lontinent contra Archipel
„atijns Amerika heeft
iog echte volkskunst
Van kombuistaai tot
versetliteratuur
Honderd jaar Afrikaans:
w/kwartet zaterdag 20 september 1975
KUNST 19
door G. Kruis
door J. van Doorne
atste tijd heb ik naar
iding van de boeken van
nitsin, onder andere
oelag Archipel', vaak mijn
van het communisme
woorden gebracht
jn verontrusting uitge-
en ten aanzien van
arxisme, dat hoe langer
leer agressief wordt,
ieven die ik ontvangen
s mij gebleken, dat men
lit de conclusie trekt,
tot 'rechts' behoor.
b ik een gruwelijke hekel aan
larisatie rechts-links. Zij is
len vals. Ik ben noch rechts.
Inks, maar daarbij zeker niet
an van het midden. Ik sta
issen die beide in. Ik sta
ver die beide. Ik wens
te zijn en dat betekent dat
ïl als mogelijk denken en
len wil naar beginselen die ik
evangelie vind
n van links zou zijn het
inisme en de kern van rechts
tësme. Dat zou dan de keuze-
kheid zijn van de mens.
"Jit is een leugen. Wie, zoals
bigs in 'Trouw', van onze
er-president las, het wereld-
ne wil bestrijden mede met
van het communisme,
de duivel te bestrijden met
van Beëlzebul. Zo er al van
atie sprake is (scheiding der
JU dan is het die van
Ids een door christelijke en
"stische ideeën gevoede
ttische democratie en
anderzijds de dictatoriale staats- en
maatschappij-leer, waartoe het
denken van de leiders der multi-
internabionals behoort
(kapitalisme) zowel als dat van het
fascisme en communisme.
Als ik dan ook het nare woord
'rechts' moet gebruiken, noem ik
het communisme 'rechts', want het
maakt de mens in niet mindere
mate tot slaaf dan zijn beide
verfoeilijke partners.
Nu wil ik niet beweren dat een
democratisch staatsbestel zonder
meer het gelijk voor de burger
betekent. Democratie is naar haar
aard zwak; zij kan zich moeilijk
verweren tegen binnenlands en
buitenlands geweld; zij werkt niet
als een mes maar als een
zuurdesem.
Forum
Dit alles heb ik geschreven omdat
ik opnieuw een geschrift dat zich
scherp afzet tegen het
communisme, onder uw aandacht
brengen wil. Het werk waar het om
gaat, is het eerste nummer van een
internationaal verschijnend
tijdschrift, 'Continent' geheten, dat
een onafhankelijk forum wil zijn
van Russische en Oosteuropese
auteurs.
De redactie laat aan dit eerste deel
een taak-omschrijving vooraf gaan,
waarin allereerst geconstateerd
dat het verschijnen van het
tijdschrift een smartelijke zaak is.
Dc literatuur is in Rusland en de
Oostblok-landen het zwijgen
opgelegd. Zij kan daar niet meer
dan zéér zwak als ondergrondse
literatuur functioneren; haar stem
moet buitenshuis klinken.
Onder 'Continent' verstaat de
redactie Europa, zowel Oost als
West; zij zijn een eenheid die niet
door politieke afspraken tot een
tweeheid worden mag.
Er zijn vier onvoorwaardelijke
uitgangspunten: Religieus
idealisme, dat wil zeggen, een
bestendige alliantie met
vertegenwoordigers van andere
religieuze denominaties binnen
algemeen geldende christelijke
strevingen. Ten tweede: anti-
totalitaristische gezindheid, dus
•strijden tegen iedere
verschijningsvorm van totalitarisme
of die nu marxistisch,
nationalistisch of religieus is. Ten
derde: democratische gezindheid,
dus principiële ondersteuning van
alle democratische instellingen en
tendenzen in de moderne
samenleving. En ten vierde:
onpartijdigheid.
In een 'Ten geleide' wijst
Solzjenitsin erop dat het tijdschrift,
dat in het Russisch en Duits
verschijnen zal, uniek is. Tot nu
toe heeft de Russische en Oostblok-
literatuur geen volwaardig
tijdschrift gehad. Hij hoopt dat er
vertalingen van zullen verschijnen.
Welnu, de Nederlandse is er reeds.
Verder is er een 'Ten geleide' van
Andréj Sacharov en een 'Brief aan
de redactie' van Eugène Ionesco,
waarin deze onder meer opmerkt
dat waar het de mens aan schort,
een nieuwe linkse, niet
marxistische doctrine is, gebaseerd
op liefde. Hij schrijft stom genoeg
Jezus niet te kennen.
Geloofswaardig
Na dit voorwerk komen dan de
eigenlijke bijdragen en wel
allereerst de aanzet van een roman
van Vladimir Kornilov: 'Zonder
armen en zonder benen'. Uiteraard
kan nog geen oordeel worden
uitgesproken over de roman, maar
reeds de aanzet geeft veel te
denken. Voornamelijk wordt jéugd
In Rusland getekend. Een roman is
geen objectief verslag. Er bestaan
geen objectieve verslagen. Een
roman ka<n echter wel het
merkteken dragen van
geloofwaardigheid. Ook dat kan
bedriegelijk zijn. Ik moet dus
volstaan met te zeggen, dat de
roman (het begin van de roman)
op mij een diepe indruk maakte en
mij binnen de gestelde beperkingen
geloofwaardig voorkomt. Hij tekent
een geïndoctrineerde jeugd, die
geen uitzicht heeft op ontplooiing.
Volstrekt gefrustreerd. Geen
uitzicht buiten het materialistische
denken en dientengevolge geen
hoop op bloei van het eigen wezen.
Die jeugd bestaat slechts als romp;
zonder armen en benen. Het eigen
wezen is niets. De gemeenschap is
alles. Het ergste is, dat die jeugd
niet weet dat de gemeenschap een
fictie is.
Er bestaan slechts mensen, die iets
gezamenlijk hebben. En soms erg
veel. Dat is zeker. In de roman
komt ook een kritische oudere man
voor. die een jonge vriend tracht te
doen denken. Hij vertegenwoordigt
de intelligentsia.
Verder is er een hoofdstuk uit de
roman 'In de eerste cirkel' van
Solzjenitsin en wel het 88ste,
waarin hoon tot uiting komt over
de wijze waarop in het huidige
Rusland door dwazen het
dialectisch materialisme wordt
geleerd aan slaven van een
staatsbedrijf die zulke lezingen
moeten bijwonen. Dan is er een lang
artikel van Andrej Sinjavskl, beter
bekend als Abram Terts, over de
ontwikkelingsgang van de
literatuur in Rusland, een zeer
gedocumenteerd, sarcastisch gesteld
en ontdekkend artikel.
Van Carl-Gustaf Ströhm is er
'Gesprek met Milovan Djilas', de
agnost die niet in een God gelooft,
de vriend van Tito, die echter
zwaar moet boeten voor zijn
dissident-zijn. Hij zegt onder veel
meer dat de beslissende fout van de
communisten is. dat zij willen
continueren wat niet meer voor
verdere ontwikkeling geschikt is.
Een revolutie kan goed zijn, maar
zij kan niet tot systeem worden. Zij
is incidenteel. Een revolutie is een
ingreep maar zij kan nooit worden
tot waarin zij ingrijpt. Een
heel belangwekkende beschouwing.
Tenslotte is er dan een niet minder
ontdekkende bekentenis van
kardinaal Mindzenty van
Hongarijè: 'De weg naar de
absolute eenzaamheid van een
totale verbanning', waarin hij op
werkelijk onthutsende wijze vertelt
over zijn weg tot eenzaamheid,
namelijk tot ontheffing van zijn
macht en waardigheid door het
Vaticaan, omdat dit wenste te
pacteren met het duivelse
communisme in Hongarije. Bedenk
hierbij dat Hitier nooit is
geëxcommuniceerd, ook niet toen
het Vaticaan van de genocide van
de Joden afwist. Hoe diep kan een
kerkvorst vallen als hij het
evangelie vergeet. Dit artikel moet
christenen en vooral rooms-
katholieke christenen toch wel met
schrik vervullen. Hier staat 'uw ja
zij ja en uw nee zij nee' wel heel
scherp tegenover het bedrijven van
wereldse taktiek.
'Continent' een onafhankelijk
forum van Russische en
Oosteuroepee auteurs. Tijdschrift.
Nummer 1. Bij 'De Boekerij' te
Baarn. Oorspronkelijke titel
'K-ontinent' De vertalingen uit het
Russisch zijn van Marko Fondse,
Pleter de Smit, Mons Weijers en
Jos Huygen.
Paperback. Aantal pagina's 164.
Prijs 17,50.
door dr. H. Ester
SppE VER5AKEI'NG.
Vooral dankzij het onderzoekswerk van de Zuidafrikaan pro
fessor S. A. Louw ('Dialekvermenging en taalontwikkeling')
wordt tegenwoordig onder taalhistorici vrij algemeen aange
nomen, dat het in 1975 door zes miljoen Zuidafrikanen ge
sproken 'Afrikaans' zijn ontstaan aan een botsing van 17e
eeuwse Nederlandse dialecten te danken heeft.
De monsterrollen van de Vere
nigde Oostindische Compagnie
geven een nauwkeurig beeld te
zien van de herkomst van dege
nen die bij haar in dienst wa
ren. De meeste zeelieden die
aanmonsterden. kwamen uit
Zuid-Holland. West-Brabant en
Zeeland. Het dialectonderzoek
van de Leidse professor Kloeke
'Herkomst en groej van het Afri
kaans' heeft in 1950 frappante
overeenkomsten tussen de dia
lecten van Zuid-Holland en
West-Brabant en het Afrikaans
aan het licht gebracht. Naast de
voor de taal vereenvoudigende
gevolgen van dialectvermenging
moet het bijzonder karakter van
het Afrikaans ook worden ver
klaard vanuit invloeden van het
Portugees, het Maleis, van de
Lingua Franca, d.w.z. de taal
van de zwarte slaven, en vanuit
sterke invloed van het Engels.
Een tweede, vrij algemeen aan
vaarde stelling is, dat de veran
deringen binnen de door de Ne
derlandse kolonisten gesproken
taal gedurende de eerste vijftig1
jaar van de vestiging aan de
Kaap (1652) moeten hebben
plaatsgevonden. Een reden, om
dit aan te nemen, ligt in het
feit, dat er weinig fundamentele
verschillen tussen het op dit
ogenblik gesproken Afrikaans in
de verschillende delen van Zuid-
Afrika en Rhodesië bestaan. De
taal moet derhalve zijn veran
derd, vóórdat de kolonisten het
binnenland van Zuid-Afrika in
trokken en de nauwe taalcon
tacten voorbij waren.
Waarom 1875?
In geheel de Republiek van
Zuid-Afrika staat het jaar 1975
in het teken van de eeuwfeest
viering van het Afrikaans.
Waarom is het jaar 1875 zo be
langrijk voor deze taal?
Op 14 augustus 1875 werd te
Paarl in de Kaapprovincie het
'Genootskap van Regte Afrika
ners' gesticht. (Deze uiteindelij
ke naam kreeg het 'Genootskap'
tijdens de vergadering van 25
september 1875) Initiatiefnemers
waren o.a. S. J. du Toit, J. Lion
Cachet en C. P. Hoogenhout.
Hun belangrijkste streven was,
het tot dan vrijwel alleen maar
gesproken Afrikaans tot schrijf
taal te verheffen. Hun manifest
van 1875 heeft het karakter van
een oproep tot nationaal be-
wijstzijn: 'Daar is Afrikaanders
met Engelse harte. En daar is
Afrikaanders met Hollandse har
te. En dan is daar Afrikaanders
met AFRIKAANSE harte. Die
laaste noem ons REGTE AFRI
KAANDERS. en die veral roep
ons op om an ons kant te kom
staan.' De taal moet daarbij als
middel worden gezien, om het
volk bewust te maken van zijn
eigen persoonlijkheid en waarde,
van zijn eigen nationaliteit. De
factor taal speelt bij de om
schrijving van de eigen identi
teit voor de Afrikaner tot in
onze tijd een zeer grote rol. De
Afrikaner streeft ernaar, vanuit
zijn taal gedefinieerd te worden.
Taaierkenning is identiteitser
kenning, voor hem ten nauwste
verbonden met het bestaans
recht als, van oorsprong. Euro
pees volk op de zuidpunt van
Afrika. Want de eigen taal is
daar, aan de Kaap, op Afrikaan
se bodem ontstaan.
Het schrijven van literaire tek
sten stond in de beginfase van
de Afrikaanse literatuur in
dienst van de poging tot het
verkrijgen van erkenning van de
taal en van de deze taal spre
kende groep. De activiteiten van
de vertegenwoordigers van de
'Eerste' en 'Tweede Afrikaanse
Beweging' leidden ertoe, dat Af
rikaans in 1918 universitair stu
dievak werd. Tegen 1925 waren
alle sporen van het Nederlands
als voertaal op lagere en middel-
De Zuldafrikaanse dichter en
criticus N. P. van Wyk Louw.
Titelbladzijde van 'Afrikaanse ge-
digte, eerste versameling', 1878,
met het wapen van het 'Genoot
skap van Regte Afrikaners', ont
worpen door G. R. von Wielligh.
bare scholen verdwenen. Op 29
mei 1933 kwam uit Londen de
eerste zending van 'Die Bybel' In
Afrikaans te Kaapstad aan.
Daarmee waren de belangrijkste
doelstellingen van het 'Genoots
kap' verwezenlijkt.
De literatuur
Opmerkelijk binnen de jonge
Zuidafrikaanse literatuur is het
betrekkelijk vroege ontstaan van
een grote verscheidenheid aan
vormen binnen de poëzie en de
late bloei van het proza. De poë
zie heeft het eerst de 'ontvoog
ding' ten opzichte van een bijna
vanzelfsprekende 'nationale'
taak doorgemaakt. Aan het be
gin van deze emancipatie van de
poëzie staan W. E. G. Louw, zijn
broer N. P. van Wyk Louw (Van
Wyk is een van zijn voorna
men), Elisabeth Eybers en Uys
Krige, die allen als 'Dertiger' ge
karakteriseerd worden. Van N. P.
Van Wyk verscheen in 1935 de
bundel 'Alleenspraak' en in 1937
'Die Halwe Kring.' In de veerti
ger en vijftiger jaren is de ont
wikkeling van de poëzie verder
gegaan met belangrijke dichters
als Ernst van Heerden, D. J.
Opperman en S. J. Pretorius.
Maai1 ook Van Wyk Louw was
tot aan zijn dood in 1970 uiterst
produktief. Hij hield zich behal
ve met literaire zaken diepgaand
met politieke, culturele en relh-
gieuze vraagstukken bezig. Zijn
essaybundels 'Lojale verset'
(1939), 'Liberale nasionalisme'
(1958) en 'Vernuwlng in die
prosa' (1961) vormen de wijsge
rige basis van de veranderingen,
die het proza in Afrikaans in de
zestiger jaren doormaakte. Van
Wyk Louw verschafte de jonge
Afrikaanstalige intellectuelen de
legitimatie, om vanuit een ander
zicht op de werkelijkheid aan
hun letterkundige werken een
geheel andere vorm te geven.
Tijdens de vijfde verjaardag van
de Republiek op 31 mei 1966
bleek uit de toespraak van de
toenmalige premier H. F. Ver
woerd duidelijk dat deze andere
voorstellingen van letterkunde
bezat dan Van Wyk Louw. De
aanval richtte zich via Van Wyk
Louw tegen de zogenaamde 'Ses-
tigers', schrijvers als Etienne Le-
roux. And ré P. Brink en Adam
Small, die het Afrikaanse lezers
publiek de kritische spiegel van
de eigen samenleving voorhiel
den, en die daarbij geen politiek
hete hangijzers achterwege lie
ten. 'Sewe day by die Silber-
steins' (1962) en 'Een vir Azazel'
(1964) van Leroux evenals 'Lo-
bola vir die lewe' (1962) van
Brink zijn briljant geschreven
romans, die iedere in Zuid-Afri
ka geïnteresseerde Nederlander
op zijn prioriteitenlijstje zou
moeten zetten.
Conflict
In de jaren zeventig is de ont
wikkeling van een kritische let
terkunde in Afrikaans doorge
gaan, met als reëel gevaar, dat
vervreemding tussen schrijver
en lezer tot een totale breuk zou
kunnen lelden. Dat conflict is er
reeds met de staat: aan het eind
van 1973 werd voor het eerst een
publicatie in het Afrikaans ver
boden, namelijk de roman 'Ken
nis van die aand' door André P.
Brink. In 1975 volgde een publi
catieverbod van de bundel
'Skryt' van Breyten Breytenbach,
die in 1973 *e Amsterdam ver
scheen en van 'Selle ou storle'.
een drama door Pieter Uys. Of
het bij deze verbodsuitspraken
onder de nieuwe censuurwetge-
ving zal blijven, is de vraag. De
mogelijkheid van een onder
grondse literatuur In Afrikaans
gedurende de komende jaren is
In dit herdenkingsjaar jammer-
genoeg groter geworden.
Dr. H. Ester is wetenschappelijk
medewerker aan de Universiteit
van Nijmegen. Van zijn hand
verschenen diverse publicaties
over Zuidafrikaanse letterkunde.
Bejiedictus, een heilige van de
negers. Onbeschilderd rood
bruin aardewerk, Brazilië, 1972.
len uit allerlei materiaal vervaar
digd worden, tot van deeg en
suikergoed toe. Meer dan een ui
ting van volksdevotie is die 'dag
der doden' ook een fiesta met
kinderen die verheerlijkt lopen te
sabbelen op suikeren doodskoppen
met hun eigen naam er op.
In qualli coquichduhquitlalixi-
mati. tlaliztlacoani. moiolnonotza-
ni, tlanemiliani, thatlaliani, tlat-
lama toltecatl, momaimati' Zo
bracht Bernardo de Sahagun, die
in 1530 al als missionaris onder
de Azteken werkte het onder
woorden en sinds die tijd is er
niet veel veranderd: 'De goede
pottenbakker: hij kent de aarde
(klei), bekijkt met zorg de klei,
hij gaat bij zijn eigen hart te
rade, denkt de dingen uit, schept
hen in klei zodat hij een Tolteek
(een groot kunstenaar) is, hij
weet met zijn handen om te
gaan'.
Niet veel veranderd. Dat wil zeg
gen, technisch niet, want er zijn
nu nog pottenbakkers, die de
schijf wel kennen, maar niet ge
bruiken, omdat de klei, die zij
gebruiken, daarvoor volgens hun
zeggen niet geschikt is. Aan de
resultaten van hun werk is dat
overigens nauwelijks te zien. Wat
kun je verder zeggen over die
prachtig vanzelfsprekend gevorm
de potten of schalen die zo doel
bewust naar hun bestemming
zijn gegroeid? En die, wellicht
juist daardoor, van een zo van
zelfsprekende schoonheid zijn.
Of over die levensboom-kande
laars en marktbomen, die zo vol
ledige verhalen zitten, dat iedere
beschrijving een dorre opsomming
zou worden. Kleine, geestelijke
plastiekjes, ze zijn er volop, soms
hele dierenorkesten, stiertjes,
kangeroe's zelfs. De fantasie
van de Atzompa beeldhouwers
want zo mag je ze best noemen
kent geen grenzenhun herten
hebben gegroefde lichamen en
daarin strooit men dan chia-zaad
jes, die nat gehouden worden en
snel. net als bij ons sterrekers.
Bewerkte kalebas van Julia Velasquez de Vilca, Peru, ca. 1970.
Verrukkelijke en met recht
urrijke tentoonstelling in
Rijksmuseum voor Volken-
nde te Leiden, die zo goed
nengesteld èn ingericht is,
t je bijna de hoopvolle ge-
:hte gaat koesteren dat het.
Zuid-Amerika althans, nog
ig niet is afgelopen met de
kskunst. Want daar gaat
t over, 'Volkskunst uit La-
is Amerika'.
ele jaren geleden trok dr. Etta
ker-Donner, de directrice van
Weense Volkenkundig Mu
il erop uit en wat zij en haar
lewerkers verwierf, was eerder
Wenen, Stuttgart, Münohen en
lijn te zien en nu, gedeeltelijk,
aangevuld met belangrijke ei-
projecten. in Leiden-
Probleemloze, moeiteloos over-
ïende, bijna vrolijke aangele-
heid. deze tentoonstelling. En
is dan al het eerste probleem,
ot er zijn hier hoofdzakelijk
■werpen, die in de laatste ja-
gemaakt werden. En in die
n gebeurde er veel en. in an-
ODZicht. juist weer niets in dio
lelijke derde-wereld-landen,
i wie daarvan een afspiege-
verwacht in de traditione-
- volkskunst, zal teleurgesteld
den.
heeft trouwens ook weer met
lalde scheidslijnen te maken:
op politiek gebeurt (of ge-
rde, zoals destijds de muuf- en
kaatschilders in Chili) wordt
weer niet tot de 'volks-
st" gerekend. R. Wildhaber de-
eerde volkskunst als 'versierde
eten die tot de tradities van
lalde groepen behoren'. Vol-ks-
st, vooral die uit verre of exo-
le landen, wordt dan ook vaak
onrechte geroemd om haar
ebondenheid en haar origina-
t.
it echte volkskunst is juist
■ukkelijk gebonden: aan een
stal lange traditie en vooral
de voorbeelden van een reeks
lan niet illustere voorgangers,
voorbeelden waarop welis-
ara stief, aardewerk, Peru.
waar onuitputtelijk en vaak ook
origineel gevarieerd werd, maar
die toch, door alles heen, overdui
delijk herkenbaar bleven. Dat is
hier ook het geval
En omdat het in Latijns Amerika
vooral om een mengcultuur gaat
(Europees-Indiaans) spreekt die
volkskunst ons ook waarschijnlijk
veel directer aan dan die uit bij
voorbeeld Aziatische of Afrikaanse
landen.
Hoewel die op een zeer eigen ma
nier verwerkt werd is de Europese
inbreng in dit geval zeer groot
geweest, hoewel we ook die van de
Indiaanse kant niet moeten onder
schatten.
Daarover vind je alles In de uit
stekend verzorgde en rijk geïllus
treerde catalogus niet duur 7,50,
en eigenlijk onmisbaar. Zo'n
boekje zal waarschijnlijk zelfs
aanleiding geven tot een tweede
bezoek. Wellicht een idee: van te
voren een catalogus bestellen
(postgiro 111769) t.n.v. Rijksmu
seum voor Volkenkunde, Steen
straat 1, Leiden).
Want die bevat niet alleen uitge
breide beschrijvingen van de di
verse toegepaste technieken, maar
ook allerlei bijzonderheden over
landen en volken. Bekende, zoals
die over de gesmokkelde rubber-
zaden uit Brazilië, waarmee de de
Nederlanders in Indonesië o.a.
veel mee verdiend hebben, maar
ook minder bekende. Bijvoorbeeld
dat het woord tomaat afkomstig is
uit het Azteeks: tomatl. Of dat de
kalkoen, die de Engelssprekenden
'turkey' noemden, omdat ze dach
ten. dat die uit Turkije kwam. En
dat de Indonesische keuken het
voor de 16e eeuw zonder sambal
moest doen omdat de chile (Spaan
se peper, later Lombok) nog uit
Zuid Amerika ingevoerd moest
worden.
't Beschrijven van de voorwerpen
op deze tentoonstelling is ronduit
een ondankbare zaak. Die bewerk
te kalebassen bijvoorbeeld rijk ge
graveerd, met prachtige voorstel
lingen, soms veelkleurig, soms
heel sober, maar het komt in ie
der geval geen moment in je op
om over 'primitief' te spreken.
Dat is anders met de skeletten en
doodshoofden die, ter gelegen
heid van Allerheiligen en Allerzie-
uitlopen en zo een groene vacht
vormen, een kleur die prachtig
harmonieert met het glazuur van
de kop.
Al zit er zo af en toe wel eens wat
tussen dat je met de beste wil
van de wereld geen volkskunst
meer kan noemen, zoals b.v. de
geschilderde portretten op geite
leer. over het algemeen word je
toch geconfronteerd met een
spontaniteit, die je in dit soort
uitingen niet vaak meer aantreft.
De Latijns Amerikaanse volks
kunst heeft het door (voor de
mensen lang niet altijd gunstige)
omstandigheden langer uitgehou
den dan die in vele andere lan
den. Maar ook hier loert het ge
vaar: industrialisatie, urbanisatie,
modernisering van de leefgewoon
ten, ook ai hier en daar op het
platteland, allemaal dingen die
het einde betekenen van een
waarachtige volkskunst.
Alles wat er aan gedaan wordt, en
dat betreft ook het nadrukkelijk
en enthousiast stimuleren, kan al
leen maar een kunstmatige, dus
onechte verlenging in de hand
werken.
Met dat onecht bedoel ik dan, dat
wat nog gemaakt wordt, lang niet
meer aieen voor eigen gebruik is,
maar bestemd voor de (ook ai
toeristische) verkoop.
Nog een teken aan de wand: ter
wijl ir het voorwoord over volks-
Ayacuchokerk, aardewerk,
Peru.
kunst gesproken wordt als over
'wat een van oorsprong anonieme
artistieke mensenhand gemaakt
heeft', worden verderop verschi-
lende namen van opvallende
volkskunstenaars genoemd, dus
uit die anonimiteit gehaald.
Maar veel van wat hier te zien is.
draagt nog alle kernmeken van de
echte volkskunst. Gelukkig, dat
dit tenminste bijtijds gered is!