PietOuborg: gedachten in lijn en kleur Nationalisme als denkbederf ,-aLéé Vrijheid-onvrijheid Arnhems filmfestival RDAG 18 OKTOBER 1975 KUNST TROUW/KWARTET PS17 - RH15 door G. Kruis jet idee, dat veel kunstenaars, die zich op de een of andere manier op een van de zichtbare reali- »it afwijkende manier uiten, niet 'gewoon' kunnen tekenen, schilderen of beeldhouwen, is bij het lubliek nog heel wat vaster geworteld, dan in bepaalde kringen aangenomen wordt, k bedoel dan in kringen van kunstenaars, kunstgeleerden, kunstschrijvers en van mensen die iran jongs af met de kunst opgegroeid zijn. Dat is, al komt dat door de publiciteit en allerlei mdere enthousiaste activiteiten wel eens wat vertekend over, maar een betrekkelijk kleine [roep. dan de andere karnt van de lijn taat, wat genoemd wordt, het jrote' publiek. Dat is ook weer een ongenuanceerde massa, /ant naast de mensen voor wie, loals Pierre Jansen het eens uit- [rukte 'de kunst helemaal geen irobleem oplevert omdat zij voor len niet meer is dan een woord, en woord bovendien, dat zij nlm- ner gebruiken', zijn er ook nog de iele museale dagjesmensen, een lategorie het moet maar eens ;ezegd zijn waarover voor vele unstzinnige neuzen worden op- etrokken. font zij hebben immers geen rerstand van kunst, zij kennen luiten Rembrandt, Picasso en Ap- lel, maar weinig namen, zij vin- in een kunstwerk alleen maar looi of niet mooi. Het zegt hen - ets of het zegt hen niets. Van ultureel snobisme hebben ze over 't algemeen) weinig last: bij Jepaalde ervaringen komen ze onduit voor hun onbegrip uit. fcnbegrip fin dan komen de ingewijden, de I ïuseummensen, de kunsthistorici, Ie critici, om dat onbegrip te estrijden. Die vergeten, gezien lun eigen achtergronden, maar al e vaak, dat ze met voorzichtige leginnelingen te maken heben if gaan, logisch overigens, na- rukkelijk uit van eigen voorkeu en, die dan maar al te vaak litmonden in voorschriften over wat men mooi, indrukwekkend, interessant, goed, etc, moet vin den en wat niet. Maar dat is nu juist wat de mees te mensen zélf willen blijven uit maken en dat is hun goed recht. De eigentijdse kunst, de kunst van deze eeuw bedoel ik, zal me nige museumbezoeker vaak voor grote problemen stellen, proble men, die dikwijls nog groter wor den na het lezen van catalogus inleidingen of het aanhoren van een rondleider. Want meermalen praten die de mensen eerder een minderwaar digheidscomplex aan, dan dat ze er wezenlijk iets toe bijdragen ze iets dichter bij te brengen. Dat is trouwens ook een bijna onmogelijke taak. Als er geen stopcontact is, kun je er geen Piet Ouborg: 'Twee figuren', 1932. stekker in steken. Je moet bij het begin beginnen: zelfs Sandberg en die kan toch wel vooruitstre vend genoemd worden had in zijn jonge jaren nog moeite met de expressionisten Overzicht Dit alles en nog meer werd bij me losgemaakt door de tenoonstelling van schilderijen en tekeningen van de in 1956 overleden Piet Ouborg, die tot 2 november in Dordrechts Museum wordt gehou den. Nog meer, want behalve dat dit overzicht op duidelijke wijze een zeer persoonlijke ontwikkeling laat zien van een kunstenaar, die zich om 'stijl' (in de gebruikelijke zin) niet bekommerde, die soms tegelijkertijd puur figuratief, sur realistisch en abstract werkte: confronteert het ook met de be trekkelijkheid van de kunstbeoor deling, de kunstaanvaarding. Zeker, er zullen nog genoeg men sen zijn die moeite hebben met Ouborg's abstracte krabbels maar de bekroning van een van die werken zou toch in de verste verte geen rel meer ontketenen. Want die was er, in 1950, zoals (iets) ouderen zich vast nog wel zullen herinneren, toen Piet Ou borg voor zijn tekening 'Vader en zoon' de Jacob Maris- prijs kreeg. De' kritiek was soms ronduit kwaadaardig, er werd geschreven over cultuurondermijning, en dat was eigenlijk bedoeld als een an dere aanduiding voor 'ontaarding', een term, die je fatsoenshalve zo vlak na de oorlog (nog) niet kon gebruiken. Maar laten we ons niet op de borst slaan. Hoe reageerden we zelf, hoe hebben we gereageerd op Cobra, die creatieve durvers, die, na de oorlog met veel tam-tam, dat wel, de aandacht op zich wis ten te vestigen. In ieder geval hebben ze de eerste stoot van felle en vaak ongefundeerde mis kenning opgevangen. Maar ze hebben ook een aansporing gege ven, eens te proberen anders te kijken, met andere ogen te gaan zien. Experimenten En Ouborg was al veel langer bezig en nu bedoel ik nog niet eens dat heel vroege werk, dat hij in zijn Dordtse schooljaren maak te, waaronder een scherp gezien zelfportret op 17-jarige leeftijd, of de Indische landschappen (die aantonen dat hij 'gewoon' kon en wilde tekenen en schilderen) maar zijn experimenten uit de dertiger jaren. Want die vooral, liepen vooruit op zijn latere werk. En als je dat nu allemaal bij elkaar ziet hangen, verbaas je je nog eens temeer over de felle, hatelijke reacties van toen, nog maar goed twintig jaar geleden. Er is niets agressiefs in, 't is dichterlijk en verstild, eenzaom eigenlijk. Uitingen in ieder geval van een vrije, ongebonden geest. Zou dat, denk je dan, de mensen boos, kregel gemaakt hebben? Ou borg's kunst lost immers niet op, heeft geen echter bood schap en maakt maar één ding heel goed duidelijk: dat het 'be grijpen' van kunst een fictie is. Kunst is een ondoorgrondelijk ge heim, dat de mens en dat is dan een van de belangrijkste fa cetten van het menszijn toch blijft trachten te doorgronden. Is er ook maar iemand die me kan zeggen, waarom precies hij plotse ling ondersteboven was van een eenvoudig landschapje: een huis je, een sloot, een molen of een paar bomen? Oncontroleerbaar Zo dwarrelen in ieders hoofd toch telkens weer oncontroleerbare ge dachten rond, van die spinsels, waarmee je eigenlijk geen raad weet, die je niet thuis kunt bren gen, die in je dromen rondspoken en daarna heel vaak met een 'niet meer aan denken' worden afge daan. Piet Ouborg: Zelfportret, 19^1X3 (gp,1.7,-jarïgö leeftijd). Ouborg moet juist die ondefihiëer bare gedachtenflitsen hebben wil len vasthouden, hij 'trachtte ze te vangen,in lijn en kleur, in -'"per soonlijke symbolen en tekerts. 'Kunst' zei Kadinsky, 'geeftniet - het zichtbare weer, ze maakt zichtbaar'. Dat geldt voor mijn gejoel in hoge mate voor het Tyerk -van Piet" Ouborg, de kunstenaar," die nér gens bij hoorde ein ook nergens bij wilde horen. Je zou hem een 'universele individualist' kunnen noemen, een kunstenaar, die zijn eigén 'gedachten in beelden ver- -taalde met een levendige bewo genheid in vereenvoudigde (dat is iets anders dan primitieve) sugges tieve vormen. Een tentoonstelling, waar verder weinig 'zinnigs', over valt te zeg gen, die -je, alleen, moet zien en, stil op je "moet laten inwerken. v,.i7 Luise Rinser door J. van Doorne vee jaar geleden liep ik op een middag een lieflijk gelegen kerkje in een Duits dorpje aan Moezël binnen. Het regende en ik wilde de bui afwachten. Ik was er alleen. Vrede, lieflijk- id en stilte alom. In het portaal van het kerkje zag ik een gedenksteen: 1914-1918 en dan een ntal namen. Daaronder 1940-1945 en een veel groter aantal namen. Maar wat stond er verder der? 'Zij stierven voor ons.' werkelijk duivelse achtergrond dit zo argeloos en zo ontroe- -simpele zinnetje drong zich mij op, toen ik weer verder idelde. De gesneuvelden waren slachtoffer van een demo regiem, zij waren martela- zij waren helden, gestorven isjor het heilige Duitsland, fascis- 'i of niet. Dat deed er niet toe. die de tekst ontworpen heeft, heus geen nazi zijn geweest, ichien een aardige, vrome pas of een nette gemoedelijke jelman. Maar dat is het erge ie fst. Onuitroeibaar is de nationa- negen tiende eeuwse machts- rijk en grond en eigen zen zijn heilig. En die droom lengt zich met de religieuze achting. Welke vorst er re- 't en wat zijn doelstellingen ;en zijn, het hindert niet: wie uvelt voor vorst en vaderland, bijna heilig, is een martelaar waar zou zijn naam beter ge lid kunnen staan dan in de Zijn lijden was immers lts vervangend lijden? allend herinner mij de brallende lied- die ik als leerling van een hooi met den Bijbel' heb leren gen en bijna met de te leren ^ihnversjes vereenzelvigde. Hoe- Ijlen hebben geleerd, en bepaald ||?atkundig bestel te verafgoden. moest aan dit alles denken lens het lezen van 'De zwarte van Luise Rinser. roman speelt zich af in een lts Beiers stadje. Een vrouw igt een overlijdensbericht. Ze i zich de gestorvene niet her leren en ook niet de onderte- 'aren van het bericht. Wel 't zij het stadje: ze heeft er de logsjaren doorgebracht omdat nog te eten was. Ze besluit, ar de begrafenis te gaan. Een de moderne literatuur veel irkomend motief: ze gaat op naar de verloren tijd. En die leill vindt zij. Door middel van ge gesprekken en veel onder gingen vult zij de gaten op, die njhaar herinnering bestaan. Het fld dat zij krijgt, is onthutsend: Is of zij in een beerput roert, dat niet alleen, want ook het len is van een even onthutsen- kwalijkheid. vrouw, die een vijf-en-dertig- 'g verleden bij stukjes en beet- weer bijeenvoegt, Is naamloos h de roman. Zij is op de een of dere manier familie van de urnaamste personen die zij nog in leven aantreft. Maar zij heeft herinnering aan kinderen met wie ze gespeeld heeft en die allen dood zijn. Het procédé maakt het de lezer niet gemakkelijk. De vrouw krijgt geen lichamelijke gestalte en men weet vrijwel niets van haar, be halve dan dat zij eenmaal zegt dat ook zij veel verloren heeft. De terugblikken vallen geheel door elkaar heen en dat is niet bevor derlijk voor de duidelijkheid. Soms zegt de vrouw tegen de le zer: maar dat komt later nog'. Ook dat irriteert enigszins. Geestelijk krijgt de vrouw echter wel degelijk gestalte: het is die van Luise Rinser, onbarmhartig richteres over het Duitsland van toen en van nu. Het duurde vrij veel pagina's voor ik familiale en andere relaties kon overzien: ze worden fragmen tarisch opgebouwd en ze zijn daarenboven heel ingewikkeld. Maar wie zich de moeite getroost, het onoverzichtelijke begin van de roman met aandacht te lezen, wordt ruimschoots beloond: het oude na de oorlog tot bloei geko men Beierse stadje wordt tot een zo levendig decor, dat men er bij wijze van spreken in woont. Ook de nieuwe stad wordt klaar en duidelijk geschetst. Gering bezwaar Ik weet niet of mijn bedenkingen tegen het toepaste procédé wel helemaal gegrond zijn. Luise Rin ser had de ondervragende vrouw weg kunnen laten zonder iets te veranderen aan de geschiedenis als zodanig. Maar dan zou dat persoonlijk element, dat graven naar wat verborgen in ons leeft, er niet zijn geweest. Wie graaft, vindt nu eenmaal scherven en moet moeizaam reconstrueren. De roman is dus in hoofdzaak antwoord op wat de vrouw vraagt. Er was bijna niet aan te ontko men, dat de antwoorden zo nu en dan van een verteltalent getuigen dat de vraagster heeft. Maar dat is een gering bezwaar. Zo nu en dan wordt er commen taar van de vraagster toegevoegd. En die is uiterst scherp en bewo gen. Vooral de filippica naar aan leiding van een gedenksteen voor een tijdens een bombardement omgekomen pastoor is voorbeeld van een boosheid die in de bijbel toom heet. De vragende en com mentariërende vrouw ontmastkert het ogenschijnlijk zo eerlijke en vrome opschrift van de gedenk steen als een vreselijke hypocrisie. En dat niet alleen. Zij toont de verblindheid aan van de nabe staanden in wijde zin. Onuitroei baar is de gedachte dat zij die omkwamen door gevecht of bom bardement hun offer aan de goe de kant brachten. Twee figuren komen haarscherp naar voren in de roman: twee nog levende zusters, verre familie van de vraagster. De gebochelde Klara en de heel mooie Stéfanie. Beiden zwaar getroffen door oor logsleed. Beiden echter niet on verschillig geworden of verbitterd. Klara oordeelt scherp, onpartijdig, maar niet liefdeloos. Stéfanie, pli- aniste en tot in haar ouderdom mooi, leeft voort met het verle den: de verloren geliefde, een verzetsstrijder, wiens dood nim mer is vastgesteld. De totaal verschillende karakters van deze heide hoogstaande vrou wen leidt in de roman tot een geheel eigen taalgebruik van de zusters, een niet geringe verdien ste van Luise Rinser. Aanvaardbaar De beide vrouwen zijn voor wie de roman gelezen heeft, onverge telijk. Maar ook de andere figuren worden door de schrijfster op vol strekt aanvaardbare wijze gete kend. Luise Rinser kent diepe ontroe ring. Zij geeft cultuurkritiek die ze heel concreet maakt. Een van de met deernis geladen beschrij vingen gaat over een overigens niet al te sympathieke vrouw, die gedoemd is in een bejaardente huis te leven. Zij laat de onbarmhartigheid zien van een moderne maatschappij die haar oude mensen opbergt en daarbij de menselijkheid vergeet. Heel de vervlechting van schaam te en berouw, van hypocrisie en van leugenachtigheid, van leed en moderne maatschappelijke luister, van tradtionele vroomheid en wanhoop om wat geweest is maar nog altijd bestaat, wordt in de roman zichtbaar. Het boek is een aanklacht tegen het nationalisme, zoals het als ba sis fungeert van maatschappelijk- soci&le en politieke ethiek. Een ontroerende roman, waarbij dan wel gezegd moet worden dat die ontroering het best wordt ge preciseerd als schrik. Luise Rinser: 'De zwarte ezel'. Oorspronkelijke titel: 'Der schwarze Esel'. Vertaald door Ruth Wolf. Bij Leopold te Den Haag. Paperback. Aantal pagina' 252. Prijs ƒ20,90. Filmkroniek door dr. H. S. Visscher Bij de films die op het Arnhemse filmfestival in het theater De Luxe draaiden waarvan de programmering in handen was van Hans Saaltink zaten een aantal waarvan men toch oprecht hopen mag, dat ze ook in de gewone commerciële roulatie zullen worden uitgebfacht. Voor sommige geldt dat al, voor andere blijft het bij een redelijke hoop. Ik hóóp dat die .hoop bewaarheid zal worden voor de Canadese film 'Les Ordres' een film waarvan de regie en het camerawerk, en ten dele ook het scenario van Michel Brault is. Het is een film die mij hevig gegrepen heeft en dat, naar mijn idee, iedereen zal doen door een beklemmende, con frontatie met de begrippen 'vrijheid' en 'gevangenschap'. Zoals veel Canadese films heeft 'Les Ordres' een documentaire in slag. 'Glamour' is de Canadese filmmakers - die in Canada in een heel gunstig filmklimaat kunnen werken - te enen male vreemd. Soms maakt dat hun speelfilms wel eens wat steriel, maar in het geval van 'Les Ordres' werkt die documentaire 'nuchter heid' alleen maar des te beklem mender. Onderwerp van de film is de in stelling van de 'War Measures Act' in oktober 1970, waarbij zon der speciale opdracht in willekeu rig ieder huis huiszoeking kon worden gedaan en eveneens zon der speciale opdracht willekeu rig mensen gearresteerd konden worden. Honderden mensen wer den van 6 tot 21 dagen gevangen gehouden en tenslotte vrijgelaten met de mededeling dat de arres tatie een vergissing was... Aanleiding tot die maatregelen waren twee ontvoeringen, uitge voerd door het Front de Libêrati- on du Québec - respectievelijk een Britse diplomaat en een Ca nadese minister. De kidnappings vonden met een tussenperiode van 5 dagen plaats. Een van de slachtoffers werd ergens langs de weg vermoord teruggevonden. De enorme verwarring en paniek die op deze terreurdaden volgden, leidden tot het inschakelen van het leger en de instelling van de War Measures Act. Brault begon in november 1970 met de voorbereiding van zijn film. Hij interviewde ongeveer 50 mensen over hun ervaringen. Nauwgezet verslag De film die hij op basis daarvan maakte, geeft een nauwgezet ver slag van die ervaringen - ervarin gen van eenvoudige, alledaagse mensen, wier arrestatie alleen be rustte op 'linkse' vermoedens: een sociaal werksterschap, lidmaat schap van een vakbond, een sterk sociaal geëngageerde arts.... Al de betrokken personen kregen na kortere of langere tijd hun vrij heid terug. Het is, uiteraard, goed om voor ogen te houden dat er onder de honderden gearresteer den natuurlijk mensen geweest zijn die wel in min of meerdere mate 'schuldig' waren. Het is ook goed om zich te realiseren in welk een panische situatie zich een overheid bevindt als op korte ter mijn - en in een land waarin de Frans-Engelse tegenstelling veel scherper blijkt dan men veelal veronderstelde - zulke terreurda den zich afspelen. En tenslotte moet men ook erkennen dat deze film dan toch maar in Canada 'gemaakt' en uitgebracht kon worden. Maar het onderwerp van de film is ook een ander dan men zou vermoeden. Wat betekent het, 'ge vangen' te zijn? Niet op het gru welijke deportatie-eiland uit 'Le Papilion', niet in een Griekse ge vangenis of een Russisch werk kamp, maar in een moderne, hygiënische, goed geoutilleerde gevangenis waar de behandeling voor 90 procent 'correct' is? De ene seconde is men een vrij, niets vermoedend mens met z'n gewone dagelijkse 'sores' - het volgende moment staan er vier, vijf vreem den in huis, die kasten en bureau doorzoeken, zonder één woord uit te laten, die volkomen correct de 'delinquent' de tijd -laten om z'n koffertje te pakken- en desnoods nog wel even willen wachten tot de inderhaast getelefoneerde echtgenote naar huis komt om de zorg voor de kinderen' over te nemen - maar dan ook, zonder gelegenheid te geven tot één woord van, afscheid,, .in. snelle vaart hun gevangfené,- gefténd- boeid, per auto afvoeren naar- de gevangenis. En daar begint het leven der grote onzekerheid. Men wordt van de ene getraliede ,en afgesloten ruimtein de andere gevoerd voor telkens nieuwe on begrijpelijke onderdelen ,;vap, het ritueel: de visitatie, de registratie; de vingerafdrukken, de ondervra ging... Telkens nieuwe ruimten, nieuwe tralies, nieuwe sleutels en sloten, tot men Iedere oriëntatie omtrent zijn plaats èn zijn per soon kwijt is. Van seconde tot seconde weet men niet wat er gebeuren gaat en in een half uur tijd ervaart men, een 'object' ge worden te zijn van geüniformeer de, correcte, maar -volmaakt ma-, chinale en onpersoonlijke .bewa kers - zonder ook maar "hi de verste verte te weten, waarórh men gearresteerd is en wat er van de achtergeblevenen geworden is. De tocht van mens naar, .object eindigt in een cel, of eventueel een werkruimte of een binnen- :s-om-te-luchten. Een scène uit 'Les Ordres' Suggereren Een heel enkele maal vermeldt de film bruutheid waarmee politie mannen op eigen houtje een. 'be kentenis' willen afdwingen,;'bij voorbeeld door Iemand té sug gereren dat hij gefusilleerd wordt. Maar merendeels geschiedt de behandeling in een 'correct heid' die misschien even onmen selijk werkt als bruskerlng. De martelrapporten van Amnesty In ternational tonen een perversiteit die, hoe verschrikkelijk ook, soms nog als een geperverteerde com municatievorm kan geïnterpreteerd worden. In deze cleane Canadese gevangenis is er geen enkele com municatie. Waarom maakt de film zo'n verpletterende Indruk? Méér dan de interviewfilms met slacht offers van bijvoorbeeld het Chi leense juntaregiem? Uiteraard omdat ik met burgers van een democratisch land te maken heb burgers van een 'geallieerde', een 'bondgenoot'. Uiteraard omdat ik ontdek - ge verifieerd aan de feiten - dat ook jn de democratie vrijheid maar één -vinger lang kan zijn. Maar het zit 'm vooral ook in de makelij van de film. Brault heeft niet met de authentieke persona ges gewerkt, maar met beroepsac teurs die zich. op de manier van vroegere Godardfilms, aan het pu bliek voorstellen, zeggen dat ze zus en zo heten, maar in de film die en die spelen. En telkens doorschiet hij - tijdens de scènes van de huiszoekingen, de arresta- ties, de gevangenisverblijven - het gebeuren met documentaire ge sprekken met zijn personages die danpas - in terugblik - in staat zijn om hun gevoelsn en ervarin gen te verwoorden. Zo neemt hij ook iedere sensationele 'spanning' weg. We weten dat die mensen hun gewone leven hervat hebben. Zelfs van de man die z.g. gefusil leerd zal worden, weten we al bij voorbaat dat hij niet alleen niet gefusilleerd, maar na een aantal ^agen gewoon weer in vrijheid '■"^gesteld is. - Dat, -gevoegd bij de wetenschap van het eerste begin af, dat de personages niet de authentieke personen zijn, brengt een Brech- tiaans vervreemdingseffekt aan, een opzettelijk en nadrukkelijk aangebrachte afstandelijkheid, die een heel bijzonder effekt heeft. Men concentreert zich op de per sonages uitnemend en vol maakt natuurlijk geregisseerd - soms staat men op het punt zich met hen te identificeren - zoals dat met Hitchcocks 'The wrong - man', die ook onschuldig een ge vangene wordt - gebeurt. Maar altijd blijft men duidelijk en klaar zicht houden op het wezen lijke probleem, op een begrip, op een situatie, die niets en alles met 'politiek' te maken heeft: het pro bleem van vrij en onvrij. Het is de relativiteit van die beide be grippen, de smalle grens ertussen, de snelheid waarmee het 'systeem' - ongeacht of het links of rechts 'is- - de mens, het Individu, tot object maakt. Het is de hachelijk heid van het bestaan tegenover degenen die 'de orders' uitvoeren en die dat moeten doen (in een situatie, die hun plicht lijkt te rechtvaardigen) Bescherming Wie zijn dan de schuldigen? De mensen die de orders uitdelen? Maar is dat een overheid die zijn .-.onderdanen begrijpelijkerwijze wil beschermen tegen terreur. Géén schuldige dus misschien. En tóch een schuld... Dat is, geloof ik, de diepste oorzaak waardoor ik minutenlang na de film geslagen in een lege bioscoopzaal ben blij ven zitten: omdat Kaf ka opeens, documentair, feitelijk, historisch, concreet voorbééld geworden was, sterker en beklemmender dan Or son Welles dat ooit in 'Het proces' heeft kunnen waar maken. 'Les Ordres' Is een film die leder een zou moeten zien. Het is te hopen dat we er de gelegenheid voor krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 15