Ja en nee bij
jubileum Centrum
voor de kerkzang
Driemaal
Dankbaar
Vandaag
Han Lammers,
Klaas Schilder en
Isaac da Costa
m
Beroepingswerk
Onze
adressen
TROUW/KWARTET ZATERDAG 7 JUNI 1975
KERK 2
door prof. dr. G. J. Hoenderdaal
Morgen, zondag 8 juni; zal in Rotterdam het feit herdacht wor
den, dat in 1935 een groep kerkmusici en theologen een vereni
ging voor protestantse kerkmuziek oprichtten. De inspirerende
figuur was Van der Leeuw die met verschillende vooraanstaande
organisten en koorleiders als Schuurman, Mudde, Stam en Ous-
soren kwam tot het organiseren van jaarlijkse conferenties, het
uitgeven van muziek die geschikt is voor de protestantse ere
dienst en de publicatie van het tijdschrift Kerk en Muziek.
E— re rij God in den ho- ge, vre-
5-* 6
de op
(men - sen)
oor- de, in de men- sen een wel-
be- ha-
Toen het Centrum voor de kerkzang vijf jaar bestond, is een
prijsvraag uitgeschreven voor het maken van een canon. Be
kroond werd bovenstaande zes-stemmige canon 'Ere zij God' van
Gerrit de Marez Oyens.
Zonder het ijveren van de secre
taris de heer C. van Dorp zou dit
werk overigens niet van de grond
zijn gekomen. Deze vereniging
had haar voorloper gehad in de
jaarlijkse conferenties van Muziek
en Religie die op het Oolgaardt-
huis te Arnhem werden gehouden
onder leiding van Van der Leeuw
en Spelberg.
De bedoeling van deze conferen
ties was om zich te bezinnen over
de religieuze betekenis van de
muziek als zodanig. Mensen als
Jaap Stotijn, Laurens Bogtman,
Felix de Nobel en Jaap Feldkamp
waren er trouwe bezoekers. Maar
hier werd de relatie met de kerk
muziek niet gelegd, hoe spiritueel
en stimulerend deze conferenties
overigens ook waren.
Liturgie
De nieuwe vereniging ontstond in
dezelfde periode waarin het litur
gisch oesef in de hervormde kerk
opleefde, de periode van de felle
discussie rond de liturgie tussen
Noordmans en Van der Leeuw.
Men was nog aan het zoeken.
Enige traditie van protestantse
kerkmuziek op calvinistische bo
dem was er niet. Men wendde
zich voornamelijk tot de lutherse
kerkmuziek en wierp zich op her
uitgave van Bachcantates.
Maar de komst van Ina Lohr naar
ons land vestigde opnieuw de
aandacht op de schoonheid van
de psalmmelodieën. Daardoor
werd ook Sweellnck herontdekt
en Goudimel. Sweelkicks psalmen
zijn nooit in de kerk gezongen.
Het calvinisme weerde de over
macht van de klank over het
woord. Meerstemmig gezang zou
het woord van de psalmist bedek
ken. Orgelspel was in dit licht
niet alleen overbodig, maar zelfs
schadelijk. Men zong onder lei
ding van een voorzanger, onbege
leid. Het werk van Goudimel en
van Sweelinck werd in de hulzen
gezongen, niet in de kerk, het
orgel werd bespeeld buiten de
uren dat er eredienst was. Dat op
deze basis de kerkmuziek geen
grote bloei kon bereiken was dui
delijk. In 1935 stonden we voor
een vacuüm. Alleen de christelijke
zangvereniging bloeide en deze
bleek meer een concurrent van de
kerkkoren te zijn dan een stimu
lator.
In 1950 ontstond uit de vereni
ging voor protestantse kerkmu
ziek. het Centrum voor de kerk
zang, waarin al spoedig niet meer
uitsluitend werd gewerkt voor de
kerken van reformatorische oor
sprong maar een verbreding in
oecumenische zin werd gezocht.
In principe richt dit centrum zich
ook tot de rooms-katholleke kerk.
Maar het is duidelijk dat de rijk
dom van de kerkmuzlkale traditie
die men daar bezit niet gemakke
lijk was samen te smelten met de
prille beweging voor de protes
tantse kerkmuziek op reformatori
sche grondslag. Wel werd veel
aansluiting gevonden bij de lu
therse kerkmuziek, nu vooral bij
Schütz, meer nog dan bij Bach.
De plaats die in de reformatori
sche groep vervuld werd door Van
der Leeuw werd bij de lutheranen
door Koolman ingenomen. Het
tweetal Van der Leeuw en Kooi
man neeft altijd in goede samen
werking gefunctioneerd ten bate
van de zaak van de protestantse
kerkmuziek.
Met de intrede van het Centrum
voor de kerkzang kwamen ook
jonge musici naar voren: Mehr-
tens, De Marez Oyens, Boeke, Ou
wehand en vele anderen. Het
Prof. dr. W. F. Dankbaar
een rijksuniversiteit aan het werk
zien. Dat wil dus zeggen dat elke
vogel zingt zoals hij theologisch,
kerkelijk en eventueel ook niet-
kerkelijk gebekt is.
Er verschijnen vaak feestbundels
waarin mensen van hetzelfde vak
iemand huldigen, collega's en/of
leerlingen. Bceken waarin allerlei
vakken zijn vertegenwoordigd ko
men meestal van vrienden uit het
gehele land. Ik moet echter jaren
teruggaan om een bundel te vinden
waarin een complete faculteit zich
presenteert. En jaren terug bete
kent: toen maakten alleen profes
soren de dienst uit en schreven
enkel zij zo'n boekje vol. Dat is na
1968 niet meer mogelijk en weten
schappelijk ook beslist ongeoor
loofd.
Na alle wisselingen en uitbreidin
gen slaagt de Groningse theologi
sche faculteit er toch in. om door
alle docenten en onderzoekers van
welke rang of honorering ook. te
laten zien: zo zijn wij met een
theologisch onderwerp bezig, zo be
drijven wij theologie. We verstaan
eikaars vaktaal nog. We laten el
kaar de ruimte maar spreken elkaar
aan op wetenschappelijkheid en
menselijkheid. Daarom kennen we
de waarde van bepaalde figuren in
ons midden.
Een faculteit die zo werkt is met de
bundel als geheel te feliciteren. Het
boek vormt een waardige hulde aan
iemand die het zijn vrienden nooit
moeilijk heeft gemaakt om hem te
waarderen. Alleen op één punt was
het lastig om in zijn buurt te zijn:
hoevelen hebben zich afgepijnigd
om synoniemen voor zijn naam te
vinden, als ze onder woorden wil
den brengen wat ze voor hem voel
den? En dat wordt na deze bundel
nog veel moeilijker.
De Utrechtse kerkhistoricus prof.
dr. O. J. de Jong kondigt aan: Gra-
tias Agimus. Opstellen over Danken
en Loven, aangeboden aan Prof. Dr.
W. F. Dankbaar. Uitg. Instituut
voor Liturgiewetenschap, Nieuwe
Kijk in 't Jatstraat 104, Groningen,
160 blz. prijs 18.50.
aantal uitgaven van kerkmuziek
door het Centrum verzorgd be
draagt nu reeds meer dan vier
honderd. Het zijn grotendeels
koorzettingen van psalmen en ge
zangen, maar er zijn ook grotere
werken bij van Praetorius, Schütz.
Distier, e.a. Een der nieuwste uit
gaven is de bundel twaalf koor
stukken voor de eredienst van
Adr. C. Schuurman, uitgegeven ter
gelegenheid van diens veertigjarig
ambtsjubileum. Ter gelegenheid
van de herdenking van veertig
jaar kerkmuziek en 25 jaar Cen
trum voor de kerkzang verscheen
een goed overzicht, geredigeerd
door de huidige secretaris, de heer
W. H. Morel van Mourik.
Succes
Heeft zo'n beweging nu succes
gehad? Ja en neen. Laten we met
het positieve beginnen: zonder
deze beweging en haar medewer
kers was het nieuwe Liedboek
voor de kerken niet tot stand
gekomen. Men zal onder de'com
ponisten van nieuwe liederen veel
leden van het Centrum vinden.
Ook de vierstemmige zettingen
zijn van hun hand. Allerlei initia
tieven zoals b.v. het lied van de
week komen mede in relatie met
deze groep tot stand.
En toch is er ook een negatieve
kant. De echte kerkmuziek is in
de kerken van calvinistische oor
sprong nooit goed op gang geko
men. De meeste kerken hebben
geen vast kerkkoor. Als er een
kerkkoor is lijkt de stijl van hun
zingen en de keuze van hun liede
ren nog sterk op die van de chris
telijke zangvereniging. Met liefde
zingt het kerkkoor het Ave Verum
van Mozart, wat moeilijk tot de
protestantse kerkmuziek gerekend
kan worden. Hoe mooi de muziek
ook is. de tekst waarin het ware
lichaam van Christus, aanwezig in
het sacrament, wordt bezongen is
niet bepaald in overeenstemming
met de reformatorische sacra
mentsgedachte.
Over de verhouding woord en
toon heeft Van der Leeuw veel
gedacht en geschreven. In het be
gin hebben we daar ook nogal
gewichtig over gedaan. Ik herin
ner mij nog hoe op een conferen
tie van de vereniging voor protes
tantse kerkmuziek na een discus
sie over het gevaar dat het woord
in de klank zou worden opgelost,
de componist Oskam uitriep: 'en
mag het dan ook nog mooi zijn
wat we maken?' Zo streng calvi
nistisch waren we wel in die tijd!
Ook waren er discussies tussen
hervormden en lutheranen of het
koor aan de kant van de gemeen
te als deel der gemeente moest
zingen of dat het een priesterlijke
functie bij het altaar had. als deel
van de verkondiging van het
evangelie. Dit soort discussies ko
men nauwelijks meer voor. Maar
de strijd om zuiverheid en eerlijk
heid in de kerkmuziek gaat voort.
Geen Ave Verum, geen bruidskoor
uit Lohengrin, geen Largo van
Hündel! Geen leentjebuur spelen
bij muziek die niet werkelijk bij
ons past.
Beat-muziek
Tegenwoordig is deze strijd vrij
wel gewonnen. Maar een ander
probleem is nu meer actueel n.l.
dat van de beat-muziek in de
eredienst. Beatmissen, combodien
sten e.d. tieren welig en trekken
veel jeugd. De musici die met het
werk van het Centrum verbonden
zijn zien ook hier een vreemd,
niet bij de stijl en de boodschap
van het evangelie passend ele
ment. De primitieve roerselen die
aan deze muziek ten grondslag
liggen verduisteren het evangelie
eerder dan dat zij het dragen.
Ook hier weer het klank-imperia-
lisme, afgezien nog van de kwali
teit van het gebrachte.
Men verwijt het Centrum voor de
kerkzang deze terughoudendheid.
Men vindt de melodieën van de
componisten die tot deze groep
behoren niet sappig genoeg, te
veel elitair, 'niet in het gehoor
liggen'. De bezwaren zijn legio.
Toch ben ik ervan overtuigd dat
op den duur dit werk een zuive
rende en stimulerende invloed zal
hebben op onze eredienst. Al is
het aantal kerkkoren dat van deze
uitgaven gebruik maakt verhou
dingsgewijze gering (ook al zijn
er oplagen van drieduizend exem
plaren verkocht) wij mogen ho
pen op poei ook al door de hulp
van radio en tv waar we nog al
eens zettingen van het Centrum
te horen krijgen. Wie voor dit
belangrijke werk belangstelling
heeft richte zich tot de secretaris
van het Centrum, Hildegaarde 14,
Maasland.
Prof. dr. G. J. Hoenderdaal, re
monstrants theoloog, is hoogleraar
te Leiden.
Prof. dr. Klaas Schilder
MORGENNEVEL
De woorden die morgen als profe-
tenlezing in de kerken te horen
zijn spreken van een vroomheid als
een morgennevel. Ze stammen uit
Hosea 6. In de nood, zegt God;
keren de mensen zich allicht tot
Mij. dan hebben ze Mij nodig, maar
is het gemeend? Of ben Ik alleen
maar de nooddeur, het valscherm,
het laatste redmiddel als alles ge
faald heeft? Wat moet ik met u
beginnen, vraagt God zich af. In de
verbondsgemeenschap gaat hét op
die manier toe. Helaas, moet er bij
gezegd worden. De genade van het
verbond wordt zo gauw als vanzelf
sprekend ervaren. De verwondering
valt weg. Uw goedheid is elke mor
gen nieuw over ons. Dat went gauw
en dat slijt uit. Niets went zo snel
als dit en dan is de kern er uit.
Dan is het geen werkelijke vroom
heid meer, maar een morgennevel
die snel verdwijnt als de dag begint
en de besognes er weer aankomen.
Die morgennevel kan ook een kerk
gang uit gewenning zijn. Over het
algemeen willen we daar weinig
kwaad over horen. Wees blij "dat er
nog mensen gaan, zegt men dan.
Jaag ze nou ook nog niet weg door
ze te verwijten dat ze uit sleur
gaan. Zo iets kunnen we elkaar
moeilijk verwijten, want wat weten
wij van eikaars diepste motieven?
Maar God brengt die zaak wel ter
sprake. Die zaak van het gemeend-
zijn en of we er achter staan en of
we werkelijk Zijn weg willen gaan
of alleen maar tijdelijk een licht
willen hebben. Daar is allemaal
verschil tussen. Dat hoeven we niet
tegen elkaar te zeggen, maar soms
kunnen we er elkaar bijroepen en
zeggen: Moet je horen, wat Hij hier
zegt! Dat is een levenszaak, een
zaak van echtheid of schijn, waar
heid of leugen en tenslotte leven of
dood.
NED. HERV. KERK
Beroepen te Kinderdijk: H. Jonger-
den te Veenendaal; te Capelle a.d.
IJssel: J. den Hoed te Sliedrecht;
te Wijk bij Heusden: G. S. A. de
Knegt te Kesteren.
Beroepbaar: G. Hoekstra, Lellen-
sterweg 21, Stedum; J. van Twist,
Korreweg 164, Groningèn.
GEREF. KERKEN
Benoemd voor het pastoraat bij De
Jeugdhaven te Arnhem: J. J.
Brinkman part-time evang. pred.
voor de classis Arnhem en Ede,
wonende te 'Westervoort: tot bij
stand in het pastoraat te Diemen-
Watergraafsmeer: drs G. v.d. Velde
te Amsterdam, die deze benoeming
heeft aangenomen.
GEREF. GEMEENTEN
Beroepen te Aalst, Beekbergen. Bo
degraven, Groningen, Den Haag-C.,
Hoogvliet, Klaaswaal en Zwijn-
drecht: J. Kareis, kand. te Rotter
dam.
Beroepbaar: J. Kareis, le Jericho-
straat 58, Rotterdam.
GEREF. KERKEN (VRIJG.)
Intrede op 6 juni te Wageningen:
kand. M. H. Oosterhuis uit Dokkum.
GEREF. KERKEN (VRIJG. B.V.)
Intrede te Culemborg: J. Keuning
uit Nijmegen. In dezelfde dienst
neemt W. G. Rietkerk afscheid. Ds.
Rietkerk blijft verbonden aan de
stichting l'Abri te Eek en Wiel.
CHR. GEREF. KERKEN
Afscheid van Apeldoorn: J. H. Ve-
lema ber. te Nunspeet.
BAPT. GEMEENTEN
Intrede te Dordrecht: R. Reiling uit
IJmuiden.
Beroepen te Treebeek: Chr. Eijer te
Hoogezand.
VRIJE EV. GEM.
Beroepen te Franeker: kand. E. J.
Waming te Amersfoort.
EV. LUTH. KERK
Beroepen te Zwolle/Deventer: H.
Mudde te Den Helder.
HOOFDKANTOOR:
Nieuwe Zijds Voorburgwal
276-280, Amsterdam.
Tel. 020-220383.
Postbus 859.
ROTTERDAM:
Westblaak 9-11, Rotter
dam. Tel. 010-115588.
Postbus 948.
DEN HAAG:
Parkstraat 22, Den Haag.
Tel. 070-469445.
Postbus 101.
LEIDEN:
Steenstraat 37, Leiden.
Tel. 071-31441.
Postbus 76.
DORDRECHT:
Scheffersplein 1. Dor
drecht. Tel. 078-33370.
Postbus 118.
GRONINGEN:
Nieuwe Ebbingeslr. 25.
Groningen.
Tel. 050-125307.
Postbus 181.
ZWOLLE:
Melkmarkt 56, Zwolle.
Tel. 05200-17030.
Postbus 3.
door prof. dr. O. J. de Jong
Tijdens een excursie langs allerlei kerkgebouwen is gisteren door
stafleden van de Groningse theologische faculteit aan professor
dr. W. F. Dankbaar een bundel aangeboden, getiteld: 'Gratias
agimus'. Deze woorden uit het Gloria betekenen: 'wij zeggen dank'.
De aanbieders hadden al vroeg gehoord dat professor Dankbaar
van plan is om zijn ambt neer te leggen bij het begin van de ko
mende cursus. Nog voordat er over een officieel afscheid werd ge
sproken, heeft het Instituut voor Liturgiewetenschap te Groningen
de gelegenheid aangegrepen om een bundel samen te stellen waar
aan haast alle docenten en onderzoekers van de Groningse facul
teit hebben meegewerkt. De naam van de gehuldigde bepaalde het
thema. Het zijn eenentwintig opstellen over Danken en Loven die,
met een portret van de scheidende hoogleraar, keurig door het in
stituut zijn uitgegeven.
Er-zijn dunkt me drie redenen om
deze bundel aan te bevelen. Aller
eerst een persoonlijke. Want dat
een gehele faculteit present wi." :ijn
om iemand te huldigen en ev in
slaagt die hulde wetenschappelijk
vorm te geven, gebeurt alleen wan
neer iemand door allen wordt ge
waardeerd en wanneer allen zich
op.enigerlei wijze met hem verbon
den voelen.
In;de opstellen wordt uiteraard niet
of weinig over de vertrekkende ge-
spföken. Maar de grote trouw en
bescheidenheid waarmee hij heeft
gekerkt, hebben deze weerklank
opgeroepen. Hij had en heeft een
ipprkwaardige voorkeur voor on
dankbaar werk: voor secretariaten
zoals van het door hem mee opge
richte Nederlands Theologisch Tijd
schrift, van het eveneens door hem
mee gestichte Kerkhistorisch Gezel
schap, later ook van zijn faculteit
en tenslotte van de toenmalige
academische senaat.
Professor Dankbaar was lid van de
eerste generale synode van de her
vormde kerk in 1945 en later van
allerlei kerkelijke commissies. Ook
aan de door hem beklede voorzit
terschappen was veel werk en
naar het oordeel van een buiten
staander weinig eer te behalen:
idat van de oecumenische raad bij-
voorbeeld. In een zeer roerige perl-
ode aanvaardde hij het rectoraat
van zijn universiteit.
In al die functies dwong hij respect
af om de volstrekt eerlijke manier
daarop hij discussie voerde en an-
deren bejegende. 'Zonder arglist':
I als hij die wel had gehad was hij er
zeker bij dat rectoraat 'onderdoor
gegaan' zoals dat tegenwoordig
- heet- 'Zonder ijdel eerbejag': als hij
dat wel had gekend was Groningen
hem naar elders kwijt geraakt want
zu£ke mogelijkheden zijn hem ge
boden. Deze algehele betrouwbaar-
head maakte indruk. Zij die hem nu
huldigen, mogen weten dat zij uit
naam van vele anderen in ons land
en daarbuiten handelen.
De bundel is ook om het onderwerp
aan te bevelen. Het thema 'Danken
en Loven' is naar alle kanten uit
gewerkt. Zeven opstellen gaan over
het wezen en begrip van deze
woorden: de gevaarlijke kant ervan
hun gebruik in andere culturen,
hun plaats in linguistiek en logica,
hun aanwending door Socrates.
Thomas van Aquino en Kant, hun
verhouding tot het protest, hun
godsdienstpsychologisch karakter,
en hun betekenis als denkvorm
voor de dogmatiek. In vijf bijbelse
opstellen komen niet enkel Oude
en Nieuwe Testament, maar ook
literatuur daaromheen ter sprake
en worden allerlei teksten belicht.
Onder de rubriek 'kerk' vallen vier
opstellen: wat protestantse dankof
fers in de liturgie zijn. hoe Luther
en Zwingli over het avondmaal dis
cussieerden. hoe catechismi over
dankbaarheid spreken en hoe Jonge
kerken dit begrip niet schijnen te
kennen jegens hun moederkerken.
Dit zijn thema's die horen bij het
eigen vak van Prof. Dankbaar: de
kerk- en dogmengeschiedenis, en die
met zijn eigen publicaties te maken
hebben zoals over Calvijns sacra-
mentsleer, over het calvinisme, over
zending en oecumene-
Als resultaat van zijn Groningse
periode mag hij zeker ook de laat
ste vijf opstellen zien. die met 'lied'
zijn aangeduid. Hij was Immers de
eerste directeur van het instituut
voor Liturgiewetenschap, samen
met de betreurde Lekkerkerker. De
ze opstellen beginnen in Oud-Egyp-
te en gaan via een vroeg-chrlstelijk
dichter naar enige kerkliederen,
waarbij in het ene de voorgeschie
denis, in het andere Bachs verwer
king. en in het laatste de vertaling
de nadruk krijgt.
In de rubricering weerspiegelen
zich de contacten van de gehuldig
de. Hij heeft door zijn naam 'vat'
op zich gegeven. Zou hij die ooit zo
op de ontleedtafel hebben gezien?
De lezers zullen graag delen in zijn
erkentelijkheid Jegens de auteurs,
die grondig wetenschappelijk werk
leverden.
Compleet werkstuk
De bundel loont tenslotte de moeite
als compleet werkstuk. Hier kan
men een theologische faculteit van
door A. J. Klei
Han Lammers is voor mij veel minder wethouder van Amster
dam dan een onvoltooide gereformeerde theoloog en een geest
driftig organist. Toen ik hem onlangs weer eens trof in café
Hoppe, praatten wij dan ook niet over metro en Nieuwmarkt-
buurt, maar over kerkorgels en godgeleerden. Om precies te zijn:
over het Oudekerksorgel en over professor Klaas Schilder.
Wat het Oudekerksorgel betreft,
dat zal deze zomer weer in onge
repte glorie klinken. Han had er
al weer op gespeeld en met luid
ruchtig op de tapkast tromme
lende vingers deed hij voor, hoe
stevig je in de toetsen moet grij
pen. Dit geschiedde, om het met
een regel uit de oude psalmberij
ming te zeggen, tot verbazing der
beschouwers. Onder hen was de
voor afnemers van deze pagina
niet onbekende cartoonist Len
Munnik, ook een gereformeerd ie
mand. Het is trouwens opmerke
lijk hoeveel gereformeerden, al
dan niet afgedwaald, je in Hoppe
ontmoet.
Nadat we het muzikale onderwerp
op een ons tot volle tevredenheid
stemmende wijze afgehandeld
hadden, begaven Han Lammers
en ik ons onbekommerd op theo
logische paden. Ik verhaalde van
de vreugden die ik beleefde aan
een pas verschenen boekje van de
vrijgemaakte Kamper hoogleraar
J. Kamphuis. Hierin zet deze uit
een waarom Isaac da Costa niet
meeging met de Afscheiding van
1834. Uiteraard betreurt professor
Kamphuis de houding van Da
Costa. Hij wil echter de vurig-
vrome dichter zó lang na dato
niet al te hard vallen en om nu
toch iemand op z'n kop te kunnen
geven, pakt de heer Kamphuis dr.
Jaap Meyer grondig bij de lurven,
want deze heeft in een inmiddels
ruim dertig jaar oud proefschrift
triomfantelijk beweerd dat in de
latere Da Costa de jood weer op
stond ten koste van de christen.
Han hoorde mij geduldig aan. zo
ls-t-ie wel, maar toen ik bij de
nadering van een nieuwe verte
ring even pauzeerde viel hij (nu
we 't tóch over vrijgemaakten
hebben) in met de mededeling,
een groot bewonderaar te zijn van
Schilder. Die vent stelde wat
voor! In hem bloeide een onaf
hankelijk gereformeerdendom met
anarchistische trekken! Ik knikte
eerbiedig en had als bescheiden
bijdrage tot de conversatie, dat
Schilder in de vooroorlogse jaren
Du Perron en Marsman kende,
terwijl de meeste gereformeerde
theologen in kerkboderecensies
zorgelijk nagingen of bepaalde
christelijke romans niet te ver
gingen.
Ik was overigens wel benieuwd
waar de liefde van Han Lammers
voor Schilder vandaan kwam. Hij
vertelde dat hij ooit enige tijd in 'n
klooster had vertoefd. Over de
aanleiding tot dit verblijf was hij
nogal mistig, het werd me niet
duidelijk of hij voor een meisje
op de loop of naar een orgel op
weg was. Het lijkt me een taak
voor zijn latere biografen, dit uit
te zoeken. In elk geval trof Han
in de bibliotheek van het klooster
een aantal werken van Schilder
aan. die de basis legden voor zijn
voortdurende bewondering voor
deze ongewone theoloog. Aan het
slot van zijn relaas kondigde de
Amsterdamse wethouder plechtig
aan dat hij een boek over Schil
der zal schrijven. Nog wel niet
direct, maar ik geef het toch
maar vast door ten gerieve van
geinteresseerde uitgevers.
Ik maak nu in de krant mijn
opmerkingen over 'Isaac da Costa
en de Afscheiding van 1834' van
J. Kamphuis af. Het is een ge
schrift van 73 pagina's (de aante
keningen nemen er dertig van in
beslag), waarin de auteur een
door hem gehouden oratie uit
werkt en waarvoor uitgeverij De
Vuurbaak in Groningen twaalf
gulden vraagt (hetgeen niet wei
nig is).
Nu geloof ik best dat een verstan
dig mens van tijd tot tijd een
werkje ter hand dient te nemen,
waarin op strenge toon over ver
keerde structuren gerept wordt,
maar een boekje als dit verschaft
naar mijn inzien een lezer veel
meer vreugde.
Niet dat het volstrekt on-actueel
is. de kerkelijke problemen van
vandaag zijn tenslotte niet uit de
lucht komen vallen en op de ach
tergrond van zijn verhaal hoor je
steeds de oproep van professor
Kamphuis dat we ons gehoorzaam
bij de ware kerk moeten voegen.
Ik voor mij vlieg vooral af op de
zorgvuldige détails in dit soort
opstellen. Is de grijze hooglee
raar' Van Ooort nu wel of niet per
slede naar Chevallier gegaan? En
hoe komt het dat Koenen die
anders 'hetgeen zijne moeder zegt,
als orakel aanneemt', dit nu niet
doet, terwijl zijn mama toch een
'ouderwetsch-orthodoxe, gefortu
neerde' dame is?
Dit zijn verrukkelijke zaken om
mee te maken, vooral als je ze
toegespeeld krijgt via de beweeg
lijke stelligheid van het proza van
professor Kamphuis. Deze heeft
mij inmiddels niet afgebracht van
het denkbeeld dat de mannen van
het réveil, allen vroom en wel,
zich eigenlijk te sjiek vonden om
zich (op Van Hall na) te voegen
bij de 'lieve zielen' van de Af
scheiding. Ze hadden ook irritant
veel tijd om het voor en tegen te
overwegen.