toen en nu
ezien door kunstenaars
't Vluchtige bestaan
poëzie van Kees Winkler
c
Hier is mijn plaats op aarde
[WARTET ZATERDAG 14 JUNI 1975
KUNST IJ
Kruis
Cj aarstentoonstelling van de Kunsthandel Gebr. Douwes,
6, staat ogenschijnlijk helemaal in het teken van 'Amster-
ikó'. Meer dan honderd stadsgezichten: schilderijen, aquarel-
i jeningen, etsen en zelfs oude foto's; een particulier eerbe-
een kunsthandel, waarvan de naam hecht met die stad
len is.
el bescheiden pas op de
Vipagina van de catalogus
mtar enige aandacht aan he
rwordt ook het eigen jubi-
"ingetipt. Het honderdjarig
'I'01 van de firma Gebr. Dou-
bj kunsthandel wel te ver
bant eigenlijk werden de
rondslagen voor het bedrijf
j in 1805, toen de 'konst-
hïendrlk Douwes in het Sint
..Ie werd opgenomen,
zeventig jaar, dat's bijna
rt van die zevenhonderd.
ticulier eerbetoon waarvoor
■uit de eigen collectie. Niet
rste plaats een historische
telling dus, maar een over-
"hnengesteld uit wat voor
was. En dat omspant toch
jd zo'n drie eeuwen, vanaf
euw tot en met 1975.
van een twintigtal kunste-
ïet als hoofdmoot een klel-
lekeningen van Willem G.
t misschien wat eenzijdig,
1 het toch al zo enorme
tan deze kunstenaar hij
le alleen al meer dan 800
sn en tekende een niet
schatten hoeveelheid land-
n en stadsgezichten
imsterdam een zeer belang-
Gats in.
m, in dit geval van 1928
daag de dag, tekeningen,
i een enkel schilderij. Het
msterdam, maar niet alleen
emde torens en de andere
•ntale gebouwen, maar ook
ije aan de Bloemgracht, het
van Sloterdijk en de serie
zo sterk aan Amsterdam
en Muiderslot.
den zijn zeker niet alleen
iisch belangrijk: er zijn vele
dstige juweeltjes onder,
jaarlijke staaltjes van gede-
tmanschap.
blijft een onverzadigbaar
fer, die, wat hij ziet, en hij
1, vangt in een levendig
el. Willem Hofker is een
zoals eigenlijk alle andere
jaars op deze expositie, geen
le hyper-, super-, of foto-
Ie, maar een warmmenselij -
ftntische. En zeker op deze
stelling verdient dit werk
-plaats, eerlijk en gevoelig
is, pretentieloos in de ware
O he* woord, 'kleine bezighe-
ils Hofker het zelf zegt, 'die
^1 leven vulden en vervul-
-j Jan Wolter, eens een ver
late, impressionist, die
lis dank zij Douwes weer
il 'terug' is, neemt met 7
ijen ook een belangrijke
't Was Wolter vooral om
>r(ht te doen, een zuidelijk
lad hij, overladen met veel
blauw en sprankelend geel.
tongen en pittig zijn deze
I kleine paneeltjes, die hij in
zend tempo schilderde om
Jciale moment, dat hem ge-
had, zo goed en bewogen
fc te kunnen weergeven,
s Amsterdam is een Amster-
i de vroege voorjaarszon, op
de zomerdagen, zoals het óók
maar eigenlijk zelden (door
iders) geschilderd werd.
naar het dampige en
'Open haven front' van Da-
tulman, een van zijn hele
iverigens, en die noem ik nu.
meer in nood, omdat die
- van Amsterdam, de na-
winter-, regen-, sneeuw- en
Breitner, hier nu
nlg vertegenwoordigd wordt
door een voor zijn doen fleurig
doek, met bijna-zonllcht weerspie
gelend water en een niet-helemaal-
loden lucht, 'n Breitner in feest
stemming.
Zo, van de hak op de tak, kun je
ook deze expositie bekijken, want
plotseling sta je dan weer voor een
paar oude tekeningen of aquarellen,
'n Heel kleine Cornells v.d. Schal-
cke, 't Kattegat', het oudste stuk
van deze tentoonstelling, 'n paar
achttiende eeuwers, zoals Paulus
van Lienden, August Wijnantz of
Jan Hulswit en unieke zaken in
historische zin, zoals de 'Ronde Lu
therse kerk, na de brand' van G. P.
Westenberg.
Foto's
Trouwens, wat dat betreft kunnen
de liefhebbers hun hart hier opha
len in een aparte zaal met de
'vroegste foto's' van de stad. Want
net als Evert J. M. Douwes Jr nu,
die zich naast de oorspronkelijke
specialiteit van het huis, de kunst
van de Gouden Eeuw, ook ging
richten op de 19e en, later, zelfs op
de eigentijdse kuftst, durfden ook
de 'eerste' gebroeders wel wat
nieuws aan,
In hun geval: de fotografie. Foto's
van Amsterdam, waarvan ze an
sichtkaarten maakten, van die
bruine, vroeger nog in de schoenen
doos bij oma, nu ook al weer een
veel gevraagd en kostbaar wordend
verzamelobject.
Hier hangen de vergrotingen van
die soms meer dan honderd Jaar
oude foto's, soms geweldig van
sfeer, soms gewoon registrerend,
maar altijd van een uitstekende
technische kwaliteit. Met die fraaie
manhoniiehouten camera's óók
op de tentoonstelling schoten ze
deze plaatjes. Van dingen, die er
niet meer zijn, zoals de beroemde
Naatje, met op de achtergrond, dat
is heel goed te lezen, de Deutsche
Kaiserliche Post Agentur en de
beurs van Zocher; het Paleis voor
Volksvlijt, de Vijzelstraat vóór de
doorbraak, de Palmgracht vóór de
demping, maar ook het Centraal
Station in aanbouw en het nog
heel nieuw uitziende Aquarium van
Artis.
Maar ook het Amsterdam van nü
komt aan de orde. En als Je de al
eerder genoemde collectie van Hof
ker nü even buiten beschouwing
laat, is het wel opvallend dat Dou
wes de stad van vandaag laat zien
door.Rotterdamse ogen.
Het beste
Twee aquarellen van Jan Goedhart
bijvoorbeeld, een kunstenaar, die
naar mijn gevoel nog steeds niet
naar waarde geschat wordt. Wat ik
de afgelopen jaren van hem zag en
dat was niet al te veel, want hij
timmert niet bepaald aan de weg,
behoort voor mij tot het beste, wat
er op het ogenblik in dit land
gemaakt wordt.
Maar als ik er over schrijven moet.
sla ik dicht, wordt bet een stunteli
ge benadering. Ook deze aquarellen
lenen zich weer niet tot verwoor
ding: ze zijn sober èn rijk van
kleur en toon, hebben een enorme
sfeer (maar waar zit dat precies
in?) vergelijkingen gaan niet op,
verduidelijkingen lopen dood. Met
mode, welke mode dan ook, heeft
dit werk niets van doen. Goed, je
zou Goedhart een realist kunnen
noemen, maar dan ook weer alleen
omdat hij er zich kennelijk van
bewust is, niet zonder de realiteit
te kunnen. En Juist daardoor dringt
hij, waarschijnlijk, zo diep door in
het wezen der dingen en door mid
del van een uitermate eenvoudige,
(zo lijkt het) interpretatie van die
dingen, drukt hij veel meer uit, dan
een 'schoon uiterlijk' en een uiter
lijke waarheid alleen.
Charles Kemper is ook een realist.
En al heeft hij, net als de Ameri
kaanse fotorealisten een intense
aandacht voor de details, hij is
toch een 'gewone' realist, zonder
super-toevoegingen. Daar is. laat ik
maar zeggen, zoals het is, in deze
tijd een zekere moed voor nodig.
Want Kamper Immers brengt niets
nieuws, zo deden ze dat in de 17e
en 19e eeuw toch ook al? Iets
dergelijks zal ook naar voren ge
bracht worden over Ciano Siewert.
al is diens werk wat strakker, wat
meer gestyleerd.
Deze expositie biedt een unieke ge
legenheid dat gezichtspunt nu eens
serieus te toetsen, 'n Boeiende con
frontatie met wezenlijk verschillen
de zaken. Want Je zult er merken,
dat het dan niet om duidelijke
uiterlijkheden gaat, zoals de koets
of de platgeboomde schuit in het
ene en de auto of de bioscoopaffi
che in het andere stadsbeeld. Dan
zul je merken, dat ook verder alles
wat ogenschijnlijk eender is geble
ven, anders is geworden.
In de ogen van de kunstenaars.
Waardoor de bezoekers hier kij
ken.
j
I
-•1
Beeld uit 'Beroepsreporter'
Filmkroniek door
dr. H. S. Visscher
Rechts: Charles Kemper (geb. 1913): 'Dam met r
Paleis en Nieuwe Kerk', aquarel, 55 x 75 cm.
Rechtsonder: Paulus van Liender (1731-1797):
'Toren Swjjgt Utrecht, Binnenamstel', sepia
30 x 59,5 cm.
Onder: Johannes Rieke (1817-1898): 'Munt
toren van de Singel gezien', aquarel, 46 x.37 cm.
'-.V'w
^iTrjRH
oor T. van Deel
bundels van Kees Winkler volgen elkaar in r^p tempo op. In 1972 verscheen
edichten', een verzameling oude en niuwe verzen, in 1974 'Waar nooit ge
aaid wordt' en nu, in 1975, 'Zeven x vijf gevolgd door Symfonie Nr. 11'.
staan van de halve dagen-werkende dich-
ter-bibliothecaris, komt plotseling een on
bekende, maar geliefde vrouw: 'Ik viel
direct op haar ze stelde zich niet aan en
was gewoon gezellig, een beetje verlegen
lk had dat ook en we praatten over
niets'. Een van de geslaagdste verzen uit
deze bundel vind ik 'Voor J.':
[inklers poëzie heeft iets onbeholpens. Er
prdt vaak in gerijmd, maar met die
jjmen is het vreemd gesteld: ze doen
"gal slnterklaas-achtig aan, een beetje
teunend ook. Al net zo loopt het me-
'sch. Naar de inhoud lijkt Winklers poë-
zozeer de meest gewone dingen te
irijven, dat het wat suffig aandoet,
fen voorbeeld van deze eigenschappen le
ert het tweede kwatrijn van 'Interview':
Al wie mij thuis wil koinen bekijken
Ml mijn geelrleten stoel het prettigst lijken
lk zie hem al zitten een glas In de hand
en vragen naar mijn kunstzinnige kant
r lijkt een zondagsdichter aan het woord,
e charme van Winklers verskunst is haar
aïviteit, die naar ik geloof nogal onbe-
oeld is, maar juist daarom zo authentiek
'erkomt. Het zou van een onjuiste kijk
P dit werk getuigen, als men het op één
ij zou zetten met de hausse in sonnetten-
ihrijverij, expres krukkige gedichten, rij
melarijen, die we thans beleven. Winklers
<>ëzie is precies wat ze ls: 'men schept
ich het vers dat men dichten wou'.
[inkier waagt zich niet aan de grote
ingen. Ook in deze nieuwe bundel zijn
het weer kleine privé-notities, waaronder
opmerkingen over het eigen klein talent.
Dat ls de eerste afdeling van vijf: 'Vijf ik-
gedichten'. Daarin staat onder andere rij
kelijk ironisch te lezen: 'Ik lig nu voor
een gulden bij de Slegte zo is het einde'
van een klein talent'. Winkler weet heel
goed wat zijn poëzie waard is (en dat zal
deze nieuwe bundels vast lang uit De
Slegte houden). Naast het dichterschap ls
zijn vrouw een 'thema' in Winklers werk.
Judy staat voor de geborgenheid, zij heeft
de ontredderde vaste grond gegeven, kookt
eten, loopt rond door het huis, bij haar is
bet goed. De vijf Judy-gedichten laten in
alle eenvoud zien van hoeveel belang de
liefde van Judy is: 'lk ben met haar
getrouwd uit zelfbehoud'. Hetzelfde kan
Dverigens van de poëzie gezegd worden;
die vervult een duidelijke vastleggende
functie in Winklers bestaan. Ook een hou
vast. Maar in zijn relatie tot Judy wordt
iet vervaarlijke leven bezworen: 'ik weet
dat wij twee gelieven zijn die te weinig
lijden onder het menselijk tekort'.
Het is dan ook eventjes een schok ln deze
bundel te lezen van een tweede vrouw,
Joke. Aan de Judy-gedichten gaan vijf
liefdes-gedichten vooraf, die alle gericht
zijn aan haar. In het overzichtelijke be-
Tussen het koren een karrespoor over
onder twee linden het huisje van Clovls
rieten dak, klapbank en waterpomp
wU zitten er ln de septemberzon
Walter hakt hout, poes klimt op het dak
Judy zet korde en op mijn gemak
schrijf ik een vers voor Jou die er niet bent
om te vertellen van 't blauw In dit weekend
De hemel dus blauw en het groen steeds
nog prachtig
des ochtends de dauw. de middag herfstachtig
een schot uit een Jachtgeweer Is te horen
koolwitjes dwarrelen boven het koren
Je staat momenteel aan de tap In 't cafe
en neuriet het wijsje der Jukebox mee
hier glinsteren splnnewebben licht ln de zon
ik wou dat ik zo rag een vers maken kon
Winkler is een uitstekend stemmingsdich
ter. Hij kan een paar observaties aaneen
rijgen die een situatie of een gesteldheid
fijn weergeven. Vooral als het de natuur
betreft munt hij daarin uit. Vijf natuurge
dichten bewijzen dat weer, waaronder:
Zo rustig Is het wolkendek
ver weg zingen nog vogels
licht valt gedi nipt naar binnen
het schemert in het zomergroen
Van de goudenregen vallen druppels
de Japanse kers is ultgebloesemd
de ribes verspreidt zachte geuren
het regenen zet niet door
Hier Is mijn plaats op aarde
dicht bij de leverbalsein
en de schemerwitte margrieten
Het duistert In de tuin
ik zal nooit verder komen
en daar heb lk vrede mee
De bundel bevat voorts vijf kwatrijnen,
vijf Loge-gédichten (met vrijmetselaars
symboliek erin), en vijf meng-gedichten.
Besloten wordt met een enorm gedicht,
'Symfonie Nr. 11'. zoals Winkler er al tien
(veel kleinere) ooit maakte. Dit keer is de
tweede geliefde Joke het onderwerp. In de
zo'n 500 versregels tellende tekst staan de
overwegingen te lezen voor en tegen toe
geven aan de verleiding. Het is een curieus
geval, dit lange (vaak wat krukkige) vers:
'Ik weet niet of lk van haar hou tenslot
te heb ik zelf een vrouw die mij zeer lief
ls maar op wie ik niet verliefd meer
ben'. Het leven kraakt niet in zijn voegen
en de dichter komt weer veilig bij Judy
terecht. Niemand had ook anders verwacht
in deze poëzie, waarin alles zoveel moge
lijk huiselijk wordt gemaakt, bezworen
dus:
Volgende week vakantie In Hoog Soeren
de langste dag beleven tussen de dennen
en onze specht horen kloppen op de stammen
Kees Winkler. Zeven x vijf gevolgd door
Symfonie Nr. 11. Erven Thomas Rap, Am
sterdam. 1975. 82 blz. 8,90.
Het meest fascinerende element van de films van Antonioni is de
stilte. Al in zijn vroegere films 'L'aventura' bijvoorbeeld is
die stilte beklemmend aanwezig. In 'La Notte', 'L'eclisse' en 'Deser-
to Rosso' is zij overweldigend. Ik meen dat het 'L'eclisse' is, waarin
zich een passage afspeelt tijdens een tochtje in een sportvliegtuig,
terwijl de stilte in steeds toenemende mate beslag op de dingen
gaat leggen. Het menselijk leven lijkt weg te vallen, over blijft de
hegemonie der dingen als enige concrete, tastbare aanwezigheid.
Geen geschreeuw verscheurt meer die stilte zoals in Antonioni's
'II Grido' nog het geval was
Antonioni's personages verdwijnen
door een tekort aan soortelijk ge
wicht. ze vervluchtigen, ze gaan op
in 'de dingen'. Het slot van 'L'eclis
se' doet denken aan een apocalyps:
we zijn onze twee hoofdpersonen
'kwijt' geraakt we weten eigen
lijk niet hoe en over blijft
alleen de werkelijkheid der concre
te, alledaagse dingen, al maakt An
tonioni door signalen een kran-
tekop over de atoombom bijv.
duidelijk dat ook die objectieve
werkelijkheid 'eindig' is en in het
grensgebied der vervluchtiging te
rechtgekomen is.
Het is echter allerminst abstracte
metafysica die Antonioni bedrijft.
Zijn wereld is zowel metafysisch als
psychologisch: hij maakt door
nauwkeurig waarnemende analyse
duidelijk waarin het tekort aan
soortelijk gewicht schuilt: in zijn
personages zelf die, hoe dan ook,
vervreemd zijn van de werkelijk
heid, geen wezenlijke identiteit
hebben en onmachtig zijn tot enige
communicatie. Antonioni's mise-
en-scène waardoor zijn personages
óf vanuit twee verschillende ruim
ten met elkaar spreken, óf met de
rug naar elkaar toe zitten, is een
beroemd 'stempei van zijn films.
Mysterie
Tegenover de moderne mens staat
de werkelijkheid als een massief
mysterie. Zij leeft een eigen leven
en beantwoordt aan eigen, slechts
te vermoeden, wetmatigheden, die
de mens hooguit als 'toeval' kan
aanduiden. Ook Locke, de hoofd
persoon van Antonioni's nieuwste
film, 'Beroep: reporter', onderkent
het toeval. Het is typerend dat
Antonioni dat toeval ook tóónt.
Locke weet zeker dat hij het meisje
Maria Schneider dat als een
soort loodsmannetje zijn reis naar
het einde begeleidt, eerder gezien
heeft. Hij weet alleen niet wéür.
Als Locke veronderstelt dat het in
Londen geweest zou kunnen zijn,
beaamt zij dat dat mogelijk is. Wij,
toeschouwers, weten dat dat inder
daad zo is. Locke, die in Afrika de
identiteit heeft aangenomen van
èen daar aan hartverlamming Over
leden man, Robertson, brengt in
Londen een heimelijk bezoek aan
Robertsons huls. Op weg daarheen
komt hij door een parkje, waar een
meisje op een bank zit te lezen. Hij
heeft haar echter niet opgemerkt.
Maar zij hem evenmin, naar een
camerabeweging óns nadrukkelijk
laat zien. Daardoor worden veron
derstellingen als zou het meisje een
soort 'geheimagente' zijn tenietge
daan. Wat er 'eenvoudig' aan de
hand ls, is dat de werkelijkheid een
situatie oplevert die geen van belde
personages bewust heeft meege
maakt, en die later als een vaag
vermoeden, een 'dé ja-vu'-ervaring
naar de oppervlakte komt.
Antonioni's techniek is deze: hij
brengt de als vanzelfsprekend
ervaren en daarom nooit 'geziene'-
werkelijkheid naar voren toe en
schuift het Individuele lot held
en heldin, protagonist en antago
nist steeds verder weg naar de
achtergrond tot ze erin opgelost
zijn. Vandaar die grote aandacht
voor de doodgewone dingen. Bijna
alle passages beginnen met dingen
dikwijls kleine dingen in close-
up: een elektriciteitsdraad, een
draaiende fan en pas daarna
schuiven personages in het beeld
vlak. ze worden als het ware Inge
vuld ln de werkelijkheid. Omge
keerd gebeurt hetzelfde: de dingen
staan nog op het doek, als de per
sonages al uit het beeld verdwenen
zijn. Bij het conventionele filmen
zou men van een te lang aangehou
den, niet goed getimed shot spre
ken. Bij Antonioni ls het zoals
leder beeld en iedere kadrering van
hem de directe expressie van
een zeer persoonlijke visie en bele
ving.
Klassiek
Het inmiddels al klassiek geworden
slot van 'Beroep: reporter' is daar 'n
sprekend voorbeeld van. David Loc
ke, die de identiteit van Robertson
heeft aangenomen, wordt van twee
kanten met eliminatie bedreigd. Al
lereerst blijkt Robertson een clan
destiene wapenleverancier voor gu
errillatroepen in een Afrikaanse
staat, en wordt hij dientengevolge
gezocht door geheimagenten van de
officiële regering. In de tweede
plaats ontdekt Lockes vrouw via
het paspoort van haar man, dat er
een Identiteitsverwisseling heeft
plaatsgevonden en komt hem, met
behulp van de politie, steeds dich
ter op het spoor. Wie hem ook het
eerst bereikt, het zal de eliminatie
van 'Robertson' betekenen, zoals
hijzelf Locke geëlimineerd heeft.
Op welke manier dan ook hij zal
zijn identiteit daarbij verhezen. In
die uitzichtloze situatie een
doodlopend slop stuurt hij het
meisje, zijn 'loodsmannetje', weg
en blijft alleen in de hotelkamer
achter. Het meisje vertrekt niet,
maar blijft, hevig geëmotioneerd, ln
de buurt. Locke gaat op bed liggen
en staart door het getraliede ven
ster naar bulten, naar het markt
pleintje van het primitieve dorp
waar hij gestrand is. Op dat plein
'geschiedt' de werkelijkheid een
doodgewone alledaagse realiteit in
haar massieve, raadselachtige on
doorgrondelijkheid. De camera
dringt met een uiterst langzame,
minuten durende zoom-be weging
naar het raam toe Antonioni
bewaart het geheim van die opna
me tot het boek over de film uit is
waardoor we de twee traliespij -
len steeds meer uiteen zien wijken,
totdat ze aan weerskanten uit het
beeldveld verdwijnen en we 'bui
ten', in de werkelijkheid zijn. In
het begin van die opname is Locke
links onderaan in het beeld, nog
net zichtbaar, al 'aangesneden' door
het beeldkader: door de zoom-be
weging verdwijnt hij uit het beeld,
hij volt als het ware uit het beeld,
maar niet dan nadat we nog heb
ben kunnen waarnemen, hoe hij
zich op zijn bulk omdraait en daar
mee precies dezelfde houding aan
neemt als die waarin hij indertijd
de dode Robertson heeft aangetrof
fen. Dan zijn we hem kwijt, hij is
uit de film gevallen, opgelost. De
lijnen van de achtervolging kruisen
elkaar op het marktplein: de 'ge-
heimagenten', Locke's vrouw, het
meisje.Even later weten we. dat
Locke dood is. Mysterie. Is hij ver
moord door de geheimagenten?
Heeft hij zelfmoord gepleegd?
Heeft hij. zoals Robertson, een hart'-
aanval gekregen? Geen enkel sig
naal doet de definitieve oplossing
van het raadsel aan de hand. Dat is
zeer expresselijk zo. Locke is een
voudig weg, vervluchtigd in 'werke
lijkheid', definitief uit zijn identi
teit gevallen (daarom ls die per
spectiefwerking van de uit elkaar
wijkende trallespljlen zo aangrij
pend en veelzeggend).
Onuitwisbaar
Tenslotte is er dan nog een statisch
eind-shot. Hetzelfde hotelletje,
maar nu bij avond. De politie-au-
to's zijn weg. De hoofdpersonen
zijn weg. De hotelier gaat een
luchtje scheppen ln de snel Inval
lende duisternis, en zijn vrouw
blijft op de buitentrap zitten. Al
het andere ls 'opgelost', het lijkt of
het er nooit geweest is.
Er zijn momenten, ervaringen bij
het aanschouwen van Antonioni's
films, die men nooit meer kan ver
geten: momenten die onherhaal
baar maar ook onuitwisbaar zijn.
Zo'n moment heeft Antonioni ook
in deze film weer weten te schep
pen: de bijna lichamelijke ervaring
van dit vervluchfcigingsproces der
Identiteit, de oproeping van een
stilte die ndet tussen gebeurtenis
sen, gebaren en woorden ligt, maar
die zélf 'gebeurtenis' Ls: manifesta
tie van een ondoorgrondelijke,
massieve werkelijkheid om het be
staan heen. Hoeveel grandioze mo
menten de film als geheel ook be
vat. het einde mag terecht nü al
'klassiek' genoemd worden.