Ja en nee bij jubileum Centrum voor de kerkzang Driemaal Dankbaar Vandaag Han Lammers, Klaas Schilder en Isaac da Costa m Beroepingswerk Onze adressen TROUW/KWARTET ZATERDAG 7 JUNI 1975 KERK 2 door prof. dr. G. J. Hoenderdaal Morgen, zondag 8 juni; zal in Rotterdam het feit herdacht wor den, dat in 1935 een groep kerkmusici en theologen een vereni ging voor protestantse kerkmuziek oprichtten. De inspirerende figuur was Van der Leeuw die met verschillende vooraanstaande organisten en koorleiders als Schuurman, Mudde, Stam en Ous- soren kwam tot het organiseren van jaarlijkse conferenties, het uitgeven van muziek die geschikt is voor de protestantse ere dienst en de publicatie van het tijdschrift Kerk en Muziek. E— re rij God in den ho- ge, vre- 5-* 6 de op (men - sen) oor- de, in de men- sen een wel- be- ha- Toen het Centrum voor de kerkzang vijf jaar bestond, is een prijsvraag uitgeschreven voor het maken van een canon. Be kroond werd bovenstaande zes-stemmige canon 'Ere zij God' van Gerrit de Marez Oyens. Zonder het ijveren van de secre taris de heer C. van Dorp zou dit werk overigens niet van de grond zijn gekomen. Deze vereniging had haar voorloper gehad in de jaarlijkse conferenties van Muziek en Religie die op het Oolgaardt- huis te Arnhem werden gehouden onder leiding van Van der Leeuw en Spelberg. De bedoeling van deze conferen ties was om zich te bezinnen over de religieuze betekenis van de muziek als zodanig. Mensen als Jaap Stotijn, Laurens Bogtman, Felix de Nobel en Jaap Feldkamp waren er trouwe bezoekers. Maar hier werd de relatie met de kerk muziek niet gelegd, hoe spiritueel en stimulerend deze conferenties overigens ook waren. Liturgie De nieuwe vereniging ontstond in dezelfde periode waarin het litur gisch oesef in de hervormde kerk opleefde, de periode van de felle discussie rond de liturgie tussen Noordmans en Van der Leeuw. Men was nog aan het zoeken. Enige traditie van protestantse kerkmuziek op calvinistische bo dem was er niet. Men wendde zich voornamelijk tot de lutherse kerkmuziek en wierp zich op her uitgave van Bachcantates. Maar de komst van Ina Lohr naar ons land vestigde opnieuw de aandacht op de schoonheid van de psalmmelodieën. Daardoor werd ook Sweellnck herontdekt en Goudimel. Sweelkicks psalmen zijn nooit in de kerk gezongen. Het calvinisme weerde de over macht van de klank over het woord. Meerstemmig gezang zou het woord van de psalmist bedek ken. Orgelspel was in dit licht niet alleen overbodig, maar zelfs schadelijk. Men zong onder lei ding van een voorzanger, onbege leid. Het werk van Goudimel en van Sweelinck werd in de hulzen gezongen, niet in de kerk, het orgel werd bespeeld buiten de uren dat er eredienst was. Dat op deze basis de kerkmuziek geen grote bloei kon bereiken was dui delijk. In 1935 stonden we voor een vacuüm. Alleen de christelijke zangvereniging bloeide en deze bleek meer een concurrent van de kerkkoren te zijn dan een stimu lator. In 1950 ontstond uit de vereni ging voor protestantse kerkmu ziek. het Centrum voor de kerk zang, waarin al spoedig niet meer uitsluitend werd gewerkt voor de kerken van reformatorische oor sprong maar een verbreding in oecumenische zin werd gezocht. In principe richt dit centrum zich ook tot de rooms-katholleke kerk. Maar het is duidelijk dat de rijk dom van de kerkmuzlkale traditie die men daar bezit niet gemakke lijk was samen te smelten met de prille beweging voor de protes tantse kerkmuziek op reformatori sche grondslag. Wel werd veel aansluiting gevonden bij de lu therse kerkmuziek, nu vooral bij Schütz, meer nog dan bij Bach. De plaats die in de reformatori sche groep vervuld werd door Van der Leeuw werd bij de lutheranen door Koolman ingenomen. Het tweetal Van der Leeuw en Kooi man neeft altijd in goede samen werking gefunctioneerd ten bate van de zaak van de protestantse kerkmuziek. Met de intrede van het Centrum voor de kerkzang kwamen ook jonge musici naar voren: Mehr- tens, De Marez Oyens, Boeke, Ou wehand en vele anderen. Het Prof. dr. W. F. Dankbaar een rijksuniversiteit aan het werk zien. Dat wil dus zeggen dat elke vogel zingt zoals hij theologisch, kerkelijk en eventueel ook niet- kerkelijk gebekt is. Er verschijnen vaak feestbundels waarin mensen van hetzelfde vak iemand huldigen, collega's en/of leerlingen. Bceken waarin allerlei vakken zijn vertegenwoordigd ko men meestal van vrienden uit het gehele land. Ik moet echter jaren teruggaan om een bundel te vinden waarin een complete faculteit zich presenteert. En jaren terug bete kent: toen maakten alleen profes soren de dienst uit en schreven enkel zij zo'n boekje vol. Dat is na 1968 niet meer mogelijk en weten schappelijk ook beslist ongeoor loofd. Na alle wisselingen en uitbreidin gen slaagt de Groningse theologi sche faculteit er toch in. om door alle docenten en onderzoekers van welke rang of honorering ook. te laten zien: zo zijn wij met een theologisch onderwerp bezig, zo be drijven wij theologie. We verstaan eikaars vaktaal nog. We laten el kaar de ruimte maar spreken elkaar aan op wetenschappelijkheid en menselijkheid. Daarom kennen we de waarde van bepaalde figuren in ons midden. Een faculteit die zo werkt is met de bundel als geheel te feliciteren. Het boek vormt een waardige hulde aan iemand die het zijn vrienden nooit moeilijk heeft gemaakt om hem te waarderen. Alleen op één punt was het lastig om in zijn buurt te zijn: hoevelen hebben zich afgepijnigd om synoniemen voor zijn naam te vinden, als ze onder woorden wil den brengen wat ze voor hem voel den? En dat wordt na deze bundel nog veel moeilijker. De Utrechtse kerkhistoricus prof. dr. O. J. de Jong kondigt aan: Gra- tias Agimus. Opstellen over Danken en Loven, aangeboden aan Prof. Dr. W. F. Dankbaar. Uitg. Instituut voor Liturgiewetenschap, Nieuwe Kijk in 't Jatstraat 104, Groningen, 160 blz. prijs 18.50. aantal uitgaven van kerkmuziek door het Centrum verzorgd be draagt nu reeds meer dan vier honderd. Het zijn grotendeels koorzettingen van psalmen en ge zangen, maar er zijn ook grotere werken bij van Praetorius, Schütz. Distier, e.a. Een der nieuwste uit gaven is de bundel twaalf koor stukken voor de eredienst van Adr. C. Schuurman, uitgegeven ter gelegenheid van diens veertigjarig ambtsjubileum. Ter gelegenheid van de herdenking van veertig jaar kerkmuziek en 25 jaar Cen trum voor de kerkzang verscheen een goed overzicht, geredigeerd door de huidige secretaris, de heer W. H. Morel van Mourik. Succes Heeft zo'n beweging nu succes gehad? Ja en neen. Laten we met het positieve beginnen: zonder deze beweging en haar medewer kers was het nieuwe Liedboek voor de kerken niet tot stand gekomen. Men zal onder de'com ponisten van nieuwe liederen veel leden van het Centrum vinden. Ook de vierstemmige zettingen zijn van hun hand. Allerlei initia tieven zoals b.v. het lied van de week komen mede in relatie met deze groep tot stand. En toch is er ook een negatieve kant. De echte kerkmuziek is in de kerken van calvinistische oor sprong nooit goed op gang geko men. De meeste kerken hebben geen vast kerkkoor. Als er een kerkkoor is lijkt de stijl van hun zingen en de keuze van hun liede ren nog sterk op die van de chris telijke zangvereniging. Met liefde zingt het kerkkoor het Ave Verum van Mozart, wat moeilijk tot de protestantse kerkmuziek gerekend kan worden. Hoe mooi de muziek ook is. de tekst waarin het ware lichaam van Christus, aanwezig in het sacrament, wordt bezongen is niet bepaald in overeenstemming met de reformatorische sacra mentsgedachte. Over de verhouding woord en toon heeft Van der Leeuw veel gedacht en geschreven. In het be gin hebben we daar ook nogal gewichtig over gedaan. Ik herin ner mij nog hoe op een conferen tie van de vereniging voor protes tantse kerkmuziek na een discus sie over het gevaar dat het woord in de klank zou worden opgelost, de componist Oskam uitriep: 'en mag het dan ook nog mooi zijn wat we maken?' Zo streng calvi nistisch waren we wel in die tijd! Ook waren er discussies tussen hervormden en lutheranen of het koor aan de kant van de gemeen te als deel der gemeente moest zingen of dat het een priesterlijke functie bij het altaar had. als deel van de verkondiging van het evangelie. Dit soort discussies ko men nauwelijks meer voor. Maar de strijd om zuiverheid en eerlijk heid in de kerkmuziek gaat voort. Geen Ave Verum, geen bruidskoor uit Lohengrin, geen Largo van Hündel! Geen leentjebuur spelen bij muziek die niet werkelijk bij ons past. Beat-muziek Tegenwoordig is deze strijd vrij wel gewonnen. Maar een ander probleem is nu meer actueel n.l. dat van de beat-muziek in de eredienst. Beatmissen, combodien sten e.d. tieren welig en trekken veel jeugd. De musici die met het werk van het Centrum verbonden zijn zien ook hier een vreemd, niet bij de stijl en de boodschap van het evangelie passend ele ment. De primitieve roerselen die aan deze muziek ten grondslag liggen verduisteren het evangelie eerder dan dat zij het dragen. Ook hier weer het klank-imperia- lisme, afgezien nog van de kwali teit van het gebrachte. Men verwijt het Centrum voor de kerkzang deze terughoudendheid. Men vindt de melodieën van de componisten die tot deze groep behoren niet sappig genoeg, te veel elitair, 'niet in het gehoor liggen'. De bezwaren zijn legio. Toch ben ik ervan overtuigd dat op den duur dit werk een zuive rende en stimulerende invloed zal hebben op onze eredienst. Al is het aantal kerkkoren dat van deze uitgaven gebruik maakt verhou dingsgewijze gering (ook al zijn er oplagen van drieduizend exem plaren verkocht) wij mogen ho pen op poei ook al door de hulp van radio en tv waar we nog al eens zettingen van het Centrum te horen krijgen. Wie voor dit belangrijke werk belangstelling heeft richte zich tot de secretaris van het Centrum, Hildegaarde 14, Maasland. Prof. dr. G. J. Hoenderdaal, re monstrants theoloog, is hoogleraar te Leiden. Prof. dr. Klaas Schilder MORGENNEVEL De woorden die morgen als profe- tenlezing in de kerken te horen zijn spreken van een vroomheid als een morgennevel. Ze stammen uit Hosea 6. In de nood, zegt God; keren de mensen zich allicht tot Mij. dan hebben ze Mij nodig, maar is het gemeend? Of ben Ik alleen maar de nooddeur, het valscherm, het laatste redmiddel als alles ge faald heeft? Wat moet ik met u beginnen, vraagt God zich af. In de verbondsgemeenschap gaat hét op die manier toe. Helaas, moet er bij gezegd worden. De genade van het verbond wordt zo gauw als vanzelf sprekend ervaren. De verwondering valt weg. Uw goedheid is elke mor gen nieuw over ons. Dat went gauw en dat slijt uit. Niets went zo snel als dit en dan is de kern er uit. Dan is het geen werkelijke vroom heid meer, maar een morgennevel die snel verdwijnt als de dag begint en de besognes er weer aankomen. Die morgennevel kan ook een kerk gang uit gewenning zijn. Over het algemeen willen we daar weinig kwaad over horen. Wees blij "dat er nog mensen gaan, zegt men dan. Jaag ze nou ook nog niet weg door ze te verwijten dat ze uit sleur gaan. Zo iets kunnen we elkaar moeilijk verwijten, want wat weten wij van eikaars diepste motieven? Maar God brengt die zaak wel ter sprake. Die zaak van het gemeend- zijn en of we er achter staan en of we werkelijk Zijn weg willen gaan of alleen maar tijdelijk een licht willen hebben. Daar is allemaal verschil tussen. Dat hoeven we niet tegen elkaar te zeggen, maar soms kunnen we er elkaar bijroepen en zeggen: Moet je horen, wat Hij hier zegt! Dat is een levenszaak, een zaak van echtheid of schijn, waar heid of leugen en tenslotte leven of dood. NED. HERV. KERK Beroepen te Kinderdijk: H. Jonger- den te Veenendaal; te Capelle a.d. IJssel: J. den Hoed te Sliedrecht; te Wijk bij Heusden: G. S. A. de Knegt te Kesteren. Beroepbaar: G. Hoekstra, Lellen- sterweg 21, Stedum; J. van Twist, Korreweg 164, Groningèn. GEREF. KERKEN Benoemd voor het pastoraat bij De Jeugdhaven te Arnhem: J. J. Brinkman part-time evang. pred. voor de classis Arnhem en Ede, wonende te 'Westervoort: tot bij stand in het pastoraat te Diemen- Watergraafsmeer: drs G. v.d. Velde te Amsterdam, die deze benoeming heeft aangenomen. GEREF. GEMEENTEN Beroepen te Aalst, Beekbergen. Bo degraven, Groningen, Den Haag-C., Hoogvliet, Klaaswaal en Zwijn- drecht: J. Kareis, kand. te Rotter dam. Beroepbaar: J. Kareis, le Jericho- straat 58, Rotterdam. GEREF. KERKEN (VRIJG.) Intrede op 6 juni te Wageningen: kand. M. H. Oosterhuis uit Dokkum. GEREF. KERKEN (VRIJG. B.V.) Intrede te Culemborg: J. Keuning uit Nijmegen. In dezelfde dienst neemt W. G. Rietkerk afscheid. Ds. Rietkerk blijft verbonden aan de stichting l'Abri te Eek en Wiel. CHR. GEREF. KERKEN Afscheid van Apeldoorn: J. H. Ve- lema ber. te Nunspeet. BAPT. GEMEENTEN Intrede te Dordrecht: R. Reiling uit IJmuiden. Beroepen te Treebeek: Chr. Eijer te Hoogezand. VRIJE EV. GEM. Beroepen te Franeker: kand. E. J. Waming te Amersfoort. EV. LUTH. KERK Beroepen te Zwolle/Deventer: H. Mudde te Den Helder. HOOFDKANTOOR: Nieuwe Zijds Voorburgwal 276-280, Amsterdam. Tel. 020-220383. Postbus 859. ROTTERDAM: Westblaak 9-11, Rotter dam. Tel. 010-115588. Postbus 948. DEN HAAG: Parkstraat 22, Den Haag. Tel. 070-469445. Postbus 101. LEIDEN: Steenstraat 37, Leiden. Tel. 071-31441. Postbus 76. DORDRECHT: Scheffersplein 1. Dor drecht. Tel. 078-33370. Postbus 118. GRONINGEN: Nieuwe Ebbingeslr. 25. Groningen. Tel. 050-125307. Postbus 181. ZWOLLE: Melkmarkt 56, Zwolle. Tel. 05200-17030. Postbus 3. door prof. dr. O. J. de Jong Tijdens een excursie langs allerlei kerkgebouwen is gisteren door stafleden van de Groningse theologische faculteit aan professor dr. W. F. Dankbaar een bundel aangeboden, getiteld: 'Gratias agimus'. Deze woorden uit het Gloria betekenen: 'wij zeggen dank'. De aanbieders hadden al vroeg gehoord dat professor Dankbaar van plan is om zijn ambt neer te leggen bij het begin van de ko mende cursus. Nog voordat er over een officieel afscheid werd ge sproken, heeft het Instituut voor Liturgiewetenschap te Groningen de gelegenheid aangegrepen om een bundel samen te stellen waar aan haast alle docenten en onderzoekers van de Groningse facul teit hebben meegewerkt. De naam van de gehuldigde bepaalde het thema. Het zijn eenentwintig opstellen over Danken en Loven die, met een portret van de scheidende hoogleraar, keurig door het in stituut zijn uitgegeven. Er-zijn dunkt me drie redenen om deze bundel aan te bevelen. Aller eerst een persoonlijke. Want dat een gehele faculteit present wi." :ijn om iemand te huldigen en ev in slaagt die hulde wetenschappelijk vorm te geven, gebeurt alleen wan neer iemand door allen wordt ge waardeerd en wanneer allen zich op.enigerlei wijze met hem verbon den voelen. In;de opstellen wordt uiteraard niet of weinig over de vertrekkende ge- spföken. Maar de grote trouw en bescheidenheid waarmee hij heeft gekerkt, hebben deze weerklank opgeroepen. Hij had en heeft een ipprkwaardige voorkeur voor on dankbaar werk: voor secretariaten zoals van het door hem mee opge richte Nederlands Theologisch Tijd schrift, van het eveneens door hem mee gestichte Kerkhistorisch Gezel schap, later ook van zijn faculteit en tenslotte van de toenmalige academische senaat. Professor Dankbaar was lid van de eerste generale synode van de her vormde kerk in 1945 en later van allerlei kerkelijke commissies. Ook aan de door hem beklede voorzit terschappen was veel werk en naar het oordeel van een buiten staander weinig eer te behalen: idat van de oecumenische raad bij- voorbeeld. In een zeer roerige perl- ode aanvaardde hij het rectoraat van zijn universiteit. In al die functies dwong hij respect af om de volstrekt eerlijke manier daarop hij discussie voerde en an- deren bejegende. 'Zonder arglist': I als hij die wel had gehad was hij er zeker bij dat rectoraat 'onderdoor gegaan' zoals dat tegenwoordig - heet- 'Zonder ijdel eerbejag': als hij dat wel had gekend was Groningen hem naar elders kwijt geraakt want zu£ke mogelijkheden zijn hem ge boden. Deze algehele betrouwbaar- head maakte indruk. Zij die hem nu huldigen, mogen weten dat zij uit naam van vele anderen in ons land en daarbuiten handelen. De bundel is ook om het onderwerp aan te bevelen. Het thema 'Danken en Loven' is naar alle kanten uit gewerkt. Zeven opstellen gaan over het wezen en begrip van deze woorden: de gevaarlijke kant ervan hun gebruik in andere culturen, hun plaats in linguistiek en logica, hun aanwending door Socrates. Thomas van Aquino en Kant, hun verhouding tot het protest, hun godsdienstpsychologisch karakter, en hun betekenis als denkvorm voor de dogmatiek. In vijf bijbelse opstellen komen niet enkel Oude en Nieuwe Testament, maar ook literatuur daaromheen ter sprake en worden allerlei teksten belicht. Onder de rubriek 'kerk' vallen vier opstellen: wat protestantse dankof fers in de liturgie zijn. hoe Luther en Zwingli over het avondmaal dis cussieerden. hoe catechismi over dankbaarheid spreken en hoe Jonge kerken dit begrip niet schijnen te kennen jegens hun moederkerken. Dit zijn thema's die horen bij het eigen vak van Prof. Dankbaar: de kerk- en dogmengeschiedenis, en die met zijn eigen publicaties te maken hebben zoals over Calvijns sacra- mentsleer, over het calvinisme, over zending en oecumene- Als resultaat van zijn Groningse periode mag hij zeker ook de laat ste vijf opstellen zien. die met 'lied' zijn aangeduid. Hij was Immers de eerste directeur van het instituut voor Liturgiewetenschap, samen met de betreurde Lekkerkerker. De ze opstellen beginnen in Oud-Egyp- te en gaan via een vroeg-chrlstelijk dichter naar enige kerkliederen, waarbij in het ene de voorgeschie denis, in het andere Bachs verwer king. en in het laatste de vertaling de nadruk krijgt. In de rubricering weerspiegelen zich de contacten van de gehuldig de. Hij heeft door zijn naam 'vat' op zich gegeven. Zou hij die ooit zo op de ontleedtafel hebben gezien? De lezers zullen graag delen in zijn erkentelijkheid Jegens de auteurs, die grondig wetenschappelijk werk leverden. Compleet werkstuk De bundel loont tenslotte de moeite als compleet werkstuk. Hier kan men een theologische faculteit van door A. J. Klei Han Lammers is voor mij veel minder wethouder van Amster dam dan een onvoltooide gereformeerde theoloog en een geest driftig organist. Toen ik hem onlangs weer eens trof in café Hoppe, praatten wij dan ook niet over metro en Nieuwmarkt- buurt, maar over kerkorgels en godgeleerden. Om precies te zijn: over het Oudekerksorgel en over professor Klaas Schilder. Wat het Oudekerksorgel betreft, dat zal deze zomer weer in onge repte glorie klinken. Han had er al weer op gespeeld en met luid ruchtig op de tapkast tromme lende vingers deed hij voor, hoe stevig je in de toetsen moet grij pen. Dit geschiedde, om het met een regel uit de oude psalmberij ming te zeggen, tot verbazing der beschouwers. Onder hen was de voor afnemers van deze pagina niet onbekende cartoonist Len Munnik, ook een gereformeerd ie mand. Het is trouwens opmerke lijk hoeveel gereformeerden, al dan niet afgedwaald, je in Hoppe ontmoet. Nadat we het muzikale onderwerp op een ons tot volle tevredenheid stemmende wijze afgehandeld hadden, begaven Han Lammers en ik ons onbekommerd op theo logische paden. Ik verhaalde van de vreugden die ik beleefde aan een pas verschenen boekje van de vrijgemaakte Kamper hoogleraar J. Kamphuis. Hierin zet deze uit een waarom Isaac da Costa niet meeging met de Afscheiding van 1834. Uiteraard betreurt professor Kamphuis de houding van Da Costa. Hij wil echter de vurig- vrome dichter zó lang na dato niet al te hard vallen en om nu toch iemand op z'n kop te kunnen geven, pakt de heer Kamphuis dr. Jaap Meyer grondig bij de lurven, want deze heeft in een inmiddels ruim dertig jaar oud proefschrift triomfantelijk beweerd dat in de latere Da Costa de jood weer op stond ten koste van de christen. Han hoorde mij geduldig aan. zo ls-t-ie wel, maar toen ik bij de nadering van een nieuwe verte ring even pauzeerde viel hij (nu we 't tóch over vrijgemaakten hebben) in met de mededeling, een groot bewonderaar te zijn van Schilder. Die vent stelde wat voor! In hem bloeide een onaf hankelijk gereformeerdendom met anarchistische trekken! Ik knikte eerbiedig en had als bescheiden bijdrage tot de conversatie, dat Schilder in de vooroorlogse jaren Du Perron en Marsman kende, terwijl de meeste gereformeerde theologen in kerkboderecensies zorgelijk nagingen of bepaalde christelijke romans niet te ver gingen. Ik was overigens wel benieuwd waar de liefde van Han Lammers voor Schilder vandaan kwam. Hij vertelde dat hij ooit enige tijd in 'n klooster had vertoefd. Over de aanleiding tot dit verblijf was hij nogal mistig, het werd me niet duidelijk of hij voor een meisje op de loop of naar een orgel op weg was. Het lijkt me een taak voor zijn latere biografen, dit uit te zoeken. In elk geval trof Han in de bibliotheek van het klooster een aantal werken van Schilder aan. die de basis legden voor zijn voortdurende bewondering voor deze ongewone theoloog. Aan het slot van zijn relaas kondigde de Amsterdamse wethouder plechtig aan dat hij een boek over Schil der zal schrijven. Nog wel niet direct, maar ik geef het toch maar vast door ten gerieve van geinteresseerde uitgevers. Ik maak nu in de krant mijn opmerkingen over 'Isaac da Costa en de Afscheiding van 1834' van J. Kamphuis af. Het is een ge schrift van 73 pagina's (de aante keningen nemen er dertig van in beslag), waarin de auteur een door hem gehouden oratie uit werkt en waarvoor uitgeverij De Vuurbaak in Groningen twaalf gulden vraagt (hetgeen niet wei nig is). Nu geloof ik best dat een verstan dig mens van tijd tot tijd een werkje ter hand dient te nemen, waarin op strenge toon over ver keerde structuren gerept wordt, maar een boekje als dit verschaft naar mijn inzien een lezer veel meer vreugde. Niet dat het volstrekt on-actueel is. de kerkelijke problemen van vandaag zijn tenslotte niet uit de lucht komen vallen en op de ach tergrond van zijn verhaal hoor je steeds de oproep van professor Kamphuis dat we ons gehoorzaam bij de ware kerk moeten voegen. Ik voor mij vlieg vooral af op de zorgvuldige détails in dit soort opstellen. Is de grijze hooglee raar' Van Ooort nu wel of niet per slede naar Chevallier gegaan? En hoe komt het dat Koenen die anders 'hetgeen zijne moeder zegt, als orakel aanneemt', dit nu niet doet, terwijl zijn mama toch een 'ouderwetsch-orthodoxe, gefortu neerde' dame is? Dit zijn verrukkelijke zaken om mee te maken, vooral als je ze toegespeeld krijgt via de beweeg lijke stelligheid van het proza van professor Kamphuis. Deze heeft mij inmiddels niet afgebracht van het denkbeeld dat de mannen van het réveil, allen vroom en wel, zich eigenlijk te sjiek vonden om zich (op Van Hall na) te voegen bij de 'lieve zielen' van de Af scheiding. Ze hadden ook irritant veel tijd om het voor en tegen te overwegen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 2