Jeugdbescherming langzaam gegroeid Eenheid opeen nieuwe basis mogelijk? POP 0? de plaat 'Pro Juventute' wordt kort na 75-jarig bestaan opgeheven Het uur der waarheid 1 Burrito Bros weinig meer dan routine ZATERDAG 1 NOVEMBER 1975 BINNENLAND TROUW/KWARTET 17 omdat de bestaande vijf landelijke or ganisaties (naast „Pro Juventute",. een protestantse, een algemene, een rooms- katholieke en een humanistische) niet altijd even geweldig functioneerden. Ook vanuit het departement van justi tie is er druk uitgeoefend. Na veel ge praat en vergaderen heeft dit ertoe ge leid, dat begin volgend jaar de nieuwe landelijke vereniging van organisaties voor hulpverlening aan jongeren een „roepnaam" moet nog gevonden worden het werk van onder meer het verbond zal overnemen. Bartlema: „Het voordeel is, dat op deze manier de zaken meer op elkaar kun nen worden afgestemd en er één lijn kan worden getrokken ten opzichte van het departement. Dat neemt niet weg, dat „Pro Juventute" met een ge schiedenis van 75 jaar best moeite heeft gehad en nog -wel heeft met zijn opheffing. Maar een beter functione ren op het terrein van de kinderbe scherming heeft de doorslag gegeven. Wel is het zo, dat het doel van het ver bond: „bevordering van hulp waar zich problemen voordoen bij het 'opvoeden van jeugdige personen en bij hun vol wassen worden" blijft bestaan. Belang rijk is verder, dat de autonomie verze kerd is en dat de instellingen recht streeks in de landelijke top vertegen-' woordigd zijn". Kalender Wat de Oranje-kalenders betreft merkt hij op, dat deze weliswaar een goud mijntje zijn geweest, maar dat ze ook hebben bijgedragen aan een verkeerd image van „Pro Juventute". „Persoon lijk en daarin sta ik beslist niet alleen, wil ilf er wel vanaf. Ik vind, dat die ka lender zijn tijd heeft gehad en dat we niet meer moeten leven van de liefda digheid van de mensen. Er moet één groot fonds komen om actie te voeren." Een belangrijk knelpunt noemt led Al ten de beeldvorming naar buiten. „We zijn bezig met de rechten van het kind en moeten meehelpen bevorderen, dat het contact met de kinderbescherming met als denigrerend wordt beschouwd. Het gaat hier vaak om mensen, die min der kansen hebben dan anderen. Dat is niet hun schuld, maar die van de maat schappij. De maatschappij verdraagt nu eenmaal geen falen. De norm is, dat ouders hun kinderen goed horen op te voeden en daarmee uit. Vandaar ook dat ouders bang zijn met de kinderbe scherming te maken te krijgen en min der snel geneigd zijn hulp te zoeken. Men heeft dan immers gefaald in de ogen van de maatschappij en hoe meer men met dat falen wordt geconfron teerd, hóe minder men geneigd is hulp te aanvaarden. Ik vind, dat het beslist geen schande hoeft te zijn als je je kin deren niet kunt opvoeden. Er bestaat nu eenmaal geen opleiding voor het ou- der-zijn. De een kan het wel en de an der niet, maar daar mogen de kinderen niet het slachtoffer van worden. Dat hoeft althans niet, want er is hulp aan wezig. Je kan geholpen worden". door Kees de Leeuw UTRECHT De meeste Nederlanders hebben wel eens van 'Pr.o Juventute' gehoord vanwege het feit, dat dit verbond elk jaar met een immer fleurige Oranje-kalender op de markt verschijnt. Een kalender, die de koninklijke familie op haar zonnigst toont en al leen daarom al gretig aftrek vindt. In het gunstigste geval weten de kopers ook nog, dat ze met de aanschaf van deze kalender het werk van 'Pro Juventute' steunen, maar wat dat werk nu precies inhoudt, daarvan zijn zij niet of nauwelijks op de hoogte. ""Toch bestaat het Nederlands Verbond 'Pro Juventute' al zo'n 75 jaar, maar dit jubileumjaar houdt tevens in, dat dit verbond zal worden opgeheven om be gin volgend jaar op te gaan in een over- koepelëhdé organisatie, samen met alle andere landelijke instellingen op het gebied van de jeugdbescherming. Al met al reden genoeg om wat uitvoeri ger in te gaan op de geschiedenis van 'Pro Juventute'. Opgericht op 7 mei 1900 hield het ver bond op 22 september van dat jaar in Amsterdam zijn eerste jaarvergade ring. Dat laatste was statutair vastge legd, omdat in die stad in 1896 de eerste vereniging 'Pro Juventute' was opge richt. Toen in vrij snel tempo ook in ste den als den Haag, Rotterdam, Maas tricht en Utrecht dergelijke verenigin gen ontstonden, nam Amsterdam het j initiatief om te komen tot een landelijk i verbond, waarvan alle verenigingen die de naam 'Pro Juventute' droegen en die 'bestrijding van de jeugdcrimi naliteit' hoog in hun vaandel hadden geschreven, lid konden worden. Doel was om gelijke belangen samen te be hartigen. Zijn ontstaan dankt 'Pro Juventute' aan een aantal juristen onder aanvoe ring van de Amsterdamse hoogleraar in het strafrecht mr. G. A.~van HameL Als echte latinisten kozen ze voor hun nieuwe vereniging een Latijnse naam, omdat die htm kennelijk beter en mis schien ook Welluidender in de oren klonk dan de Nederlandse 'Voor de •jeugd'. Van het begin af béperkte men zich niet tot het bestrijden van de jeugdcriminaliteit, maar werd op ver schillende manieren hulp verleend aan kinderen die werden verwaarloosd, met de justitie in aanraking waren ge komen of dreigden te komen. Tegen het eind van de negentiende eeuw wa- 'ren vooral in de grote steden de jeugd- verwaarlozing en jeugdcriminaliteit enorm toegenomen, veroorzaakt, door de snelle industrialisatie en verstedelij king en door de in feite goedbedoelde en als begin van de hele sociale wetge- vingoók belangrijke eerste 'kinderwet ten', die kinderarbeid ten dele verbo den en voor de rest aan strakke banden legden. Zwerven- Er bestond echter nog.geen leerplicht en het onderwijs aan kinderen uit ar beidersgezinnen was nog maar nauwe lijks van de grond gekomen. Het gevolg was, dat de wat oudere kinderen uit de grote, armoedige en klein behuisde ge zinnen al gauw op straat gingen zwer ven, aan het bedelen sloegen, tot balda digheid vervielen en gingen gappen. Voor kinderen gold in beginsel hetzelf de strafrecht als voor volwassenen, zo dat heel veel, soms nog jonge kinderen in de gevangenis terechtkwamen om na het uitzitten van hun straf terug te keren naar het ouderlijk gezin, waar men geen raad met hen wist. Er beston den al wel enkele 'gestichten', waar dergelijke kinderen op vrijwillige basis konden worden opgenomen, maar het aantal plaatsen was gering. Bovendien konden de ouders ieder moment sto rend ingrijpen en leek voor veel kinde ren 'gestichtsopvoeding* toch niet zo ideaal. Vertrouwen Pro Juventute heeft van de oprichting af geprobeerd om kinderen uit de ge vangenis en na invoering van de 'kinderstrafwet' in 1905 uit de tucht school te houden door hun verdedi ging voor de rechtbank te organiseren en door hulpverlening aan kind én ou ders mogelijk te maken. Al vrij snel had de nieuwe vereniging zich jtoveel vertrouwen weten te verwerven, dat de officier van justitie vaak wilde afzien van vervolging, als Pro Juventute voor het kind een toezichthouder 'pa troon' genoemd aanstelde. Zo'n pa troon kon ook voor kinderen die uit de gevangenis werden ontslagen en voor kinderen met wie de ouders moeite hadden bij de opvoeding veel beteke nen. Hoewel ook Pro Juventute wel kinderen uit huis plaatste zo moge lijk in pleeggezinnen, maar indien noodzakelijk ook in tehuizen was het streven er toch op gericht de kinderen in het eigen gezin te helpen. Dat hield in, dat eveneens hulp moest worden ge geven aan de ouders bij de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Na invoering van dé burgerlijke kin derwet (die ontheffing en ontzetting van ouders uit de ouderlijke macht mo gelijk maakte) en van de kinderstraf wet beide in 1905 ontstond langza merhand de op wettelijke maatregelen gebaseerde kinderbescherming. In 1922 werd ook de hulp aan de ouders en aan het kind in het gezin in de wet op genomen r Dit-gebeurde in de vorm van de wettelijke ondertoezichtstelling of gezinsvoogdij. De verenigingen „Pro Praktijkbegeleidster led Alten en directeur Frans Bartlema van de stichting „Voor jeugd en gezin" in Utrecht. Juventute", inmiddels opgericht in Vrijwel alle grote steden, belastten zich met de zorg voor „voogdijkinderen" wier ouders door de rechter waren ont zet of ontheven van de ouderlijke •macht, voor „regeringskinderen", die wegens een strafbaar feit ter beschik king van de regering waren gesteld en met de voorlichting aan de rechter over milieu en afkomst van kinderen, die moesten terechtstaan. Ook nu nog zijn alle bij het verbond aangesloten verenigingen of stichtin gen erkend als „instelling voor gezins voogdij" en zijn verschillende tevens voogdij-instelling. Enkele heten nog „Pro Juventute", maar veel andere hebben de Latijnsenaam ingeruild voor de Nederlandse „Voor jeugd en gezin", daarmee duidelijk makend, dat het niet alleen om jongeren gaat, maar ook om het gezin, waaruit ze komen. Wetten Voor de ontwikkeling van de hulpver lening aan de rechteloze,, vaak aan wil lekeur onderworpen kinderen en jon- geren van die tijd, zijn de invoering van de kinderwetten in 1905 en invoering van de gezinsvoogdij het wettelijk toezicht in 1922 belangrijk geweest. Er kon nu met gezag en zo nodig met dwang worden opgetreden tegen te kortschietende ouders. Hoewel „Pro Juventute" die mogelijkheid toejuich te, is het verbond zich toch ook blijven richten op geheel vrijwillige hulp in al lerlei vormen. Het oude „patronaat" bleef bestaan en werd ter onderschei ding van wettelijk toezicht „vrij patro naat" genoemd: hulp door een van de leden van „Pro Juventute" of door een van de maatschappelijk werkers op ei gen verzoek van ouders en/of kind. De hulpverlëning zonder wettelijke maatregelen breidde zich sinds de ja ren vijftig heel langzaam uit en kreeg ook een wat ander karakter. Was het oude „patronaat" en eigenlijk ook de gezinsvoogdij vooral gebaseerd op het gevoel van verantwoordelijkheid van de „hogere standen" voor het „arme, misdeelde kind" en zat er in die hulp verlening niet zelden een stukje neer buigendheid en betweterigheid, de nieuwe vorm van hulp baseert zich vooral op solidariteit met de cliënt,'op principiële gelijkheid tussen hulpverle ner en geholpenen. Een moeilijkheid daarbij is wel, dat het hier vaak gaat om problemen in de re latie tussen jongeren en hun ouders, die beiden „cliënt" zijn van de hulpver lener. Men kan zich afvragen of deze wel met beide partijen solidair kan zijn, als er een scherp conflict ontstaat. Ook binnen het verbond is men met deze en andere vragen druk bezig, on der meer door nieuwe normen te ont wikkelen. Deze ontwikkeling, die al meer dan tien jaar aan de gang is, heeft ook gestalte gekregen in de oprichting van zogenaamde adviesbureaus voor ouders en kind/jeugd en jongeren. Stimuleren Het Nederlands verbond „Pro Juventu te" heeft binnen de ontwikkeling van de kinderbescherming en de hulpverle ning steeds een belangrijke en stimule rende rol gespeeld. Er is voortdurend - - en vaak in samenwerking met andere landelijke organisaties gewerkt aan verbetering van subsidieregelingen. Het verbond introduceerde in Neder land nieuwe methoden van hulpverle ning, zoals de gezinsbehandeling en paste nieuwe vormen van scholing voor beroepskrachten en vrijwilligers toe in cursussen. In een gesprek met Frans Bartlema, di recteur van de stichting „Voor jeugd en gezin" in Utrecht en met led Alten, als praktijkbegeleidster aan deze stichting verbonden, legt de eerste uit, dat er wel een nieuwe organisatie moest komen. doordr. C. Rijnsdorp Vlak voordat een klok gaat slaan, hoort men vaak een geruis. Met een soortgelijk geruis in de oren, schrijf ik na overleg met de hoofdredactie een korte serie artikelen. Ik mag dit doen voor ei gen verantwoordelijkheid. Zoals iedereen weet, zit er nog meer geruis in de lücht: de discussie over het CDA. Men hoeft niet eens scherp te luisteren om ook duidelijke bijgeluiden uit het onderwijs te vernemen. De kerkelijke situatie laat ik even buiten beschouwing, omdat het hier gaat ovej" samenwerkingsgebieden, maat schappelijk en politiek. Want het uur der waarheid is op slag. Zal al wat de moed heeft in Nederland zich nog christelijk te noemen; verder uiteenvallën of is er nog een mogelijk heid dit proces van desintegratie te stuite j, een soort geestelijke inventaris op te maken en te komen tot een inte gratie, een tot één vergaderen, op een nieuwe basis? Schrijver dezes verkeert in de gunstige I positie dat hij door zijn leeftijd gevrij waard is van persoonlijke ambitie en bijbedoelingen. Hij is noch sociaal, noch politiek rechtstreeks bij de gang van zaken betrokken'. Wat hij weet is net niet te weinig en net niet te veel. Een paar zaken moeten in dit kritieke tijdsgewricht volkomen duidelijk zjjn. Ten eerste: de groepsgewijze zelfbe vestiging door middel van door duizen den bezochte toogdagen is voor de toe komst onvruchtbaar. Ik denk hier aan een citaat van Bonhoeffer: „De laatste verai.twoordelijke vraag is niet hoe ik- mij heroïsch uit de gang van zaken te rugtrek, maar hoe een komende gene ratie verder leven moet." In plaats van „mij" kan men hier ook lezen: „ons". Men trekt zich groepsgewijze heldhaf tig terug uit de totaliteit, bevestigt zich zelf en gaat over tot de orde van de dag. In de tweede plaats: de lachspiegel heeft zijn dienst gedaan. De wij-calvi nisten zijn nu voldoende geridiculi seerd. We weten nu wel dat het grappig is met een dikke buik stram in de hou ding té staan. Misschien had het zin om de komische kant van een voorbije ge neratie in beeld en, woord aan het licht te brengen. Hiermee moet men ophou den voordat men zelf,-met de lachspie gel in de hand, voor de'opkbmënde ge neratie ridicuul wordt. Het uur der waarheid slaat ook over de zoon-vader kritiek; Daarom vind ik het fijn ge voeld van prof. dr S. van Popta, die in -Dr.C. Rijnsdorp A. R. Staatkunde van augustus 1973 de vraag van een congresdeelnemer van 1891, namelijk: „Acht de rapporteur het niet in strijd met de beginselen der H. Schrift, dat zovele meisjes worden opgeleid voor telegrafie, posterijen, te lefoon, onderwijs enz.?" wel curiosi- teitshalve vermeldt, maar in een noot. Het is nu tijd om de komische kant van ons recente voorgeslacht naar het no ten-apparaat te verwijzen. Daar hoort het thuis; niet meer in de hoofdtekst.. .Ontbinding Hier kan men niet beter doen dan ver wijzen naar het uitstekende artikel van mr W. C. D. Hoogendijk in A.R. Staat kunde van februari 1973 onder de hoofd :itel Doorrijden of Overstappen. De gereformeerde wereld was een ge sloten volksgroep in een gesloten cul tuurkring, die dank zij Kuyper een ei gen identiteit had gevonden. Maar dit typisch eigen levenspatroon verdween. Kerkelijk raakte de tuchtoefening fei telijk in onbruik. De Vrije Universiteit heeft zich ontwikkeld tot een zelfstan dig instituut voor christelijke weten schapsbeoefening, onafhankelijk van de andere instituties van de gerefor meerde wereld. En zij is niet meer het vanzelfsprekende toeleveringsbedrijf van antirevolutionaire politici. Onze cultuur is over de gehele linie een open cultuur geworden. Men leze het gehele stuk, dat ook over de CHU en de KVP handelt. Dit feit niet onder de ogen te willen zien en de consequenties daaruit te trekken, maar krampachtig te willen vasthou den aan een voorbije situatie, is zo niet de schuld, dan toch zeker de tragiek van menigeen onder mijn generatiege noten. Misschien zijn zij in hun jeugd te veel gedrild en te weinig werkelijk ge schoold. Of misschien, is de aanwezige scholing door die indoctrinatie verte kend. Mr. W. C. D. Hoogendijk: doorrijden of overstappen? Ten derde: de ontbinding van dc Kuy- Blinde plsk periaans-gereformeerde wereld, eens een gesloten cultuurkring, is een feit. Dun is er een vierde aangelegenheid: het actualiteits-idiotisme van een deel der jongere generatie, hun blinde plek voor de historie. Ik weet het: er wordt door jongeren naar geschiedenis ge graven; er zijn boetiekjes vol heimwee naar dingen uit overgrootvaders tijd. Vooral bij dit laatste speelt het curieu ze een rol. Maar dit alles is nog geen ga rantie voor het zo noodzakelijke besef, dat het juist de wereld vóór iemands geboorte is geweest, die hem deed ge boren worden en die hem maakte tot wat hij is. met inbegrip van al zijn le vensverbanden. Daarom wil ik, ten gerieve van de lezer die geen tijd of gelegenheid heeft oude processen-verbaal uit te pluizen, iets vertellen over vorige sociale congres sen en .conferenties en proberen die bij eenkomsten te tonen tegen het decor van hun tijd. Het gaat over het volgen de: Eerste Christelijk Sociaal Congres 1891 Sociale Conferentie 1910 Tweede Christelijk Sociaal Congres 1919 Christelijk Sociale Conferentie 1952. Er schijnt in 1905 nog zo'n soort confe rentie te zijn geweest met Talma, maar daarover heb ik geen gegevens kunnen achterhalen. Natuurlijk moet ik beginnen met na drukkelijk te verwijzen naar het breed opgezette artikel van prof. dr S. van Popta in A.R. Staatkunde van augus tus 1973, nog gezwijge van zijn disserta tie. Als hoogleraar in de economische politiek en de geschiedenis der econo mie aan de Vrije Universiteit te Am sterdam is hij bij uitstek bevoegd over deze materie wetenschappelijk te schrijven. En uiteraard niet hij alleen. Mijn doel is anders. Daarbij ligt het verschil niet zozeer tussen wetenschap pelijk en journalistisch-popularise- rend, al zit dat erin. Tenslotte zijn dit krante-artikelen. Maar daar ligt het zwaartepunt van het verschil niet. Bij mij valt het accent minder op informa tie dan wel op visie. Ik kom vanuit de cultuurhistorie en wil ogen openen, de kritieke situatie helpen begrijpen, een beroep doen op verspreide geestelijke krachten, de bronnen tonen van een nieuw plan. Teveel herders Want er zit nog heel wat echte christe lijkheid in en rondom confessioneel Nederland. Maar het heeft al sinds ja ren kerkelijk, politiek en sociaal in de verstrooiing. De Nederlandse christe nen zijn schapen die te veel herders hebben. Vandaar dat. aan het begin uitgespro ken, ideaal van tot-één-vergaderen op een nieuwe basis. Een basis van weder zijdse herkenning van-gemeenschappe lijk geloófsbezit, van de over en weer ontdekte behoefte om daaruit te leven, belangeloos en trouw, mét elkaar. Maar op het moment dat mooie woor den in de gedachten komen en fraaie volzinnen zich aanbieden, gaat er een rood lichtje branden. Als het weer op groen springt, gaan we verder. Het tweede artikel zal handelen over het congres van 1891, dat volgens Kuyper eer te laat dan op tijd kwam. Kuyper was verzot op het woord .organisch'; welnu, men kan boven het komende tweede-stukr als motto plaatsen: Van .organisch'.tot organisatie. De confe rentie van 1910 kan zich hierbij onge dwongen aansluiten. door Willem-Jan Martin Eerder dit jaar moet menigeen" verrast hebben opgekeken bij het bericht, dat The Flying Burrito Brothers als groep wederom in het leven waren geroepen. Met het verscheiden van de eerste legendarische formatie van die naam nog steeds betrekkelijk onverwerkt in het achterhoofd, was enige opwinding daarbij extra onvermijdelijk, toen bovendien bekend werd .dat het hier niet zoals daarvoor wel eens was voorgekomen ging om het handig gebruik van een goed in de markt liggende naam door een stelletje tweederangs „country-pickers", maar dat integendeel tenminste twee leden van de glanzende kernploeg van weleer in de nieuwe constructie hadden zitting genomen: bassist Chris Ethridge alsmede het pedal-steel fenomeen „Sneaky" Pete Kleinow. Over de concerten, die de nieuwe ploeg, die naast de reeds genoemden bestaat uit ook niet onbekende muzikanten als Joel Scott Hill (ex-Canned Heat), Gib Guilbeau en Gene Parsons (ex- Byrds), al vrij snel na zijn oprichting onder meer in verschillende Nederlandse steden verzorgde, waren de berichten zeker niet onverdeeld gunstig. Daar stond echter tegenover, dat veel van de mankementen aan een falende geluidsinstallatie toegeschreven moesten worden, en daarbij kon men van een betrekkelijk jong samenwerkingsverband nu ook niet gelijk alles verwachten. Nee, de toen reeds in het vooruitzicht gestelde eerste elpee zou de kwaliteit van het gezelschap definitief bezegelen en alle opwinding met terugwerkende kracht van een degelijke legitimiteit voorzien. Intussen is die eerste elpee er dan (Flying Again - CBS PC 33817). Helaas echter niet de daarmee bij voorbaat verbonden geachte pret. Integendeel. Wat de Burrito Bros. hier over het voetlicht brengen, moet tot het slechtste worden gerekend wat ooit onder die naam is geproduceerd. Natuurlijk staan de heren instrumentaal hun mannetje (al heb ik die Pete wel eens beter horen spelen dan het luie geschuif met de chroomstalen buis, dat hier uit de groeven opstijgt), maar liet ontbreekt met name aan inventiviteit alsook aan compositorische vaardigheid van meer dan middelmatig karakter. Wind And Rain en Desert Childhood, beide uit de koker van Gene Parsons, zijn nog redelijke stukken. De rest echter is nauwelijks meer dan routine. Daarbij komen dan nog eens twee storende factoren extra in de gedaante van een onwaarschijnlijk houterige „producing" van de Nashville-„tycoon" Nobert Putman, alsmede het feit, dat men uitgerekend de minste zanger van het stel (Joel Scott Hill) het merendeel van de nummers liet zingen. Hill zit meermalen tegen de toon aan en mist in elk geval voldoende vocale flexibiliteit om de zaken, waar nodig, het juiste schrijnende accent mee te geven, zodat zijn zangpartijen nogal eens haaks op de sfeer van de muziek komen te staan. Al met al, een trieste plaat en vooral ook een zeker argument om je nooit meer te laten opfokken door opgewonden verhalen over de wederopstanding van de Burrito Bros,: een elpee als The Guilded Palace Of Sin wordt maar één keer gemaakt.. Verder met Siren (Island ILPS 9344), de vijfde van Roxy Music, waarmee in de muziekpers wel wordt geadverteerd onder het motto „de heren muziekvernieuwers slaan weer toe". Een motto, dat dit keer voorbariger is dan ooit. Bryan Ferry heeft zich op Siren namelijk nog sterker dan op de voorganger Stranded aan de „traditionele" kant van de streep gehouden. Triest voor de „far-outs" onder u, maar met een resultaat dat toch wel zo aardig is. Swingende nummers, zonder alteveel geëmmer in de afdeling Electronika (Sentimental Fool buigt bijtijds om in de richting van een sterk op de jaren zestig geënt stuk muziek), en zelfs een uiterst schrijnend duet van Ferry met zichzelf (End Of The Line), dat wat mij betreft aanspraak kan maken op de prijs voor de beste songs van 1975. Nu nog die kikker uit Ferry's keel en we hebben er weer eeA prima groepje bij. Waarna we terwille van de volledigheid nog even melding maken van het verschijnen van de „soundtrack" van Ken Russells rolprent Lisztomania (hoofdrol: Roger Daltrey, muziek van Liszt door de bril van Rick Wakeman) en Funky Fingers door het eenmansorkest Dream Orchestra: James Last Goes Funky. Dat werk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 17