lontinent contra Archipel „atijns Amerika heeft iog echte volkskunst Van kombuistaai tot versetliteratuur Honderd jaar Afrikaans: w/kwartet zaterdag 20 september 1975 KUNST 19 door G. Kruis door J. van Doorne atste tijd heb ik naar iding van de boeken van nitsin, onder andere oelag Archipel', vaak mijn van het communisme woorden gebracht jn verontrusting uitge- en ten aanzien van arxisme, dat hoe langer leer agressief wordt, ieven die ik ontvangen s mij gebleken, dat men lit de conclusie trekt, tot 'rechts' behoor. b ik een gruwelijke hekel aan larisatie rechts-links. Zij is len vals. Ik ben noch rechts. Inks, maar daarbij zeker niet an van het midden. Ik sta issen die beide in. Ik sta ver die beide. Ik wens te zijn en dat betekent dat ïl als mogelijk denken en len wil naar beginselen die ik evangelie vind n van links zou zijn het inisme en de kern van rechts tësme. Dat zou dan de keuze- kheid zijn van de mens. "Jit is een leugen. Wie, zoals bigs in 'Trouw', van onze er-president las, het wereld- ne wil bestrijden mede met van het communisme, de duivel te bestrijden met van Beëlzebul. Zo er al van atie sprake is (scheiding der JU dan is het die van Ids een door christelijke en "stische ideeën gevoede ttische democratie en anderzijds de dictatoriale staats- en maatschappij-leer, waartoe het denken van de leiders der multi- internabionals behoort (kapitalisme) zowel als dat van het fascisme en communisme. Als ik dan ook het nare woord 'rechts' moet gebruiken, noem ik het communisme 'rechts', want het maakt de mens in niet mindere mate tot slaaf dan zijn beide verfoeilijke partners. Nu wil ik niet beweren dat een democratisch staatsbestel zonder meer het gelijk voor de burger betekent. Democratie is naar haar aard zwak; zij kan zich moeilijk verweren tegen binnenlands en buitenlands geweld; zij werkt niet als een mes maar als een zuurdesem. Forum Dit alles heb ik geschreven omdat ik opnieuw een geschrift dat zich scherp afzet tegen het communisme, onder uw aandacht brengen wil. Het werk waar het om gaat, is het eerste nummer van een internationaal verschijnend tijdschrift, 'Continent' geheten, dat een onafhankelijk forum wil zijn van Russische en Oosteuropese auteurs. De redactie laat aan dit eerste deel een taak-omschrijving vooraf gaan, waarin allereerst geconstateerd dat het verschijnen van het tijdschrift een smartelijke zaak is. Dc literatuur is in Rusland en de Oostblok-landen het zwijgen opgelegd. Zij kan daar niet meer dan zéér zwak als ondergrondse literatuur functioneren; haar stem moet buitenshuis klinken. Onder 'Continent' verstaat de redactie Europa, zowel Oost als West; zij zijn een eenheid die niet door politieke afspraken tot een tweeheid worden mag. Er zijn vier onvoorwaardelijke uitgangspunten: Religieus idealisme, dat wil zeggen, een bestendige alliantie met vertegenwoordigers van andere religieuze denominaties binnen algemeen geldende christelijke strevingen. Ten tweede: anti- totalitaristische gezindheid, dus •strijden tegen iedere verschijningsvorm van totalitarisme of die nu marxistisch, nationalistisch of religieus is. Ten derde: democratische gezindheid, dus principiële ondersteuning van alle democratische instellingen en tendenzen in de moderne samenleving. En ten vierde: onpartijdigheid. In een 'Ten geleide' wijst Solzjenitsin erop dat het tijdschrift, dat in het Russisch en Duits verschijnen zal, uniek is. Tot nu toe heeft de Russische en Oostblok- literatuur geen volwaardig tijdschrift gehad. Hij hoopt dat er vertalingen van zullen verschijnen. Welnu, de Nederlandse is er reeds. Verder is er een 'Ten geleide' van Andréj Sacharov en een 'Brief aan de redactie' van Eugène Ionesco, waarin deze onder meer opmerkt dat waar het de mens aan schort, een nieuwe linkse, niet marxistische doctrine is, gebaseerd op liefde. Hij schrijft stom genoeg Jezus niet te kennen. Geloofswaardig Na dit voorwerk komen dan de eigenlijke bijdragen en wel allereerst de aanzet van een roman van Vladimir Kornilov: 'Zonder armen en zonder benen'. Uiteraard kan nog geen oordeel worden uitgesproken over de roman, maar reeds de aanzet geeft veel te denken. Voornamelijk wordt jéugd In Rusland getekend. Een roman is geen objectief verslag. Er bestaan geen objectieve verslagen. Een roman ka<n echter wel het merkteken dragen van geloofwaardigheid. Ook dat kan bedriegelijk zijn. Ik moet dus volstaan met te zeggen, dat de roman (het begin van de roman) op mij een diepe indruk maakte en mij binnen de gestelde beperkingen geloofwaardig voorkomt. Hij tekent een geïndoctrineerde jeugd, die geen uitzicht heeft op ontplooiing. Volstrekt gefrustreerd. Geen uitzicht buiten het materialistische denken en dientengevolge geen hoop op bloei van het eigen wezen. Die jeugd bestaat slechts als romp; zonder armen en benen. Het eigen wezen is niets. De gemeenschap is alles. Het ergste is, dat die jeugd niet weet dat de gemeenschap een fictie is. Er bestaan slechts mensen, die iets gezamenlijk hebben. En soms erg veel. Dat is zeker. In de roman komt ook een kritische oudere man voor. die een jonge vriend tracht te doen denken. Hij vertegenwoordigt de intelligentsia. Verder is er een hoofdstuk uit de roman 'In de eerste cirkel' van Solzjenitsin en wel het 88ste, waarin hoon tot uiting komt over de wijze waarop in het huidige Rusland door dwazen het dialectisch materialisme wordt geleerd aan slaven van een staatsbedrijf die zulke lezingen moeten bijwonen. Dan is er een lang artikel van Andrej Sinjavskl, beter bekend als Abram Terts, over de ontwikkelingsgang van de literatuur in Rusland, een zeer gedocumenteerd, sarcastisch gesteld en ontdekkend artikel. Van Carl-Gustaf Ströhm is er 'Gesprek met Milovan Djilas', de agnost die niet in een God gelooft, de vriend van Tito, die echter zwaar moet boeten voor zijn dissident-zijn. Hij zegt onder veel meer dat de beslissende fout van de communisten is. dat zij willen continueren wat niet meer voor verdere ontwikkeling geschikt is. Een revolutie kan goed zijn, maar zij kan niet tot systeem worden. Zij is incidenteel. Een revolutie is een ingreep maar zij kan nooit worden tot waarin zij ingrijpt. Een heel belangwekkende beschouwing. Tenslotte is er dan een niet minder ontdekkende bekentenis van kardinaal Mindzenty van Hongarijè: 'De weg naar de absolute eenzaamheid van een totale verbanning', waarin hij op werkelijk onthutsende wijze vertelt over zijn weg tot eenzaamheid, namelijk tot ontheffing van zijn macht en waardigheid door het Vaticaan, omdat dit wenste te pacteren met het duivelse communisme in Hongarije. Bedenk hierbij dat Hitier nooit is geëxcommuniceerd, ook niet toen het Vaticaan van de genocide van de Joden afwist. Hoe diep kan een kerkvorst vallen als hij het evangelie vergeet. Dit artikel moet christenen en vooral rooms- katholieke christenen toch wel met schrik vervullen. Hier staat 'uw ja zij ja en uw nee zij nee' wel heel scherp tegenover het bedrijven van wereldse taktiek. 'Continent' een onafhankelijk forum van Russische en Oosteuroepee auteurs. Tijdschrift. Nummer 1. Bij 'De Boekerij' te Baarn. Oorspronkelijke titel 'K-ontinent' De vertalingen uit het Russisch zijn van Marko Fondse, Pleter de Smit, Mons Weijers en Jos Huygen. Paperback. Aantal pagina's 164. Prijs 17,50. door dr. H. Ester SppE VER5AKEI'NG. Vooral dankzij het onderzoekswerk van de Zuidafrikaan pro fessor S. A. Louw ('Dialekvermenging en taalontwikkeling') wordt tegenwoordig onder taalhistorici vrij algemeen aange nomen, dat het in 1975 door zes miljoen Zuidafrikanen ge sproken 'Afrikaans' zijn ontstaan aan een botsing van 17e eeuwse Nederlandse dialecten te danken heeft. De monsterrollen van de Vere nigde Oostindische Compagnie geven een nauwkeurig beeld te zien van de herkomst van dege nen die bij haar in dienst wa ren. De meeste zeelieden die aanmonsterden. kwamen uit Zuid-Holland. West-Brabant en Zeeland. Het dialectonderzoek van de Leidse professor Kloeke 'Herkomst en groej van het Afri kaans' heeft in 1950 frappante overeenkomsten tussen de dia lecten van Zuid-Holland en West-Brabant en het Afrikaans aan het licht gebracht. Naast de voor de taal vereenvoudigende gevolgen van dialectvermenging moet het bijzonder karakter van het Afrikaans ook worden ver klaard vanuit invloeden van het Portugees, het Maleis, van de Lingua Franca, d.w.z. de taal van de zwarte slaven, en vanuit sterke invloed van het Engels. Een tweede, vrij algemeen aan vaarde stelling is, dat de veran deringen binnen de door de Ne derlandse kolonisten gesproken taal gedurende de eerste vijftig1 jaar van de vestiging aan de Kaap (1652) moeten hebben plaatsgevonden. Een reden, om dit aan te nemen, ligt in het feit, dat er weinig fundamentele verschillen tussen het op dit ogenblik gesproken Afrikaans in de verschillende delen van Zuid- Afrika en Rhodesië bestaan. De taal moet derhalve zijn veran derd, vóórdat de kolonisten het binnenland van Zuid-Afrika in trokken en de nauwe taalcon tacten voorbij waren. Waarom 1875? In geheel de Republiek van Zuid-Afrika staat het jaar 1975 in het teken van de eeuwfeest viering van het Afrikaans. Waarom is het jaar 1875 zo be langrijk voor deze taal? Op 14 augustus 1875 werd te Paarl in de Kaapprovincie het 'Genootskap van Regte Afrika ners' gesticht. (Deze uiteindelij ke naam kreeg het 'Genootskap' tijdens de vergadering van 25 september 1875) Initiatiefnemers waren o.a. S. J. du Toit, J. Lion Cachet en C. P. Hoogenhout. Hun belangrijkste streven was, het tot dan vrijwel alleen maar gesproken Afrikaans tot schrijf taal te verheffen. Hun manifest van 1875 heeft het karakter van een oproep tot nationaal be- wijstzijn: 'Daar is Afrikaanders met Engelse harte. En daar is Afrikaanders met Hollandse har te. En dan is daar Afrikaanders met AFRIKAANSE harte. Die laaste noem ons REGTE AFRI KAANDERS. en die veral roep ons op om an ons kant te kom staan.' De taal moet daarbij als middel worden gezien, om het volk bewust te maken van zijn eigen persoonlijkheid en waarde, van zijn eigen nationaliteit. De factor taal speelt bij de om schrijving van de eigen identi teit voor de Afrikaner tot in onze tijd een zeer grote rol. De Afrikaner streeft ernaar, vanuit zijn taal gedefinieerd te worden. Taaierkenning is identiteitser kenning, voor hem ten nauwste verbonden met het bestaans recht als, van oorsprong. Euro pees volk op de zuidpunt van Afrika. Want de eigen taal is daar, aan de Kaap, op Afrikaan se bodem ontstaan. Het schrijven van literaire tek sten stond in de beginfase van de Afrikaanse literatuur in dienst van de poging tot het verkrijgen van erkenning van de taal en van de deze taal spre kende groep. De activiteiten van de vertegenwoordigers van de 'Eerste' en 'Tweede Afrikaanse Beweging' leidden ertoe, dat Af rikaans in 1918 universitair stu dievak werd. Tegen 1925 waren alle sporen van het Nederlands als voertaal op lagere en middel- De Zuldafrikaanse dichter en criticus N. P. van Wyk Louw. Titelbladzijde van 'Afrikaanse ge- digte, eerste versameling', 1878, met het wapen van het 'Genoot skap van Regte Afrikaners', ont worpen door G. R. von Wielligh. bare scholen verdwenen. Op 29 mei 1933 kwam uit Londen de eerste zending van 'Die Bybel' In Afrikaans te Kaapstad aan. Daarmee waren de belangrijkste doelstellingen van het 'Genoots kap' verwezenlijkt. De literatuur Opmerkelijk binnen de jonge Zuidafrikaanse literatuur is het betrekkelijk vroege ontstaan van een grote verscheidenheid aan vormen binnen de poëzie en de late bloei van het proza. De poë zie heeft het eerst de 'ontvoog ding' ten opzichte van een bijna vanzelfsprekende 'nationale' taak doorgemaakt. Aan het be gin van deze emancipatie van de poëzie staan W. E. G. Louw, zijn broer N. P. van Wyk Louw (Van Wyk is een van zijn voorna men), Elisabeth Eybers en Uys Krige, die allen als 'Dertiger' ge karakteriseerd worden. Van N. P. Van Wyk verscheen in 1935 de bundel 'Alleenspraak' en in 1937 'Die Halwe Kring.' In de veerti ger en vijftiger jaren is de ont wikkeling van de poëzie verder gegaan met belangrijke dichters als Ernst van Heerden, D. J. Opperman en S. J. Pretorius. Maai1 ook Van Wyk Louw was tot aan zijn dood in 1970 uiterst produktief. Hij hield zich behal ve met literaire zaken diepgaand met politieke, culturele en relh- gieuze vraagstukken bezig. Zijn essaybundels 'Lojale verset' (1939), 'Liberale nasionalisme' (1958) en 'Vernuwlng in die prosa' (1961) vormen de wijsge rige basis van de veranderingen, die het proza in Afrikaans in de zestiger jaren doormaakte. Van Wyk Louw verschafte de jonge Afrikaanstalige intellectuelen de legitimatie, om vanuit een ander zicht op de werkelijkheid aan hun letterkundige werken een geheel andere vorm te geven. Tijdens de vijfde verjaardag van de Republiek op 31 mei 1966 bleek uit de toespraak van de toenmalige premier H. F. Ver woerd duidelijk dat deze andere voorstellingen van letterkunde bezat dan Van Wyk Louw. De aanval richtte zich via Van Wyk Louw tegen de zogenaamde 'Ses- tigers', schrijvers als Etienne Le- roux. And ré P. Brink en Adam Small, die het Afrikaanse lezers publiek de kritische spiegel van de eigen samenleving voorhiel den, en die daarbij geen politiek hete hangijzers achterwege lie ten. 'Sewe day by die Silber- steins' (1962) en 'Een vir Azazel' (1964) van Leroux evenals 'Lo- bola vir die lewe' (1962) van Brink zijn briljant geschreven romans, die iedere in Zuid-Afri ka geïnteresseerde Nederlander op zijn prioriteitenlijstje zou moeten zetten. Conflict In de jaren zeventig is de ont wikkeling van een kritische let terkunde in Afrikaans doorge gaan, met als reëel gevaar, dat vervreemding tussen schrijver en lezer tot een totale breuk zou kunnen lelden. Dat conflict is er reeds met de staat: aan het eind van 1973 werd voor het eerst een publicatie in het Afrikaans ver boden, namelijk de roman 'Ken nis van die aand' door André P. Brink. In 1975 volgde een publi catieverbod van de bundel 'Skryt' van Breyten Breytenbach, die in 1973 *e Amsterdam ver scheen en van 'Selle ou storle'. een drama door Pieter Uys. Of het bij deze verbodsuitspraken onder de nieuwe censuurwetge- ving zal blijven, is de vraag. De mogelijkheid van een onder grondse literatuur In Afrikaans gedurende de komende jaren is In dit herdenkingsjaar jammer- genoeg groter geworden. Dr. H. Ester is wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit van Nijmegen. Van zijn hand verschenen diverse publicaties over Zuidafrikaanse letterkunde. Bejiedictus, een heilige van de negers. Onbeschilderd rood bruin aardewerk, Brazilië, 1972. len uit allerlei materiaal vervaar digd worden, tot van deeg en suikergoed toe. Meer dan een ui ting van volksdevotie is die 'dag der doden' ook een fiesta met kinderen die verheerlijkt lopen te sabbelen op suikeren doodskoppen met hun eigen naam er op. In qualli coquichduhquitlalixi- mati. tlaliztlacoani. moiolnonotza- ni, tlanemiliani, thatlaliani, tlat- lama toltecatl, momaimati' Zo bracht Bernardo de Sahagun, die in 1530 al als missionaris onder de Azteken werkte het onder woorden en sinds die tijd is er niet veel veranderd: 'De goede pottenbakker: hij kent de aarde (klei), bekijkt met zorg de klei, hij gaat bij zijn eigen hart te rade, denkt de dingen uit, schept hen in klei zodat hij een Tolteek (een groot kunstenaar) is, hij weet met zijn handen om te gaan'. Niet veel veranderd. Dat wil zeg gen, technisch niet, want er zijn nu nog pottenbakkers, die de schijf wel kennen, maar niet ge bruiken, omdat de klei, die zij gebruiken, daarvoor volgens hun zeggen niet geschikt is. Aan de resultaten van hun werk is dat overigens nauwelijks te zien. Wat kun je verder zeggen over die prachtig vanzelfsprekend gevorm de potten of schalen die zo doel bewust naar hun bestemming zijn gegroeid? En die, wellicht juist daardoor, van een zo van zelfsprekende schoonheid zijn. Of over die levensboom-kande laars en marktbomen, die zo vol ledige verhalen zitten, dat iedere beschrijving een dorre opsomming zou worden. Kleine, geestelijke plastiekjes, ze zijn er volop, soms hele dierenorkesten, stiertjes, kangeroe's zelfs. De fantasie van de Atzompa beeldhouwers want zo mag je ze best noemen kent geen grenzenhun herten hebben gegroefde lichamen en daarin strooit men dan chia-zaad jes, die nat gehouden worden en snel. net als bij ons sterrekers. Bewerkte kalebas van Julia Velasquez de Vilca, Peru, ca. 1970. Verrukkelijke en met recht urrijke tentoonstelling in Rijksmuseum voor Volken- nde te Leiden, die zo goed nengesteld èn ingericht is, t je bijna de hoopvolle ge- :hte gaat koesteren dat het. Zuid-Amerika althans, nog ig niet is afgelopen met de kskunst. Want daar gaat t over, 'Volkskunst uit La- is Amerika'. ele jaren geleden trok dr. Etta ker-Donner, de directrice van Weense Volkenkundig Mu il erop uit en wat zij en haar lewerkers verwierf, was eerder Wenen, Stuttgart, Münohen en lijn te zien en nu, gedeeltelijk, aangevuld met belangrijke ei- projecten. in Leiden- Probleemloze, moeiteloos over- ïende, bijna vrolijke aangele- heid. deze tentoonstelling. En is dan al het eerste probleem, ot er zijn hier hoofdzakelijk ■werpen, die in de laatste ja- gemaakt werden. En in die n gebeurde er veel en. in an- ODZicht. juist weer niets in dio lelijke derde-wereld-landen, i wie daarvan een afspiege- verwacht in de traditione- - volkskunst, zal teleurgesteld den. heeft trouwens ook weer met lalde scheidslijnen te maken: op politiek gebeurt (of ge- rde, zoals destijds de muuf- en kaatschilders in Chili) wordt weer niet tot de 'volks- st" gerekend. R. Wildhaber de- eerde volkskunst als 'versierde eten die tot de tradities van lalde groepen behoren'. Vol-ks- st, vooral die uit verre of exo- le landen, wordt dan ook vaak onrechte geroemd om haar ebondenheid en haar origina- t. it echte volkskunst is juist ■ukkelijk gebonden: aan een stal lange traditie en vooral de voorbeelden van een reeks lan niet illustere voorgangers, voorbeelden waarop welis- ara stief, aardewerk, Peru. waar onuitputtelijk en vaak ook origineel gevarieerd werd, maar die toch, door alles heen, overdui delijk herkenbaar bleven. Dat is hier ook het geval En omdat het in Latijns Amerika vooral om een mengcultuur gaat (Europees-Indiaans) spreekt die volkskunst ons ook waarschijnlijk veel directer aan dan die uit bij voorbeeld Aziatische of Afrikaanse landen. Hoewel die op een zeer eigen ma nier verwerkt werd is de Europese inbreng in dit geval zeer groot geweest, hoewel we ook die van de Indiaanse kant niet moeten onder schatten. Daarover vind je alles In de uit stekend verzorgde en rijk geïllus treerde catalogus niet duur 7,50, en eigenlijk onmisbaar. Zo'n boekje zal waarschijnlijk zelfs aanleiding geven tot een tweede bezoek. Wellicht een idee: van te voren een catalogus bestellen (postgiro 111769) t.n.v. Rijksmu seum voor Volkenkunde, Steen straat 1, Leiden). Want die bevat niet alleen uitge breide beschrijvingen van de di verse toegepaste technieken, maar ook allerlei bijzonderheden over landen en volken. Bekende, zoals die over de gesmokkelde rubber- zaden uit Brazilië, waarmee de de Nederlanders in Indonesië o.a. veel mee verdiend hebben, maar ook minder bekende. Bijvoorbeeld dat het woord tomaat afkomstig is uit het Azteeks: tomatl. Of dat de kalkoen, die de Engelssprekenden 'turkey' noemden, omdat ze dach ten. dat die uit Turkije kwam. En dat de Indonesische keuken het voor de 16e eeuw zonder sambal moest doen omdat de chile (Spaan se peper, later Lombok) nog uit Zuid Amerika ingevoerd moest worden. 't Beschrijven van de voorwerpen op deze tentoonstelling is ronduit een ondankbare zaak. Die bewerk te kalebassen bijvoorbeeld rijk ge graveerd, met prachtige voorstel lingen, soms veelkleurig, soms heel sober, maar het komt in ie der geval geen moment in je op om over 'primitief' te spreken. Dat is anders met de skeletten en doodshoofden die, ter gelegen heid van Allerheiligen en Allerzie- uitlopen en zo een groene vacht vormen, een kleur die prachtig harmonieert met het glazuur van de kop. Al zit er zo af en toe wel eens wat tussen dat je met de beste wil van de wereld geen volkskunst meer kan noemen, zoals b.v. de geschilderde portretten op geite leer. over het algemeen word je toch geconfronteerd met een spontaniteit, die je in dit soort uitingen niet vaak meer aantreft. De Latijns Amerikaanse volks kunst heeft het door (voor de mensen lang niet altijd gunstige) omstandigheden langer uitgehou den dan die in vele andere lan den. Maar ook hier loert het ge vaar: industrialisatie, urbanisatie, modernisering van de leefgewoon ten, ook ai hier en daar op het platteland, allemaal dingen die het einde betekenen van een waarachtige volkskunst. Alles wat er aan gedaan wordt, en dat betreft ook het nadrukkelijk en enthousiast stimuleren, kan al leen maar een kunstmatige, dus onechte verlenging in de hand werken. Met dat onecht bedoel ik dan, dat wat nog gemaakt wordt, lang niet meer aieen voor eigen gebruik is, maar bestemd voor de (ook ai toeristische) verkoop. Nog een teken aan de wand: ter wijl ir het voorwoord over volks- Ayacuchokerk, aardewerk, Peru. kunst gesproken wordt als over 'wat een van oorsprong anonieme artistieke mensenhand gemaakt heeft', worden verderop verschi- lende namen van opvallende volkskunstenaars genoemd, dus uit die anonimiteit gehaald. Maar veel van wat hier te zien is. draagt nog alle kernmeken van de echte volkskunst. Gelukkig, dat dit tenminste bijtijds gered is!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 19