Jeugdbescherming langzaam gegroeid
Eenheid opeen nieuwe basis mogelijk?
POP 0?
de plaat
'Pro Juventute' wordt kort na 75-jarig bestaan opgeheven
Het uur der
waarheid 1
Burrito Bros
weinig meer
dan routine
ZATERDAG 1 NOVEMBER 1975
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 17
omdat de bestaande vijf landelijke or
ganisaties (naast „Pro Juventute",. een
protestantse, een algemene, een rooms-
katholieke en een humanistische) niet
altijd even geweldig functioneerden.
Ook vanuit het departement van justi
tie is er druk uitgeoefend. Na veel ge
praat en vergaderen heeft dit ertoe ge
leid, dat begin volgend jaar de nieuwe
landelijke vereniging van organisaties
voor hulpverlening aan jongeren
een „roepnaam" moet nog gevonden
worden het werk van onder meer het
verbond zal overnemen.
Bartlema: „Het voordeel is, dat op deze
manier de zaken meer op elkaar kun
nen worden afgestemd en er één lijn
kan worden getrokken ten opzichte
van het departement. Dat neemt niet
weg, dat „Pro Juventute" met een ge
schiedenis van 75 jaar best moeite
heeft gehad en nog -wel heeft met zijn
opheffing. Maar een beter functione
ren op het terrein van de kinderbe
scherming heeft de doorslag gegeven.
Wel is het zo, dat het doel van het ver
bond: „bevordering van hulp waar zich
problemen voordoen bij het 'opvoeden
van jeugdige personen en bij hun vol
wassen worden" blijft bestaan. Belang
rijk is verder, dat de autonomie verze
kerd is en dat de instellingen recht
streeks in de landelijke top vertegen-'
woordigd zijn".
Kalender
Wat de Oranje-kalenders betreft merkt
hij op, dat deze weliswaar een goud
mijntje zijn geweest, maar dat ze ook
hebben bijgedragen aan een verkeerd
image van „Pro Juventute". „Persoon
lijk en daarin sta ik beslist niet alleen,
wil ilf er wel vanaf. Ik vind, dat die ka
lender zijn tijd heeft gehad en dat we
niet meer moeten leven van de liefda
digheid van de mensen. Er moet één
groot fonds komen om actie te voeren."
Een belangrijk knelpunt noemt led Al
ten de beeldvorming naar buiten. „We
zijn bezig met de rechten van het kind
en moeten meehelpen bevorderen, dat
het contact met de kinderbescherming
met als denigrerend wordt beschouwd.
Het gaat hier vaak om mensen, die min
der kansen hebben dan anderen. Dat is
niet hun schuld, maar die van de maat
schappij. De maatschappij verdraagt
nu eenmaal geen falen. De norm is, dat
ouders hun kinderen goed horen op te
voeden en daarmee uit. Vandaar ook
dat ouders bang zijn met de kinderbe
scherming te maken te krijgen en min
der snel geneigd zijn hulp te zoeken.
Men heeft dan immers gefaald in de
ogen van de maatschappij en hoe meer
men met dat falen wordt geconfron
teerd, hóe minder men geneigd is hulp
te aanvaarden. Ik vind, dat het beslist
geen schande hoeft te zijn als je je kin
deren niet kunt opvoeden. Er bestaat
nu eenmaal geen opleiding voor het ou-
der-zijn. De een kan het wel en de an
der niet, maar daar mogen de kinderen
niet het slachtoffer van worden. Dat
hoeft althans niet, want er is hulp aan
wezig. Je kan geholpen worden".
door Kees de Leeuw
UTRECHT De meeste Nederlanders hebben wel eens van 'Pr.o
Juventute' gehoord vanwege het feit, dat dit verbond elk jaar met
een immer fleurige Oranje-kalender op de markt verschijnt. Een
kalender, die de koninklijke familie op haar zonnigst toont en al
leen daarom al gretig aftrek vindt. In het gunstigste geval weten
de kopers ook nog, dat ze met de aanschaf van deze kalender het
werk van 'Pro Juventute' steunen, maar wat dat werk nu precies
inhoudt, daarvan zijn zij niet of nauwelijks op de hoogte.
""Toch bestaat het Nederlands Verbond
'Pro Juventute' al zo'n 75 jaar, maar dit
jubileumjaar houdt tevens in, dat dit
verbond zal worden opgeheven om be
gin volgend jaar op te gaan in een over-
koepelëhdé organisatie, samen met alle
andere landelijke instellingen op het
gebied van de jeugdbescherming. Al
met al reden genoeg om wat uitvoeri
ger in te gaan op de geschiedenis van
'Pro Juventute'.
Opgericht op 7 mei 1900 hield het ver
bond op 22 september van dat jaar in
Amsterdam zijn eerste jaarvergade
ring. Dat laatste was statutair vastge
legd, omdat in die stad in 1896 de eerste
vereniging 'Pro Juventute' was opge
richt. Toen in vrij snel tempo ook in ste
den als den Haag, Rotterdam, Maas
tricht en Utrecht dergelijke verenigin
gen ontstonden, nam Amsterdam het
j initiatief om te komen tot een landelijk
i verbond, waarvan alle verenigingen
die de naam 'Pro Juventute' droegen
en die 'bestrijding van de jeugdcrimi
naliteit' hoog in hun vaandel hadden
geschreven, lid konden worden. Doel
was om gelijke belangen samen te be
hartigen.
Zijn ontstaan dankt 'Pro Juventute'
aan een aantal juristen onder aanvoe
ring van de Amsterdamse hoogleraar
in het strafrecht mr. G. A.~van HameL
Als echte latinisten kozen ze voor hun
nieuwe vereniging een Latijnse naam,
omdat die htm kennelijk beter en mis
schien ook Welluidender in de oren
klonk dan de Nederlandse 'Voor de
•jeugd'. Van het begin af béperkte men
zich niet tot het bestrijden van de
jeugdcriminaliteit, maar werd op ver
schillende manieren hulp verleend aan
kinderen die werden verwaarloosd,
met de justitie in aanraking waren ge
komen of dreigden te komen. Tegen
het eind van de negentiende eeuw wa-
'ren vooral in de grote steden de jeugd-
verwaarlozing en jeugdcriminaliteit
enorm toegenomen, veroorzaakt, door
de snelle industrialisatie en verstedelij
king en door de in feite goedbedoelde
en als begin van de hele sociale wetge-
vingoók belangrijke eerste 'kinderwet
ten', die kinderarbeid ten dele verbo
den en voor de rest aan strakke banden
legden.
Zwerven-
Er bestond echter nog.geen leerplicht
en het onderwijs aan kinderen uit ar
beidersgezinnen was nog maar nauwe
lijks van de grond gekomen. Het gevolg
was, dat de wat oudere kinderen uit de
grote, armoedige en klein behuisde ge
zinnen al gauw op straat gingen zwer
ven, aan het bedelen sloegen, tot balda
digheid vervielen en gingen gappen.
Voor kinderen gold in beginsel hetzelf
de strafrecht als voor volwassenen, zo
dat heel veel, soms nog jonge kinderen
in de gevangenis terechtkwamen om
na het uitzitten van hun straf terug te
keren naar het ouderlijk gezin, waar
men geen raad met hen wist. Er beston
den al wel enkele 'gestichten', waar
dergelijke kinderen op vrijwillige basis
konden worden opgenomen, maar het
aantal plaatsen was gering. Bovendien
konden de ouders ieder moment sto
rend ingrijpen en leek voor veel kinde
ren 'gestichtsopvoeding* toch niet zo
ideaal.
Vertrouwen
Pro Juventute heeft van de oprichting
af geprobeerd om kinderen uit de ge
vangenis en na invoering van de
'kinderstrafwet' in 1905 uit de tucht
school te houden door hun verdedi
ging voor de rechtbank te organiseren
en door hulpverlening aan kind én ou
ders mogelijk te maken. Al vrij snel
had de nieuwe vereniging zich jtoveel
vertrouwen weten te verwerven, dat de
officier van justitie vaak wilde afzien
van vervolging, als Pro Juventute voor
het kind een toezichthouder 'pa
troon' genoemd aanstelde. Zo'n pa
troon kon ook voor kinderen die uit de
gevangenis werden ontslagen en voor
kinderen met wie de ouders moeite
hadden bij de opvoeding veel beteke
nen. Hoewel ook Pro Juventute wel
kinderen uit huis plaatste zo moge
lijk in pleeggezinnen, maar indien
noodzakelijk ook in tehuizen was het
streven er toch op gericht de kinderen
in het eigen gezin te helpen. Dat hield
in, dat eveneens hulp moest worden ge
geven aan de ouders bij de verzorging
en opvoeding van hun kinderen.
Na invoering van dé burgerlijke kin
derwet (die ontheffing en ontzetting
van ouders uit de ouderlijke macht mo
gelijk maakte) en van de kinderstraf
wet beide in 1905 ontstond langza
merhand de op wettelijke maatregelen
gebaseerde kinderbescherming. In
1922 werd ook de hulp aan de ouders en
aan het kind in het gezin in de wet op
genomen r Dit-gebeurde in de vorm van
de wettelijke ondertoezichtstelling of
gezinsvoogdij. De verenigingen „Pro
Praktijkbegeleidster led Alten en directeur Frans Bartlema van de stichting „Voor jeugd en gezin" in
Utrecht.
Juventute", inmiddels opgericht in
Vrijwel alle grote steden, belastten zich
met de zorg voor „voogdijkinderen"
wier ouders door de rechter waren ont
zet of ontheven van de ouderlijke
•macht, voor „regeringskinderen", die
wegens een strafbaar feit ter beschik
king van de regering waren gesteld en
met de voorlichting aan de rechter over
milieu en afkomst van kinderen, die
moesten terechtstaan.
Ook nu nog zijn alle bij het verbond
aangesloten verenigingen of stichtin
gen erkend als „instelling voor gezins
voogdij" en zijn verschillende tevens
voogdij-instelling. Enkele heten nog
„Pro Juventute", maar veel andere
hebben de Latijnsenaam ingeruild voor
de Nederlandse „Voor jeugd en gezin",
daarmee duidelijk makend, dat het niet
alleen om jongeren gaat, maar ook om
het gezin, waaruit ze komen.
Wetten
Voor de ontwikkeling van de hulpver
lening aan de rechteloze,, vaak aan wil
lekeur onderworpen kinderen en jon-
geren van die tijd, zijn de invoering van
de kinderwetten in 1905 en invoering
van de gezinsvoogdij het wettelijk
toezicht in 1922 belangrijk geweest.
Er kon nu met gezag en zo nodig met
dwang worden opgetreden tegen te
kortschietende ouders. Hoewel „Pro
Juventute" die mogelijkheid toejuich
te, is het verbond zich toch ook blijven
richten op geheel vrijwillige hulp in al
lerlei vormen. Het oude „patronaat"
bleef bestaan en werd ter onderschei
ding van wettelijk toezicht „vrij patro
naat" genoemd: hulp door een van de
leden van „Pro Juventute" of door een
van de maatschappelijk werkers op ei
gen verzoek van ouders en/of kind.
De hulpverlëning zonder wettelijke
maatregelen breidde zich sinds de ja
ren vijftig heel langzaam uit en kreeg
ook een wat ander karakter. Was het
oude „patronaat" en eigenlijk ook de
gezinsvoogdij vooral gebaseerd op het
gevoel van verantwoordelijkheid van
de „hogere standen" voor het „arme,
misdeelde kind" en zat er in die hulp
verlening niet zelden een stukje neer
buigendheid en betweterigheid, de
nieuwe vorm van hulp baseert zich
vooral op solidariteit met de cliënt,'op
principiële gelijkheid tussen hulpverle
ner en geholpenen.
Een moeilijkheid daarbij is wel, dat het
hier vaak gaat om problemen in de re
latie tussen jongeren en hun ouders,
die beiden „cliënt" zijn van de hulpver
lener. Men kan zich afvragen of deze
wel met beide partijen solidair kan
zijn, als er een scherp conflict ontstaat.
Ook binnen het verbond is men met
deze en andere vragen druk bezig, on
der meer door nieuwe normen te ont
wikkelen. Deze ontwikkeling, die al
meer dan tien jaar aan de gang is, heeft
ook gestalte gekregen in de oprichting
van zogenaamde adviesbureaus voor
ouders en kind/jeugd en jongeren.
Stimuleren
Het Nederlands verbond „Pro Juventu
te" heeft binnen de ontwikkeling van
de kinderbescherming en de hulpverle
ning steeds een belangrijke en stimule
rende rol gespeeld. Er is voortdurend -
- en vaak in samenwerking met andere
landelijke organisaties gewerkt aan
verbetering van subsidieregelingen.
Het verbond introduceerde in Neder
land nieuwe methoden van hulpverle
ning, zoals de gezinsbehandeling en
paste nieuwe vormen van scholing
voor beroepskrachten en vrijwilligers
toe in cursussen.
In een gesprek met Frans Bartlema, di
recteur van de stichting „Voor jeugd en
gezin" in Utrecht en met led Alten, als
praktijkbegeleidster aan deze stichting
verbonden, legt de eerste uit, dat er wel
een nieuwe organisatie moest komen.
doordr. C. Rijnsdorp
Vlak voordat een klok gaat slaan, hoort men vaak een geruis. Met een soortgelijk geruis in de oren,
schrijf ik na overleg met de hoofdredactie een korte serie artikelen. Ik mag dit doen voor ei
gen verantwoordelijkheid.
Zoals iedereen weet, zit er nog meer geruis in de lücht: de discussie over het CDA. Men hoeft niet
eens scherp te luisteren om ook duidelijke bijgeluiden uit het onderwijs te vernemen. De kerkelijke
situatie laat ik even buiten beschouwing, omdat het hier gaat ovej" samenwerkingsgebieden, maat
schappelijk en politiek.
Want het uur der waarheid is op slag.
Zal al wat de moed heeft in Nederland
zich nog christelijk te noemen; verder
uiteenvallën of is er nog een mogelijk
heid dit proces van desintegratie te
stuite j, een soort geestelijke inventaris
op te maken en te komen tot een inte
gratie, een tot één vergaderen, op een
nieuwe basis?
Schrijver dezes verkeert in de gunstige
I positie dat hij door zijn leeftijd gevrij
waard is van persoonlijke ambitie en
bijbedoelingen. Hij is noch sociaal,
noch politiek rechtstreeks bij de gang
van zaken betrokken'. Wat hij weet is
net niet te weinig en net niet te veel.
Een paar zaken moeten in dit kritieke
tijdsgewricht volkomen duidelijk zjjn.
Ten eerste: de groepsgewijze zelfbe
vestiging door middel van door duizen
den bezochte toogdagen is voor de toe
komst onvruchtbaar. Ik denk hier aan
een citaat van Bonhoeffer: „De laatste
verai.twoordelijke vraag is niet hoe ik-
mij heroïsch uit de gang van zaken te
rugtrek, maar hoe een komende gene
ratie verder leven moet." In plaats van
„mij" kan men hier ook lezen: „ons".
Men trekt zich groepsgewijze heldhaf
tig terug uit de totaliteit, bevestigt zich
zelf en gaat over tot de orde van de dag.
In de tweede plaats: de lachspiegel
heeft zijn dienst gedaan. De wij-calvi
nisten zijn nu voldoende geridiculi
seerd. We weten nu wel dat het grappig
is met een dikke buik stram in de hou
ding té staan. Misschien had het zin om
de komische kant van een voorbije ge
neratie in beeld en, woord aan het licht
te brengen. Hiermee moet men ophou
den voordat men zelf,-met de lachspie
gel in de hand, voor de'opkbmënde ge
neratie ridicuul wordt. Het uur der
waarheid slaat ook over de zoon-vader
kritiek; Daarom vind ik het fijn ge
voeld van prof. dr S. van Popta, die in
-Dr.C. Rijnsdorp
A. R. Staatkunde van augustus 1973 de
vraag van een congresdeelnemer van
1891, namelijk: „Acht de rapporteur
het niet in strijd met de beginselen der
H. Schrift, dat zovele meisjes worden
opgeleid voor telegrafie, posterijen, te
lefoon, onderwijs enz.?" wel curiosi-
teitshalve vermeldt, maar in een noot.
Het is nu tijd om de komische kant van
ons recente voorgeslacht naar het no
ten-apparaat te verwijzen. Daar hoort
het thuis; niet meer in de hoofdtekst..
.Ontbinding
Hier kan men niet beter doen dan ver
wijzen naar het uitstekende artikel van
mr W. C. D. Hoogendijk in A.R. Staat
kunde van februari 1973 onder de
hoofd :itel Doorrijden of Overstappen.
De gereformeerde wereld was een ge
sloten volksgroep in een gesloten cul
tuurkring, die dank zij Kuyper een ei
gen identiteit had gevonden. Maar dit
typisch eigen levenspatroon verdween.
Kerkelijk raakte de tuchtoefening fei
telijk in onbruik. De Vrije Universiteit
heeft zich ontwikkeld tot een zelfstan
dig instituut voor christelijke weten
schapsbeoefening, onafhankelijk van
de andere instituties van de gerefor
meerde wereld. En zij is niet meer het
vanzelfsprekende toeleveringsbedrijf
van antirevolutionaire politici. Onze
cultuur is over de gehele linie een open
cultuur geworden. Men leze het gehele
stuk, dat ook over de CHU en de KVP
handelt.
Dit feit niet onder de ogen te willen zien
en de consequenties daaruit te trekken,
maar krampachtig te willen vasthou
den aan een voorbije situatie, is zo niet
de schuld, dan toch zeker de tragiek
van menigeen onder mijn generatiege
noten. Misschien zijn zij in hun jeugd te
veel gedrild en te weinig werkelijk ge
schoold. Of misschien, is de aanwezige
scholing door die indoctrinatie verte
kend.
Mr. W. C. D. Hoogendijk: doorrijden of overstappen?
Ten derde: de ontbinding van dc Kuy- Blinde plsk
periaans-gereformeerde wereld, eens
een gesloten cultuurkring, is een
feit.
Dun is er een vierde aangelegenheid:
het actualiteits-idiotisme van een deel
der jongere generatie, hun blinde plek
voor de historie. Ik weet het: er wordt
door jongeren naar geschiedenis ge
graven; er zijn boetiekjes vol heimwee
naar dingen uit overgrootvaders tijd.
Vooral bij dit laatste speelt het curieu
ze een rol. Maar dit alles is nog geen ga
rantie voor het zo noodzakelijke besef,
dat het juist de wereld vóór iemands
geboorte is geweest, die hem deed ge
boren worden en die hem maakte tot
wat hij is. met inbegrip van al zijn le
vensverbanden.
Daarom wil ik, ten gerieve van de lezer
die geen tijd of gelegenheid heeft oude
processen-verbaal uit te pluizen, iets
vertellen over vorige sociale congres
sen en .conferenties en proberen die bij
eenkomsten te tonen tegen het decor
van hun tijd. Het gaat over het volgen
de:
Eerste Christelijk Sociaal Congres
1891
Sociale Conferentie 1910
Tweede Christelijk Sociaal Congres
1919
Christelijk Sociale Conferentie 1952.
Er schijnt in 1905 nog zo'n soort confe
rentie te zijn geweest met Talma, maar
daarover heb ik geen gegevens kunnen
achterhalen.
Natuurlijk moet ik beginnen met na
drukkelijk te verwijzen naar het breed
opgezette artikel van prof. dr S. van
Popta in A.R. Staatkunde van augus
tus 1973, nog gezwijge van zijn disserta
tie. Als hoogleraar in de economische
politiek en de geschiedenis der econo
mie aan de Vrije Universiteit te Am
sterdam is hij bij uitstek bevoegd over
deze materie wetenschappelijk te
schrijven. En uiteraard niet hij alleen.
Mijn doel is anders. Daarbij ligt het
verschil niet zozeer tussen wetenschap
pelijk en journalistisch-popularise-
rend, al zit dat erin. Tenslotte zijn dit
krante-artikelen. Maar daar ligt het
zwaartepunt van het verschil niet. Bij
mij valt het accent minder op informa
tie dan wel op visie. Ik kom vanuit de
cultuurhistorie en wil ogen openen, de
kritieke situatie helpen begrijpen, een
beroep doen op verspreide geestelijke
krachten, de bronnen tonen van een
nieuw plan.
Teveel herders
Want er zit nog heel wat echte christe
lijkheid in en rondom confessioneel
Nederland. Maar het heeft al sinds ja
ren kerkelijk, politiek en sociaal in de
verstrooiing. De Nederlandse christe
nen zijn schapen die te veel herders
hebben.
Vandaar dat. aan het begin uitgespro
ken, ideaal van tot-één-vergaderen op
een nieuwe basis. Een basis van weder
zijdse herkenning van-gemeenschappe
lijk geloófsbezit, van de over en weer
ontdekte behoefte om daaruit te leven,
belangeloos en trouw, mét elkaar.
Maar op het moment dat mooie woor
den in de gedachten komen en fraaie
volzinnen zich aanbieden, gaat er een
rood lichtje branden. Als het weer op
groen springt, gaan we verder. Het
tweede artikel zal handelen over het
congres van 1891, dat volgens Kuyper
eer te laat dan op tijd kwam. Kuyper
was verzot op het woord .organisch';
welnu, men kan boven het komende
tweede-stukr als motto plaatsen: Van
.organisch'.tot organisatie. De confe
rentie van 1910 kan zich hierbij onge
dwongen aansluiten.
door Willem-Jan Martin
Eerder dit jaar moet menigeen"
verrast hebben opgekeken bij het
bericht, dat The Flying Burrito
Brothers als groep wederom in het
leven waren geroepen. Met het
verscheiden van de eerste
legendarische formatie van die
naam nog steeds betrekkelijk
onverwerkt in het achterhoofd, was
enige opwinding daarbij extra
onvermijdelijk, toen bovendien
bekend werd .dat het hier niet
zoals daarvoor wel eens was
voorgekomen ging om het handig
gebruik van een goed in de markt
liggende naam door een stelletje
tweederangs „country-pickers",
maar dat integendeel tenminste
twee leden van de glanzende
kernploeg van weleer in de nieuwe
constructie hadden zitting
genomen: bassist Chris Ethridge
alsmede het pedal-steel fenomeen
„Sneaky" Pete Kleinow.
Over de concerten, die de nieuwe
ploeg, die naast de reeds
genoemden bestaat uit ook niet
onbekende muzikanten als Joel
Scott Hill (ex-Canned Heat), Gib
Guilbeau en Gene Parsons (ex-
Byrds), al vrij snel na zijn
oprichting onder meer in
verschillende Nederlandse steden
verzorgde, waren de berichten
zeker niet onverdeeld gunstig. Daar
stond echter tegenover, dat veel van
de mankementen aan een falende
geluidsinstallatie toegeschreven
moesten worden, en daarbij kon
men van een betrekkelijk jong
samenwerkingsverband nu ook niet
gelijk alles verwachten. Nee, de
toen reeds in het vooruitzicht
gestelde eerste elpee zou de
kwaliteit van het gezelschap
definitief bezegelen en alle
opwinding met terugwerkende
kracht van een degelijke legitimiteit
voorzien.
Intussen is die eerste elpee er dan
(Flying Again - CBS PC 33817).
Helaas echter niet de daarmee bij
voorbaat verbonden geachte pret.
Integendeel. Wat de Burrito Bros.
hier over het voetlicht brengen,
moet tot het slechtste worden
gerekend wat ooit onder die naam is
geproduceerd. Natuurlijk staan de
heren instrumentaal hun mannetje
(al heb ik die Pete wel eens beter
horen spelen dan het luie geschuif
met de chroomstalen buis, dat hier
uit de groeven opstijgt), maar liet
ontbreekt met name aan
inventiviteit alsook aan
compositorische vaardigheid van
meer dan middelmatig karakter.
Wind And Rain en Desert
Childhood, beide uit de koker van
Gene Parsons, zijn nog redelijke
stukken. De rest echter is
nauwelijks meer dan routine.
Daarbij komen dan nog eens twee
storende factoren extra in de
gedaante van een onwaarschijnlijk
houterige „producing" van de
Nashville-„tycoon" Nobert Putman,
alsmede het feit, dat men
uitgerekend de minste zanger van
het stel (Joel Scott Hill) het
merendeel van de nummers liet
zingen. Hill zit meermalen tegen de
toon aan en mist in elk geval
voldoende vocale flexibiliteit om de
zaken, waar nodig, het juiste
schrijnende accent mee te geven,
zodat zijn zangpartijen nogal eens
haaks op de sfeer van de muziek
komen te staan. Al met al, een
trieste plaat en vooral ook een zeker
argument om je nooit meer te laten
opfokken door opgewonden
verhalen over de wederopstanding
van de Burrito Bros,: een elpee als
The Guilded Palace Of Sin wordt
maar één keer gemaakt..
Verder met Siren (Island ILPS
9344), de vijfde van Roxy Music,
waarmee in de muziekpers wel
wordt geadverteerd onder het motto
„de heren muziekvernieuwers slaan
weer toe". Een motto, dat dit keer
voorbariger is dan ooit. Bryan
Ferry heeft zich op Siren namelijk
nog sterker dan op de voorganger
Stranded aan de „traditionele" kant
van de streep gehouden. Triest voor
de „far-outs" onder u, maar met een
resultaat dat toch wel zo aardig is.
Swingende nummers, zonder
alteveel geëmmer in de afdeling
Electronika (Sentimental Fool buigt
bijtijds om in de richting van een
sterk op de jaren zestig geënt stuk
muziek), en zelfs een uiterst
schrijnend duet van Ferry met
zichzelf (End Of The Line), dat wat
mij betreft aanspraak kan maken
op de prijs voor de beste songs van
1975. Nu nog die kikker uit Ferry's
keel en we hebben er weer eeA
prima groepje bij.
Waarna we terwille van de
volledigheid nog even melding
maken van het verschijnen van de
„soundtrack" van Ken Russells
rolprent Lisztomania (hoofdrol:
Roger Daltrey, muziek van Liszt
door de bril van Rick Wakeman) en
Funky Fingers door het
eenmansorkest Dream Orchestra:
James Last Goes Funky. Dat werk.