PietOuborg: gedachten in lijn en kleur
Nationalisme
als
denkbederf ,-aLéé
Vrijheid-onvrijheid
Arnhems filmfestival
RDAG 18 OKTOBER 1975
KUNST
TROUW/KWARTET PS17 - RH15
door G. Kruis
jet idee, dat veel kunstenaars, die zich op de een of andere manier op een van de zichtbare reali-
»it afwijkende manier uiten, niet 'gewoon' kunnen tekenen, schilderen of beeldhouwen, is bij het
lubliek nog heel wat vaster geworteld, dan in bepaalde kringen aangenomen wordt,
k bedoel dan in kringen van kunstenaars, kunstgeleerden, kunstschrijvers en van mensen die
iran jongs af met de kunst opgegroeid zijn. Dat is, al komt dat door de publiciteit en allerlei
mdere enthousiaste activiteiten wel eens wat vertekend over, maar een betrekkelijk kleine
[roep.
dan de andere karnt van de lijn
taat, wat genoemd wordt, het
jrote' publiek. Dat is ook weer
een ongenuanceerde massa,
/ant naast de mensen voor wie,
loals Pierre Jansen het eens uit-
[rukte 'de kunst helemaal geen
irobleem oplevert omdat zij voor
len niet meer is dan een woord,
en woord bovendien, dat zij nlm-
ner gebruiken', zijn er ook nog de
iele museale dagjesmensen, een
lategorie het moet maar eens
;ezegd zijn waarover voor vele
unstzinnige neuzen worden op-
etrokken.
font zij hebben immers geen
rerstand van kunst, zij kennen
luiten Rembrandt, Picasso en Ap-
lel, maar weinig namen, zij vin-
in een kunstwerk alleen maar
looi of niet mooi. Het zegt hen
- ets of het zegt hen niets. Van
ultureel snobisme hebben ze
over 't algemeen) weinig last: bij
Jepaalde ervaringen komen ze
onduit voor hun onbegrip uit.
fcnbegrip
fin dan komen de ingewijden, de
I ïuseummensen, de kunsthistorici,
Ie critici, om dat onbegrip te
estrijden. Die vergeten, gezien
lun eigen achtergronden, maar al
e vaak, dat ze met voorzichtige
leginnelingen te maken heben
if gaan, logisch overigens, na-
rukkelijk uit van eigen voorkeu
en, die dan maar al te vaak
litmonden in voorschriften over
wat men mooi, indrukwekkend,
interessant, goed, etc, moet vin
den en wat niet.
Maar dat is nu juist wat de mees
te mensen zélf willen blijven uit
maken en dat is hun goed recht.
De eigentijdse kunst, de kunst
van deze eeuw bedoel ik, zal me
nige museumbezoeker vaak voor
grote problemen stellen, proble
men, die dikwijls nog groter wor
den na het lezen van catalogus
inleidingen of het aanhoren van
een rondleider.
Want meermalen praten die de
mensen eerder een minderwaar
digheidscomplex aan, dan dat ze
er wezenlijk iets toe bijdragen ze
iets dichter bij te brengen.
Dat is trouwens ook een bijna
onmogelijke taak. Als er geen
stopcontact is, kun je er geen
Piet Ouborg: 'Twee figuren', 1932.
stekker in steken. Je moet bij het
begin beginnen: zelfs Sandberg
en die kan toch wel vooruitstre
vend genoemd worden had in
zijn jonge jaren nog moeite met
de expressionisten
Overzicht
Dit alles en nog meer werd bij me
losgemaakt door de tenoonstelling
van schilderijen en tekeningen
van de in 1956 overleden Piet
Ouborg, die tot 2 november in
Dordrechts Museum wordt gehou
den.
Nog meer, want behalve dat dit
overzicht op duidelijke wijze een
zeer persoonlijke ontwikkeling
laat zien van een kunstenaar, die
zich om 'stijl' (in de gebruikelijke
zin) niet bekommerde, die soms
tegelijkertijd puur figuratief, sur
realistisch en abstract werkte:
confronteert het ook met de be
trekkelijkheid van de kunstbeoor
deling, de kunstaanvaarding.
Zeker, er zullen nog genoeg men
sen zijn die moeite hebben met
Ouborg's abstracte krabbels
maar de bekroning van een van
die werken zou toch in de verste
verte geen rel meer ontketenen.
Want die was er, in 1950, zoals
(iets) ouderen zich vast nog wel
zullen herinneren, toen Piet Ou
borg voor zijn tekening 'Vader en
zoon' de Jacob Maris- prijs kreeg.
De' kritiek was soms ronduit
kwaadaardig, er werd geschreven
over cultuurondermijning, en dat
was eigenlijk bedoeld als een an
dere aanduiding voor 'ontaarding',
een term, die je fatsoenshalve zo
vlak na de oorlog (nog) niet kon
gebruiken.
Maar laten we ons niet op de
borst slaan. Hoe reageerden we
zelf, hoe hebben we gereageerd op
Cobra, die creatieve durvers, die,
na de oorlog met veel tam-tam,
dat wel, de aandacht op zich wis
ten te vestigen. In ieder geval
hebben ze de eerste stoot van
felle en vaak ongefundeerde mis
kenning opgevangen. Maar ze
hebben ook een aansporing gege
ven, eens te proberen anders te
kijken, met andere ogen te gaan
zien.
Experimenten
En Ouborg was al veel langer
bezig en nu bedoel ik nog niet
eens dat heel vroege werk, dat hij
in zijn Dordtse schooljaren maak
te, waaronder een scherp gezien
zelfportret op 17-jarige leeftijd, of
de Indische landschappen (die
aantonen dat hij 'gewoon' kon en
wilde tekenen en schilderen)
maar zijn experimenten uit de
dertiger jaren. Want die vooral,
liepen vooruit op zijn latere werk.
En als je dat nu allemaal bij
elkaar ziet hangen, verbaas je je
nog eens temeer over de felle,
hatelijke reacties van toen, nog
maar goed twintig jaar geleden.
Er is niets agressiefs in, 't is
dichterlijk en verstild, eenzaom
eigenlijk. Uitingen in ieder geval
van een vrije, ongebonden geest.
Zou dat, denk je dan, de mensen
boos, kregel gemaakt hebben? Ou
borg's kunst lost immers niet
op, heeft geen echter bood
schap en maakt maar één ding
heel goed duidelijk: dat het 'be
grijpen' van kunst een fictie is.
Kunst is een ondoorgrondelijk ge
heim, dat de mens en dat is
dan een van de belangrijkste fa
cetten van het menszijn toch
blijft trachten te doorgronden. Is
er ook maar iemand die me kan
zeggen, waarom precies hij plotse
ling ondersteboven was van een
eenvoudig landschapje: een huis
je, een sloot, een molen of een
paar bomen?
Oncontroleerbaar
Zo dwarrelen in ieders hoofd toch
telkens weer oncontroleerbare ge
dachten rond, van die spinsels,
waarmee je eigenlijk geen raad
weet, die je niet thuis kunt bren
gen, die in je dromen rondspoken
en daarna heel vaak met een 'niet
meer aan denken' worden afge
daan.
Piet Ouborg: Zelfportret, 19^1X3 (gp,1.7,-jarïgö leeftijd).
Ouborg moet juist die ondefihiëer
bare gedachtenflitsen hebben wil
len vasthouden, hij 'trachtte ze te
vangen,in lijn en kleur, in -'"per
soonlijke symbolen en tekerts.
'Kunst' zei Kadinsky, 'geeftniet -
het zichtbare weer, ze maakt
zichtbaar'.
Dat geldt voor mijn gejoel in
hoge mate voor het Tyerk -van Piet"
Ouborg, de kunstenaar," die nér
gens bij hoorde ein ook nergens
bij wilde horen. Je zou hem een
'universele individualist' kunnen
noemen, een kunstenaar, die zijn
eigén 'gedachten in beelden ver-
-taalde met een levendige bewo
genheid in vereenvoudigde (dat is
iets anders dan primitieve) sugges
tieve vormen.
Een tentoonstelling, waar verder
weinig 'zinnigs', over valt te zeg
gen, die -je, alleen, moet zien en,
stil op je "moet laten inwerken.
v,.i7
Luise Rinser
door J. van Doorne
vee jaar geleden liep ik op een middag een lieflijk gelegen kerkje in een Duits dorpje aan
Moezël binnen. Het regende en ik wilde de bui afwachten. Ik was er alleen. Vrede, lieflijk-
id en stilte alom. In het portaal van het kerkje zag ik een gedenksteen: 1914-1918 en dan een
ntal namen. Daaronder 1940-1945 en een veel groter aantal namen. Maar wat stond er verder
der? 'Zij stierven voor ons.'
werkelijk duivelse achtergrond
dit zo argeloos en zo ontroe-
-simpele zinnetje drong zich
mij op, toen ik weer verder
idelde. De gesneuvelden waren
slachtoffer van een demo
regiem, zij waren martela-
zij waren helden, gestorven
isjor het heilige Duitsland, fascis-
'i of niet. Dat deed er niet toe.
die de tekst ontworpen heeft,
heus geen nazi zijn geweest,
ichien een aardige, vrome pas
of een nette gemoedelijke
jelman. Maar dat is het erge
ie fst. Onuitroeibaar is de nationa-
negen tiende eeuwse machts-
rijk en grond en eigen
zen zijn heilig. En die droom
lengt zich met de religieuze
achting. Welke vorst er re-
't en wat zijn doelstellingen
;en zijn, het hindert niet: wie
uvelt voor vorst en vaderland,
bijna heilig, is een martelaar
waar zou zijn naam beter ge
lid kunnen staan dan in de
Zijn lijden was immers
lts vervangend lijden?
allend
herinner mij de brallende lied-
die ik als leerling van een
hooi met den Bijbel' heb leren
gen en bijna met de te leren
^ihnversjes vereenzelvigde. Hoe-
Ijlen hebben geleerd, en bepaald
||?atkundig bestel te verafgoden.
moest aan dit alles denken
lens het lezen van 'De zwarte
van Luise Rinser.
roman speelt zich af in een
lts Beiers stadje. Een vrouw
igt een overlijdensbericht. Ze
i zich de gestorvene niet her
leren en ook niet de onderte-
'aren van het bericht. Wel
't zij het stadje: ze heeft er de
logsjaren doorgebracht omdat
nog te eten was. Ze besluit,
ar de begrafenis te gaan. Een
de moderne literatuur veel
irkomend motief: ze gaat op
naar de verloren tijd. En die
leill vindt zij. Door middel van
ge gesprekken en veel onder
gingen vult zij de gaten op, die
njhaar herinnering bestaan. Het
fld dat zij krijgt, is onthutsend:
Is of zij in een beerput roert,
dat niet alleen, want ook het
len is van een even onthutsen-
kwalijkheid.
vrouw, die een vijf-en-dertig-
'g verleden bij stukjes en beet-
weer bijeenvoegt, Is naamloos
h de roman. Zij is op de een of
dere manier familie van de
urnaamste personen die zij nog
in leven aantreft. Maar zij heeft
herinnering aan kinderen met wie
ze gespeeld heeft en die allen
dood zijn.
Het procédé maakt het de lezer
niet gemakkelijk. De vrouw krijgt
geen lichamelijke gestalte en men
weet vrijwel niets van haar, be
halve dan dat zij eenmaal zegt
dat ook zij veel verloren heeft. De
terugblikken vallen geheel door
elkaar heen en dat is niet bevor
derlijk voor de duidelijkheid.
Soms zegt de vrouw tegen de le
zer: maar dat komt later nog'.
Ook dat irriteert enigszins.
Geestelijk krijgt de vrouw echter
wel degelijk gestalte: het is die
van Luise Rinser, onbarmhartig
richteres over het Duitsland van
toen en van nu.
Het duurde vrij veel pagina's voor
ik familiale en andere relaties
kon overzien: ze worden fragmen
tarisch opgebouwd en ze zijn
daarenboven heel ingewikkeld.
Maar wie zich de moeite getroost,
het onoverzichtelijke begin van de
roman met aandacht te lezen,
wordt ruimschoots beloond: het
oude na de oorlog tot bloei geko
men Beierse stadje wordt tot een
zo levendig decor, dat men er bij
wijze van spreken in woont. Ook
de nieuwe stad wordt klaar en
duidelijk geschetst.
Gering bezwaar
Ik weet niet of mijn bedenkingen
tegen het toepaste procédé wel
helemaal gegrond zijn. Luise Rin
ser had de ondervragende vrouw
weg kunnen laten zonder iets te
veranderen aan de geschiedenis
als zodanig. Maar dan zou dat
persoonlijk element, dat graven
naar wat verborgen in ons leeft,
er niet zijn geweest. Wie graaft,
vindt nu eenmaal scherven en
moet moeizaam reconstrueren.
De roman is dus in hoofdzaak
antwoord op wat de vrouw vraagt.
Er was bijna niet aan te ontko
men, dat de antwoorden zo nu en
dan van een verteltalent getuigen
dat de vraagster heeft. Maar dat
is een gering bezwaar.
Zo nu en dan wordt er commen
taar van de vraagster toegevoegd.
En die is uiterst scherp en bewo
gen. Vooral de filippica naar aan
leiding van een gedenksteen voor
een tijdens een bombardement
omgekomen pastoor is voorbeeld
van een boosheid die in de bijbel
toom heet. De vragende en com
mentariërende vrouw ontmastkert
het ogenschijnlijk zo eerlijke en
vrome opschrift van de gedenk
steen als een vreselijke hypocrisie.
En dat niet alleen. Zij toont de
verblindheid aan van de nabe
staanden in wijde zin. Onuitroei
baar is de gedachte dat zij die
omkwamen door gevecht of bom
bardement hun offer aan de goe
de kant brachten.
Twee figuren komen haarscherp
naar voren in de roman: twee
nog levende zusters, verre familie
van de vraagster. De gebochelde
Klara en de heel mooie Stéfanie.
Beiden zwaar getroffen door oor
logsleed. Beiden echter niet on
verschillig geworden of verbitterd.
Klara oordeelt scherp, onpartijdig,
maar niet liefdeloos. Stéfanie, pli-
aniste en tot in haar ouderdom
mooi, leeft voort met het verle
den: de verloren geliefde, een
verzetsstrijder, wiens dood nim
mer is vastgesteld.
De totaal verschillende karakters
van deze heide hoogstaande vrou
wen leidt in de roman tot een
geheel eigen taalgebruik van de
zusters, een niet geringe verdien
ste van Luise Rinser.
Aanvaardbaar
De beide vrouwen zijn voor wie
de roman gelezen heeft, onverge
telijk. Maar ook de andere figuren
worden door de schrijfster op vol
strekt aanvaardbare wijze gete
kend.
Luise Rinser kent diepe ontroe
ring. Zij geeft cultuurkritiek die
ze heel concreet maakt. Een van
de met deernis geladen beschrij
vingen gaat over een overigens
niet al te sympathieke vrouw, die
gedoemd is in een bejaardente
huis te leven.
Zij laat de onbarmhartigheid zien
van een moderne maatschappij
die haar oude mensen opbergt en
daarbij de menselijkheid vergeet.
Heel de vervlechting van schaam
te en berouw, van hypocrisie en
van leugenachtigheid, van leed en
moderne maatschappelijke luister,
van tradtionele vroomheid en
wanhoop om wat geweest is maar
nog altijd bestaat, wordt in de
roman zichtbaar.
Het boek is een aanklacht tegen
het nationalisme, zoals het als ba
sis fungeert van maatschappelijk-
soci&le en politieke ethiek.
Een ontroerende roman, waarbij
dan wel gezegd moet worden dat
die ontroering het best wordt ge
preciseerd als schrik.
Luise Rinser: 'De zwarte ezel'.
Oorspronkelijke titel: 'Der
schwarze Esel'. Vertaald door
Ruth Wolf. Bij Leopold te Den
Haag. Paperback. Aantal pagina'
252. Prijs ƒ20,90.
Filmkroniek door dr. H. S. Visscher
Bij de films die op het Arnhemse filmfestival in het theater De Luxe draaiden waarvan
de programmering in handen was van Hans Saaltink zaten een aantal waarvan men toch
oprecht hopen mag, dat ze ook in de gewone commerciële roulatie zullen worden uitgebfacht.
Voor sommige geldt dat al, voor andere blijft het bij een redelijke hoop. Ik hóóp dat die .hoop
bewaarheid zal worden voor de Canadese film 'Les Ordres' een film waarvan de regie en het
camerawerk, en ten dele ook het scenario van Michel Brault is. Het is een film die mij hevig
gegrepen heeft en dat, naar mijn idee, iedereen zal doen door een beklemmende, con
frontatie met de begrippen 'vrijheid' en 'gevangenschap'.
Zoals veel Canadese films heeft
'Les Ordres' een documentaire in
slag. 'Glamour' is de Canadese
filmmakers - die in Canada in
een heel gunstig filmklimaat
kunnen werken - te enen male
vreemd. Soms maakt dat hun
speelfilms wel eens wat steriel,
maar in het geval van 'Les Ordres'
werkt die documentaire 'nuchter
heid' alleen maar des te beklem
mender.
Onderwerp van de film is de in
stelling van de 'War Measures
Act' in oktober 1970, waarbij zon
der speciale opdracht in willekeu
rig ieder huis huiszoeking kon
worden gedaan en eveneens zon
der speciale opdracht willekeu
rig mensen gearresteerd konden
worden. Honderden mensen wer
den van 6 tot 21 dagen gevangen
gehouden en tenslotte vrijgelaten
met de mededeling dat de arres
tatie een vergissing was...
Aanleiding tot die maatregelen
waren twee ontvoeringen, uitge
voerd door het Front de Libêrati-
on du Québec - respectievelijk
een Britse diplomaat en een Ca
nadese minister. De kidnappings
vonden met een tussenperiode
van 5 dagen plaats. Een van de
slachtoffers werd ergens langs de
weg vermoord teruggevonden. De
enorme verwarring en paniek die
op deze terreurdaden volgden,
leidden tot het inschakelen van
het leger en de instelling van de
War Measures Act.
Brault begon in november 1970
met de voorbereiding van zijn
film. Hij interviewde ongeveer
50 mensen over hun ervaringen.
Nauwgezet verslag
De film die hij op basis daarvan
maakte, geeft een nauwgezet ver
slag van die ervaringen - ervarin
gen van eenvoudige, alledaagse
mensen, wier arrestatie alleen be
rustte op 'linkse' vermoedens: een
sociaal werksterschap, lidmaat
schap van een vakbond, een sterk
sociaal geëngageerde arts.... Al de
betrokken personen kregen na
kortere of langere tijd hun vrij
heid terug. Het is, uiteraard, goed
om voor ogen te houden dat er
onder de honderden gearresteer
den natuurlijk mensen geweest
zijn die wel in min of meerdere
mate 'schuldig' waren. Het is ook
goed om zich te realiseren in welk
een panische situatie zich een
overheid bevindt als op korte ter
mijn - en in een land waarin de
Frans-Engelse tegenstelling veel
scherper blijkt dan men veelal
veronderstelde - zulke terreurda
den zich afspelen. En tenslotte
moet men ook erkennen dat deze
film dan toch maar in Canada
'gemaakt' en uitgebracht kon
worden.
Maar het onderwerp van de film
is ook een ander dan men zou
vermoeden. Wat betekent het, 'ge
vangen' te zijn? Niet op het gru
welijke deportatie-eiland uit 'Le
Papilion', niet in een Griekse ge
vangenis of een Russisch werk
kamp, maar in een moderne,
hygiënische, goed geoutilleerde
gevangenis waar de behandeling
voor 90 procent 'correct' is? De
ene seconde is men een vrij, niets
vermoedend mens met z'n gewone
dagelijkse 'sores' - het volgende
moment staan er vier, vijf vreem
den in huis, die kasten en bureau
doorzoeken, zonder één woord uit
te laten, die volkomen correct de
'delinquent' de tijd -laten om z'n
koffertje te pakken- en desnoods
nog wel even willen wachten tot
de inderhaast getelefoneerde
echtgenote naar huis komt om de
zorg voor de kinderen' over te
nemen - maar dan ook, zonder
gelegenheid te geven tot één
woord van, afscheid,, .in. snelle
vaart hun gevangfené,- gefténd-
boeid, per auto afvoeren naar- de
gevangenis. En daar begint het
leven der grote onzekerheid. Men
wordt van de ene getraliede ,en
afgesloten ruimtein de andere
gevoerd voor telkens nieuwe on
begrijpelijke onderdelen ,;vap, het
ritueel: de visitatie, de registratie;
de vingerafdrukken, de ondervra
ging... Telkens nieuwe ruimten,
nieuwe tralies, nieuwe sleutels en
sloten, tot men Iedere oriëntatie
omtrent zijn plaats èn zijn per
soon kwijt is. Van seconde tot
seconde weet men niet wat er
gebeuren gaat en in een half uur
tijd ervaart men, een 'object' ge
worden te zijn van geüniformeer
de, correcte, maar -volmaakt ma-,
chinale en onpersoonlijke .bewa
kers - zonder ook maar "hi de
verste verte te weten, waarórh
men gearresteerd is en wat er van
de achtergeblevenen geworden is.
De tocht van mens naar, .object
eindigt in een cel, of eventueel
een werkruimte of een binnen-
:s-om-te-luchten.
Een scène uit 'Les Ordres'
Suggereren
Een heel enkele maal vermeldt de
film bruutheid waarmee politie
mannen op eigen houtje een. 'be
kentenis' willen afdwingen,;'bij
voorbeeld door Iemand té sug
gereren dat hij gefusilleerd
wordt. Maar merendeels geschiedt
de behandeling in een 'correct
heid' die misschien even onmen
selijk werkt als bruskerlng. De
martelrapporten van Amnesty In
ternational tonen een perversiteit
die, hoe verschrikkelijk ook, soms
nog als een geperverteerde com
municatievorm kan geïnterpreteerd
worden. In deze cleane Canadese
gevangenis is er geen enkele com
municatie. Waarom maakt de film
zo'n verpletterende Indruk? Méér
dan de interviewfilms met slacht
offers van bijvoorbeeld het Chi
leense juntaregiem? Uiteraard
omdat ik met burgers van een
democratisch land te maken heb
burgers van een 'geallieerde', een
'bondgenoot'.
Uiteraard omdat ik ontdek - ge
verifieerd aan de feiten - dat ook
jn de democratie vrijheid maar
één -vinger lang kan zijn. Maar
het zit 'm vooral ook in de
makelij van de film. Brault heeft
niet met de authentieke persona
ges gewerkt, maar met beroepsac
teurs die zich. op de manier van
vroegere Godardfilms, aan het pu
bliek voorstellen, zeggen dat ze
zus en zo heten, maar in de film
die en die spelen. En telkens
doorschiet hij - tijdens de scènes
van de huiszoekingen, de arresta-
ties, de gevangenisverblijven - het
gebeuren met documentaire ge
sprekken met zijn personages die
danpas - in terugblik - in staat
zijn om hun gevoelsn en ervarin
gen te verwoorden. Zo neemt hij
ook iedere sensationele 'spanning'
weg.
We weten dat die mensen hun
gewone leven hervat hebben.
Zelfs van de man die z.g. gefusil
leerd zal worden, weten we al bij
voorbaat dat hij niet alleen niet
gefusilleerd, maar na een aantal
^agen gewoon weer in vrijheid
'■"^gesteld is. -
Dat, -gevoegd bij de wetenschap
van het eerste begin af, dat de
personages niet de authentieke
personen zijn, brengt een Brech-
tiaans vervreemdingseffekt aan,
een opzettelijk en nadrukkelijk
aangebrachte afstandelijkheid, die
een heel bijzonder effekt heeft.
Men concentreert zich op de per
sonages uitnemend en vol
maakt natuurlijk geregisseerd -
soms staat men op het punt zich
met hen te identificeren - zoals
dat met Hitchcocks 'The wrong
- man', die ook onschuldig een ge
vangene wordt - gebeurt. Maar
altijd blijft men duidelijk en
klaar zicht houden op het wezen
lijke probleem, op een begrip, op
een situatie, die niets en alles met
'politiek' te maken heeft: het pro
bleem van vrij en onvrij. Het is
de relativiteit van die beide be
grippen, de smalle grens ertussen,
de snelheid waarmee het 'systeem'
- ongeacht of het links of rechts
'is- - de mens, het Individu, tot
object maakt. Het is de hachelijk
heid van het bestaan tegenover
degenen die 'de orders' uitvoeren
en die dat moeten doen (in een
situatie, die hun plicht lijkt te
rechtvaardigen)
Bescherming
Wie zijn dan de schuldigen? De
mensen die de orders uitdelen?
Maar is dat een overheid die zijn
.-.onderdanen begrijpelijkerwijze
wil beschermen tegen terreur.
Géén schuldige dus misschien. En
tóch een schuld... Dat is, geloof ik,
de diepste oorzaak waardoor ik
minutenlang na de film geslagen
in een lege bioscoopzaal ben blij
ven zitten: omdat Kaf ka opeens,
documentair, feitelijk, historisch,
concreet voorbééld geworden was,
sterker en beklemmender dan Or
son Welles dat ooit in 'Het proces'
heeft kunnen waar maken.
'Les Ordres' Is een film die leder
een zou moeten zien. Het is te
hopen dat we er de gelegenheid
voor krijgen.