Muren vol sprankelende kleur
in Tilburgs Textielmuseum
Voer voor musicologen, niet onbeperkt houdbaar
'Een bouquet
van geluiden'
TROUW/KWARTET ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1975 KUNST
Het Nederlands Textielmuseum in Tilburg beschikt niet be
paald over een zee van ruimte. Het is ondergebracht in een ne
gentiende eeuwse fabrikanten woning aan de Gasthuisring:
een tiental zalen, maar vooral z aaltjes, waar ook tijdens specia
le tentoonstellingen nogal wat plaats ingenomen wordt door
oude weefgetouwen en allerlei andere moeilijk verplaatsbare
werktuigen, die eens bij de tex tielproduktie gebruikt werden.
Maar dat houdt ze daar in
Tilburg niet tegen telkens
weer met bijzonder aantrek
kelijke en gevarieerde expo
sities te komen. Zoals nu
weer- die over 'Nederlandse
gobelins uit de 20-ste eeuw'.
Helemaal niet groots opge
zet, zeker niet als je wat
je onwillekeurig doet, als je
zo'n aankondiging leest
vergelijkingen gaat maken
met monster exposities als
bijvoorbeeld de driejaarlijk
se 'Werken in textiel' in
Haarlem.
Zoiets was helemaal niet de
bedoeling. Het was eigenlijk
zomaar een 'tussendoortje',
niet begeleid door een in
drukwekkende catalogus,
geen affiches en maar heel
weinig voor-publiciteit. Toch
was er de eerste week al
bijzonder veel belangstel
ling. Ik heb dat al eens
meer aangetipt: 'het pu
bliek' schijnt nu eenmaal
veel gemakkelijker contact
te krijgen met het moderare
wandtapijt, dan met de ei
gentijdse schilder- of beeld
houwkunst. 'k Denk dat dit
een gevolg is van het feit,
dat men er minder 'achter'
zoekt.
En in Tilburg komt daar
dan nog bij dat de bezoekers
er helemaal bij betrokken
worden. Het uitgangspunt
van deze tentoonstelling, zo
drukte waarnemend direc
teur J. M. A. Holthaus het
ongeveer uit, was niet om
nu eens met de allerbekend
ste Nederlanders op dit ge
bied te komen, maar om een
doorsnede te tonen.
Er hangen zelfs zaken, die
zonder dat het nader wordt
aangeduid, laten zien hoe
het niet moet. Dat ontdekt
het publiek op een dergelij
ke expositie echt zelf wel.
'Zo hadden we bijvoorbeeld
eens een tentoonstelling van
'ikats' (een techniek waarbij
de versiering wordt verkre
gen door het plaatselijk af
binden van de garens voor
het verven en weven, gk) en
daar waren ook doeken bij
diie al jarenlang gewoon met
punaises tegen de muur ge
prikt waren. Dat deden we
hier dan ook zo, alleen maar
om goed te laten zien hoe je
de boel kunt verprutsen'.
In dit geval is het er niet
alleen om begonnen om een
overzicht te geven van de
Nederlandse gobelins 't is
ook maar een betrekkelijk
kleine keuze, een dertigtal
maar vooral om duidelijk
te maken wat gobelins pre
cies zijn, hoe ze vervaardigd
worden èn om de mensen
erop te wijzen hoe ze met
betrekkelijk weinig kosten
zelf tapijten kunnen weven,
als je de techniek maar on
der de knie hebt. Daarom
houden ze het in het Tex
tielmuseum niet alleen bij
demonstraties de hele
maand augustus dagelijks
door Teuni Bakker maar
worden er al jaren (kunst)-
weefcursussen georgani
seerd, waarvoor veel belang
stelling uit het hele land is.
Want de tapijtweefkunst,
die in de 18e en 19e eeuw
ws teruggevallen tot een in
feite domweg copdeëren van
vooral elegante schilderijen,
beleeft een geweldige op-
bloei.
Origineel
Dat begon al vóór de twee
wereldoorlog in Frankrijk
toen kunstenaars als Gro-
maire, Lur?at, Saint Saëns en
Picart le Doux zich intensief
bezig begonnen te houden
met het ontwerpen van ta
pijten. Daarbij richtten ze
zich vooral op de originali
teit van het kunstwerk
het wandtapijt als zoda
nig.
Maar wat is in een dergelijk
geval origineel.
Slenterend langs deze mu
ren vol sprankelende kleur,
kom je er eigenlijk niet zo
gauw toe die vraag te stel
len Origineel... een wand
tapijt is voor de meeste
mensen gewoon maar ver
siering zonder meer. Het
moet een ruimte met zijn
kleur verwarmen zoals het
vroeger de tenten van de
nomaden een koninklijk
aanzien gaf of de holle za
len van burchten en kaste
len (enigszins) bewoonbaar
maakte.
Dus er kwam wel degelijk
functionaliteit aan te pas en
dat is nu nog zo. De herle
ving van de wandtapijtkunst
was niet alleen maar een
gril van een paar kunste
naars, die eens wat anders
wilden. Je zou bijvoorbeeld
wèl de moderne architectuur
als een van de aanleidingen
kunnen zien: grote, onge
broken muurvlakken vroe
gen een (aangepaste, toege
paste) versiering.
De vernieuwers gingen toen
uit van enkele grondbegin
selen. Om te beginnen: een
wandtapijt moest geen copie
zijn van een schilderij. Het
aantal kleuren werd dras-
t "h teruggebracht: de
n .er dan 30.000 nuances
die ze in de 'vervalperiode'
toepasten, werden vermin
derd tot het oorspronkelijke
dertigtal uit de glorietijd.
Daar hield men zich aan.
Maar dat eerste punt was
moeilijker te verwezenlijken.
De ontwerpers van wandta
pijten zijn meestal schilders
- peintres cartonnier. Ze
schilderen de 'cartons' en
aan de hand daarvan maak
te de wever of weefster het
tapijt.
Een schilder kan het niet
laten te schilderen, bij het
ontwerp wordt verf gebruikt
en geen wol of welk ander
materiaal dan ook. Een van
de duidelijkste voorbeelden
zag ik eens jaren geleden op
een tentoonstelling van mo
derne mozaieken uit Raven
na. Een van de ontwerpers,
ik heb de naam opgezocht,
Mattia Moreni, was zelfs zo
ver gegaan dat hij er bij de
mozaiekmaker op aan drong
de verfspatten die op zijn
ontwerp zaten (als gevolg
van het nogal stevig hante
ren van het penseel) ook in
het mozaiek aan te bren
gen.
Zo sterk vind je dat hier
niet. Ook geen copieën van
schilderijen. Maar toch ook
wel veel 'schilderachtige' ta
pijten. Maar, afgezien van al
te nadrukkelijke nabootsin
gen van andere technieken,
vind ik dat eigenlijk hele
maal geen bezwaar.
Resultaat
Uiteraard, je zult je ails ta-
pijtontwerper heel degelijk
rekenschap moeten geven
van de mogeüjkheden van
het (weef-)materiaal, maar
uiteindelijk gaat het om het
resultaat, om het tapijt en
ook hoe dat tapijt het zal
'doen' in de omgeving waar
voor het ontworpen en ge
maakt is. Want bij gobelins
gaat het toch meestal om
opdrachten. En daaraan is
wellicht ook het hernieuwde
en groeiende contact met
het publiek te danken: de
ontwerper moet altijd reke
ning houden met de wensen
en de problemen van ande
ren. Een van de al eerder
genoemde vernieuwers, Pi
cart le Doux heeft eens ge
schreven en dat was na
tuurlijk helemaal gebaseerd
op eigen stiel dat de mo
derne kunst sterft door ge
brek aan dwang. De dienen
de functie van de kunste
naar die werkzaam is op het
gebied der zogenaamde ge
bonden kunsten kan soms
ontaarden in een slap na
volgen, een commercieel
zich instellen op de voor
keur van de meerderheid.
Maar juist bij de tapijtkunst
en dat beweer ik niet al
leen n.a.v. deze maar ook van
vele tentoonstellingen
daé-'rvoor word je vaak
intensief bepaald bij een
groot begrip vóór de ande
ren en het onverwünnen van
problemen die logischerwijs
ontstaan door de samenwer
king mèt de anderen, dikwijls
ook nog eens anders georiën-
teerden. En dat' hoeft, in
tegenstelling met wat maar
al te vaak wordt aangenomen,
van geen enkele invloed te
zijn op de artistieke kwali
teit. Dat wordt ook nu in
Tilburg weer duidelijk.
De tentoonstelling duurt
nog tot 1 september, maan
dag t.e.m. vrijdag van 10.00
tot 17.00 uur. zaterdag en
zondag van 14.00 tot 17.00
uur en maandagavond van
19.00 tot 22.00 uur.
door R. N. Degens
Een Duitse muziekgeschiedenis van ruim 600 pagina's kan van
alles zijn, behalve boeiende ontspanningslectuur. Muziekgeschie
denissen zijn dat in het algemeen ook niet.
Zij worden en werden geschreven
om de veelheid van fediten die zich
in de loop der eeuwen op het ge
bied van het muaiekmaken hebben
voorgedaan systematisch en meest
al chronologisch, te ordenen. Om
de zaken een beetje op een rijtje te
zetten, zoals dat ook wel heet. Wie
daar in onze tijd aan begint heeft
met een bibliotheek vol voorgan
gers op dlit terrein rekening te hou
den, Je kunt met goed fatsoen bij
voorbeeld niet over de ontwikkeling
van het contrapunt schrijven zon
der Johann Fux gelezen te hebben
of hem tenminste te noemen:
evenmin kim je om een Hugo R e-
mann heen, ook of juist wan
neer je het met sommige theorieën
van deze grote Duitse musicoloog
niet eens bent. Het is een afscnu-
welijk tijdrovend werk. zo'n mu
ziekgeschiedenis, of beter geschie
denis van de muziek schrijven, ze
ker als je het zo grondig wil doen
als Karl H. Wörner in zijn in 1954
voor het eerst verschenen 'Ge-
schichte der Musik'. Dat was toen
nog maar een betrekkelijk dun
boekje; maar de vijfde druk, die
onlangs in Nederlandse vertaling
bij Het Spectrum verscheen, is
meer dan eens zo dik. Wörner die
vele boeken over muziek (ook die
van deze tijd) op zijn naam heeft
staan, overleed in 1969 op 59-jarige
leeftijd. De vijfde dr"k van zijn
Geschiedenis van de muziek is ge
baseerd op correcties en aanvullin
gen op de door hemzelf nog ver
zorgde vierde druk van 1965. Irm-
hild en Ernst. Wörner. en dr. Ek-
kehard Kreft brachten deze zesde
d.uk tot stand, waaraan voor de
Nederlandse uitgave bewerkingen
en aanvullingen door C. Mertens en
Th. Willemze werden toegevoegd.
Het In dit boek opgestapelde fei
tenmateriaal (uiteraard grotendeels
ontleend aan de door de auteur
geraadpleegde literatuur, die, vol
gens de onoverzichtelijke opgave
achterin het boek, naar ruwe schat
ting ongeveer tweeduizend titels
omvat) is gerangschikt op een ma
nier die van de gebruikelijke af
wijkt. Een vierdelige geschiedenis
van de muziek in het algemeen tot
aan de 19e eeuw, wordt gevolgd
door een vijfde deel waarin nog-
eens wordt ingegaan op de ontwik
kelingen binnen bepaalde genres
(kerkmuziek, opera, oratorium, or
kestmuziek enz.) Deel zes behandelt
beknopt de 20ste eeuw (20 pagi
na's). Deel zeven is het merkwaar
digste; ongeveer vijftig bladzijden
'biografisch materiaal'. Er wordt
een levensschets van 63 componis
ten in gegeven, waarvoor le meest
bekenden gekozen zijn. Gezien de
vele honderden in dit boek ge
noemde compon .sternnamon over
wie de lezer geen of te weinig
informatie krijgt, is dflit biografisch
aanhangsel welndg zinvol. Men
heeft er toch een muzieklexicon
naast nodig. Niet alleen dit 'biogra
fische hoofdstuk, maar de gehele
indeling wijst op het streven deze
muziekgeschiedenis ook een muziek
lexicon te doen zijn. Een naslag
werk dus waarin je zo, hup, even
een onderwerp uitpikt om daarover
geïnformeerd te worden. Vergeet
dat maar bij Wörner. Die je overi
gens niet in de steek laat als je
weet hoe en waar je het bij hem
moet zoeken. Want grondig en uit
gebreid, en behoorlijk tot op heden
bijgewerkt, is zijn geschiedenis van
de muziek wèl. En tot aan deel vijf,
waarin hij over de Barok begint,
behoorlijk opsommerig met droge
feiten en het aanduiden van ont
wikkelingen binnen bepaalde perio
den, zonder suggestieve verbindin
gen met latere of vroegere perioden
te leggen. En dat duurt dan hier
toch nog zo'n 180 bladzijden bij
elkaar. Dan begint het boeiender te
worden, en hier en daar gaat het
zelfs de kant van een bewogen
monografie op. Dat mag dan, aca
demisch beschouwd, niet de manier
zijn waarop je een ordentelijke
muziekgeschiedenis behoort te
schrijven, het bevordert wel de
leesbaarheid. Die overigens in hoge
mate op peil wordt gehouden door
de uitstekende vertaling van Miep
Zijlstra. Die het dus om te begin
nen helemaal heeft moeten lezen.
Wat een karwei! De afwezigheid
van illustraties (op enkele noten
voorbeelden na) wijst erop, dat het
niet als populaire muziekgeschiede
nis bedoeld is. Verre van dat. Eer
der krachtvoer voor musicologen.
En als zodanig is het uiteraard niet
eens onbeperkt houdbaar vanwege
de in historisch perspectief nog
steeds veranderende inzichten in
het muzikale verleden. Waartoe
Wörner van zichzelf overigens wei
nig bijdroeg in dit boek.
Karl. H. Wörner: Geschiedenis van
de muziek. Uitg. Het Spectrum.
Utrecht, Antwerpen. 610 blz. 69,50.
Anton Koolhaas' nieuwe roman
door T. van Deel
Iedereen weet natuurlijk dat kleine dingen grote gevolgen
kunnen hebben en dat alles met alles te maken heeft. Ten
minste in het leven. In romans is dat grote verband waarin
gebeurtenissen optreden en hun onderlinge relatie altijd sterk
vereenvoudigd, want de gecompliceerdheid van de realiteit
valt in woorden slechts aan te duiden. Vandaar dat romans
maar een schema van de werkelijkheid leveren en in zoverre
alijtd min of meer exemplarisch zijn voor een visie op de
realiteit.
Onhelder
door G. Kruis
Vereenvoudigt een roman tezeer
dan geloven we niet meer in
zijn wereld van woerden.
Anderzijds kan te grote
complicering en detaillering ons
net als in werkelijkheid
het zicht op gebeurtenissen en
het verband waarin ze optreden
benemen. Romanschrijven in de
hierboven bedoelde zin is een
kwestie van nauwkeurig
vereenvoudigen en subtiel
compliceren.
In de romans van Anton
Koolhaas wordt dat op een
knappe manier gerealiseerd.
Koolhaas vertelt een verhaal
maar doorspekt dat verhaal met
psychologiserende overwegingen,
met intermezzo's waarin het
vertelde in een ander,
complicerend licht wordt bezien.
Hij geeft als het ware het
schema, maar verdoezelt dat
vervolgens weer.
Kleine dingen kunnen grote
gevolgen hebben, zo begon ik, en
alles hangt met alles samen. In
Koolhaas' vorige roman
bijvoorbeeld 'Een punaise in de
voet', drukt een vrouw zich om
een wissewas met punaise en al
door de buitenmuur van haar
flat op de elfde verdieping heen.
Een ongeluk dus. Zij valt dood
Dat is de gebeurtenis waar deze
roman op draait. Een gegeven
situatie breekt uit zijn
evenwicht en alle volgende
bladzijden gaan erover hoe dat
evenwicht weer hersteld, hoe er
weer vrede en harmonie bereikt
kan worden of in feite hoe
er weer leven kan komen in de
ontstane dood. Koolhaas schuwt
zulke dramatische voorvallen
bepaald niet waar het hem er
om gaat dit fundamentele proces
van evenwichtsherstel uit te
beelden.
De geschiedenis van Mirabelle is
de geschiedenis van menselijk
lijden en verlangen naar
verlossing. Het klinkt wat
grootsprakig, maar in het geval
van Koolhaas lijkt het me wel
gerechtvaardigd zulke taal te
bezigen. Koolhaas is nog een
van de weinige auteurs die
duidelijk een boodschap
aangaande leven en dood willen
brengen.
In deze roman ziet hij het leven
als een levenslang herstel van
een eenmaal verstoord
evenwicht. Met andere woorden:
als een competitie met de dood.
Het is, zo gezegd, een weinig
spectaculaire filosofie, maar het
gaat vanzelfsprekend om de
allure waarmee zo'n visie wordt
uitgebeeld. Er zitten, onder dit
opzicht, aan het menselijk
handelen sterk dramatische
kanten van geestelijke reiniging,
hoop op verlossing en tragiek die
Koolhaas voorbeeldig uitwerkt.
Als Mirabelle uiteindelijk weet
'van het leven dat een
verrukking is die niet begrepen
hoeft te worden' ligt daarin het
geheim van dit boek
geformuleerd. Wij worden
verondersteld een verlangen te
bezitten om 'de eerste dag niet
te verliezen en de laatste als de
eerste dag te ondergaan'.
Daartussen speelt zich ook in
deze roman nogal wat af. een
heel leven vol sterven. In al zijn
gecompliceerdheid beweert de
roman dat bij het leven veel
treurigheid, lijden en
doodsverlangen inbegrepen is.
maar dat de behoefte te leven
en leven voort te brengen niet is
te onderdrukken. Tegen de ware
tragische kijk introduceert
Koolhaas de idee van het
cyclische. De roman eindigt
zoals hij begon, maar dan in een
nieuwe generatie: alles kan
opnieuw beginnen en misschien
is dat wel tragiek tot de
zoveelste macht.
Anton Koolhaas
Dok in zijn nieuwste roman, 'De
geluiden van de eerste dag',
handelt het om herstel van een
verstoord evenwicht. De
beeldschone Mirabelle, die vol
overgave haar zieke tante
verzorgend een landelijk leven
als een heilige leidt, krijgt op
een dag van de ezel Brada twee
schoppen tegen haar beide
knieën. Dat ongeluk verandert
haar leven en de levens van
veel anderen totaal. Hoe zij
de harmonie van voorheen
hervindt is het verhaal van dit
boek. dat een fascinerend
netwerk van onderlinge
betrekkingen weeft, waarin de
rode draad van de exemplarische
geschiedenis goed zichtbaar
blijft.
Samenhang
In Koolhaas' vertelwijze speelt
een grote rol dat niets op
zichzelf gebeurt maar altijd in
samenhang. 'Telkens doet zich
eigenlijk het gevaar voor, dat
men de dingen die bij elkaar
horen en elkaar beïnvloeden,
loshaalt'. Het is juist dat
verband en het inricht in
verbanden waar de roman de
nadruk op legt. Op een gegeven
moment wordt zelfs het
ontdekken van verbanden
gelijkgesteld aan 'vrede winnen'.
De titel heeft daar ook mee te
maken. De 'geluiden van de
eerste dag' zijn de geluiden die
in samenhang een geheel
vormen, een geruststellend en
vredegevend geheel-: 'een
bouquet van geluiden'.
Iedereen kent het wel, dat wat
hij hoort hem zo wezenlijk
vertrouwd voorkomt dat het
symbool wordt van evenwicht,
harmonie, vrede. Zo valt het
verlangen van mensen te
omschrijven als een verlangen
naar de geluiden van de eerste
dag: het paradijs. Mirabelle
herwint die vrede, weliswaar na
een massa verschrikkingen en
pas in haar sterven. Ze
arrangeert in haar dood de
wereld weer tot een evenwicht,
dat er was voor zij die
noodlottige trappen kreeg van
de ezel Brada.
Er is, tenslotte, met
het proza van Koolhaas iets
vreemds aan de hand: het is
vaak onzorgvuldig en onhelder.
Alsof het vooral suggestie en
geheimzinnigheid is, waar zijn
stijl het van hebben moet. Ik
weet echter, na herlezing, niet
zo zeker of dat wel reële
bezwaren zijn. Wel is het waar
dat dit boek klaarblijkelijk van
uitgeverszijde niet persklaar is
gemaakt. Op elke bladzij wemelt
het van de fouten in
interpunctie en stijl. Zoiets is
onvergeeflijk. Een belangrijke
roman als deze verdient een
behoorlijke behandeling.
Klaarblijkelijk schrijft Koolhaas
nogal impulsief welnu, dan
moet men hem voor rijn eigen
Impulsiviteit beschermen.
Er is met Koolhaas' proza iets
vreemds aan de hand en ik
doel nu niet meer op die
technische defecten want met
evenveel recht zou men het
zorgvuldig en helder kunnen
noemen. Het benoemt namelijk
gemoedsbewegingen en inzichten
drie traditioneel eerder 'poëtisch'
dan 'prozaïsch' rijn.i Ik bedoel
dat Koolhaas in zijn vertelwijze
een ruime marge laat voor
gevoel, intuïtie, mystiek. Niet
alleen de taal maar ook het
thema zit namelijk vol met
geheimenis en om die
gecompliceerde relatie tussen
leven en dood, tussen evenwicht
en chaos te verwoorden gebruikt
hij een 'voorgevoelde' taal,
meeslepend en lyrisch.
Ik citeer om een indruk te
geven Mirabelles
jeugdherinnering, een
kernpassage uit het boek: 'Toen
ze nog een klein meisje was dat
niet wetend waarom, wou
draven en soms als ze een
heuveltje afrende het
neerkomen van de voet tot in
haar borst voelde, leidde de
vreugde van de snelheid en het
totale van haar bewegen af van
de mogelijkheid dat er echte
angst was, tegelijkertijd. Want
wat kon haar in het bos
gebeuren? Maar het niet-gerien
worden, door niemand gehoord,
ook als zij zou roepen; het dak
dat de bladeren boven haar
maakten, de onbewogen
stammen, de wetenschap dat
haar gehol allerlei ander gehoil
en snel wegsluipen op gang
bracht van leven dat ze niet
kende, vulde haar met een zalig
niet weten en niet hoeven weten
door de mateloosheid van leven'.
'De geluiden van de eerste dag'
is een formidabele roman
waarin de werkelijkheid
vereenvoudigd, dus als verhaal,
aan ons verteld, maar anderzijds
zuiver in al rijn complexiteit
voor ons verbeeld wordt.
A. Koolhaas. De geluiden van de
eerste dag. C. A. van Oorschot,
Amsterdam, 1975, 245 blz.
17.90.
Links: Dick Elfers 'Jcarus' 1959.
Boven: Ria van Eyk 'Kwadraat in ruit' 1968.
Rechtsonder: Wally Elenbaas 'Twee vrouwen' 1959.