De pastoor als clown Jammer dat-ie zo sympathiek is Vandaag l 'Triptiek' van Willem Vogel kerkmuzikaal meesterwerk 'Waarom zou ik naar de kerk gaan?' Jt] Zondagavond voor de radio Onze adressen EEN WOLK VAN LETTERKNECHTEN IN ZEKERE ZIN 1 TROUW/KWARTET ZATERDAG 6 SEPTEMBER 1975 KERK door prof. dr. J. Firet Het zou me ïtiet verwonderen, als deze en gene zich ergerde aan de titel van een boek dat gaat over het pastor-zijn in de moderne samenleving: 'Profiel van een bedelaar'*). Dat wat modische ge bruik van het woord 'profiel' is dan nog tot daaraan toe, maar 'als je weet wat die dominees tegenwoordig verdienenEn het is waar; al zijn de verschillen van kerkgenootschap tot kerk genootschap vrij groot, in de buurt van het minimumloon zit (althans in Nederland) geen enkele pastor, en zeker hoeft nie mand een bedelaar te zijn of zich te voelen. Zelfs bij een vluchtig inkijken van het boek kan het ieder die zo reageert al duidelijk worden, dat de schrijver prof. dr. H. Faber met deze titel niet bedoelde te zinspelen op de economische posi tie van de pastor. Zijn vraag is: wat kan en wat moet. gezien alle veranderingen die er in de sa menleving, in de cultuur en in het levensgevoel plaats vinden, de fumktie van de pastor zijn? Een deel van het antwoord op die vraag is: 'hij is een bedelaar die aan een andere bedelaar kan zeg gen waar brood te krijgen is'. Zo kon de pastor altijd al getypeerd worden, maar dat is nog zo. het is een beeld voor de blijvende kern van zijn functie. Overigens werkt prof. Faber dit beeld niet of nau welijks uit ik verdenk hem er bijna van dat hij het vooral liet dienen om hem een pakkende ti tel voor zijn boek te verschaffen. Kennelijk ziet hij veel meer in het wel uitgewerkte en door Faber ook al eerder gebruikte beeld van de pastor als clown. De clown is geen moppentapper: het lijkt dwaasheid wat hij zegt, maar voor de goede verstaander is het ont hullende en relativerende wijs heid. Zelf niet gevangen in de krampachtigheid van zich te moe ten handhaven kan hij anderen kritisch en vertroostend begelei den. Dat de pastor in die zin een clown is, daarvoor kan Faber zich op Paulus beroepen (1 Kor.l). Twee modellen Het beeld van de bedelaar en de clown (in de 'Schlemiel' zijn ze verenigd) verwijst naar wat Faber noemt 'de dieptedimensie van het pastoraat'. Het is tegelijk ook het het 'exodus-model'. De kerk is een gemeente, een gemeenschap van mensen die op zoek zijn naar waarheid, die iets niet aanvaarden omdat de kerk het Leert maar als ze het door eigen ervaring hebben leren kennen. De pastor is niet de kerkelijke autoriteit, maar de be geleider die mensen helpt in het opdoen en levend maken van hun ervaringen. Ingrijpend blijvende en onopgeefbare. Maar dit boek gaat over de pastor in de moderne samenleving, vandaar dat de schrijver veel uitvoeriger ingaat op wat nu voor het pastor zijn kenmerkend moet zijn. Faber plaatst in dat verband twee modellen naast elkaar, twee ma nieren om over de kerk te den ken. Het ene is het 'vaderhuis- model'. Dit model hoort bij een gesloten, agrarische samenleving; het houdt op de kerk toegepast de gedachte in van een door ambtsdragers paternalistisch ge leid instituut, de pastor geeft de vaststaande leer door en waakt over de zuiverheid van het* insti tuut door opzicht en tucht. Faber stelt daarnaast een model dat past bij de moderne, indus triële samenleving; hij noemt het Faber bedoelt daarmee niet te zeggen (dat bleek hiervoor al) dat het pastoraat daarmee wezenlijk verandert. Maar de accent-ver schuiving is wel zo ingrijpend, dat er aan de pastor en o.a. ook aan zijn opleiding heel nieuwe eisen gesteld moeten worden. In verband daarmee spreekt Fa ber vooral over de zaak die de liefde van zijn hart (en van zijn hoofd) heeft: de klinische pasto rale vorming (KPV) of 'clinical training'. De KPV is een in Ame rika ontwikkelde opleidingsme thode, die kort gezegd hier op neerkomt dat een pastor of een aankomend pastor het pasto raat leert door het te doen. Dat 'leren' gaat niet vanzelf, het is een proces in de pastor dat op gang gebracht en begeleid wordt door een supervisor, die hem helpt te ontdekken wat er in een pastoraal contact gebeurt met die pastor zelf en met de ander en wat dat gebeuren theologisch en psychologisch betekent. Dat deze training direct aansluit bij wat Faber als liet belangrijkste ken merk van het pastoraat ziet is niet toevallig. Dit betekent echter niet, dat men de opvatting van Faber over de kerk moet delen om de waarde van de klinische pastorale vorming te erkennen of eventueel aan den lijve te erva ren. Clown Prof. Faber gebruikt voor de pas tor het beeld van de clown. De echte clown treedt meestal op in een circus; de man die daaT de verschillende nummers aankon digt wordt, meen ik. 'spreekstal- meester' genoemd. Bij het lezen van dit boekje drong zich aan mij voor de auteur dat beeld op. Wat mij betreft mag u ook denken aan de gids bij een reisgezelschap. Eén van de verdiensten van prof. Faber is, dat hij meestal eerder dan zijn vakgenoten weet wat er op het terrein van de praktische theologie en de pastorale psycho logie aan de hand is en wat er komen gaat. In Trofiel van een bedelaar' zie je de 'spreekstal- meester', de 'gids' volop in actie. Wie het boekje leest is op het terrein dat het bestrijkt georiën teerd. Het klinkt onvriendelijker dan ik bedoel, als ik zeg dat diteen oppervlakkig boek is. Oppervlak kigheid is voor een gids een ver dienste met diepgaande be schouwingen zou hij een toerist vervelen en verwarren. Alleen als Faber een enkele keer uit zijn gidsenrol valt en bij voorbeeld beschouwingen gaat houden over de theologische opleiding of over de vraag wat pastorale psycholo gie is, wordt de oppervlakkigheid wat moeilijk te verdragen. Tenslotte; kleine feitelijke onjuist heden (die in dit boek ook voor komen) 'neem' je van een gids. Dat ik daarmee moeite had bij de op pag. 13 gegeven voorstelling, dat de Vrije Universiteit op het gebied van de pastorale psycholo gie en de 'clinical training' een laatkomer is, zou ik in mijzelf moeten afkeuren. Maar ik vrees dat ik deze laatste alinea uit een minder respectabel motief schreef. Prof. dr. J. Firet, hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Am sterdam (theologische faculteit: ambtelijke vakken) bespreekt het boekje Trofiel van een bedelaar' van zijn hervormde collega dr. H. Faber, die godsdienstpsychologie en pastorale psychologie doceert aan de theologische faculteit te Tilburg. 'Profiel van een bedelaar' (ondertitel: Pastor-zijn in een veranderende samenleving, een verkenning en een visie) is een uitgave van Boom, Meppel (141 pag., prijs ƒ19.50). PAULUS r ;os et Moeten jullie eens horen broeders, bij Gods barmhartigheden, L jullie moeten je aards bestaan jch' in de geschiedenis en met de mensen om je heen als een soort levend en heilig of If opdragen, zoals God het wil; dat zou je echte geestelijke godsdienst kunnen noemen. En je moet je gedrag niet afstemmen op wat deze wereld voorstelt, maar van binnen veranderen, volgens een nieuwe visie, om op dde manier aan de weet te komen wat God werkelijk wil, wat goed is waarin Hij zich verheugt, wat te maken heeft met onze bestemming. (Romeinen 12, 1 en 2) door ds. A. G. Soeting Niet zo lang voor zijn dood schreef prof. dr. A. A. van Ruler een boek onder de titel 'Waarom zou ik naar de kerk gaan?' (het is destijds uitgekomen bij Callenbach in Nijkerk). Daarin gaf hij vanuit zijn persoonlijke ervaring als kerkganger een-en-twi'ntig antwoorden op die vraag en hij bedoelde zijn boek voor mensen die niet meer naar de kerk gaan en voor hen die traag of graag kerken. De hervormde predi kanten P. van den Heuvel en H. J. Smit hebben nu ten gerieve van de hervormd- gereformeerde jeugdbonden die antwoorden van Van Ruler (het zijn de titels van de hoofdstukken van zijn boek) op een rijtje gezet: 1. Om een kans op de bekering te lopen 2. Om een gewoonte vol te houden 3. Om een traditie voort te zetten 4. Om het bestaan ten volle te beleven 5. Om de arbeid van de lofprijzing te volbren gen 6. Om het bijschrift bij het plaatje te lezen 7. Om dé wereld voor te dragen 8. Om m'n bestaan tot op de bodem te door gronden 9. Om het heil te ontvangen 10. Om tot het licht te komen 11. Om in de gemeenschap te worden ingelijfd 12. Om in het openbaar het geloof te belijden 13. Om mijn bijdrage aan de gemeente te leve ren 14. Om (eventueel) een ambt te dragen 15. Om de zin van de zondag te verwerkelijken 16. Om het kerkelijk jaar mee te maken 17. Om rust te vinden 18. Om gesticht te worden 19. Om weer op toonhoogte te komen 20. Om wegwijs gemaakt te worden 21. Om de verlossing van de wereld te vieren .De beide genoemde predikanten hebben ver volgens deze antwoorden gebruikt als titels van de een-en-twintig hoofdstukjes van een door hen samengesteld boekje dat ook 'Waar om zou ik naar de kerk gaan' heet. Zij hebben in die korte hoofdstukken geprobeerd 'de gela den hoofdstukken waarin prof. Vap Rulers gedachten telkens een hoge vlucht nemen', samen te vatten. Hun werk wil het groepsge sprek en ook de persoonlijke overdenking hel pen en dienen. Daarom hebben ds Van den Heuvel en Smit aan het eind van elk hoofd stukje vragen geformuleerd en een aanwijzing voor de bijbellezing toegevoegd. Op deze ma nier wil men het nadenken over de kerkgang en de kerkdienst bevorderen. 'Waarom zou ik naar de kerk gaan?' is een uitgave van het landelijk centrum H. G. J. B (hervormd-gereformeerde jeugdbonden), Prins Bernhardlaan 1, Bilthoven. Het 64 pagina's tellende geschrift kost een rijksdaalder. We attenderen tevens op nog een nieuwe uitgave van de H. G. J. B. Dat is 'Leer, ambt en leven', waarin ds. Van den Heuvel in tien bijbelschet- sen de inhoud van de twee brieven van Paulus aan Timotheüs toelicht (in nauwe aansluiting aan de gelijknamige bundel bijbellezingen van ds. L. G. Zwanenburg). Dit boekje van zestig pagina's kost 2,75. Het postgironummer is 398.081 t.n.v. landelijk centrum H. G. J. B., Bilthoven. i Tijdens het congres van de internationale werkgemeenschap voor hymnologie, in juli te Gronini a gehouden, werd een compositie van de kerkmusicus Willem Vogel ten doop gehouden. De cant van het Groninger studentenpastoraat voerde onder leiding van Gerrit Jan Niemeijer dit opmer it lijke werk uit, dat is gecomponeerd ter gelegenheid van genoemd congres in opdracht van het mii terie van C.R.M. U kunt deze voortreffelijke uitvoering a.s. zondagavond om zeven uur beluiste: tijdens de uitzending van de N.C.R.V. Deze Triptiek' is een bewerking voor gemengd koor a capella van drie liederen uit het Liedboek voor de kerken. De componist koos lie deren van drie grote lieddichters. De beide eersten, Revius en Camphuysen, zouden stellig ver wonderd zijn geweest, als zij had den geweten dat hun geestelijke liederen uiteindelijk toch onder de kerkliederen zouden zijn opge nomen. In hun dagen mochten alleen de psalmen van Datheen in de kerkdiensten worden gezongen. Hun verwondering zou stellig 't 'méést zijn gewekt door het feit,- dat hun liederen in één en het zelfde liedboek zouden zijn opgenomen. Het waren nl. flagrante tegenstan ders. Even oud, beiden geboren in i586, beiden student in de theologie te Leiden, allebei grote dichters, maar geestelijk volkomen verschil lend. De een, Revius, was een vurig Calvinist, aanhanger van Gomarus, door A. J. Klei De gereformeerde dominee Maarten Vreugdenhil wijst de denkbeelden van de Amsterdamse studentenpredikant dr. Herman Wiersinga vierkant af. Wel vindt hij zijn dwalende collega een sympathiek mens. Dit laatste wordt hem niet allerwege in dank afgenomen. In Waarheid en HOOFDKANTOOR: Nieuwe Zijds Voorburgwal 276-280, Amsterdam. Tel. 020-220383. Postbus 859. ROTTERDAM/DORDRECHT: Westblaak 9-11, Rotterdam Tel 010-115588. Postbus 948. DEN HAAG/LEIDEN: Parkstraat 22. Den Haag. Tel 070-469445. Postbus 101. GRONINGEN: Nieuwe Ebbingest' 25, Groningen Tel 050-125307. Postbus 181. ZWOLLE: Melkmarkt 56 Zwolle Tel 05200 17030 Postbus 3 Eenheid, het blad van de verontrusten in de gereformeerde kerken, vertelt dominee Vreugdenhil dat een lezer hem gevraagd had of dat nu wel kon: iemand als Wiersinga sympathiek vinden. Kijk. met die vraag loop lk ook rond. Dominee Wiersinga en ik wonen niet zo gek ver van elkaar vandaan, we worden gescheiden door een stukje Vondelpark en dus komen we elkaar vrij regelmatig tegen. Hij is een verzorgde, zelfs enigszins deftige verschijning, keurig in het pak en met glimmend gepoetste schoenen. Hij groet en ik groet terug, maar ik moet dan altijd denken: ja mannetje, je loopt er nu wel zo netjes bij en je steekt vriendelijk je hand op. maar je theologie is ongereformeerd! Het is bijzonder hinderlijk dat je van buiten niet aan iemand kunt merken dat hij er verkeerde opvattingen op na houdt. Wat Herman Wiersinga betreft, jammer eigenlijk dat-le zo sympathiek is. Was hij maar een knorrige kereld in een morsig jasje met roos op de kraag, dan kon je bij zijn nadering tenminste met goed fatsoen afkerig d ogen wenden en mompelen: daar heb je die vervelende vent weer met z'n alternatieve verzoeningsleer.Zo eenvoudig ligt de zaak echter niet. Neem nu Calvijn. We zijn er in ons calvinistische land natuurlijk allemaal van overtuigd dat die het bij het rechte eind had, maar als we een afbeelding van Calvijn bekijken, zijn we niet direct geneigd om hartelijk uit te roepen: Dr. Herman Wiersinga wat een sympathiek baasje! We hebben hier met een zeer ingewikkeld vraagstuk te maken. Het Is vrijwel ondoenlijs. zeg maar: onmogelijk, om ?p 't eerste gezicht uit te maken of iemand bij de kerk hoort of niet. Ik heb een dominee eens geestdriftig horen verklaren: wij christenen, wij zijn niet beter dan de mensen van de wereld, we zijn anders, zo heerlijk anders. Dat zal waar wezen, maar je merkt In de regel niet veel van die heerlijkheid. Het zou natuurlijk mooi zijn als het anders was en er lopen ook wel mensen rond die menen dat het anders is. Godfried Bomans vertelde eens over een toneelstuk. In het eerste bedrijf was de hoofdpersoon katholiek doch in de volgende bedrijven deed hij er niets meer aan. Deze uiteraard droeve gang van zaken wenste de auteur van het stuk ook in de décors tot uitdrukking gebracht te zien. Hij gaf daartoe uitvoerige aanwijzingen omtrent de inrichting van het vertrek waarin zijn verhaal zich afspeelde: In het eerste bedrijf straalde de kamer een behaaglijke warmte uit, maar daarna was het 'kille weelde' wat de klok sloeg. Bomans merkt dan op dat de opvatting dat je met het prijsgeven van het katholieke geloof ook het vermogen verliest om je gezellig In te richten, op een vergissing berust. Je kunt katholiek zijn en tevens van iedere smaak verstoken, aldus Bomans. Als je dus gelovigen en ongelovigen al niet goed uit elkaar kunt houden, hoeveel te moeilijker is het dan om binnen de kerk snel in de gaten te hebben wie deugt en wie niet. Dominee Wiersinga woont tn een benedenhuis, ik heb wel eens tersluiks naar binnen gekeken en ik moet zeggen, het zag er gezellig uit. Bovendien vindt dominee Vreugdenhil hem sympathiek en aldus stijgt de verwarring ten top. Nu is in de kerkgechiedenis dit probleem niet nieuw, we komen het al tegen in de vijfde eeuw. Dominee Vreugdenhil herinnert aan Pelagius en inderdaad, diens ketterijen zouden stellig al eerder aangepakt zijn, als Augustinus hem niet zo'n aardige en vrome man had gevonden. De vroomheid van Pelagius maakte zijn dwaalleringen des te gevaarlijker, stelt dominee Vreugdenhil vast en vervolgens antwoordt hij zijn correspondent aldus: 'Maar waarom zouden we bij besliste verwerping van zijn gedachten dr. Wiersinga geen sympathiek mens kunnen noemen?' En dit is dan weer sympathiek van dominee Vreugdenhil, nietwaar? Overigens ziet hij er geen been ln door te geven hoe zijn briefschrijver dr. Wiersinga bestempelt als iemand 'die God en de Here Jezus lastert'. Ik heb niet de indruk dat dominee Vreugdenhil aarzelend tegen deze krasse bewering aan heeft zitten kijken, hij zet het zonder blikken of blozen in zijn blad: Wiersinga lastert God en de Here Jezus. Dat weten we dus weer. Nu krijg ik zin om een vraag aan Waarheid en Eenheid te stellen: mag je mensen die zó gemakkelijk heenstappen over wat in een der hooggeroemde belijdenisgeschriften staat over het bevorderen van 's naasten eer en goed gerucht, wel sympathiek vinden? •contra-remonstrant dus, medewer ker (als revisor) aan de Statenver taling, bleef tot zijn dood een ge- eerd en gevierd predikant; Zijn laat ste standplaats was zijn geboorte stad Deventer, waar hij zijn 'Over- IJsselsche Samgien en Dichten' schreef (uitgegeven door W. A. P. Smit, 2 dln, 1930-'35). Deze Over- IJsselsche Sangen haalden echter niet in populariteit bij die van de bundel van de ander: Camphuysens 'Stiohtelycke rymen', die tussen 1624 en 1794 vijftig maal werden herdrukt; een andere opgave die ik vond spreekt van tachtig herdruk ken. Camphuysen was dan ook na Cats de meest gelezen (niet gezon gen!) dichter van de 17de eeuw. Toch moest de bundel van Dirk Rafaëlszn. Camphuysen in eerste instantie anoniem verschijnen (Hoorn, .1624). Camphuysen was n.l. remonstrantsgezind, aanhanger van Arminius. Hij wérd in 1620 als pre dikant afgezet, verbannen zelfs, werd drukker en stierf tenslotte als... vlashandelaar in Dokkum. Het derde lied in Vogels Triptiek is een gedicht van de nog steeds be treurde en gemiste dichter Muus Jacobse, die 21 november 1972 over leed. Opzet van het werk De Triptiek begint met gezang 311: Revius'. Hoe komt het dat het bos (n.l. het brandende braambos uit Exodus 3, A.G.S.) tot aan de hemel blaakt en door zo groot een vuur tot asse niet geraaikt?' De tekst is bewerkt door Dr. Willem Barnard. Vogels muzikale bewerking volgt de bijzonder mooie en sterke melodie van Jaap Geraedts (geb. 1924) exact. De harmonie zou men 'pro grammatisch' kunnen noemen (programmamuziek is muziek waar van de structuur wordt bepaald door gegevens buiten de muziek zelf, denk aan de 'Pastorale' van L. van' Beethoven). Men hoort het smeulen van het braambos, dan volgen plotseling cluster-achtige accoorden: de vlammen slaan uit! Bij de woo rden 'O Mo zes man van God' wordt de spanning ten top gevoerd door een 12-stemmig ae- coord! Dan, bij de geruststellende verzekering 'Hijzelf is in het bos, zo blijft het welbe waard' wordt de be werking rustig, classiek-polyfoon Het tweede deel van de Triptiek wordt gevormd door het bekende 'Ik hoor trompetten klinken', zang 420, Camphuysens herdichting van psalm 121, door de dichter K gedacht bij de melodie van p»L 130. De huidige melodie werd kend en geliefd door de bundel I waarin hij abusievelijk werd I geschreven aan zekere Charles If tens uit Leuven. Hij is echter van een onbeke componist en komt voor het voor in een uitgave van de Stil' telycke rymen, die ver na Cal huysens dood verscheen in 1 Ook deze bewerking van Vogel Illustratiefmen hoort niet all trompetten klinken maar ook tn mels slaan! De melodie, afwissel gezongen door tenoren en sopra (in de vierde regel streng ca nisch door de vier partijen) bei een schitterend culminatiepunt de slotmaten bij de woorden daar geen hulp van komt'. Het derde deel van de TriptieJ een melodie van Willem Vogel bij de woorden van een lied Muus Jacobse Prof. Dr. K Heeroma), gezang 53, 'Zijt waarop de wereld wacht of wad) wij een ander?' Ook hierbij past gel 'cluster-techniek' toe. Maai muziek begint met accoorden, dl gevoelens van twijfel bij de vnti stelling subliem weergeven. De vei 2 en 4, die in het Liedboek als 6f- partijen zijn bedoeld, worden zongen door de sopranen en a. onderbroken door de andere tijen met uitroepen van bazing: 'Ik geef aan bllnf het gezicht en oren aan dovenDe partijen van het di1 vers suggereren de ietwat bru vraag: 'Wilt U nu eindelijk duidelijke taal 'spreken en ze hoe het is?' Het laatste veis gezang 53 vormt een interes fc slot, waarin alle elementen vatiw Triptiek nog eens terugkomen: aanhef, de trompetmotieven het tweede deel en de 'clusters' deel drie. De laatste regel 'e van opzet: de sopranen zetten ten slotte komen alle stemmen fc, elkander'. Een machtig 'Amen' f" digt op één enkele toon. 'All will sich zum Einkiang fügen! jjr Wij hopen dat zondag vele lui va raars intens zullen genieten van ge: werk. dat ik niet aarzel een k^db muzikaal meesterwerk te noen to< De partituur is verkrijgbaar bij stichting 'Donemus' Jac. ObrëfBe straat 51, te Amsterdam. Ds. A. G. Soeting is hervormd I jja dikant te Assen. ADVERTENTIE geleerde bladwijzers, citaten-verzamelaars en splijt-optanten is op het evangelie neergestreken. Én toen is het onheil gesel Het woord wordt nu aan dovemansoren gesproken Aldus Dr F. H. von Meyenfeldt in zijn nieuwste boek 137 pagina's. Prijs 18,95. Te bestellen bij uw eigen boekverW of rechtstreeks bij de uitgever Wytse Benedictus, Antwoordnummer 1000, Hilversum (géén postzegel nodig). ze thi, Wc be d(

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 2