Trompetters van cavalerie weer te paard
Kappersbedrijf steeds verder in het slop
Pop Og
do plaat
Stuk vooroorlogse romantiek keert dit najaar terug
Ongeruste werknemers denken al over 'nationalisatie'
Meer 'zelfknippen';
veel herenkappers
niet met mode mee
Mike Heron:
leuk is
anders
iOUW/KWARTET ZATERDAG 7 JUNI 1975
BINNENLAND
10-
door Fred Lammers
ttl
AMERSFOORT, LEIDEN In de Amersfoortse Bemhard-
kazeme, het centrale punt van de cavalerie-opleiding in ons
land, wordt sinds enige maanden hard gewerkt aan het in ere
herstellen van een stukje militaire traditie, waarvan velen
na de oorlog node afstand hebben gedaan: militaire muziek
te paard.
'v V VLt ..y>
,--v. -iU-F. >-*.«»« -
Een trompetter van de cavalerie in 1891, getekend door de bekende uitbeelder van
miiltaire taferelen Hoyink van Papendrecht.
De leden van het bekende trompetterkorps
van de cavalerie zijn druk bezig vertrouwd
te raken met paarden. Daarbij, en dat is
voor sommigen van de muzikanten geen
gemakkelijke opgave, moeten deze militai
ren leren musiceren, gezeten op een paard.
Kolonel b.d. N. J. Broertjes, tot voor enige
jaren commandant van het opleidingscen
trum van de cavalerie, is echter zeer te
vreden over de tot nu toe bereikte resulta
ten. Hij was de man die het initiatief nam
het trompetterkorps weer te paard te hel
pen.
'Vroeger heb ik de gloriejaren van het
paard meegemaakt in het militaire leven.
Ér waren toen honderden paarden bij het
leger. Alleen al in Amersfoort hadden we
in de Willem-in-kazerne zo'n driehonderd
paarden. Tegenwoordig is dat niet meer
haalbaar, maar dat betekent niet dat je er
helemaal geen paarden meer op hoeft na
te houden in het leger. Het wordt dan
allemaal zo kil en koud. Een beetje ro
mantiek mag er best bij', aldus de heer
Broertjes.
'Vroeger, toen ik commandant was, was
het moeilijk om reclame te maken voor
mijn plannen. Maar na mijn afscheid ben
ik er meteen mee begonnen. Je staat er nu
wat vrijer tegenover. Ik heb niet te klagen
over gebrek aan medewerking. Met name
kan ik rekenen op de steun van de nieuwe
kapelmeester, de heer Van de Kamp', ver
telt de heer Broertjes.
milie. Wij laten die kostuums vermaken en
dan kunnen ze nog Jaren mee. De kwali
teit van die oude kostuums is voor-oorlogs.
Kolbakken zijn tegenwoordig helemaal
niet meer te betalen. Ze zijn gemaakt van
zeehondevel, zodat we daarbij vooral moe
ten putten uit hetgeen wij hebben en
krijgen', zegt kapelmeester Van de Kamp.
Subsidie van het ministerie ls er niet bij.
Het trompetterkorps van de cavalerie ls
een van de militaire korpsen die bestaan
bij de gratie van de legeronderdelen zelf,
de schenkingen van belangstellende bui
tenstaanders en de inkomsten die de mu
zikanten krijgen door mee te werken aan
feestelijkheden in het land. Slecht? de drie
bekende korpsen (de Koninklijke Milltaaire
Kapel, de Marinierskapel en de Lucht
machtkapel) krijgen geld van het ministe
rie van defensie.
Opleiding
Gemotoriseerd
Een paukenpaard is In een militair muziekkorps erg belangrijk. Vroeger waren
er zelfs speciale wagens voor deze muziekinstrumenten, die in de middeleeuwen
uit het oosten door de kruisvaarders in Europa werden geïntroduceerd. Deze
oude prent uit het Legermuseum toont een paukenwagen uit de tijd van koning
stadhouder Willem de Derde.
De huzaren zijn altijd het legeronderdeel
bij uitstek geweest dat met paarden had te
maken. Na de oorlog werd alles gemotori
seerd. Bij de opening van de Staten Gene
raal, vroeger een hoogtijdag voor de cava
lerie, moest de rijkspolitie zelfs vele jaren
voor het escorte te paard zorgen. In 1966
veranderde dat. Toen werd ter gelegenheid
van het huwelijk van prinses Beatrix een
ere-escorte gevormd van huzaren te paard
en uit dat initiatief kwam eigenlijk alles
voort. Op Prinsjesdag wordt de gouden
koets nu weer omringd door ruiters van de
cavalerie en in het najaar zal de cavalerie
ook weer voor muzikanten te paard kun
nen zorgen.
Het trompetterkorps treedt de laatste tijd
veel naar buiten op. Vooral de Amersfoort
se burgerij voelt zich betrokken bij dit
paradepaard van de huzaren,. De bevolking
zorgde er enige jaren geleden voor dat het
trompetterkorps nieuwe muziekinstrumen
ten kreeg. De kostuums zijn een hoofdstuk
apart. 'Die zijn bijzonder kostbaar. Een
kaal pak, zonder enige franje, voor een
van de leden van het korps kost tegen
woordig al dertienhonderd gulden. Geluk
kig kunnen we putten uit een flinke voor
raad oude gala-uniformen, die beschikbaar
zijn gesteld door oud-huzaren en hun fa-
'Den Haag legt ons echter niets in de weg
om ons trompetterkorps op peil te houden
en dat is al een belangrijk iets. Wel staat
men erop dat de muzikanten ook een
gewone opleiding krijgen. Als er narigheid
komt kunnen ze zodoende ook voor mili
taire doeleinden worden ingezet', zegt de
heer Broertjes. Het betekent dat er een
zware wissel wordt getrokken op de leden
van het trompetterkorps. Ze kiezen als zij
zich opgeven voor het korps eigenlijk voor
een dubbele taak. Aan de andere kant
staat daar tegenover dat het deel uitma
ken van een militair muziekkorps de nodi
ge uitstapjes oplevert en dat maakt het
soldatenleven minder eentonig.
Bij de militaire keuring worden de toe
komstige leden al enigszins geselecteerd.
Degenen die zich dan voor het trompetter
korps opgeven moeten als ze opkomen in
werkelijke dienst een examentje afleggen
en van de uitslag daarvan hangt af of ze
in hun militaire leven ook muzikant mo
gen zijn. In de meeste gevallen zijn de
trompetters ook andere muziekinstru
menten worden er bespeeld, maar men
handhaaft de oude naam ln het burger
leven al verbonden aan een fanfarekorps
of doen ze privé aan muziek.
Goede sfeer
In de Bernhardkazerne hebben de muzi
kanten een afzonderlijk onderkomen, mid
den in de bossen van het uitgestrekte
legerplaatsterrein. Dat de sfeer daar goed
is wordt elke bezoeker meteen duidelijk.
'We vormen eigenlijk één groot gezin', zegt
de heer Van de Kamp en kolonel b.d.
Broertjes is het daar roerend mee eens.
Vaak is hij bij zijn jongens te vinden, een
pilsje drinkend of een sigaretje rokend.
Voor het realiseren van zijn plan maakt
hij een dankbaar gebruik van de omstan
digheid dat de manege van de cavalerie
'Macroix' mag worden gebruikt voor de
rijlessen. Paarden worden eveneens voor
delig gehuurd van dit ruitercentrum, dat is
gesticht voor en door cavaleristen en oud-
cavaleristen, omdat het bloed nu eenmaal
kruipt waar het niet gaan kan. De paarden
zijn echt niet vergeten bij de huzaren.
Paarden huren
Als het trompetterkorps ln het najaar naar
buiten te paard gaat optreden zullen er
paarden worden gehuurd. 'Dat zal niet zo
moeilijk zijn. We hebben diverse adressen
waar we terecht kunnen', zegt de heer
Broertjes. Het gaat wel wat kosten. De
initiatiefnemers denken ongeveer vijftig
duizend gulden nodig te hebben. Er zijn
echter al flinke giften binnen. De baten
van enige propagandaconcerten moeten de
rest doen. De heer Broertjes en de zijnen,
die zich hebben verenigd in een commis
sie, maken zich over de financiële afloop
daarom geen ^rote zorgen.
De huzaren zelf, die nu een paar keer in
de week op het paard klimmen, vinden het
allemaal prachtig, op één uitzondering na.
Dat lid van het trompetterkorps was tot op
heden niet te bewegen paard te leren
rijden. 'We hopen hem alsnog daartoe over
te halen', zegt de kapelmeester. Dat er
maar één het liet afweten wil niet zeggen
dat de andere trompetters niet tegen dat
paardrijden opzagen. 'Ik zat eerst wel in
mijn piepzak, want ik had nog nooit op
een paard gezeten en zo denken er velen
over. Maar het gaat nu lekker. We helpen
elkaar', vertrouwt Wim Naujoks (20), uit
Vlaardingen afkomstig, mij toe. Hij staat
in de manege te kijken naar de verrich
tingen van zeven collega's. Omdat er geen
24 paarden beschikbaar zijn worden de
lessen ln groepen gegeven.
Bezuinigd
De terugkeer van een militair muziekkorps
te paard gebeurt in het Jaar dat het
precies een eeuw is geleden dat koning
Willem de Derde een Koninklijk Besluit
tekende waarin de mogelijkheden voor het
oprichten van militaire muziekkorpsen
werden verruimd. Na de Belgische opstand
moest Nederland bezuinigen, en dat werd
vooral gedaan op het gebied van militaire
muziek. In oude documenten, die keurig
worden bewaard in het Legermuseum in
Leiden, is die historie terug te vinden.
Nederland beleefde na de Franse tijd een
hausse op het gebied van militaire muziek.
Rond 1830 waren er maar liefst 28 militai
re muziekkorpsen. Maar door de bezuinigin
gen kwamen in 1843 tien kapelmeesters en
280 muzikanten op straat te staan. In 1875
werd de klok teruggedraaid, zoals ook na
de Tweede Wereldoorlog het geval was.
Militaire muziek is niet weg te denken uit
het leger, maar evenmin uit de burger
maatschappij.
Signalen
Vroeger waren militaire muzikanten van
belang om signalen te geven over afstan
den die niet met de stem konden worden
overbrugd, spoedig kregen de muzikanten
vooral betekenis als entourage van de le-
gerkommandanten en ter opfleuring van
het moreel van de troepen. Dat laatste
facet speelt nu ook nog mee. Maar behalve
dat luister bijzetten aan militaire evene
menten, wordt tegenwoordig steeds vaker
een beroep gedaan op militaire korpsen bij
allerlei andere gebeurtenissen die niets
met het soldatenleven hebben te maken.
De militairen zelf zijn de laatsten die daar
bezwaar tegen maken.
door Huib Goudriaan
UTRECHT De kappers zijn de laatste jaren lelijk in het slop
geraakt. De moderne kapsalons moeten hard vechten om het hoofd
boven water te houden, om van de ouderwetse kappers a la model
"bloemoot' maar niet te spreken. Een klant: 'Ze hebben zich uit de
markt geprijsd; ik laat mijn vrouw knippen en anderen maken ge
bruik van 'doe-het-zelf' apparaten als friseurföhn en haarsnijder'.
Binnen de kappersbond NKV (de kappers-werknemers van NVV
en CNV maken deel uit van de industriebonden) wordt de laatste t
tijd zelfs openlijk gesproken over 'nationalisatie' van die kapsalons,
die het binnen het systeem van de vrije concurrentie niet meer
redden. 'Laat de overheid kappers in dienst nemen, bij voorbeeld
in elke gemeente waar dat nodig is een gemeentekapper'.
Een wel iets andere tip om uit de
rode cijfers te komen, vinden we in
kappersbondsnleuws'het orgaan
van de Algemene Nederlandse Kap
persorganisatie (ANKO). In het op
8 mei verschenen nummer staat:
"Er kan meer worden gedaan met
minder mensen en voor de vrijdag
en zaterdag kan ln vele salons met
Part-ttmers worden volstaan'. De
schrijver van het artikel windt er
geen doekjes om: 'In deze (perso
neels-) post is vaak wel te sleutelen.
Een heleboel. Je moet er wel kei-
bard voor zijn, keihard! Alhoewel
bet woord 'afvloeiing' heel wijs kan
worden gehanteerd. Ik bedoel: als
iemand weg wil, laat maar gaan.
En als u wat strakkere eisen stelt,
binnen het raam van de wet, zie
wop toe dat ze worden nageleefd,
mits ze billijk zijn, zoals bijvoor
beeld op tijd komen, minder telefo
neren, consequenter de CAO toe-
Passen, ook in de lonen.'
be slotsom van het artikel is dat de
scherpere verhoudingen binnen het
kappersbedrijf slechts kunnen ver
dwijnen als de BTW wordt afge
schaft. De kappers-werkgevers me
nen, dat opheffing van de BTW
voldoende soelaas zal bieden. De
ANKO heeft een verzoek daartoe
ingediend bij het ministerie van
financiën. 'Het trieste van dit ver
soek is. dat de werkgevers-organi
satie. die beter kan weten, hierme
oe problemen van de bedrijfstak als
geheel (de structuur) wil afwente
len op de BTW', zegt Wil Sturken-
boom, die sinds 1971 juridisch advi
seur is van de kappersbond NKV.
Somber beeld
De cijfers over de zich versnellende
afbraak van het kappersbedrijf
spreken boekdelen. In 1972 moe6ten
driehonderd ondernemers hun zaak
sluiten. In 1973 waren dat er vier
honderd en in 1974 reeds vijfhon
derd. Thans zijn er 4750 kappers
werkgevers ln Nederland, hoofdza
kelijk dameskappers. Daarnaast zijn
er ongeveer 4500 Individueel opere
rende kappers, die dus geen perso
neel in dienst hebben.
Het aantal werkloosheidsmeldingen
in het kappersbedrijf van 1964 tot
en met 1974 geeft een beeld van de
slagen die neerkwamen op het
hoofd van de kapperswerknemers:
1964: 569, 1965: 443, 1966: 426.
1967: 663, 1968: 861, 1969: 943, 1970:
958, 1971: 1041, 1972: 1376, 1973:
1498,1974: 1755.
Een ander cijfer: in 1964 ging een
half procent van het Nederlandse
gezinsinkomen naar de kapper, ter
wijl dit ln 1972 nog maar éénder
de procent was. Verwacht wordt dat
in 1980 nog slechts eenvierde pro
cent van het gezinsinkomen aan de
kapper zal worden besteed.
De vraag rijst of het Nederlandse
volk er de voorkeur aan geeft er
'lulzebosslg' bij te lopen, geen be
langstelling meer heeft voor een
goed gekapt hoofd, of dat de kap
pers hieraan schuldig zijn.
Advertenties voor zelf knippen...
Volgens Wil Sturkenboom is deze
vraagstelling al verkeerd, omdat de
kappers-crisis in een groter, inter
nationaal en maatschappelijk ver
band moet worden gezien. 'Het gaat
in een aantal Europese landen
slecht met de kappes, omdat zij
ambachtsmensen zijn. Evenals de
kleermakers en de schoenmakers
hebben zij een arbeidsintensief be
drijf, dat niet kan worden geme
chaniseerd, dat niet produktiever
kan worden gemaakt door het in
schakelen van apparatuur of ma
chines. Het is een ambacht en het
ambacht kan de concurrentiestrijd
in onze geïndustrialiseerde samenle
ving niet volhouden.'
Het handwerk van de kapper is dus
zo duur geworden, dat het onbe
taalbaar is geworden?
'Ja, als de werkelijke prijs aan de
klant zou worden berekend, zouden
veel kappersbedrijven er helemaal
onderdoor gaan. De prijzen zijn in
de periode van 1969 tot en met
1974 tweemaal zo snel gestegen als
de overige kosten van levensonder
houd. Dit betekent dat de kapper
zichzelf uit de markt prijst, en dat
veel klanten zijn salon niet meer
bezoeken. Vooral bij de herenkap
pers is dit verschijnsel de afgelopen
jaren duidelijk geworden: veel
mannen laten zich door hun vrouw
knippen of kopen apparaten als
elektrische friseurföhnen en haar-
snijders voor het zogenaamde 'zelf
doen'. De industrie, dje de appara
ten vervaardigt is namelijk in
tegenstelling tot de kapper wel
op de markt ingespeeld, gezien de
reclame, die deze mogelijkheden
aanprijst. De kapper zelf is nog
nooit in staat geweest tot reclame
voor de gezamenlijke bedrljistak.
'Daarnaast waren de meeste heren
kappers niet ingespeeld op de lang
haar-mode. Ze bleven doorgaan
met het kort knippen. De herensa
lons, die zich wel op het lange haar
richtten zijn nu zaken met drie tot
vijf personeelsleden. Ook de bedrij
ven, die redelijk draalen, werken
vaak in de marge. Volgens een in
1971 door het Economisch Instituut
voor het Midden- en Kleinbedrijf
(EJM) ingesteld onderzoek, zat
tweederde van de kappersbedrijven
in de rode cijfers.'
Welke maatregelen hebben de
kappersbedrijven daartegen geno
men?
'De werkgeversorganisatie aarzelt
nog steeds om een structuuronder
zoek te laten Instellen of gezamen
lijk te streven naar een andere
structuur. Binnen andere bedrijfs
takken zijn bijvoorbeeld inkoopor
ganisaties gesticht of wordt geza
menlijk reclame bedreven, bij voor
beeld voor de tv. Maar vele kappers
patroons knippen zelf mee en heb
ben als gevolg daarvan te weinig
aandacht voor commerciële en or
ganisatorische kanten van het be
drijf. We krijgen de indruk,
dat de werkgevers ervan uitgaan
dat het concurrentiesysteem de be
drijfstak moet saneren: wat wil
zeggen dat ze een deel van hun
collega's liever zien verdwijnen.
Het antwoord op de vraag wat de
kappers-ondernemers hebben ge
daan tegen de crisis moet in feite
luiden, dat ze hun problemen heb
ben afgewenteld op het personeel.
De oudere geschoolde mannelijke
kappers tussen de vijfentwintig
en de vijfenzestig jaar hebben
het moeten ontgelden omdat ze te
duur waren en werden vaak ontsla
gen. De weinige ouderen, die nog
in het bedrijf werkzaam zijn, zitten
in het herenvak.'
Het gaat er dus nogal hard aan toe
in deze kleine bedrijven, terwijl
altijd wordt gezegd, dat in het klei
ne bedrijf menselijke verhoudingen
heersen.
'Het ls een groot misverstand dat
de menselijke verhoudingen in
kleine bedrijven beter zijn. In deze
bedrijven komt de tegenstelling
tussen werknemer en werkgever
scherper naar voren als het slecht
gaat; en het gaat slecht bij ,een
groot aantal mlddenstandsbedrij-
ven. De werkgevers hebben een op
lossing proberen te vinden voor
hun problemen door met betrekke
lijk goedkope meisjes tussen de
zestien en twee en twintig Jaar te
gaan werken. In 1973 werkten er
11.792 vrouwen en 2.693 mannen in
het kappersbedrijf en deze tendens
heeft zich nu nog meer toegespitst.
De redenering was: liever twee min
der vakbekwame kapsters, die het
zelfde kosten, dan een goeie kracht.
Deze 'oplossing' diende zich aan in
de tweede helft van de jaren zestig
met het leerlingenstelsel, toen het
kappersbedrijf door de slechte
rechtspositie van het personeel
maar moeilijk aan werknemers kon
komen. Het jeugdloon en de uit
breiding van de leerplicht heeft
aan deze noodoplossing een eind
gemaakt. Niettemin wordt in toene
mende mate met goedkoop vrouwe
lijk personeel van twintig jaar of
jonger gewerkt: tweederde van het
personeelsbestand is twintig of jon
ger. Meisjes die op de te dure
leeftijd komen van 23 jaar en ou
der, wordt ontslag aangezegd, met
als gevolg 1755 werkloosheidsmel
dingen in 1974 op slechts vijfdui
zend werkgevers. Het werken met
jong en onervaren personeel slaat
trouwens op het kappersbedrijf zelf
terug, omdat vele klanten volwas
sen personeel verlangen en onte
vreden zijn over de behandeling,
zoals blijkt uit een door de werkge
vers ingesteld onderzoek. Slechter
kappen, te hoge prijzen, geen mo
gelijkheden tot mechanisatie zoals
in andere bedrijfstakken, minder
klandizie doordat vooral de man
nen uitzien naar andere mogelijk
heden (vrouw laten knippen, zelf
doen) kortom een vicieuze cirkel,
waaruit het vrije marktsysteem de
kappers niet kan bevrijden', aldus
NKV-adviseur Sturkenboom. 'Daar
door is voor het personeel in zeer
veel kappersbedrijven een buiten
gewoon onbevredigende werksitua
tie ontstaan. Juist voor deze bedrij
ven zou moeten worden gezocht
naar een mogelijk beheer door de
Overheid.'
De ouderwetse herenkapper, die met
zijn klanten even de wereld- en
dorpspolitiek doorneemt, een ver
dwijnend beeld. Ontevredenheid bij
de mannelijke klanten, over de kwa
liteit van het knippen lijkt ook een
vap de oorzaken van de slechte gang
van zaken. 'Ze knippen nooit zoals
je^ vraagt, maar brengen het model
erin. dat zij mooi vinden', is een
veelgehoorde klacht.
door Willem-Jan Martin
Het materiaal van deze week is
niet zeer opzienbarend. Dat
betekent, dat we van de
gebruikelijke bespreekmethode
dienen over te schakelen op de
aan deze omstandigheden
aangepaste reservetechniek:
korte schetsen in een min of
meer willekeurige volgorde, In
plaats van uitvoerige analyses
van Belangrijke Monumenten in
de ontwikkeling van het
onvolprezen popgebeuren.
In deze werkwijze verschijnt zo
als nummer één in de rij de
eerste gelijknamige elpee van
Mike Heronis Reputation
(Neighborhood Records NBH
80637). Deze vier man sterke
Reputation vormt de
voortzetting van MH's muzikale
aktivlteiten (in groepsverband
althans) na het verdwijnen van
de Incredible Stringband: een
zo'n kleine tien Jaar terug door
Mike Heron en Robin
Williamson opgericht
folkgezelschap.
Na een niet onaantrekkelijke
beginperiode (elpees als
bijvoorbeeld 10.000 Spirits - Or
The Layers Of The Onion en de
dubbel Wee Tam The Big
Huge bevatten nog steeds best
zeer draaibare muziek) is deze
groep gaandeweg op een niveau
verzeild geraakt waar elk
contact met de werkelijkheid
was verloren gegaan in een
onwaarschijnlijk veelvormige
brij van mystiekerige flauwekul,
zeer ver 'geblow' van het type
'de mens achter de mens' of 'de
kwadratuur van de cirkel'.
De muzikale produktle van de
firma Reputation heeft beslist
een aardser karakter. Heron's R
B-verleden (de tijd vóór de
Stringband) is door het
langdurige gezweef niet
definitief om zeep geholpen, zo'n
bas bijvoorbeeld wordt af en toe
weer eens bewerkt zoals het
hoort, vettige plonkerdeplonk,
en geen geaai door een etherisch
kijkend omlaaggevallen engeltje
(men herinnere zich de dames
Rose en Licorice).
Maar helemaal onder de wol
stoppen van anderzijds het
landelijke tijdperk lukt.
natuurlijk ook niet een, twee,
drie. De Stringband-elementen
zijn althans in redelijk
prominente mate aanwezig: de
overdreven en
daardoor irritante lievigheid, de
weinig coherente verwerking
van verschillende muzikale
vormen binnen één nummer en
de aanstellerige zangpartijen.
Leuke muziek is anders dus,
ondanks Herons betrekkelijke
vooruitgang.
En dan heben we daar ln een
zilverkleurige hoes gestoken
eersteling van de Andy Fraser
Band (CBS 80731). Men zal zich
deze Jeugdige pluizebos
herinneren als de onopvallende
basgitarist van de verdwenen
formatie Free. Des te
verwonderlijker Andy Fraser nu
aan te treffen aan het hoofd
van een heus trio, waarbinnen
hij zich bovendien als de enige
songschrijvende kracht
presenteert, rtiaar tegelijk ook
werd het op grond van die
vroegere, uitsluitend assisterende
aktivlteiten min of meer
voorspelbaar, dat het op eigen
kracht niet bijster veel zou
worden.
De onderhavige elpee kan dit
vermoeden alleen maar
bevestigen. De keuze voor een
trio alleen al zet de club voor
onoverkomelijke problemen, de
beperkingen, die het aantal
oplegt, worden nergens door
kwaliteit overwonnen. Een
solistisch stukje vuurwerk komt
er nauwelijks uit, de heren
bonken monotoon voort en
bouwen naar het schijnt
lusteloos aan een zanderig, grijs
geheel, waar reuk noch smaak
aan te onderschelden valt. Een
trieste bedoening, die Andy
Fraser Band.
Meer pit noteren de dames
Pointer en hun laatste elpee
Steppin' (Blue Thumb BTSD-
6021). Naast de gebruikelijke
bewerkingen van enig ouder
Jazz-materiaal (een uitgebreid
tribuut aan Duke Ellington, Save
The Bones For Henry Jones en
nog zo wat) bevat Steppin' de
nodige 'funk', hetgeen als
bekend een tamelijk energieke
aangelegenheid is. De
technische kant van eenenander
zit weer uitstekend in elkaar, de
zangpartijen kruisen elkaar dat
het ?en aard heeft.
Emotioneel echter blijven de
aktivlteiten van de Pointer
Sisters alle diepgang missen,
méér dan Juist die techniek is
het niet en dat maakt ook deze
plaat, als de aanvankelijke
verbazing over het geniale
stemmengebrulk vertrokken is,
verder oninteressant.
Rest tot besluit het 'collectors
item' Janis (CBS 88115) een in
twee platen geperste sound
track van een film rond het
overleden fenomeen Janis
Joplin. Op deze platen naast het
bekende werk (Mercedes Benz,
Ball And Chain etc.) ook flink
wat historisch materiaal. Zie
maar.