Trompetters van cavalerie weer te paard Kappersbedrijf steeds verder in het slop Pop Og do plaat Stuk vooroorlogse romantiek keert dit najaar terug Ongeruste werknemers denken al over 'nationalisatie' Meer 'zelfknippen'; veel herenkappers niet met mode mee Mike Heron: leuk is anders iOUW/KWARTET ZATERDAG 7 JUNI 1975 BINNENLAND 10- door Fred Lammers ttl AMERSFOORT, LEIDEN In de Amersfoortse Bemhard- kazeme, het centrale punt van de cavalerie-opleiding in ons land, wordt sinds enige maanden hard gewerkt aan het in ere herstellen van een stukje militaire traditie, waarvan velen na de oorlog node afstand hebben gedaan: militaire muziek te paard. 'v V VLt ..y> ,--v. -iU-F. >-*.«»« - Een trompetter van de cavalerie in 1891, getekend door de bekende uitbeelder van miiltaire taferelen Hoyink van Papendrecht. De leden van het bekende trompetterkorps van de cavalerie zijn druk bezig vertrouwd te raken met paarden. Daarbij, en dat is voor sommigen van de muzikanten geen gemakkelijke opgave, moeten deze militai ren leren musiceren, gezeten op een paard. Kolonel b.d. N. J. Broertjes, tot voor enige jaren commandant van het opleidingscen trum van de cavalerie, is echter zeer te vreden over de tot nu toe bereikte resulta ten. Hij was de man die het initiatief nam het trompetterkorps weer te paard te hel pen. 'Vroeger heb ik de gloriejaren van het paard meegemaakt in het militaire leven. Ér waren toen honderden paarden bij het leger. Alleen al in Amersfoort hadden we in de Willem-in-kazerne zo'n driehonderd paarden. Tegenwoordig is dat niet meer haalbaar, maar dat betekent niet dat je er helemaal geen paarden meer op hoeft na te houden in het leger. Het wordt dan allemaal zo kil en koud. Een beetje ro mantiek mag er best bij', aldus de heer Broertjes. 'Vroeger, toen ik commandant was, was het moeilijk om reclame te maken voor mijn plannen. Maar na mijn afscheid ben ik er meteen mee begonnen. Je staat er nu wat vrijer tegenover. Ik heb niet te klagen over gebrek aan medewerking. Met name kan ik rekenen op de steun van de nieuwe kapelmeester, de heer Van de Kamp', ver telt de heer Broertjes. milie. Wij laten die kostuums vermaken en dan kunnen ze nog Jaren mee. De kwali teit van die oude kostuums is voor-oorlogs. Kolbakken zijn tegenwoordig helemaal niet meer te betalen. Ze zijn gemaakt van zeehondevel, zodat we daarbij vooral moe ten putten uit hetgeen wij hebben en krijgen', zegt kapelmeester Van de Kamp. Subsidie van het ministerie ls er niet bij. Het trompetterkorps van de cavalerie ls een van de militaire korpsen die bestaan bij de gratie van de legeronderdelen zelf, de schenkingen van belangstellende bui tenstaanders en de inkomsten die de mu zikanten krijgen door mee te werken aan feestelijkheden in het land. Slecht? de drie bekende korpsen (de Koninklijke Milltaaire Kapel, de Marinierskapel en de Lucht machtkapel) krijgen geld van het ministe rie van defensie. Opleiding Gemotoriseerd Een paukenpaard is In een militair muziekkorps erg belangrijk. Vroeger waren er zelfs speciale wagens voor deze muziekinstrumenten, die in de middeleeuwen uit het oosten door de kruisvaarders in Europa werden geïntroduceerd. Deze oude prent uit het Legermuseum toont een paukenwagen uit de tijd van koning stadhouder Willem de Derde. De huzaren zijn altijd het legeronderdeel bij uitstek geweest dat met paarden had te maken. Na de oorlog werd alles gemotori seerd. Bij de opening van de Staten Gene raal, vroeger een hoogtijdag voor de cava lerie, moest de rijkspolitie zelfs vele jaren voor het escorte te paard zorgen. In 1966 veranderde dat. Toen werd ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Beatrix een ere-escorte gevormd van huzaren te paard en uit dat initiatief kwam eigenlijk alles voort. Op Prinsjesdag wordt de gouden koets nu weer omringd door ruiters van de cavalerie en in het najaar zal de cavalerie ook weer voor muzikanten te paard kun nen zorgen. Het trompetterkorps treedt de laatste tijd veel naar buiten op. Vooral de Amersfoort se burgerij voelt zich betrokken bij dit paradepaard van de huzaren,. De bevolking zorgde er enige jaren geleden voor dat het trompetterkorps nieuwe muziekinstrumen ten kreeg. De kostuums zijn een hoofdstuk apart. 'Die zijn bijzonder kostbaar. Een kaal pak, zonder enige franje, voor een van de leden van het korps kost tegen woordig al dertienhonderd gulden. Geluk kig kunnen we putten uit een flinke voor raad oude gala-uniformen, die beschikbaar zijn gesteld door oud-huzaren en hun fa- 'Den Haag legt ons echter niets in de weg om ons trompetterkorps op peil te houden en dat is al een belangrijk iets. Wel staat men erop dat de muzikanten ook een gewone opleiding krijgen. Als er narigheid komt kunnen ze zodoende ook voor mili taire doeleinden worden ingezet', zegt de heer Broertjes. Het betekent dat er een zware wissel wordt getrokken op de leden van het trompetterkorps. Ze kiezen als zij zich opgeven voor het korps eigenlijk voor een dubbele taak. Aan de andere kant staat daar tegenover dat het deel uitma ken van een militair muziekkorps de nodi ge uitstapjes oplevert en dat maakt het soldatenleven minder eentonig. Bij de militaire keuring worden de toe komstige leden al enigszins geselecteerd. Degenen die zich dan voor het trompetter korps opgeven moeten als ze opkomen in werkelijke dienst een examentje afleggen en van de uitslag daarvan hangt af of ze in hun militaire leven ook muzikant mo gen zijn. In de meeste gevallen zijn de trompetters ook andere muziekinstru menten worden er bespeeld, maar men handhaaft de oude naam ln het burger leven al verbonden aan een fanfarekorps of doen ze privé aan muziek. Goede sfeer In de Bernhardkazerne hebben de muzi kanten een afzonderlijk onderkomen, mid den in de bossen van het uitgestrekte legerplaatsterrein. Dat de sfeer daar goed is wordt elke bezoeker meteen duidelijk. 'We vormen eigenlijk één groot gezin', zegt de heer Van de Kamp en kolonel b.d. Broertjes is het daar roerend mee eens. Vaak is hij bij zijn jongens te vinden, een pilsje drinkend of een sigaretje rokend. Voor het realiseren van zijn plan maakt hij een dankbaar gebruik van de omstan digheid dat de manege van de cavalerie 'Macroix' mag worden gebruikt voor de rijlessen. Paarden worden eveneens voor delig gehuurd van dit ruitercentrum, dat is gesticht voor en door cavaleristen en oud- cavaleristen, omdat het bloed nu eenmaal kruipt waar het niet gaan kan. De paarden zijn echt niet vergeten bij de huzaren. Paarden huren Als het trompetterkorps ln het najaar naar buiten te paard gaat optreden zullen er paarden worden gehuurd. 'Dat zal niet zo moeilijk zijn. We hebben diverse adressen waar we terecht kunnen', zegt de heer Broertjes. Het gaat wel wat kosten. De initiatiefnemers denken ongeveer vijftig duizend gulden nodig te hebben. Er zijn echter al flinke giften binnen. De baten van enige propagandaconcerten moeten de rest doen. De heer Broertjes en de zijnen, die zich hebben verenigd in een commis sie, maken zich over de financiële afloop daarom geen ^rote zorgen. De huzaren zelf, die nu een paar keer in de week op het paard klimmen, vinden het allemaal prachtig, op één uitzondering na. Dat lid van het trompetterkorps was tot op heden niet te bewegen paard te leren rijden. 'We hopen hem alsnog daartoe over te halen', zegt de kapelmeester. Dat er maar één het liet afweten wil niet zeggen dat de andere trompetters niet tegen dat paardrijden opzagen. 'Ik zat eerst wel in mijn piepzak, want ik had nog nooit op een paard gezeten en zo denken er velen over. Maar het gaat nu lekker. We helpen elkaar', vertrouwt Wim Naujoks (20), uit Vlaardingen afkomstig, mij toe. Hij staat in de manege te kijken naar de verrich tingen van zeven collega's. Omdat er geen 24 paarden beschikbaar zijn worden de lessen ln groepen gegeven. Bezuinigd De terugkeer van een militair muziekkorps te paard gebeurt in het Jaar dat het precies een eeuw is geleden dat koning Willem de Derde een Koninklijk Besluit tekende waarin de mogelijkheden voor het oprichten van militaire muziekkorpsen werden verruimd. Na de Belgische opstand moest Nederland bezuinigen, en dat werd vooral gedaan op het gebied van militaire muziek. In oude documenten, die keurig worden bewaard in het Legermuseum in Leiden, is die historie terug te vinden. Nederland beleefde na de Franse tijd een hausse op het gebied van militaire muziek. Rond 1830 waren er maar liefst 28 militai re muziekkorpsen. Maar door de bezuinigin gen kwamen in 1843 tien kapelmeesters en 280 muzikanten op straat te staan. In 1875 werd de klok teruggedraaid, zoals ook na de Tweede Wereldoorlog het geval was. Militaire muziek is niet weg te denken uit het leger, maar evenmin uit de burger maatschappij. Signalen Vroeger waren militaire muzikanten van belang om signalen te geven over afstan den die niet met de stem konden worden overbrugd, spoedig kregen de muzikanten vooral betekenis als entourage van de le- gerkommandanten en ter opfleuring van het moreel van de troepen. Dat laatste facet speelt nu ook nog mee. Maar behalve dat luister bijzetten aan militaire evene menten, wordt tegenwoordig steeds vaker een beroep gedaan op militaire korpsen bij allerlei andere gebeurtenissen die niets met het soldatenleven hebben te maken. De militairen zelf zijn de laatsten die daar bezwaar tegen maken. door Huib Goudriaan UTRECHT De kappers zijn de laatste jaren lelijk in het slop geraakt. De moderne kapsalons moeten hard vechten om het hoofd boven water te houden, om van de ouderwetse kappers a la model "bloemoot' maar niet te spreken. Een klant: 'Ze hebben zich uit de markt geprijsd; ik laat mijn vrouw knippen en anderen maken ge bruik van 'doe-het-zelf' apparaten als friseurföhn en haarsnijder'. Binnen de kappersbond NKV (de kappers-werknemers van NVV en CNV maken deel uit van de industriebonden) wordt de laatste t tijd zelfs openlijk gesproken over 'nationalisatie' van die kapsalons, die het binnen het systeem van de vrije concurrentie niet meer redden. 'Laat de overheid kappers in dienst nemen, bij voorbeeld in elke gemeente waar dat nodig is een gemeentekapper'. Een wel iets andere tip om uit de rode cijfers te komen, vinden we in kappersbondsnleuws'het orgaan van de Algemene Nederlandse Kap persorganisatie (ANKO). In het op 8 mei verschenen nummer staat: "Er kan meer worden gedaan met minder mensen en voor de vrijdag en zaterdag kan ln vele salons met Part-ttmers worden volstaan'. De schrijver van het artikel windt er geen doekjes om: 'In deze (perso neels-) post is vaak wel te sleutelen. Een heleboel. Je moet er wel kei- bard voor zijn, keihard! Alhoewel bet woord 'afvloeiing' heel wijs kan worden gehanteerd. Ik bedoel: als iemand weg wil, laat maar gaan. En als u wat strakkere eisen stelt, binnen het raam van de wet, zie wop toe dat ze worden nageleefd, mits ze billijk zijn, zoals bijvoor beeld op tijd komen, minder telefo neren, consequenter de CAO toe- Passen, ook in de lonen.' be slotsom van het artikel is dat de scherpere verhoudingen binnen het kappersbedrijf slechts kunnen ver dwijnen als de BTW wordt afge schaft. De kappers-werkgevers me nen, dat opheffing van de BTW voldoende soelaas zal bieden. De ANKO heeft een verzoek daartoe ingediend bij het ministerie van financiën. 'Het trieste van dit ver soek is. dat de werkgevers-organi satie. die beter kan weten, hierme oe problemen van de bedrijfstak als geheel (de structuur) wil afwente len op de BTW', zegt Wil Sturken- boom, die sinds 1971 juridisch advi seur is van de kappersbond NKV. Somber beeld De cijfers over de zich versnellende afbraak van het kappersbedrijf spreken boekdelen. In 1972 moe6ten driehonderd ondernemers hun zaak sluiten. In 1973 waren dat er vier honderd en in 1974 reeds vijfhon derd. Thans zijn er 4750 kappers werkgevers ln Nederland, hoofdza kelijk dameskappers. Daarnaast zijn er ongeveer 4500 Individueel opere rende kappers, die dus geen perso neel in dienst hebben. Het aantal werkloosheidsmeldingen in het kappersbedrijf van 1964 tot en met 1974 geeft een beeld van de slagen die neerkwamen op het hoofd van de kapperswerknemers: 1964: 569, 1965: 443, 1966: 426. 1967: 663, 1968: 861, 1969: 943, 1970: 958, 1971: 1041, 1972: 1376, 1973: 1498,1974: 1755. Een ander cijfer: in 1964 ging een half procent van het Nederlandse gezinsinkomen naar de kapper, ter wijl dit ln 1972 nog maar éénder de procent was. Verwacht wordt dat in 1980 nog slechts eenvierde pro cent van het gezinsinkomen aan de kapper zal worden besteed. De vraag rijst of het Nederlandse volk er de voorkeur aan geeft er 'lulzebosslg' bij te lopen, geen be langstelling meer heeft voor een goed gekapt hoofd, of dat de kap pers hieraan schuldig zijn. Advertenties voor zelf knippen... Volgens Wil Sturkenboom is deze vraagstelling al verkeerd, omdat de kappers-crisis in een groter, inter nationaal en maatschappelijk ver band moet worden gezien. 'Het gaat in een aantal Europese landen slecht met de kappes, omdat zij ambachtsmensen zijn. Evenals de kleermakers en de schoenmakers hebben zij een arbeidsintensief be drijf, dat niet kan worden geme chaniseerd, dat niet produktiever kan worden gemaakt door het in schakelen van apparatuur of ma chines. Het is een ambacht en het ambacht kan de concurrentiestrijd in onze geïndustrialiseerde samenle ving niet volhouden.' Het handwerk van de kapper is dus zo duur geworden, dat het onbe taalbaar is geworden? 'Ja, als de werkelijke prijs aan de klant zou worden berekend, zouden veel kappersbedrijven er helemaal onderdoor gaan. De prijzen zijn in de periode van 1969 tot en met 1974 tweemaal zo snel gestegen als de overige kosten van levensonder houd. Dit betekent dat de kapper zichzelf uit de markt prijst, en dat veel klanten zijn salon niet meer bezoeken. Vooral bij de herenkap pers is dit verschijnsel de afgelopen jaren duidelijk geworden: veel mannen laten zich door hun vrouw knippen of kopen apparaten als elektrische friseurföhnen en haar- snijders voor het zogenaamde 'zelf doen'. De industrie, dje de appara ten vervaardigt is namelijk in tegenstelling tot de kapper wel op de markt ingespeeld, gezien de reclame, die deze mogelijkheden aanprijst. De kapper zelf is nog nooit in staat geweest tot reclame voor de gezamenlijke bedrljistak. 'Daarnaast waren de meeste heren kappers niet ingespeeld op de lang haar-mode. Ze bleven doorgaan met het kort knippen. De herensa lons, die zich wel op het lange haar richtten zijn nu zaken met drie tot vijf personeelsleden. Ook de bedrij ven, die redelijk draalen, werken vaak in de marge. Volgens een in 1971 door het Economisch Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf (EJM) ingesteld onderzoek, zat tweederde van de kappersbedrijven in de rode cijfers.' Welke maatregelen hebben de kappersbedrijven daartegen geno men? 'De werkgeversorganisatie aarzelt nog steeds om een structuuronder zoek te laten Instellen of gezamen lijk te streven naar een andere structuur. Binnen andere bedrijfs takken zijn bijvoorbeeld inkoopor ganisaties gesticht of wordt geza menlijk reclame bedreven, bij voor beeld voor de tv. Maar vele kappers patroons knippen zelf mee en heb ben als gevolg daarvan te weinig aandacht voor commerciële en or ganisatorische kanten van het be drijf. We krijgen de indruk, dat de werkgevers ervan uitgaan dat het concurrentiesysteem de be drijfstak moet saneren: wat wil zeggen dat ze een deel van hun collega's liever zien verdwijnen. Het antwoord op de vraag wat de kappers-ondernemers hebben ge daan tegen de crisis moet in feite luiden, dat ze hun problemen heb ben afgewenteld op het personeel. De oudere geschoolde mannelijke kappers tussen de vijfentwintig en de vijfenzestig jaar hebben het moeten ontgelden omdat ze te duur waren en werden vaak ontsla gen. De weinige ouderen, die nog in het bedrijf werkzaam zijn, zitten in het herenvak.' Het gaat er dus nogal hard aan toe in deze kleine bedrijven, terwijl altijd wordt gezegd, dat in het klei ne bedrijf menselijke verhoudingen heersen. 'Het ls een groot misverstand dat de menselijke verhoudingen in kleine bedrijven beter zijn. In deze bedrijven komt de tegenstelling tussen werknemer en werkgever scherper naar voren als het slecht gaat; en het gaat slecht bij ,een groot aantal mlddenstandsbedrij- ven. De werkgevers hebben een op lossing proberen te vinden voor hun problemen door met betrekke lijk goedkope meisjes tussen de zestien en twee en twintig Jaar te gaan werken. In 1973 werkten er 11.792 vrouwen en 2.693 mannen in het kappersbedrijf en deze tendens heeft zich nu nog meer toegespitst. De redenering was: liever twee min der vakbekwame kapsters, die het zelfde kosten, dan een goeie kracht. Deze 'oplossing' diende zich aan in de tweede helft van de jaren zestig met het leerlingenstelsel, toen het kappersbedrijf door de slechte rechtspositie van het personeel maar moeilijk aan werknemers kon komen. Het jeugdloon en de uit breiding van de leerplicht heeft aan deze noodoplossing een eind gemaakt. Niettemin wordt in toene mende mate met goedkoop vrouwe lijk personeel van twintig jaar of jonger gewerkt: tweederde van het personeelsbestand is twintig of jon ger. Meisjes die op de te dure leeftijd komen van 23 jaar en ou der, wordt ontslag aangezegd, met als gevolg 1755 werkloosheidsmel dingen in 1974 op slechts vijfdui zend werkgevers. Het werken met jong en onervaren personeel slaat trouwens op het kappersbedrijf zelf terug, omdat vele klanten volwas sen personeel verlangen en onte vreden zijn over de behandeling, zoals blijkt uit een door de werkge vers ingesteld onderzoek. Slechter kappen, te hoge prijzen, geen mo gelijkheden tot mechanisatie zoals in andere bedrijfstakken, minder klandizie doordat vooral de man nen uitzien naar andere mogelijk heden (vrouw laten knippen, zelf doen) kortom een vicieuze cirkel, waaruit het vrije marktsysteem de kappers niet kan bevrijden', aldus NKV-adviseur Sturkenboom. 'Daar door is voor het personeel in zeer veel kappersbedrijven een buiten gewoon onbevredigende werksitua tie ontstaan. Juist voor deze bedrij ven zou moeten worden gezocht naar een mogelijk beheer door de Overheid.' De ouderwetse herenkapper, die met zijn klanten even de wereld- en dorpspolitiek doorneemt, een ver dwijnend beeld. Ontevredenheid bij de mannelijke klanten, over de kwa liteit van het knippen lijkt ook een vap de oorzaken van de slechte gang van zaken. 'Ze knippen nooit zoals je^ vraagt, maar brengen het model erin. dat zij mooi vinden', is een veelgehoorde klacht. door Willem-Jan Martin Het materiaal van deze week is niet zeer opzienbarend. Dat betekent, dat we van de gebruikelijke bespreekmethode dienen over te schakelen op de aan deze omstandigheden aangepaste reservetechniek: korte schetsen in een min of meer willekeurige volgorde, In plaats van uitvoerige analyses van Belangrijke Monumenten in de ontwikkeling van het onvolprezen popgebeuren. In deze werkwijze verschijnt zo als nummer één in de rij de eerste gelijknamige elpee van Mike Heronis Reputation (Neighborhood Records NBH 80637). Deze vier man sterke Reputation vormt de voortzetting van MH's muzikale aktivlteiten (in groepsverband althans) na het verdwijnen van de Incredible Stringband: een zo'n kleine tien Jaar terug door Mike Heron en Robin Williamson opgericht folkgezelschap. Na een niet onaantrekkelijke beginperiode (elpees als bijvoorbeeld 10.000 Spirits - Or The Layers Of The Onion en de dubbel Wee Tam The Big Huge bevatten nog steeds best zeer draaibare muziek) is deze groep gaandeweg op een niveau verzeild geraakt waar elk contact met de werkelijkheid was verloren gegaan in een onwaarschijnlijk veelvormige brij van mystiekerige flauwekul, zeer ver 'geblow' van het type 'de mens achter de mens' of 'de kwadratuur van de cirkel'. De muzikale produktle van de firma Reputation heeft beslist een aardser karakter. Heron's R B-verleden (de tijd vóór de Stringband) is door het langdurige gezweef niet definitief om zeep geholpen, zo'n bas bijvoorbeeld wordt af en toe weer eens bewerkt zoals het hoort, vettige plonkerdeplonk, en geen geaai door een etherisch kijkend omlaaggevallen engeltje (men herinnere zich de dames Rose en Licorice). Maar helemaal onder de wol stoppen van anderzijds het landelijke tijdperk lukt. natuurlijk ook niet een, twee, drie. De Stringband-elementen zijn althans in redelijk prominente mate aanwezig: de overdreven en daardoor irritante lievigheid, de weinig coherente verwerking van verschillende muzikale vormen binnen één nummer en de aanstellerige zangpartijen. Leuke muziek is anders dus, ondanks Herons betrekkelijke vooruitgang. En dan heben we daar ln een zilverkleurige hoes gestoken eersteling van de Andy Fraser Band (CBS 80731). Men zal zich deze Jeugdige pluizebos herinneren als de onopvallende basgitarist van de verdwenen formatie Free. Des te verwonderlijker Andy Fraser nu aan te treffen aan het hoofd van een heus trio, waarbinnen hij zich bovendien als de enige songschrijvende kracht presenteert, rtiaar tegelijk ook werd het op grond van die vroegere, uitsluitend assisterende aktivlteiten min of meer voorspelbaar, dat het op eigen kracht niet bijster veel zou worden. De onderhavige elpee kan dit vermoeden alleen maar bevestigen. De keuze voor een trio alleen al zet de club voor onoverkomelijke problemen, de beperkingen, die het aantal oplegt, worden nergens door kwaliteit overwonnen. Een solistisch stukje vuurwerk komt er nauwelijks uit, de heren bonken monotoon voort en bouwen naar het schijnt lusteloos aan een zanderig, grijs geheel, waar reuk noch smaak aan te onderschelden valt. Een trieste bedoening, die Andy Fraser Band. Meer pit noteren de dames Pointer en hun laatste elpee Steppin' (Blue Thumb BTSD- 6021). Naast de gebruikelijke bewerkingen van enig ouder Jazz-materiaal (een uitgebreid tribuut aan Duke Ellington, Save The Bones For Henry Jones en nog zo wat) bevat Steppin' de nodige 'funk', hetgeen als bekend een tamelijk energieke aangelegenheid is. De technische kant van eenenander zit weer uitstekend in elkaar, de zangpartijen kruisen elkaar dat het ?en aard heeft. Emotioneel echter blijven de aktivlteiten van de Pointer Sisters alle diepgang missen, méér dan Juist die techniek is het niet en dat maakt ook deze plaat, als de aanvankelijke verbazing over het geniale stemmengebrulk vertrokken is, verder oninteressant. Rest tot besluit het 'collectors item' Janis (CBS 88115) een in twee platen geperste sound track van een film rond het overleden fenomeen Janis Joplin. Op deze platen naast het bekende werk (Mercedes Benz, Ball And Chain etc.) ook flink wat historisch materiaal. Zie maar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 11