choolbussen in VS komen
iet over sociale hobbel
Verschillen in derde
wereld groot voordeel
utmoedig rassen-integratieplan loopt vast
Interview met secretaris-generaal vai UNCTAD
Jamani Corea:
ff/KWARTET ZATERDAG 20 SEPTEMBER 1975
BUITENLAND 13
ntegratie-offensief met groot materieel in Boston-Zuid.
Rimmer Mulder
waren even ellendige als vertrouwde beelden, die de afgelopen weken woratn^ui?ge°vWd mltttede nuf
le Verenigde Staten kwamen: zwaar bewapende gardisten, die zwarte van de sterke arm, die heel wat te
eren, op weg naar school, moeten beschermen tegen woedende blanke blaDken
assenen. Taferelen, die herinneren aan de gewelddadige rassenrellen van
jaar of langer geleden en dan onwillekeurig tot de gedachte leiden dat Overheid laks
?rika sindsdien zijn rassenprobleem nog niet heeft kunnen oplossen.
door Nico Kussendrager
ïleiding voor de ongeregeld-
van de afgelopen tijd in de
Louisville en Boston heet
'Busing' is de uiterst ker-
;e benaming van een tarne-
doelmatige poging de muren
de rassen in de VS te slech-
•t behulp van het onderwijs,
oeling is om zwarte en blan-
1deren zoveel mogelijk gelijk
ijs te geven. Daarom wordt
eerd de zwarte en blanke
ai in een bepaalde stad (of
gelijkmatig te verdelen
le verschillende scholen in
tied. Er mogen geen scholen
iet alleen maar zwarte of
maar blanke kinderen. Met
worden daarom iedere dag
en zwarte kinderen uit hun
woonbuurten gehaald om
Jholen in andere wijken te
gebracht,
t systeem van 'schoolbusing'
eel wal te doen geweest in de
allemaal begonnen met
senaamde Brown-arrest, zon-
ïjfel de beroemdste uitspraak
et Amerikaanse Hoog Ge-
ïof ooit heeft gedaan. Brown
en zwarte predikant in de
Kansas. Hij ergerde zich er
t zijn dochertje niet naar de
in hun eigen buurt kon,
die alleen voor blanken was.
toen de praktijk in nage-
ïet hele zuiden van de VS:
en zwart waren strikt ge-
fcn. Dominee Brown begon
iifoces om zijn dochter toch op
ike school te krijgen. En hij
[gelijk van Amerika's hoogste
die bepaalden dat 'ge
in onderwijs' onvermijdelijk
jk onderwijs' is en dus in
met de bijna heilige Ameri-
grondwet.
litspraak van het Hoog Ge-
ïof uit 1954 is een keerpunt
strijd voor gelijke rechten
Amerikaanse zwarte bevol-
Hierna begon in het zuiden
lissende aanval op de totale
beheersende rassenschei-
ele systeem van de bevoor-
blanken werd stukje bij
opengebroken ten gunste
verdrukte zwarten. Bij het
«ken van het onderwijs kre-
later steeds vaker de steun
>erale rechters die zich niet
ten tot een verbod op ge
en scholen, maar de autori-
opdroegen er daadwerkelijk
e zorgen dat de rassen-inte-
bij het onderwijs tot stand
Dat kwam in de praktijk
neer op gedwongen invoer
H systeem van 'busing'.
deze voorgeschiedenis is 'bu-
een kwestie, die de emoties
kelijk doet oplaaien. Voor de
!n en liberale blanken, die
js vooraan liepen bij de be
tegen rassenscheiding, is
Door gebeurtenissen als in Louisvil
le en Boston krijgen politici steees
minder zin zich in te zetten voor
verdere integratie bij het onderwijs.
Toch zou het uit die hoek moeten
komen. Het Hoog Gerechtshof heeft
een eind gemaakt aan de rassen
scheiding, zoals die tot in de jaren
zestig in het zuiden in de wet was
vastgelegd. Het acht zich niet be
voegd ook een eind te maken aan
de sociale rassenscheiding, die nu
bestaat in de grote bevolkingscen
tra in het hele land, maar vooral in
het noorden. Dat schreeuwt om een
nieuwe aanpak, maar het Congres
en de regering in Washington zijn
nogal laks op dit punt.
Onder president Johnson zijn de
zwarte Amerikanen in hun burger
rechten hersteld. In aansluiting
daarop hadden er grote sociale pro
gramma's moeten komen, om de
achterstand van zwart op blank
weg te werken, maar onder John
sons opvolger Nixon is daar niet
zoveel meer aan gedaan. In de eer
ste jaren van Nixons regering be
stonden er nog plannen voor socia
le woningbouw in de voorsteden.
Daardoor zouden (blanke en zwar
te) minder bedeelden hebben kun
nen wonen in de wijken, die door
gaans door de middenklasse worden
bezet. Die middenklasse voelde daar
niet zoveel voor ('een zwarte in je
buurt vermindert de waarde van je
huls') en daarom stopte Nixon de
sociale bouwplannen maar weer in
de la.
Congres is om
Om vergelijkbare redenen (onrust
onder de blanken) was Nixon later
ook tegen busing. Zijn opvolger
Gerald Ford heeft in het Congres
altijd behoord tot de groep, dde
weigerde zich in te zetten voor
lotsverbetering van de zwarte Ame
rikanen. Inmiddels is ook de stem
ming in het Congres veranderd. In
de jaren zestig zaten er onder de
afgevaardigden uit het noorden
veel felle voorvechters voor gelijk
berechtiging van de zwarten. Zij
konden dat doen zonder eT thuis
grote maeilijkheden mee te krijgen,
want de rassenstrijd speelde zich af
in het zuiden. Nu is dat even an
ders. Rassen-Integratie is nu huist
een wezenlijk probleem in heel veel
noordelijke kiesdistricten. Voor de
noorderlingen in het Congres ls het
daarom moeilijker geworden om ra
dicaal te doen over het rassen
vraagstuk.
Al verschillende malen zijn er ln
het Congres voorstellen geweest om
'busing' te verbieden. De kans dat
zo'n voorstel het haalt groeit go-
staag. Dat zou dan betekenen dat
er een eind komt aan rassen-inte
gratie bij het onderwijs met behulp
van bussen, zonder dat er iets an
ders voor in de plaats komt. Onge
regeldheden zoals In Louisville en
Boston behoren dan tot het verle
den en de bevolking van vele voor
steden kan weer wat rustiger gaan
slapen. Die rust is natuurlijk meer
schijn dan wezen, want de rassen-
ongelijkheid (één van Amerika's
groote conflictbronnen) is daar wel
de wereld nog niet uit.
tot de met strijd verworven rech
ten, waaraan je niet mag tornen.
Al even moeilijk te benaderen zijn
hun felste tegenstanders. Dat zijn
in de eerste plaats de blanke ou
ders, die het afschuwelijk vinden,
dat hun kinderen met bussen uit de
eigen vertrouwde omgeving worden
gehaald om elders naar school te
moeten. 'Je bent geen baas meer
over eigen kinderen', zeggen ze ver
ontwaardigd. Hun bezwaren zijn
nog enigszins te begrijpen, maar
vervelend is dat ze vanuit die op
rechte bezorgdheid over hun kinde
ren vaak afglijden naar nauwelijks
verholen racisme. Ergerlijker zijn
de blanken, die het niet kunnen
verkroppen dat de school in hun
nette buurt nu wordt bezocht door
zo'n horde zwarten. Ze zeggen het
netter, maar daar komen hun be
zwaren wel ongeveer op neer.
Herziening nodig
Deze gevoeligheden maken een dis
cussie over het systeem van busing
niet eenvoudig. Dat is jammer
want het systeem is eigenlijk ai
lang aan een grondige herziening
toe. Als middel om de rassen-ge
lijkheid te bevorderen voldoet het
steeds slechter. In de grote steden
werkt het zelfs helemaal niet meer.
Het probleem in de steden is dat er
te weinig blanke kinderen overblij
ven voor een gemengde schoolbe
volking. Al jarenlang is het de ge
woonte dat blanken, die het wat
beter kunnen doen, het centrum
verlaten om in de wat ruimere
voorsteden te gaan wonen. Gegoede
zwarten doen trouwens hetzelfde.
Wat er in de steden achterblijft
zijn, grof gezegd, de arme blanken
en de arme zwarten, en die laatste
groep is verreweg het grootst. Ver
spreiding van deze 'groepen over de
verschillende scholen heeft weinig
zin. Het gaat er immers juist om
kinderen uit de milieus met een
achrerstand te 'vermengen' met
kinderen, die er veel beter aan toe
zijn. Die laatste groep zit echter in
de voorsteden en die vallen meestal
buiten de schooldistricten, waar
voor busing-programma's zijn afge
kondigd.
Voorsteden ook
De eerste oplossing ligt voor de
hand: breidt de busingprogramma's
uit, zodat ook de voorsteden er
onder vallen. In de praktijk blijken
hiertegen grote weerstanden te be
staan. Om te beginnen wil het
Hoog Gerechtshof er niet aan. In
1974 (twintig jaar na het Brown-
arrest) vernietigde dit college het
busLng-programma van de stad De
troit. dat zich uitstrekte tot over de
voorsteden. Een soortgelijk plan
van de stad Richmond moest even
eens op bevel van de rechter wor
den geschrapt. De rechters beroe
pen zich erop dat de voorsteden
zich niet schuldig maken aan op
zettelijke discriminatie en daarom
niet ged,wongen kunnen worden
mee te doen aan het bussensysteem.
Voor Louisville heeft een federale
rechter een niveau lager dan
het Hoog Gerechtshof het toch
aangedurfd zo'n grootscheepsinte-
Een vader, die zijn dochter van een geïntegreerde school in Zuid-
Boston kwam halen, strandde met zijn auto in een razende blanke
menigte die hem danig toetakelde.
NEW YORK 'De verschillen in de derde wereld zijn een groot voor
deel'. Jamani Corea zegt het met overtuiging. Hij is secretaris-generaal van
de UNCTAD, dat onderdeel van de Verenigde Naties dat zich bezighoudt
met handel en ontwikkeling.
Op de achtste verdieping van het
VN-gebouw in New Vork en met
zijn rug naar East River legt Co
rea uit wat hij bedoelt: Door de
verschillen binnen de derde we
reld zijn de mogelijkheden voor
onderlinge handel enorm. De ont
wikkelingslanden waar het leeu-
wedeel van de wereldbevolking
woont en waar het leeuwedeel
van de grondstoffen zit kunnen
veel meer doen aan samenwerking.
Het ene ontwikkelingsland heeft
fabrieken, het andere geld, een
derde technische kennis, weer een
ander levert landbouwprodukten,
een vijfde heeft veel grondstoffen.
Juist die verschillen geven de ba
sis voor onderlinge samenwerking,
die lang niet zo hecht zou zijn als
alle ontwikkelingslanden helemaal
hetzelfde waren'.
'Die samenwerking kan bijvoor
beeld worden bereikt door beta
lingsakkoorden tussen de landen
in de derde wereld onderling, zo
dat zij minder hoeven te betalen
voor produkten dan landen buiten
de derde wereld. En door onder
linge 'preferenties'. verdragen
waarin voorrang wordt gegeven
aan handel tussen de ontwikke
lingslanden zelf. Nu nog is Öe in-
en uitvoer van de ontwikkelings
landen voor verreweg het grootste
deel gericht op de rijke industrie
landen. Dat is in het verleden zo
gegroeid toen de koloniën grond
stoffen moesten leveren aan de
moederlanden. Maar er begint
verandering in te komen. Als ik
mijn eigen land, Sri Lanka (het
vroegere Ceylon: red.) als voor
beeld mag nemen: vroeger gingen
onze rubber en onze thee vooral
naar Groot-Brittannië, naar Au
stralië, ook naar Nederland. Maar
op het ogenblik voeren we een
groot deel uit naar andere landen
in de derde wereld: thee naar het
Midden-Oosten, rubber naar Chi
na'.
'Bovendien is meer handel tussen
de ontwikkelingslanden nodig
willen we de doelstellingen van
de industrieconferentie in Lima
(Peru) halen. Daar werd vastge
steld dat in de ontwikkelingslan
den tegen het jaar tweeduizend
een kwart van de wereldindustrie-
produktie moet plaats vinden. Al
die produkten zullen nooit door
de rijke landen alleen kunnen
worden opgenomen, de ontwikke
lingslanden zelf zullen de kopers
moeten zijn'.
'De derde wereld' (Corea zegt het
met nadruk) 'moet nog veel meer
vertrouwen op eigen kracht, op
haar wil tot samenwerking die
groter moet zijn dan de tegenstel
lingen. Nu al zijn de eenheid en
de solidariteit van de derde we
reld beslissend geweest voor de
nieuwe belangstelling die is ont
staan voor de problemen van de
ontwikkelingslanden'
We zijn op het, ogenblik halver
wege het tweede ontwikkelingsde
cennium, de tien jaar tussen 1970
en 1980. Aan het begin van die
periode was die aandacht toch
veel minder.
'Ja. Toen we na de eerste twee
jaar de zaak op een rijtje zetten
was het duidelijk dat een hele
nieuwe benadering van het ont
wikkelingsprobleem nodig was. De
aandacht ervoor was ingezakt. Dat
is door de acties van de oielan-
den (toen de derde wereld' liet
zien wat haar kracht was) en
door de zesde speciale zitting van
de Verenigde Naties over grond
stoffen (vorig jaar) totaal veran
derd. De hele discussie is opnieuw
op gang gekomen en die is de
afgelopen weken voortgezet op de
zevende speciale zitting. De we
reld is wakker geschrokken omdat
het niet goed gaat. Niet met de
wereld als geheel, maar zeker niet
met de ontwikkelingslanden. Er
zijn nieuwe oplossingen nodig'.
'Er hebben zich in de eerste vijf
jaar van het tweede ontwikke
lingsdecennium veel nieuwe pro
blemen voorgedaan; problemen
die we nog niet kenden toen de
lijnen voor deze tien jaar werden
uitgestippeld. Ik denk aan de ern
stige economische teruggang, aan
de steeds sterkere geldontwaar
ding, aan de grote prijsstijgingen.
Dat heeft grote problemen voor
de ontwikkelingslanden met zich
gebracht, maar daar staat de
nieuwe bewustwording van haar
problemen tegenover'.
Eén van de belangrijkste doelstel
lingen van het tweede ontwikke
lingsdecennium is verhoging van
de ontwikkelingshulp. Hoe staat,
het daar mee? De Amerikanen
wilden aan het einde van de ze
vende speciale zitting (die dins
dag afliep) niet toezeggen dat zij
tegen 1980 0,7 procent van hun
bruto nationaal produkt aan ont
wikkelingshulp zullen besteden
(terwijl zij bij andere gelegenhe
den hadden toegezegd dat dat al
een paar jaar eerder het geval zou
zijp). De Europese Gemeenschap
doet wel toezeggingen maar het
ziet er naar uit dat de meeste EG-
landen die niet kunnen halen.
Jamani Corea
'De hulp van de rijke aan de
arme landen is één van de grote
mislukkingen van het tweede ont-
wikkelingsdecenniium. De doelstel
lingen zij bij lange na niet ge
haald, uitzonderingen voor enkele
kleine landen daargelaten. Het
argument wordt wel gebruikt dat
hulp een verhouding geeft van
liefdadigheid en afhankelijkheid,
maar de overdracht van geld van
de rijke naar de arme landen kan
niet worden gezien als liefdadig
heid. Het is een bittere noodzaak
om de ontwikkelingslanden die
plaats te geven waarop zij recht
hebben.
Als er steeds minder de neiging
bestaat om vrijwillig hulp te ge
ven dan moeten er andere manie
ren worden gevonden. Ik denk
dat er de komende jaren 6teeds
meer zal worden gepraat over een
'automatisme' in de hulp. zodat
deze niet langer afhankelijk is
van de al of niet goede wil van de
hulp gevende landen'.
Eén van de manier die Corea
noemt is de 'link': het koppelen
van het 'papiergoud' aan de ont
wikkelingshulp. Dit 'papiergoud'
wordt door het IMF (het interna
tionale geldfonds) over de leden
verdeeld naar de hoeveelheid geld
die ze bij het IMF hebben inge
bracht. Daardoor krijgen de rijke
westerse landen het meest, de ar
me landen in de derde wereld het
minst. De ontwikkelingslanden
willen nu toewijzing naar behoef
te in plaats van naar rijkdom.
Met het 'papiergoud' dat zij dan
toegewezen krijgen kunnen zij
goederen kopen in de rijke lan
den. zodat het uiteindelijk daar
toch weer terecht komt'.
Door de huidige vorm van hulp
wordt de schuldenlast van de ont
wikkelingslanden steeds groter.
Nu al moeten Mexico en India
bijvoorbeeld één derde van wat
zij met de uitvoer verdienen me
teen weer uitgeven om hun schul
den af te betalen.
De schuldenlast is op het ogen
blik één van de grootste proble
men. Daarom moet ln de toe
komst hulp op betere voorwaar
den worden verstrekt anders wor
den die problemen steeds groter.
Wat betreft de huidige schulden
moeten regelingen worden getrof
fen door gehele of gedeeltelijke
kwijtschelding en betalingsrege
lingen'.
Zijn meer handelsmogelijkheden
voor de ontwikkelingslanden niet
veel belangrijker dan meer hulp?
'Zeker. Maar dat is iets wat wij
ons nu pas bewust beginnen te
worden. Verreweg het grootste
'deel van de inkomsten van de
ontwikkelingslanden komt uit de
handel, niet uit de hulp. Vergro
ting van de ontwikkelingshulp
heeft geen zin als zij meteen weer
wordt teniet gedaan door het
slechter worden van de prijzen
die de ontwikkelingslanden voor
hun produkten krijgen en het
verslechteren van hun handels
mogelijkheden'.
'Ik heb dat zelf meegemaakt toen
ik meewerkte aan het economisch
beleid op Sri Lanka. Alle ontwik
kelingshulp werd teniet gedaan
omdat de prijzen die wij kregen
voor onze thee en onze rubber in
elkaar zakten. Daardoor waren we
er uiteindelijk nog veel slechter
aan toe. Hulp heeft daarom alleen
zin als zij niet wordt teniet ge
daan door grote prijsdalingen
voor grondstoffen. Daarom moe
ten betere handelsvoorwaarden en
betere prijzen voor grondstoffen
centraal staan in de ontwikke
lingssamenwerking.
Er zijn verschillende manieren
om dat te bereiken. Eén daarvan
is de koppeling van prijzen van
grondstoffen aan die van indus-
trieprodukten. Als de produkten
welke de ontwlkipftagslanden
hier moeten kopen duurder wor
den, mogen zij hun prijzen verho
gen. Dat heeft nogal wat nadelen
zoals het aanjagen van de infla
tie. De ontwikkelingslanden die
zelf grondstoffen moeten invoeren
hebben er geen voordeel bij.
Waarom dringen de landen in de
derde wereld dan toch zo aan op
die koppeling? Nu de handelsposi
tie van de ontwikkelingslanden
alsmaar slechter wordt, omdat de
prijzen die zij krijgen voor hun
produkten naar verhouding steeds
lager worden is het onvermijde
lijk daaraan iets te doen. De ont
wikkelingslanden moeten eerlijke
en evenwichtige prijzen krijgen
voor hun produkten. En geen
prijs die je op het ogenblik af
spreekt is vanwege de voortduren
de inflatie eerlijk en evenwichtig.
De ontwikkelingslanden gaan er
daardoor steeds verder op achte
ruit. Daartegen moeten zij be
schermd worden of door indexatie
(koppeling van de grondstoffen-
prijzen aan die van industriepro-
dukten) of op andere manderen
die daarop lijken maar mogelijk
minder nadelen hebben'.
Wat, tenslotte, zal ln de komende
jaren de rol van UNCTAD zijn?
Vooral de Amerikanen wekken de
indruk die instelling buiten spel
te willen zetten.
'UNCTAD heeft de laatste jaren
een belangrijke rol gespeeld bij
de bewustwording van het ont
wikkelingsprobleem. Wat UNC
TAD altijd heeft gedaan '—plei
ten voor meer handelsmogelijkhe
den voor ontwikkelingslanden en
voor betere prijzen voor grond
stoffen komt nu in de aan
dacht. En dat kan niet ardere
dan de rol van UNCTAD verster
ken. Uiteindelijk zullen binnen
UNCTAD de beslissingen moeten
worden genomen. Daarom is
UNCTAD-4 (volgend jaar in Nai
robi) ook zo belangrijk'.