unkties van
tekenen' is elitair
Toonaarden van leven
F
urs van
rlage
boekje
n Boers
UAsULOOLUsüOOV V ié
^OLO'LCLOOOL'OOOOOO
mEgWMfK
MCC ICC L,OOOU>OU&
'mmOFMWIMG
i^OOOiX^OOOOO^
>L*LXs£&l/OOC'C&(4M&
\OOOOU&CCOOOÜO£>£>
(röller-Müller Museum
^/KWARTET ZATERDAG 21 JUNI 1975
KUNST
15
I
1. links: Omslag catalogus
'Funkties van tekenen'. Teke
ning van Hanne Darboven
(Duitsland).
2. uiterst links: Panamarenko
(België): Manpowered Jet Pla
ne, 1972.
3. rechts: Penck (Duitsland):
Four untitled drawings, 1967.
Tekenen als ritueel.
4. onder: Ellsworth
(USA)Oak, 1964.
Kelly
Jac Lelsz
LOO Velen verkiezen ter opfleuring van hun woning nog
en slecht schilderij boven een goede tekening. Toch is de
elling voor de tekening in opmars, met name in vakkrin-
istenaars hebben een vernieuwde belangstelling gekregen
it tekenen, musea gaan in toenemende mate aan dit soort
}es doen- De directie van het Kröller-Müller Museum hoedt
vel voor achteraan te lopen.
istus wordt daar de in ter-
tentoonstelling 'Funkties
gehouden. Een gezel-
yan zo'n 25 hedendaagse
gars, waaronder enkele Ne-
irs (Struyken, Dekkers en
'vertoont er ruim 130 teke-
die in vier groepen zijn
Ideeld: tekenen als uiteen-
ials definitie, als verkenning
Htueel. Tot de representan-
i de laatste categorie be-
le Duitse Hanne Darboven,
in elk geval opmerkelijke
voor de omslag van de
leter Brattlnga ontworpen
is leverde. De tekeningen
I vrij recente datum, in het
b van de laatste tien jaar.
i tentoonstelling wordt aan-
op een enkele jaren gele-
iin Kröller-Müller gehouden
fe: 'Diagrams and drawings*.
pn wordt aangehaakt bij de
tekeningen van tegen -
beeldhouwers, waaronder
het museum in het Nationaal Park
de Hoge Veluwe beschikt.
Een werkgroep van de Leidse Uni
versiteit verzorgt de educatieve be
geleiding van de tentoonstelling
'Funkties van tekenen'. Dit onder
leiding van drs. R. H. Fuchs, thans
directeur van het Van Abbe Mu
seum te Eindhoven. Deze wijst er
in de catalogus op dat binnen het
raam van een traditionele kijk op
kunst tekeningen nauwelijks vol
tooide werken zijn, in tegenstelling
tot bijvoorbeeld het vlekkeloos
complete van een schilderij. Hij
onderkent veranderingen in de
taxatie van tekeningen. Zij gaan
een meer onafhankelijke positie
verwerven. Een ontwikkeling die
merkwaardigerwijs overeenkomst
vertoont met de 16de eeuw, toen
tekeningen in onze cultuur begon
nen gewaardeerd te worden voor
wat ze waren. Die belangstelling
voor het tekenen ging gepaard met
een interesse voor de biografie van
de kunstenaar.
'Een logische relatie, want zowel
het tekenen als de biografie wordt
verondersteld toegang te verschaf
fen tot de bronnen van artistieke
kwaliteit: verbeelding en inspiratie.
Fuchs attenteert er op dat het in
dit verband geenszins verrassend is
dat Giorgio Vasari in wiens verza
meling van 1550 biografieën we het
ontstaan zien van de kunstenaar
als persoonlijkheid, ook een van de
eerste tekeningencolleotioneurs
was. Tenslotte wijst Fuchs er op
dat er binnen de hedendaagse
kunst een tendens merkbaar is 'om
vormen van presentatie te gebrui
ken die niet zo arrogant en preten
tieus zijn, teneinde te voorko
men dat de vorm van presentatie
zou afleiden van de ervaring van
kunst als geestelijke activiteit: een
activiteit die men niet bekijkt
maar waar men deel aan heeft'.
Onaf
Daar zit iets ln. Wie enigermate
gegrepen wordt door het materiaal,
dat hier is uitgestald, neemt er niet
alleen maar passief kennis van.
maar gaat actief meedoen. Hij wil
weten waarom de kunstenaar het
zó gedaan heeft, en zelfs voelt hij
soms de neiging het proces voort te
zetten, want er zijn tekeningen bij
die onaf lijken. Werkmateriaal,
kattebelletjes. eigenlijk notities
voor intern gebruik, zoals 'Score
from Hauptstrom' van de Duitser
Beuys, wat cardiogram-achtige lij
nen op ruitjespapier, waarover niet
de koffie is gegaan maar dat wel
vol zit met vetvlekken. De man is
gerubriceerd bij hen, die het teke
nen als ritueel zijn toegedaan. Dat
'ritueel' verleent dit en ander werk
Iets geheimzinnigs, en wij vragen
ons dan ook af of het nu zo nodig
is daardoor de indruk te vestigen of
we hier te doen hebben met zoiets
als een besloten, pseudo-religieus
genootschap. Wil men nu de af
stand volk-kunstenaar verkleinen,
of niet?
Vaten
Nee, dat velletje papier is te vies
om aan te pakken. De lust om
daarmee aan het werk te gaan, is
er dachten we niet zo duidelijk.
Daartoe nodigen eerder uit de poëti
sche studies van Naumann uit Cali-
fomië, de krabbels van de in Albany
geboren De Maria en vooral de
spirituele (resp. naïeve) bedenksels
van de Belg Panamarenko voor al
lerhande luchtvaartuigen. Veel
werk is er ook van de Bulgaar
Christo, de vreemde vogel, die in
alle ernst de beeldentuin van
Kröller-Müller zou willen verleven
digen met een kunstwerk dat, ajs
we het goed onthouden hebben, op
gebouwd zou worden uit bijna een
kwart miljoen vaten. Overigens, de
voorbeelden die Christo hiervan op
veel kleinere schaal geeft, zijn niet
onaardig. Evenmin trouwens als
Christo's ouderwetse winkelpuien.
vanaf de Dam in 1903
ieurs van Zocher (die in
afgebroken zou wor-
let daarachter de beurs
•lage. Links staat nog het
lent 'Naatje' op de Dam.
itie uit 'Amsterdam en de
tan Berlage'.
A. J. Klei
^gelukkige met de Beurs van
ln Amsterdam is, dat het
slangrijk maar geen mooi
rk is. J. J. Vriend heeft het,
over de Beurs gaat, over
sis van zindelijk, klaar den-
larop wij voort hebben kun-
uwen'.
fraai gezegd, maar wie zich
i geest haalt de nadrukkelij-
bundigheid van Van der
Scheepvaarthuis (hemels-
Qiet ver uit de buurt van de
waarmee de Amsterdamse
Berlage's nuchterheid de rug
de, onderdrukt met enige
de vraag of de betekenis
rlage's Beurs toch niet meer
ird is dan de liefhebbers ons
doen geloven.
er bij de Staatsdrukkerij in
laag een boek verschenen:
tdam en de Beurs van Berla-
cties van tijdgenoten' van A.
nink, dat degenen die aarze
laar de Beurs kijken, kan
n: er is altijd discussie over
t. De lectuur van Reininks
eerste deel van de serie 'Ca-
ton het Nederlands Documen-
atrum voor de Bouwkunst')
>g een, zij het betrekkelijke,
het eindeloos geharrewar
i de Beurs evenaart in in-
it het gedonder vanwege de
Mamse metro, al had je des-
pamfletten- en Ingezonden
a-schrijvers ln plaats van
met potten verf.
(hij is hoogleraar üi de
kunstgeschiedenis te Utrecht, maar
dat staat er niet bij) geeft eerst de
voorgeschiedenis van de bouw van
de Beurs, handelt vervolgens over
de aard. de objecten en de maat
staven van de kritiek, en houdt
zich tenslotte bezig met nieuwe in
terpretatiemogelijkheden. Op dit
laatste doelde ik met mijn opmer
king aan het begin van dit verhaal
en voor mij hebben de beoordelaars
in deze 'uitleggende' hoek ook Iets
van apologeten: er zit bij hen een
fiks element van verdediging bij.
Dit valt overigens serieuzer te ne
men dan de voorbeelden van wer
ken met de botte bijl die Reinink
eerder signaleert in zijn boek.
Preuts
De betekenis van Reininks boek
reikt door de opzet ervan ver uit
boven het anecdotische, maar dit
neemt mijn spijt niet weg over het
feit dat de auteur soms erg preuts
is wat betreft de 'kleine geschiede
nis' en er ook niet erg op uit is zijn
werk toegankelijker te maken voor
een breder publiek. Hij heeft het
bijvoorbeeld al een hele tijd over
Weissman, voordat hij deze dichtbij
de argeloze lezer neerzet als de
schepper van het Stedelijk Museum.
Van Gosschalk wordt daarentegen
meteen verteld dat hij de ontwer
per is van het Groningse station,
maar waarom staat er. nu we toch
ki Amsterdam doende zijn. niet bij:
ook van 'Die Port van Cleve'? Over
de heer Gosschalk gesproken, op
een gegeven moment verhaalt Rei
nink van hem dat hij op veilige
afstand, in Brussel aan 't kritiseren
is. Dat zal waar wezen, maar wat
deed die man daar? In zonde le
ven? Of logeerde hij zij z'n tante?
De schrijver laat ons in het onge
wisse, terwijl het er best bij gekund
had in het boek als je breedspra
kigheden schrapt als: 'Er is weinig
reden om uit te weiden over de
voorgeschiedenis van de Beurs tot
in alle finesses, want nieuwe feiten
zouden alleen op een zinvolle wijze
kunnen worden vermeld.enz.
Intussen raken bij deze weinig le
vendige schrijftrant de uiterst boei
ende gegevens gelukkig niet onder
het stof. En de schat van afbeel
dingen (foto's, tekeningen, prenten,
caricaturen) verhoogt de vreugde
in diit boek. Als je Je verdiept in de
voorgeschiedenis komen bijna de
waterlanders tevoorschijn als je
leest èn ziet welke meeslepende tier
lantijnen ons door de Amsterdamse
neus geboord zijn. Geboeid nam ik
kennis van de kritiek van de grote
Cuypers, door Reinink geprezen
vanwege diens contextuele kritiek,
d.w.z. kritiek die rekening houdt
met de omstandigheden waaronder
het kunstwerk ontstond. Cuypers is
vanwege ons natte klimaat niet te
spreken over de stompe afdekking
van de toren, en Abraham Kuyper
legt zijn 'kleine luyden' uit waarom
de Beurs op religieuze gronden wel
'één tragische mislukking' moest
worden. Zulke opmerkelijke zaken
komen we tegen in 'Amsterdam en
Als we nog een naam willen noe
men, dan is het die van de in New
York werkende Ellsworth Kelly, die
elementair en raak bijvoorbeeld
een eikeblad, een waterlelie en een
magnoliabloem op papier zette.
Lezen
Het geëxposeerde werx is afkomstig
van kunstenaars, die nominaal
beeldhouwer zijn. Velen van hen
zijn al ln de permanente collectie
van het museum vertegenwoordigd.
Wat nu getoond wordt, is het totale
tekening en bezit van Martin en Mia
Visser te Bergeyk en van Geert Jan
Visser te Antwerpen. Op de gemid
delde bezoeker zal het werk overko
men als een reeks tabellen, grafie
ken, formules en constructies en
soms (wat de Amerikaan Andre be
treft) specimina van visuele poëzie.
In de bouwwereld, ln het algemeen
in technische kringen, kent men het
begrip tekeningen lezen. En als
kind hebben we allemaal wel eens
op het trottoir geschreven: Wie dit
leest, is gek. Welnu, wie de teke
ningen op deze expositie gaat lezen,
hoeft nog niet gek te zijn. Maar
wel dreigt men tot snobisme te
vervallen als men er heel diepzin
nig over doet en er intussen niets
van begrijpt. Het is op zijn mooist
een heel enkele uitzondering
daargelaten een elitair geval.
Zoiets hoort eigenlijk niet ln het
centrale gedeelte van het museum
thuis. Volgens Jaar krijgt Kröller-
Müller. dat nu een belangrijke uit
breiding ondergaat, een prenten-
zaal. Daar zou het beter op zijn
plaats zijn, en de liefhebbers weten
het altijd wel te vinden.
de beurs van Berlage'. Het boek is
bijzonder voornaam en royaal uit
gevoerd en de prijs lijkt me naar
verhouding redelijk: 42,50.
'Kijk in de wijk'
Ik maak van deze gelegenheid
een verhaal over bouwkunst in
Amsterdam gebruik om ook een
aanzienlijk goedkoper werkje aan
te prijzen: een gestencild geschrift
dat 'Kijk in de wijk' heet en waar
in Onno Boers (in het dagelijks
leven produktieleider van de to
neelgroep 'Centrum') vier wande
lingen in het oude Zuid van de
stad uitstippelt. Het is voor twee
kwartjes te krijgen bij het wijkcen
trum Vondelpark en Concertge-
bouwbuurt, Koninginneweg 115,
Amsterdam-oud Zuid. Ik vestig er
daarom de aandacht op. omdat veel
bezoekers van Amsterdam logeren
in tot hotel verbouwde herenhuizen
in deze contreien. De mensen vlie
gen natuurlijk direct af op de ver
plichte bezienswaardigheden van
Amsterdam, en gelijk hebben ze,
maar het ontgaat hun, en buurtbe
woners zelf meestal ook. welke ont
dekkingen ze kunnen doen tijdens
een ommetje in de omgeving van
hun hotel: tegeltableaus in Jugend
stil, een grappige villa van Weiss
man. nou ja, veel meer, en alles
gedoopt in de zachte tinten van de
verlepte sjiek van deze heerlijke
buurt, waarvoor Onno Boers toen
hij hier een jaar geleden kwam
wonen, prompt door de knieën ging.
door R. L. K. Fokkema
Poezie lezen blijft een wonderbaarlijke bezigheid. Het is telkens een reden tot verwondering
wanneer je ziet hoe dichters erin slagen abstracta als leven en dood, angst en liefde en wat niet
al in taal te concretiseren. Andersom geldt hetzelfde. Het wordt je even wonderlijk te moede,
als je bemerkt hoe dichters er ook in slagen aan gewone dingen metafysische proporties te
verlenen. De vindingrijkheid van de dichters, maar ook de combinatorische mogelijkheden van
de taal blijven een boeiend fenomeen.
Een bundeltje als van Frank Esper kan dit duide
lijk maken. Het gaat hier om een laat debuut, want
de dichter is geboren ln 1932 en hij heeft de
gedichten geschreven in het jaar 1974. De bundel
bevat 19 teksten die op uiterst secure wijze en met
overtuigende afgemetenheid ogenschijnlijk hande
len over zoiets futiels als de relatie tussen een ik,
een buurman, een tuinman. De omgeving van huis
en tuin krijgt echter onheilspellende trekken,
waarvan aanvankelijk niet precies te zeggen valt
hoe dat komt. Het is de kracht van deze teksten
dat ze hun geheim slechts langzaam prijsgeven aan
wie de moeite neemt te herlezen. Bij nader toezien
blijkt namelijk dat alle teksten in htm woordkeus
en beeldveld zijn toegesneden op een beeld van
iemand die zijn einde voelt naderen. Wie dat
bemerkt, kan vrijwel alle onduidelijkheden in het
bundeltje, dat niet voor niets Na het voorteken
heet, duiden. De buurman wordt met zijn onregel
matig kloppen de aanzegger van de dood, de
tuinman duidt ten dode natuurverschijnselen in de
tuin, en de ik identificeert zich o.a. met een dode
struik die niet aan de verwachtingen beantwoordt.
De bundel eindigt met een grafbeeld:
de tuin en ik
in onderscheid bijna gelijk
gras groeit naar een groen geheim
als ik lager lig alleen
raadsel grond geen tuin zal zijn
Vormt Na het voorteken een beeld van naderend
einde en geeft deze bundel op ingetogen wijze de
bewustwording daarvan weg. in de bundel van
Martien J. G. de Jong staat een man voor de
keuze, de bundel heet Tweesprong. Het merk
waardige is hier dat deze bundel geen enkele
geheim bevat, waardoor de indruk ontstaat met
persiflages van doen te hebben. De bundel drukt op
duidelijke wijze, die trouwens banaal en triviaal
aandoet, levensmoeheid uit. Het is beleefdheid je
gens De Jong te denken aan persiflage, want zijn
versificatie berust op een zo buitensporige manier
op het enjambement dat je wel moet denken aan
persifleren. Wat anders te denken van doorzichtige
enjambementen, waarmee de bundel vol staat, als:
ieder vogelt/je zingt/zoals het gebekt is'. De
zegging van De Jong is onomwonden, praterlg,
nonchalant en maakt daarenboven overvloediglijk
gebruik van simpele woordspelingen, waarvan het
gemak alweer doet denken aan persifleren van
huidige trends. Wat te denken van een goedkope
ontmaskering van het structuralistisch systeem als:
'er ls verband/maar is het uiteindelijk niet/zoals
met,alle verband/een doekje voor het bloeden'. Uit
dit soort taalgebruik kun je wel opmaken dat De
Jong op een vervelende tweesprong staat. Een
psychisch pendant is uiteraard zijn media-vita-
sentiment, de jeugd voorbij en de toekomst onze
ker, dat maakt alles betrekkelijk en zinloos. Dat de
bundel in ieder geval uiterst modieus is, zal wel
niemand willen betwijfelen.
Iemand die almaar ouder wordt, is de dichter
Maurlts Mok. Met zijn late verzen, bijeengebracht
ln Grondtoon, heeft hij een sympathieke bundel
samengesteld, die laat zien hoe je met creatief elan
de dood nog kan weerstaan aan de grenzen van de
existentie. Het ls daar wel niet leuk, maar zo
verstild verwoord als Mok hier doet, lijkt het nog
draaglijk:
Nu, met de herfstzon in mijn rug,
een uitdovende einder voor mijn ogen
verinnerlijkt zich alle woede tot
de grondtoon van het universum,
vaart mij uit stenen en sterren dezelfde
wanhopige extase aan, verankering
die zich niet uit haar gronden los kén rukken.
De bundel bevat veel verzen met herinneringen
aan vroeger, aan de oorlog vooral, aan doden. Mok
weet 'dat eLke schrede over doden gaat'. Toch
herbegint hij telkens in gelatenheid aan zijn dich
ten en leven:
Mijn vingers voelen zanderig terwijl
ik ze strek om aan het werk te gaan,
woorden op de rand van hun bestaan
tegenhouden en doorzichtig maken
Zo slaagt hij erin ook zichzelf tegen te houden en
niet over de rand te glippen. Hij staat vol door
zicht en inzicht ln de werkelijkheid. Ook al trek
ken mensen door zijn geheugen, 'pelgrims zonder
doel', hij hoopt 'eenmaal de dag te prijzen/voordat
de avond hem heeft achterhaald'. Zo gaat hij door
de wereld, wandelend, dichtend, denkend, memori
serend. reizend te midden van levenden en doden
in binnen- en buitenland: 'sterren aan de horizon
van het geheugen'. Grondtoon is een weldadige
bundel, wat mij betreft.
Wie de bundel van D. Hillenius ln handen neemt
heeft Een klein apparaat tegen rechtlijnigheid vast.
Het bevat milieubewuste poëzie zonder larmoyante
tonen, de bundel is dan ook opgedragen 'aan de
terroristen die in bomen klimmen om ze tegen
houthakkers te beschermen'. Kennis der natuur
word je deelachtig wanneer Je de bundel leest, de
dichter is een goed docent en doseur: onderhou
dend. leerzaam en slechts een tikkeltje moralis
tisch. Een vleugje nostalgie komt daarbij. Meer
vragenderwijs dan ln de stellende trap geschreven
zijn de gedichten van een prettig aandoend soort.
De gedichten stippen licht aan wat zoal zwaar kan
vallen, en dat is vooral het leven ln vergelijking
met natuurlijk leven:
Wat zijn walvissen mooi
een vin. een hijgende opening
de boog van een groot lichaam
het andere leven
dat we nooit raken kunnen
D. Hillenius. Een kleine apparaat tegen rechtlijnig
heid. De Arbeiderspers. Amsterdam 1975, 60 blz.
14.50. Maurits Mok. Grondtoon. De Bezige BIJ
Amsterdam 1975. 48 blz. 14.50. Mart en J. G. de
Jong. Tweesprong. Nijgh Van Ditmar, 's-Graven-
liage-Rotterdam 1975. 60 blz. 12.50. Frank Esper.
Na het voorteken. Boucher, 's-Gravenhage 1975. 28
blz. 10.-.