)e vlinderwereld, spiegel /an de plantengroei Brabander als type bestaat niet meer bloem en plant Spek meej pere of balkenbrij.... Een abonnement heb je niet voor niets. UK i oor tfuurli ?'vi frturuic linders zijn eigenlijk de enige [gemeen populaire insekten. egenwoordig wordt het, niet eheel ten onrechte, als een •ken van een gezond milieu jschouwd, als ergens veel inders rondvliegen. De mens >u meer voor de bescherming in deze fragiele wezens moe- en doen. ons land geniet alleen de grote lurvllnder totale wettelijke be- shermlng. Die komt alleen nog »r in een Fries reservaat en in waterrijke kop van Overijssel, laar er is geen wet voor nodig i algemene vlinderbescherming bedrijven. Die gaat verder dan een vlinders vangen om die op prikken, want het zijn er maar einigen die dat doen. Wie graag m rijke vlinderwereld ziet, moet >k de bestrijding van rupsen ihterwege laten en de groei- aatsen van hun voedselplanten stand houden. Het met groei- loffen bespuiten van wegbermen, ïlge jaren geleden zeer in rang, heeft grote schade toege- ■acht aan de vlinderwereld, die ch gelukkig de laatste tijd weer an het herstellen is. Zo wordt de eroemde koniginnepage na ja- Kilange afwezigheid weer regel- atig gezien. De wilde peen, de oedselplant van de rupsen, groeit oofdzakelijk langs wegen en op ijkhellingen. Wie brandnetels te uur en te zwaard verdelgt, oht- eemt rupsen van zulke schifte nde dagvlinders als dagpauwoog i kleine vos en een hele reeks idere interessante, aan brandne- gebonden insekten levensmo- elljkheden. 'Elseviers vlinderboek' trof me e volgende alinea: 'Als we de inders niet totaal uit onze oonoorden willen verjagen, moe- we onze omgeving in een zo iuriijk mogelijke staat houden, iden' en zelfs' brandnetels tens enige ruimte gunnen, et imiteren van "Engelse gazons' aaTentegen beperken, chemica- ën of dit nu voor insekten of onkruidbestrijding is alleen werkelijke noodgevallen ge- ruiken. Kortom: praktische be- cherming van de wereld om ons ■tjfx JA? tf" door henk van halm heen bedrijven. Dan zullen ook de vlinders weer verschijnen.' Plantengroei Het voorkomen van vlinders weerspiegelt zo sterk de planten groei van een bepaald gebied dat je van tevoren ten naasten bij kunt voorspellen wat er zal leven. Zo bestond de begroeiing in het jaar dat ik het nieuwbouwhuis betrok waarin ik nog steeds woon. in de wijde omtrek hoofdzakelijk uit de onkruiden die op elk pas bouwrijp gemaakt stuk grond vrij wel de hele oorspronkelijke vege tatie vervangt: massa's persik- kruid, spiesbladmelde. koolzaad en hoge grassen. Distels, die ook vaak op zulke terreinen groeien en zeer geliefde pleisterplaatsen voor tal van bekende dagvlinders zijn, ontbraken volledig. Behalve wat uit naburige streken afge dwaalde en trekvlrnders kim je er alleen maar soorten verwachten waarvan de rupsen op die paar 'onkruiden' en vooral op grassen leven. Die zomer kwamen er heel wat nachtvlinders 's avonds op het lamplicht af: het bleekgouden uiltje Mythimna pallens, de kleine beervlinder, de tienuursvlinder, de meldevlinder, veel grasmotjes en de eenpennige vedermot. Perzik- kruid staat op de spijslijst van de vedermotrups, de meiderups eet uiteraard melde, en die van tien uursvlinder en kleine beer leven op allerlei lage planten. De rup sen van de overige vlinders vind je vooral op grassen. De tientallen witte, zwart met geel getekende brandnetelspannertjes, die op ver lichte ramen neerstreken, en de kleine vossen, die overdag in de zon rondvlogen, moesten uit de pop gekomen zijn op een brand - netelveld een halve kilometer ver derop. Maar van letterlijk de naaste omgeving moesten de vele kool-, knollen- en kleine geaderde witjes zijn hun rupsen vond lk op koolzaad en de argusvlin ders, waarvan de rups een gras eter is. Het is boeiend om deze korte vlinderlijst te vergelijken met la tere jaren, maar om dit verhaal niet te lang te maken, houd ik het bij vorig jaar. In die vier verlopen jaren zijn alle tuinen van 'onkruid' bevrijd en al jaren beplant. Wilde grassen zijn eigen lijk alleen nog in de polder te vinden, en in mijn tuin waar ook een grote verscheidenheid aan wilde planten is. Al ln het vroege voorjaar vond lk op de gevlekte dovenetel de levendig groene rup sen van de groengoud glanzende kopervlinder, die in juni verschei dene keren op het licht afkwam. April was vlinderarm met een paar knollenwitjes, evenals mei, waarin ik alleen wat witjes en een tienuursvlinder zag. Wel vra ten de spanrupsjes van de licht groene zomermeter grote gaten in de bladeren van de hazelaar en troffen we af en toe de bonte harige rupsen van de donsvlinder op de krentenboompjes aan. Toen kwam juni en een menigte nacht vlinders vloog 's avonds het huls binnen: kroosvlindertjes en wa terlelievlinders uit de vijver, brandnetelspannertjes, hage- doomvlinders, parelmoerspanners, zomermeters, pistooltjes en lever vlekken. In juli en augustus kwa men er nog andere soorten bij: drietanduilen, herculesjes, liever- lingen, hyena's, huismoeders en pistooltjes en een keer tientallen grasmotten. Snelle anjeruitljes bevlogen de roze dagkoekekoeks- bloemen en later vond lk hun grauwbruine rupsjes in de groeien de zaaddozen. Als aarzelende schimmen wiekten bonte bessen- vlinders door de nacht en soms joegen we vedermotjes op. In juli en augustus lokten leverkruid en buddleia de dagvlinders aan: ata lanta's, kleine vossen, distelvlin ders, dagpauwogen en witjes. Op een morgen hingen twee parende populierpijlstaarten als een pluk dor blad in de wilg. In september en oktober bleven nog een enkele Dagpauwoog op bloeiend leverkruid atalanta en kleine vos over, maar op pijpbloem, kattestaart, vlier en hazelaar zaten juist toen de brui ne of groene rupsen van de bas- terdhoornuil. En de laatste vlin ders die ik vorig jaar zag, waren de bruine mannetjes van de klei ne win tervlinder, die in november en begin december af en toe te gen de buitenkant van verlichte ramen plakten. Vlinders behoren tot de adel van de insekten. Ze hebben niet het sinistere van veel vliegen of het robotachtige van kevers. De hele fascinerende wereld van deze lichtvleugelige schepselen wordt opengelegd door Kurt Harz, die hun leven en gedrag in 'Elseviers vlinderboek' heeft beschreven. Hij gaat diep in op de ontwikkeling van ei tot vlinder, de biotoop, de functie van kleuren en zintuigen, hun liefdesspel. Aan de vlinder- trek. die al vijfentwintig jaar wordt bestudeerd, wijdt hij een heel hoofdstuk. De kleurenfoto's van Werner Zepf die de vlinders meest vergroot weergeven, doen de schoonheid die zoveel kunste naars heeft geïnspireerd, volko men recht. K. Harz en W. Zepf: Elseviers vlinderboek. Uitg. Elsevier, Am sterdam Brussel. 184 blz., 75 kleurenfoto's, 39.50. door Barend Mensen DORDRECHT De Brabander is gastvrij, joviaal, mededeelzaam, gul en gemoedelijk. Hij weet het leven te leven. Maar hij lost beloften niet altijd in, hij is nonchalant en hij heeft te weinig levensernst. Wat het laatste betreft: duikt hij niet direct na de kerkgang de herberg in? En wat toch te denken van dat volkomen onbegrijpelijke carna valsfeest, waar hij zich elk jaar weer een kleine week lang onge remd aan overgeeft? Oordelen en vooroordelen over de op één hoop gegooide bewoners van een der mooiste provincies van dit land komen in al hun ongenuan ceerdheid hier zo ongeveer wél op neer. Maar weet dat dè Brabander (vrijwel) niet meer bestaat. Ook in dit, nooit erg besloten geweest zijn de land voltrekt zich in steeds ho ger tempo een nivelleringsproces. In 1980 zullen vólgens de prognoses tweeëneenhalf miljoen Nederlan ders in Noord-Brabant wonen. Dat is 15 procent van de landelijke bevolking. In 1990 zal dit 16 pro cent zijn. Van een eigen Brabants type is net zo min sprake meer als van een Nederlands type. Maar, vraagt de bekende Brabander Jan Naaykens zich af, bestaan er dan toch wel Brabanders? Met andere woorden: onderscheiden de bewo ners van Noord-Brabant zich toch wel van die van andere provincies? Wie 'beneden de Moerdijk' komt wordt wel degelijk gewaar dat hij zich. zoals Nüaykens zegt, tussen andere mensen bevindt. 'Geen be tere of slechtere, maar andere. An ders door hun taal en taalgebruik, hun mentaliteit, hun karakterei genschappen. hun levensinstelling, hun verleden, hun dagelijks be staan en hun zeldzame, allerlaatste residuën van klederdrachten en folklore.' Over die 'Brabanders' nu en hun land heeft Anton van Oirschot een voortreffelijk boek geschreven, ivaarin hij geen enkel aspect van Noord-Brabant en het daar zo graag wat los en zwierig geleefde leven over het hoofd gezien. Hij doet boeiende verhalen over het landschap, de steden en de dorpen, de kastelen, kerken, torens en an dere monumenten, de boerderijen en de molens. Hij vraagt aandacht voor kloosters en heiligen, herber gen en bier, folklore en al dan niet vermeende schatten in de bodem. Koningen, heksen en spoken ko men in zijn boek voor, maar even goed de exponenten van het mo derne leven. Hij begint bij het ontstaan van de provincie, die als deel van het oude hertogdom Brabant als gewest ei genlijk niet kan bogen op een his torische eenheid. In 1796 pas werd er één geheel van gemaakt. In 1905 werd zij uitgebreid met 'Hollands' Brabant aan de noordkant. Na nog een stuk of wat grenswijzigingen onder meer met België was de provincie, zoals zij nu is, 'gemaakt.' Noord-Brabant heeft thans een op pervlakte van ruim 5000 vierkante kilometer, het heeft 528 woonker nen. die onder 141 gemeenten res sorteren. Er waren eind 1972 1.850.400 inwoners. Eenheid of niet. er loopt dwars door Noord-Brabant een duidelijke grens. Geen zichtbare, maar een voelbare. Van Oirschot wijst daar voor op de verschillen tussen de Oost-Brabander en die in het ives- telijk deel. Verschillen wat betreft karakter, maar ook aardrijkskundi ge, sociologische, economische en psychologische. Die waren er al. maar de industriële explosie in het oosten heeft ze versterkt. In West- Brabant houdt men hetop 'spek meej pere'. in Oost-Brabant doet men het met balkenbrij, aldus de schrijver, die in direct verband daarmee ook een historisch min of meer verklaarbare dialectgrens aanwijst met midden-Brabant als overgangsgebied. Het boek getuigt van grote kennis van land en bewoners, maar zal desondanks nog bijzonder veel stu die hebben vereist. De prettig lees bare verhalen en beschouwingen stralen geen overdreven chauvinis me uit, de kritische noot ontbreekt niet. Van Oirschot geeft ook cijfers, waarvan we die van het grondge bied noemen. In de vorige eeuw was het nog zo dat meer dan 180.000 van de 500.000 ha woest gebied was. Daarin is een wel zeer grote verandering gekomen, maar er is de grote natuurreservaten onder meer getuigen daarvan veel en op tijd bewaard gebleven. Het zal ondanks stadsuitbreidingen en andere noodzakelijkheden voor lopig nog wel zo blijven dat 85 procent van de Brabantse grond onbebouwd zal zijn. althans vrij van stenen en cement. Ruwweg ge nomen komt het er op neer dat Noord-Brabant nog beschikt over 50.500 ha bos, 25 000 ha hei, 1010 ha zandverstuivingen en 10.000 ha veen, moeras en riet. waarbij dan niet zijn inbegrepen de vennen en de plassen. En overal in dat schone land kun je schatten vinden, bewaakt door kabouters en witte wijven. Om die te kunnen vinden moet je echter wel een hazelaar bij je hebben en een nieuwe spade. En, zegt het volksgeloof, ook nog wat brood en zout om spoke nte weren &Het land van de Brabanders', Re- U.IVI. Itje ijs. W^arism'n krant? Stel ie voor. Te hebt zin in ie krant en hii is er niet. Stel je voor. Je hebt zin in je krant en hij is er niet. Tja, je weet dat buurman hem wel eens even leent, maar tochergernis. Want de krant is vaste prik. Daar reken je op. Je nieuws, je vaste rubrieken, het interviewtje, je strips, de advertenties.Tenslotte wil je weten wat er te koop is. En dan wel precies op het moment, dat jou uit komt. Daarvoor neem je toch zeker een abonnement? Om in je eigen krant te lezen? Stel je toch voor. Je hebt zin in je krant en buurman was je voor. n le n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 7