/vesten in Parijs
Schagen
■tet wilde woeste
Honderd vrouwen in d'Eendt:
geen mannenwerk
Tuimelen
n van de duidelijkste symptomen van de afbraak van het blanke superioriteitsgevoel is de rol-
fandering van de Indiaan in de 'western'. Legendevorming rondom de Indiaan beheerste onze
Igd door de boeken die we lazen en de spelletjes die we speelden. De Indianen waren, behou-
as enkele gunstige uitzonderingen, een oorlogszuchtig en onbetrouwbaar volkje van ongeken-
1eedheid.
jde grote mythe van het opruk-
j van de Amerikaanse Bescha-
g waren zij de tegenstanders
I de voortdurende bedreiging
die beschaving en van alle
te waarden' die men daarin
legenwoordigd achtte, en die
ferdpling werd trouw gehand-,
|fd in jongensboeken en wild-'
perhalen en -films. Indianen
6,1 dan niet 'echt' zijn dan
bij duizenden gevallen, zowel
de werkelijkheid als op het
\e doek.
L het slot van de film werden
spectaculair en kunstig uit het
el geschoten en hun dood
j niet meer dan de achtergrond
r het individuele wel en wee,
individuele romances en dra-
B van de blanke held en hei-
De gefascineerde toeschouwer
zich eindeloos meer emotio-
opwinden over pijn en ster
van één blanke held dan over
twintig of honderd Indianen
in het verloop van de film
hun paard geschoten waren,
s een beroemde uitspraak, dat
haar één goede Indiaan is: dat
ten dode Indiaanen ergens
het achterhoofd van miljoenen
Ichouwers. ook de z.g. humane,
kt die stelling ,toch wel het
jangspunt zijn geweest.
hijnheilig
ongenuanceerde en schijnhei-
zwart-wit is inmiddels wel
iteerd. Films als Polansky's
them Willy Boy is here' en
ir Penns Little big man'
ten de situatie onder een heel
ere hoek belicht, waarin niet
de Indiaan, maar ook de
lke beschaver in een h'eel an-
licht is komen te staan. In
ds film concentreerde zich dat
duidelijk in de schildering
generaal George Armstrong
die heel lang een heroï-
legende was als fanatieke
Ijder van het Indiaanse
lad. In 1876 sneuvelde hij met
I gehele 'seventh Cavalry' bij
Filmkroniek door
dr. H. S. Visscher
Little Big Horn overigens voor
al tengevolge van gebrek aan in
zicht en strategie. Penns film
schildert Custer als een volmaakte
psychopaat, die volgens een heel
persoonlijke, krankzinnige logica
te werk ging, wiens rigoureuze
puritanisme een van de 'grote
waarden' tot uiting kwam in
zijn opzichtig witte uniform, en
die bezeten was door een zucht
naar roem-tot-de-dood-erop-volgt.
Aldus schiep Penn de volkomen
parodie van de 'edelste Custer-
versie die Hollywood ooit op het
doek gebracht had. in de gedaante
van de jonge Errol Flynn: 'They
Died With Their Boots On'. Die
film dateerde van 1941
Diezelfde Custer draaft weer als
levensgrote psychopaat op in de
film van Marco Ferrerl, 'Touche
pas la femme blanchedie mo
menteel in de hoofdstad draait.
Mastroianni tekende voor die rol
en hij vervult hem meesterlijk.
Hij lijdt aan bepaalde tics en mo
torische storingen die herinneren
aan de vreemde dr. Strangelove.
Ze zijn belachelijk, maar tegelijk
zeer onthullend voor de gesple
tenheid van de blanke ziel: ener
zijds een gefrustreerde Victori
aanse kuisheid en soberheid als
mede een scala van 'goede manie
ren' en 'omgangsvormen', ander
zijds een animale, instinctieve ver
nietigingsdrang waar hij 'India
nen' ruikt. Hun vernietiging is
een vaderlandslievend en de Be
schaving welgevallig werk
vooral als de Indianen niet heel
rustig en ordelijk in de armetieri
ge 'reservaten' waarheen ze ver
bannen zijn, wensen dood te
gaan.
'La femme blanche' vertegenwoor
digt op haar wijze diezelfde gesple
tenheid. We zien Cathérine De-
neuve op de zeer broze, pure en
verfijnd kwijnende toer. Maar on
dertussen Als Custer haar zijn
liefde verklaart, bezwijmt zij on
geveer vanwege de 'oneerbaarheid'
die in zijn liefdesverklaring beslo
ten ligt, want zij weet dat hij een
getrouwd man is. Maar dat neemt
niet weg dat zij het is, die hem
's nachts in zijn slaapkamer komt
opzoeken en hem, als hij tegen
stribbelt en 'sterk' wil zijn, een
voudig optilt en hem met fysiek
geweld naar het bed sleurt. De
fijnzinnige Cathérine is het ook,
die meehelpt met het 'balsemen'
van terechtgestelde Indianen: een
bloederig, vies kkrwei dat zij niet
temin verricht onder het motto,
dat het voor het heil van het
vaderland isTegen het einde
van de Mm wordt ze met een
Indianenpijl keurig door haar keel
geschoten, en eerst dan mag Tog-
nazzi hij speelt de Indiaanse
overloper die Custers 'verkenner'
is doen wat Custers hem de hele
film door verboden heeft: de
blanke vrouw aanraken
Ferreri, de man van de 'zwarte
humor' heeft er van het begin af
geen twijfel over laten bestaan,
dat het hem niet ging om een al
dan niet parodistische rekon-
struktie van Custers dood in Little
Big Horn. Zijn film speelt hele
maal niet- in het wilde westen,
maar midden in het moderne Pa
rijs: in de gigantisch grote
diepe bouwput, die men op de
plaats van de oude markthallen
van Parijs heeft gegraven ten be
hoeve van een nieuwe metro-aan
leg. Het opvallende is. dat Fer
reri niet geprobeerd heeft, om dat
moderne Parijs uit het beeld te
eliminerenwe zien op de achter
grond draglines en bulldozers hun
werk doen, en ook heeft hij mo
menten van het sloperswerk orga
nisch ingevoegd in 'zijn' verhaal
van Custer. Maar het fascinerende
is, dat wij niettemin op den duur
volledig in het barre 'western '-
landschap op de bodem van de
bouwput gaan geloven: de uitge
strekte vlakten, de steile rotsmu
ren, de stoffige, kronkelende
bergwegen waarover de cavalerie
voorttrekt het is er allemaal
Ook de lokatieverdeling beant
woordt aan de structuur van de
Indianen-'western': een deel van
de handeling speelt zich hoog bo
ven de bouwput af, in een soort
direktdekeet, die duidelijk 'het
fort' vertegenwoordigt. Ook is er
nog een andere lokatie: de zeer
nabijgelegen reusachtige Bourse
de Commerce, die in de film zo
iets als de regeringszetel voorstelt,
waar de plannen voor de 'Endlö
sung' van het Indianenvraagstuk
ontstaan.
Ratjetoe
Ferreri maakt er met grimmige
humor een ratjetoe van. De 'pre
sident' die telkens met diep ont
zag genoemd wordt is Richard
Nixon; het portret van Custers
vrouw blijkt het oudmodische pre
senteerblaadje van Coca Cola te
zijn, dat als reclame kortelings
weer voor de nostalgen onder ons
in omloop gebracht is. Custer ar
riveert op het station in een trein
die door de nieuwste Franse elek
trische lomotief getrokken wordt.
En de 'antropoloog' een ondui
delijke man in burger draagt
aan het slot, als zijn rol is uitge
speeld en hij vertrekken gaat
opeens een T-shirt waarop le
vensgroot C.I.A. staatEen
vreemde hutspot, maai- het 'werkt'
geweldig. Als de film begint, weet
men al meteen, zowel door de
mise-en-scène als door het gesti
leerde spel. dat men 'een opvoe
ring' ziet een wetenschap die
versterkt wordt door de lokatie
van de bouwput. En gaandeweg,
zonder dat er verder iets veran
dert. wordt het allemaal 'echt' re
aliteit. Dan vindt de camera op
stellingen en waamemingshoeken
die een werkelijk 'western'-land-
schap openbaren: groots, stoffig,
eindeloos. De luchtopnamen aan
De zonneblinden aan de achterkant van
het oude Badhötel, dat n\et meer ren-
'deert
De hoge, witte zonneblinden vóór de
deuren van de tuinkamer
De voorname, hoge, witte zonnenblin-
den tot de grond aan toe
Die witte zonneblinden van toen Sjoe
daar met zijn Moeder aan een handje
ov bezoek ging bij Mevrouw de Bruijn
Jaar in jaar uit blijven ze nu toe
gesloten op een al zo-ver verleden, dat
misschien geen mens er meer van, weet
dan Sjoe alleen.
Het is zéér goed zo.
Als hij er langs komt. groet hij. dankt
hij, om dit zo eerbiedig lange duren van
het dromen in dat schemerduister
daar i— zoveel stiller dan hij ooit had
durven hopen zo bestendig en zo
ongerept. Wat daar nog mijmert' is een
vaag restant maar van een oude
grootheid, nu al wel een eeuw lang dood,
en nóg staat in die kamers daar nóg
zweeft daar weefsel van herinnering,
een spinragfijn en grijzig wezen, dat
geen noemen meer bereiken kan en dat
toch ergens nog moet zijn, volkomen
roerloos, 'en dat niets meer wacht
En wij, daarbuiten, die niet willen den
ken aan wat onverbiddelijk komend
is. we vragen enkel: laat het nog éven
mogen slapen
de kunst tot een 'incorrigibel dilettantisme'
verlokt. Van Schagen is de eeuwige zondags
schrijver. die nadenkt over het grote bestel, op
zoek is naar zuiverheid, in al het kleine het
grote ziet en onophoudelijk van het leven
houdt.
In een pas verschenen 'Anthologie visuele poë
zie' (C. J. de Rook, 1975 bij Bert Bakker) staat
een typsel van hem afgedrukt, waarop een rij
woorden tijd en een rij woorden ruimte in
kruisvorm elkaar snijden. Op het snijpunt Is
het hier en nu. Simpel beeldt Van Schagen
die tussen haakjes ook beeldend kunstenaar is
daarmee uit dat het hem gaat om het
onvergankelijk moment. Die behoefte om elk
moment te beleven komt, ook in 'Al tuimelen
de'. goed tot uitdrukking in herinnerings-noti-
ties. Ze zijn fijn en subtiel van formulering, er
wordt secuur in vastgelegd. Van stilstaan
houdt- Van Schagen echter niet, zijn nostalgie
is altijd vitaal. Hij tuimelt door en weet:
'Alleen wat toegeworpen wordt, deugt'.
J. G. van Schagen. Al tuimelende. Peter Loeb,
Amsterdam, 1975. 88 blz. (mooi uitgegeven)
16.50.
KUNST 13
(UW KWARTET ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1975
door T. van Deel
vAl vanaf 1963 publiceert J. C. van Schagen
in eigen beheer zijn 'Domburgse Cahiers'.
Hij heeft er een flink aantal vaste afne
mers voor, een soort literaire vrienden
kring die van zijn doen en laten voor
zover dat zijn beslag krijgt in tekst op
de hoogte wil blijven. Dat is iets bijzon
ders. Het is typerend voor Van Schagens
houding tegenover eigen werk dat hij niet
streeft naar de volmaakte uitgave, ruim
verspreid in de betere boekhandel, maar
dat hij in offset zijn schriftjes zelf ver
vaardigt voor wie ze graag hebben wil.
Niet dat van Schagen geen officiële erkenning
deelachtig is geworden: zijn 'Narrenwijsheid'
een bundel gedichten en prozastukjes uit
1925 is veelgeroemd en heeft al heel wat
drukken beleefd. Een lijvige keuze uit^ zijn
werk verscheen bij Van Oorschot in 1972 onder
de titel 'Ik ga maar en ben'.
De 'Domburgse Cahiers' zijn voorzover ik ze
ken lang niet alle van behoorlijke kwaliteit.
Er zit veel ongein, babbel en gemakkelijks
tussen. Zelfkritiek lijkt niet Van Schagens
sterkste punt. In een sympathiek monografiet-
Je dat André Oosthoek over hem schreef, lees
lk evenwel dat wij zo niet mogen oordelen:
'Van Schagen staat bepaald niet kritiekloos
tegenover zijn werk Hij verzuimt echter
wel en dat met opzet te schiften in eigen
produktie terwille van het 'algemeen niveau' van
welke publikatie ook. We hebben dus te maken
met e enkunstopvatting die geformuleerd kan
worden als: ik doe wat ik doe en men neme het
voor lief.
Onaf..„
In die visie krijgt ook het onaffe nee: juist
het onaffe, het spontane en toevallige bete
kenis. Van Schagen tovert geen ander beeld
van zichzelf voor dan het ware, met alle
gebreken. Er zit iets heel levenslustigs in zijn
standpunt: 'ik ga maar en ben'. Voor hem
bestaat geen hiërarchie, de dingen zijn' in
principe even belangwekkend, ze lenen zich
alle voor beschouwing, want 'alle dingen is
teken'. Op zijn manier is Van Schagen in zijn
schrijfsels steeds óók een filosoof. Was 'Nar
renwijsheid' al duidelijk Spinozistlsch, heel het
latere werk biedt die pantheïistische natuurbe
leving, waarin alles onderdeel van een geheel
is en van God spreekt.
Het 23e "Domburgse Cahier' heet 'Al tuimelen
de' en is gewoon in de boekwinkel verkrijg
baar. Voor het eerst liet Van Schagen de
uitgave door een ander Peter Loeb
verzorgen. Het m^g ,een gelukkige keus ge
noemd worden dat juist dit deel ruime ver
spreiding krijgt. Hoewel ook hier Van Schagen
geregeld uitglijdt, mèlig. is of koketteert met
zijn pretentleloosfteid, bevat het boekje toch
een hoop korte notities, gedichten, verhaaltjes,
aforismen e.d. die .de moeite waard zijn. De
grens tussen de genrés valt moeilijk te trek
ken: "Sjoe houdt niét zo erg van grenzen bij
hem zelf loopt immers ook alles doormekaar'.
(Sjoe is de schrijf-naam die Van Schagen
zichzelf geeft en een indicatie voor zijn Oos
ters getinte levensopvatting). In 'Al tuimelen
de' speelt Van Schagen maar wat, onder het
motto: 'Je kan beter tuimelen van stommiteit
op buitenkans, van- ongeluk op cadeau'.
Zondagsschrijver
Er staat in dit boekje veel origineels, waaruit
blijkt dat de nu meer dan 80-jarige onvermin
derd zijn aandacht schenkt aan wat zich voor
doet. Sjoe-Van Schagen vraagt zich af 'of
eigenlijk het toevallig toevallende niet het
enige is, dat hem wezenlijk toekomt' en het is
die verwachting van het creatieve die hem in
door G. Kruis
'100 vrouwen in Galerie
d'Eendt': niet, zo verzekeren ze
daar, in het kader van het Jaar
van de Vrouw (al zal ze dat toch
wel op de gedachte gebracht
hebben), maar gewoon een ten
toonstelling, 'opgedragen aan
De Vrouw'.
Als je er goed over nadenkt, was
dat eigenlijk nog een waagstuk ook.
want je weet nooit hoe zo iets
aankomt.
Enerzijds kun je er de gedachte
achter veronderstellen: kijk maar
eens waar vrouwen toe in staat zijn.
maar evenzeer kan zo'n manifesta
tie een heel andere reactie losma
ken. Deze: waarom een tentoon
stelling van werk van honderd
vrouwen? Niemand haalt het toch
ooit in zijn hoofd (zomaar) een
expositie te maken van honderd
mannen'? En dan zit je weer mid
den in de discriminatieproblema-
tiek.
Daarom is het maar gelukkig dat
het geen 'mannenwerk' is geweest.
Directeur Will Hoogstraate liet de
organisatie van deze tentoonstel
ling over aan zijn beide assisten
ten, Irenq Eichholtz en Ellen van
der Steur en gezien de weerklank
die zij vonden bij de kunstenares
sen. zaten die, op een enkele uit-
zonderinng na, helemaal niet met
dat probleem.
Want de vlag dekt nog veel meer
dan de lading: '100 vrouwen' was
een leuke, ronde titel, maar als je
de moeite neemt de namen te tel
len op net affiche, komt je zelfs tot
honderd vij f en twintig
Boeiend extra
't Moet een heel werk geweest zijn,
dat allemaal op tijd rond te krij
gen. Het feit overigens, dat de sa
menstelsters ervan af zagen zélf het
werk op de ateliers te gaan uitzoe
ken. geeft deze expositie eigenlijk
nog en boeiend extra: je kunt
aannemen, dat wat er hangt, het
meest representatief is in de ogen
van de kunstenaars zélf. 't Is in
ieder geval een eigen, vrije keuze,
zonder enige beïnvloeding van bui
ten af.
Zo ontstond er een zeer uiteenlo
pende en veelzijdige collectie die
uiteraard de nodige problemen gaf
bij het Inrichten. Meer dan hon
derd schilderijen, aquarellen, teke
ningen, grafiek, plastieken, objec
ten, wandkleden, potterie en siera
den. zonder enig verbindend thema,
hang. zet of leg dat maar eens zo
bij elkaar, dat het de moeite van
het bekijken waard blijft. Dat is
met een zeer bijzondere (misschien
I dan toch vrouwelijke?) smaak ge
daan, gecomponeerd, kun je wel
zeggen, tot een zeer aantrekkelijke
'kijk'-tentoonstelling.
Die eigenlijk dat merk je al
gauw helemaal niets specifiek
'vrouwelijks' in de gebruikelijke zin
van dat woord heeft, maar veel
meer een dwarsdoorsnede te zien
geeft van wat er in ons land op het
gebied van de beeldende kunsten
gaande is. Je kunt ln |dit geval
natuurlijk niet alle namen de revue
laten passeren en een keuze zou
verre van elegant zijn, maar het
getoonde loopt van het traditionele
bloemstuk en het landschap tot het
constructivisme, met alles wat
daartussen verder nog mogelijk is.
Grote lijnen
En dat hoort er gewoon bij, past in
het algemene beeld. Is niet typisch,
uitzonderlijk of zelfs maar anders.
Misschien in grote lijnen wat este-
tischer èn met een minder opval
lende neiging tot het experiment
als zodanig of tot het extreme.
Maar ook met zo'n veronderstelling
moet je weer uiterst voorzichtig
zijn, omdat het hier toch ook weer
een betrekkelijk willekeurig geko
zen overzicht betreft.
De vrouw in de kunst, haar afbeel
ding dus en dat gaat niettegen
staande de grote veranderingen van
de laatste decennia nog steeds op.
is zelden de vrouw, zoals ze werke
lijk Is, maar zoals de man haar
graag ziet. En dat heeft, kijk er de
vele rijkgeillustreerde boeken daar
over maar op na, maar al te vaak
alleen te maken met het fraaie
uiterlijk, met de mooie buitenkant.
Maar wat konden de kunstenaars
in feite anders doen terwijl ze met
het innerlijk van de vrouw geen
raad wisten? Er is niets ondoor-
grondelijkers dan de oppervlakkig
heid van een vrouw, zei Cham fort
en een romanticus als Stendhal
was er van overtuigd dat het voor
een man zelfs onmogelijk is een
vrouw te 'zien': hij neemt, hooguit
de resultaten van zijn eigen ver
beelding waar
En hier. waar je met de kunst van
meer dan honderd vrouwen wordt
geconfronteerd, met de kunst, die
toch een van de meest intieme
menselijke uitingsvormen is, raak
'^je als man ook weer helemaal in de
war, omdat je er, wat je dan denkt
dat. échte vrouwelijkheid is. meestal
ook weer niet in terugvindt. Het
blijkt 'gewoon' kunst te zijn: kunst
van mensen
Nog tot 2 september, van dinsdag
t.e.m. zaterdag van 10-18 uur in
beide panden van Galerie d'Eendt:
Nieuwe Zijds Voorburgwal 306 en
Spuistraat 272-270, Amsterdam.
het slot relativeren dat weer: we
overzien nu duidelijk de 'geogra
fie' van de hele situatie tot en
met het geweldige beursgebouw.
Maar een rood filter hult de plat
tegrond in een obstinate kleur
van- bloed: Parijs of het wilde
westen van Custer het Is een
en dezelfde geschiedenis die
steeds wordt opgevoerd. Een ge
schiedenis van alle tijden: de ge
schiedenis van de macht; van
goed geklede, serieuze en beschaaf
de regeerders, van eigenbelange-
Lijke ijzervreters, van de collabo
rateurs die heulen met hun ver
delgers en daartoe hun eigen
identiteit verloochenen. Ferreri
weet ze allemaal precies te plaat
sen door kleine trekjes, spitse de
tail vondsten, zoals bijvoorbeeld de
regeringsheren, die per luchtbal
lon een kijkje op het slagveld
komen nemen, maar zich ijlings
weer verheffen en distantiëren als
de zaken niet volgens plan verlo
pen blijken te zijn Het is voor-
al ook de geschiedenis van 'min
derheden'. van de 'underdogs', van
de weerlozen die met al het gelijk
aan hun kant ten onder dreigen
te gaan. als ze niet dank zij
hun profeet-dorpsgek de macht
van hun eendracht ontdekken.
En voordat u nu denkt, dat Ferre
ri een bloedernstige, moraliseren
de politieke parabel gemaakt
heeft: het is een briljante film.
vol humor kolderieke humor
soms vol van de fantasie en de
Inventiviteit waarvan alleen Fer
reri het geheim lijkt te kennen.
Een geweldig kijkspel ook. U kunt
er ondanks. d3 bloederige scènes
alle mogelijke plezier aan beleven
maar aan de 'uitwerking' ervan
zal niemand zich kunnen onttrek
ken.