap zien zij als een van
de polen tussen de twee grote we
reldmachten, de Verenigde Staten
en de Sow jet-Unie iri. Ook econo
misch is de Europese Gemeen
schap als grootste handelspartner
van de Arabische wereld zeer be
langrijk.
Politieke hindernis
De Europees-Arabische dialoog
werd in oktober 1974 op de topcon
ferentie van Arabische staten in
Rabat officieel gesanctioneerd.
Maar de economische toenadering
stuit op politieke moeilijkheden.
Het grote struikelblok is de Pales
tijnse kwestie en de erkenning van
de EG met Israël. De Arabische
staten grijpen elke mogelijkheid
aan om erop te wijzen dat de eco
nomische samenwerking met Eu
ropa niet los mag staan van de po
litieke samenwerking.
De voorzitter van de Arabische
delegatie bij de Europees-Arabi
sche dialoog, de Jordaanse ambas
sadeur in West-Duitsland Dajani
schreef onlangs dat „de Arabieren
niet bereid zijn om de dialoog
voort te zetten ten koste van hun
nationale belangen en met name
van het Palestijnse vraagstuk".
Tot nu toe is in feite bij de Euro
pees-Arabische dialoog nog
weinig gesproken over de politieke
uitgangspunten. Wel werden er
vorderingen gemaakt op het ge
bied van de economische samen
werking.
Het verschil van inzicht tussen
de Europeanen en Arabieren over
de functie van de dialoog hangt als.
een zwarte wolk boven hun hoof
den. Als enige durft Frankrijk zijn
nek politiek uit te steken. Onder
zwaar protest van Israël gaf de
Franse regering verleden week
toestemming aan de PLO om in
Parijs een officieel kantoor te ope
nen. Maar de door de Arabieren
nagestreefde politieke samenwer
king en met name hun eis aan de
Europese Gemeenschap om in
houd te geven aan die fundamente
le verklaring van 6 november 1973
zal op een gegeven moment toch
door de vertegenwoordigers van
de Gemeenschap onder ogen moe
ten worden gezien.