21
20
23
24
26
27
ff/KWARTET DINSDAG 27 MEI 1975
KLEIN ABC 5
Internaat
Internaten of kostscholen Weden de leerlingen niet alleen onderwijs,
maar ook kost en inwoning. Om verschillende redenen kan dat gewenst
zijn, bv. omdat de ouders buitenslands wonen, omdat de.ouders niet in
staat zijn hun kinderen op te voeden of omdat kostscholen niet erg leer
gierige kinderen met harde hand aan het huiswerk kunnen krijgen.
Kostscholen kosten de ouders ontzettend veel geld en dat is één van de
redenen waarom het verschijnsel in ons land op z'n retour is.
Inspectie
De overheid oefent via de inspectie toezicht uit op de scholen. Inspec
teurs bezoeken daartoe de scholen (zo'n bezoek waarvoor de leraar je
bezwoer je rustig, oplettend en netjes te gedragen).
Jenaplan
Naam van de aan de universiteit van Jena verbonden school die vooral
na 1924 (tot 1951) bekendheid kreeg door het werk van de pedagoog Pe
ter Petersen. De school werd een voorbeeld voor onderwijsvernieuwing.
Kenmerkend was de afschaffing van het klassikale onderwijs. In de Je
naplanschool komen stamgroepen voor, leef- en werkgemeenschappen
van kinderen uit drie opeenvolgende schooljaren (bv. 6-8 jarigen), die he
terogeen zijn samengesteld naar leeftijd, geslacht, begaafdheid en socia
le herkomst. Zittenblijven is onmogelijk, na 3 jaar gaat een kind over
naar de volgende stamgroep. Binnen de stamgroepen worden voor be
paalde vakken niveaucursussen gegeven aan leerlingen die voor dat vak
op hetzelfde ontwikkelingsniveau staan. Na 1960 is het Jenaplan in ons
land bekend geworden; op het ogenblik werken er zo'n 150 basisscholen
volgens Petersens ideeën. Er is een stichting Jenaplan (met een tijd
schrift Pedomorfose) die de Jenaplangedachte in het onderwijs wil pro
pageren.
O
O
Jeugdloon
Ook voor jongeren bestaat er een minimum-loon. Per 1 april 1975 zijn de
bruto maandlonen (daar gaan belasting en sociale premies nog af) als
volgt vastgesteld
16-jarigen: 605,80
17-jarigen: 701,40
18-jarigen: 797,10
19-jarigen: 892,70
20-jarigen: 988,40
21-jarigen: 1084,00
22-jarigen: 1179,70
(N.B.: zestienjarigen die twee dagen leerplichtig zijn krijgen 3/5 deel van
genoemd bedrag; de bedragen worden geregeld aangepast aan de alge
mene loonstijging).
Kamercommissie
De Tweede en Eerste Kamer hebben beide een onderwijscommissie.
Daarin zitten de onderwijsspecialisten van de verschillende fracties. De
vaste onderwijscommissie van de Tweede Kamer vergadert zeer gere
geld. Veel zaken worden hier afgedaan. De voltallige Kamer hoeft zich
dan niet met details bezig te houden. De onderwijscommissie houdt
soms ook hoorzittingen. Verder fungeert de commissie een beetje als
ombuds-bureau. Wie vragen of suggesties heeft voor de Kamerleden kan
dat aan de commissie schrijven. Het adres: Vaste Commissie voor On
derwijs, Tweede Kamer, Binnenhof, Den Haag.
Kinderbijslag en -aftrek
De kinderbijslag is geregeld in drie wetten. Voor zelfstandigen is de re
geling anders dan voor ioontrekkenden. Voor zelfstandigen begint de
kinderbijslag doorgaans bij het derde kind. Voor Ioontrekkenden vanaf
het eerste kind. De kinderbijslag bedraagt, afhankelijk van het aantal
kinderen, ongeveer ƒ200 a ƒ350 per kwartaal per kind. Voor school
gaande kinderen van 16 tot 27 jaar die grotendeels door de ouders be
taald worden geldt dubbele kinderbijslag. Als ze buitenshuis (op ka
mers) wonen zelfs driedubbele. Ook kinderen in de gedeeltelijke leer
plicht (twee dagen per week) vallen onder de kinderbijslag.
Ook de inkomsten- en loonbelasting houdt rekening met kinderen. Voor
elk kind wordt een bepaald bedrag van het belastbaar inkomen afge
trokken. Net als bij de kinderbijslag kunnen deze bedragen verdubbeld
of verdriedubbeld worden voor studerende kinderen.
O
O
Klassikaal
Klassikaal onderwijs gaat. in tegenstelling tot hoofdelijk, individueel on
derwijs. niet uit van de individuele leerling, maar van de groep of klas.
Elk kind uit zo'n groep/klas krijgt op hetzelfde moment, op dezelfde ma
nier hetzelfde onderwijs.
Kleuterschool
Kinderen mogen (ze móeten niet) met hun 4e jaar naar de kleuterschool.
Als ze 3 jaar en 9 maanden zijn bij het begin van de cursus, mogen ze dan
al naar school. Kleuterscholen „leren" de kinderen niets in de strikte zin
des woords, maar „vormen" ze, wennen de kinderen eraan in groepsver
band met elkaar om te gaan en met elkaar te spelen. Niet in een leerplan
(zoals bij de lagere school), maar in een speel- en werkplan worden de
kleuterschoolactiviteiten omschreven. De kleuterschool als aparte on
derwijsvorm zal tot het verleden gaan horen, als de nieuwe, ongedeelde
basisschool voor 4—12-jarigen er komt. In die school zullen de moeilijk
heden die vaak in het grensgebied tussen kleuter- en basisschool rijzen
(omdat kinderen te jong moeten gaan leren) voorkomen kunnen worden.
Aan de andere kant zal het nog ingewikkeld worden om deze twee heel
verschillende onderwijsvormen samen te brengen: de leerplichtleeftijd
zal moeten worden aangepast, de opleiding voor kleuterleidsters en voor
onderwijzers zal meer op elkaar moeten worden afgestemd, er zullen
veel meer leerkrachten moeten komen om de groepen kleiner te maken
(vooral voor erg jonge kinderen belangrijk) en de schoolgebouwen zul
len moeten worden aangepast aan een flexibele onderwijssituatie.
Kritische Leraren
De kritische leraren hebben nooit erg veel aanhang gehad, maar toch
hebben hun acties heel wat losgemaakt. Hun kritiek richtte zich vooral
tegen het autoritaire karakter van het onderwijs en later ook steeds
meer tegen de prestatiedwang. In een aantal plaatsen werkten zij mee
aan de oprichting van onderwijswinkels. In Nijmegen ging de beweging
van kritische leraren steeds meer de marxistische kant uit (Socialistisch
Onderwijs Front. SOF). De Amsterdamse kritische leraren werkten
vooral aan praktische alternatieven (bijvoorbeeld alternatieve lespro
gramma's) en hulpverlening aan scholieren. De actie tegen de spelling
toets voor zesdeklassers was een duidelijk succes: dit onderdeel wordt
door het Cito (zie daar) niet meer meegerekend bij de vaststelling van de
eind-score. De Kritische Leraren zijn ook gekant tegen centrale leerplan
ontwikkeling en tegen de middenschoolplannen van de regering.
Lager en middelbaar beroepsonderwijs
Ongeveer eenderde van de leerlingen gaat na de basisschool naar heila
ger beroepsonderwijs. Daaronder valt het lager technisch-, huishoud-,
agrarisch-, economisch administratief- en middenstandsonderwijs. Er
zijn drie hoofdstromen: een meer praktische, een meer theoretische en
een individualiserende richting. Het lager beroepsonderwijs is sinds
kort vierjarig. Er is een tendens tot ..Veralgemenisering" van het be
roepsonderwijs. Daardoor komen de verschillende takken van l.b.o.
dichter bij elkaar. Ook groeien l.b.o. en algemeen voortgezet onderwijs
naar elkaar toe. Vanuit het l.b.o. kun je soms doorgaan naar het middel
baar beroepsonderwijs, waarin zoveel verschillende richtingen bestaan
dat .ze niet alle vermeld kunnen worden. Bij de Staatsuitgeverij te Den
Haag is een boekje verkrijgbaar over hetmiddelbaar beroepsonderwijs.
Leerling
Soms zou je bijna vergeten dat het in het onderwijs gaat om de leerling.
Het misverstand dat het op school vooral om de leerstof gaat, is zelfs zo
algemeen, dat „pupil-centered" (leerling-georiënteerd) onderwijs als een
vernieuwing wordt béschöüwd'.
Aan de vastlegging van de rechten (en plichten) van leerlingen is nog niet
veel gedaan.
Leerlingenraad
In het kielzog van de studenten kwamen omstreeks 1969 ook de scholie
ren in actie. Een van hun eisen was 'inspraak'. Er kwamen leerlingenra
den. Op rijksscholen moet de directie de leerlingen in de gelegenheid
stellen zo'n raad te vormen. Ook andere scholen kennen soms die bepa
ling. De leerlingenraad leidt echter meestal een kwijnend bestaan. Een
leerlingenraad is iets anders dan een schoolraad, waarin ook directie, le
raren en bestuur zitten. Zulke schoolraden komen sporadisch voor.
O
O
Leerlingenschaal
„Kleinere klassen" is al jarenlang de leus van onderwijsbonden. Dat
heeft wel enig effect gehad. De leerlingenschaal (die het aantal kinderen
per klas bepaalt) daalde de afgelopen 25 jaar in het kleuteronderwijs
van 40 naar 33. In het lager onderwijs van 45 naar 33. Op de kleuter
school betekent een 33-schaal dat je bij elke 34ste kleuter een nieuwe
klas mag vormen. In het lager onderwijs wordt het aantal leerkrachten
per school berekend. Bij een zesklassige school betekent elke 34ste leer
ling ook één nieuwe leerkracht. Het streven van de onderwijsbonden
blijft maximaal 25 voor de hogere klassen en maximaal 20 voor groepen
jongere leerlingen. In het voortgezet onderwijs wordt de groepsgrootte
anders berekend. De klassen variëren daar van ongeveer 15 tot 25 leer
lingen.
Leerlingwezen
In 19.74 volgden 80.000 werkende jongeren een opleiding volgens een
leerlingstelsel. Het praktische deel van hun opleiding krijgen ze op hun
werk dank zij een leerovereenkomst met hun werkgever. Eén dag per
week volgen ze beroepsbegeleidend onderwijs aan een streekschool. De
meeste opleidingen duren twee, drie jaar. Daarna zijn vaak vervolgoplei
dingen mogelijk. Er zijn 36 leerlingstelsels. Om er een paar te noemen:
Land- en tuinbouw, metaal en elektro-techniek, automobielbedrijf,
bouwbedrijf, grafische industrie, bakkersbedrijf, textiel, confectie, de
tailhandel en economisch-administratieve beroepen. (Het ministerie van
Onderwijs, Nieuwe Uitleg 1, Den Haag geeft een 'Onderwijsgids voor
werkende jongeren' uit).
Leermiddelen
"Vroeger was dat alleen: boek en schrift voor de leerling en bord en krijt
voor de meester. Nu kun je er een Jaarbeurs mee vullen: overheadpro
jectors, gesloten televisiecircuits, dia-apparaten, talenpractica, video-ap-
paratuur, documentatiesystemen, onderwijsleerpakketten en zelfs com
puters voor geprogrammeerde instructie. De vraag is: hoe vinden de
scholen de weg in deze commerciële warwinkel? Langzamerhand komt
er zoiets als consumentenvoorlichting. Voor afzonderlijke vakgebieden
worden af en toe vergelijkende onderzoeken gepubliceerd. De minister
van onderwijs heeft een commissie ingesteld om het probleem te bestu
deren. En ook de leerplanontwikkeling zal misschien leiden tot een min
der chaotische woekering van het particulier initiatief.
O
O
Leerplan
Doordat we in ons land grote waarde hechten aan de vrijheid van onder
wijs (zie daar), is overheidsbemoeienis met de ontwikkeling van leer
plannen altijd een delicate zaak geweest. Nu is het toch zover. Er is een
Stichting Leerplan Ontwikkeling, een soort semi-overheidsinstelling,
waarin de verschillende levensbeschouwelijke richtingen vertegenwoor
digd zijn. Deze stichting zal modellen van leerplannen en schoolwerk
plannen ontwerpen. Let wel: modellen. Dat zijn voorbeelden waaruit het
onderwijs zelf moet kiezen. Modellen die de scholen zelf kunnen invul
len. (Groepen van) scholen hebben ook het recht zelf bepaalde alterna
tieve leerplannen te vragen. Hoewel de vrees voor staatspedagogiek dus
ongegrond is, zal de centrale leerplanontwikkeling misschien toch wel
een uniformerend effect hebben.
Leerplicht
Als het parlement ermee akkoord gaat, duurt per 1 augustus 1975 de vol
ledige leerplicht tien jaar. Dat wil zeggen dat je alles bij elkaar tien jaar
lang dagonderwijs moet volgen. De kleuterschool telt niet mee: Door
gaans betekent dat dus: zes jaar lager onderwijs en vier jaar voortgezet
onderwijs. Het elfde jaar ben je dan nog gedeeltelijk leerplichtig ("partië
le' leerplicht). Je mag dan drie dagen per week werken, twee dagen per
week moet je naar een vormingsinstituut (zie daar) of streekschool (zie:
Leerlingwezen en Streekschool).
Leraar
Als we het Genootschap van Leraren mogen geloven heeft hij het moei
lijk: hij is overbelast. Kom, kom, zeggen buitenstaanders: om drie uur 's
middags naar huis en per jaar drie maanden vakantie. Pas op. zeggen de
leraren, als je zeven uur per dag les gegeven hebt ben je wel helemaal
afgedraaid. En elke avond moet je stapels proefwerken nakijken. Hoe
het zij, de lerarenopleidingen krijgen elk jaar veel meer aanmeldingen
dan zij verwerken kunnen.
Lessentabel
De lessentabel vermeldt welke vakken in het voortgezet onderwijs gege
ven moeten worden. Die-tabel geeft een minimum aan. De school is vrij
in de vakkenkeus voor de resterende uren. Zo schrijft de lessentabel
voor de brugklas van het lager onderwijs 25 van de 30 wekelijkse lesuren
voor: Nederlands (4 uur), een moderne taal (3), geschiedenis en aard
rijkskunde (2), wiskunde (3), kennis der natuur (2), muziek (1), tekenen
(1), handvaardigheid en algemene technieken (4), lichamelijke opvoe
ding (3) en studielessen 1. In de brugklas mavo-havo-v.w.o. staan 28 les
sen vast. Daaronder valt bijvoorbeeld Frans (3), Engels (3), geschiedenis
(2), aardrijkskunde (2) en wiskunde (4). In de hogere klassen laten de ta
bellen meer ruimte open. Zie: vakkenpakket.
Ligthart, Jan
„Jordaan-pedagogiek", zei men smalend. Dat sloeg dan op het pioniers
werk van Jan Ligthart (1859-1919), die een gewone openbare school in de
Amsterdamse Jordaan ombouwde tot een centrum van onderwijsver
nieuwing, een halve eeuw voordat onderwijsvernieuwing een mode
werd. Tegenover het intellectualisme dat de scholen beheerste stelde hij
het primaat van de opvoeding. „De onderwijzers vragen altijd weer: wat
moet ik doen? En de vraag waarop het aankomt is die: hoe moet ik
zijn?", zei Ligthart. Hij brak met het vakkengesplitste onderwijs en gaf
„zaakonderwijs". Hij haalde de natuur in school (bijenkorven en vrucht
bomen op het schoolplein), ging met leerlingen naar fabrieken, en sloot
zo in alles aan bij de belangstelling die kinderen voor de werkelijkheid
aan de dag leggen. Hoe komt het dat „Ot en Sien" van Ligthart, Scheep
stra en Jetzes nog altijd bestsellers zijn?
Loting
Volgens sommigen de grootste schande van ons onderwijssysteem. Vol
gens anderen onvermijdelijk en niet onrechtvaardig. De regering wilde
eigenlijk algehele loting voor alle studierichtingen waar een studenten
stop (zie: Numerus fixus) gold. Dus: alle gegadigden een gelijke kans.
Het parlement wilde dat niet en koos voor 'gewogen' loting. Dat betekent
dat je kans groter wordt naarmate je examengemiddelde hoger is. Elke
halve punt meer betekent een iets grotere lotingskans. Trekken maar.
O
O
Mammoetwet
Officieel: Wet op het voortgezet onderwijs. Na jarenlange parlementaire
strijd aangenomen in 1963 en ingevoerd in 1968. Mulo ging mavo heten,
havo en atheneum nemen de erfenis van h.b.s. en m.m.s. over, eerste klas
wordt 'brugklas", van school veranderen gaat 'doorstromen' heten,
scholen worden gefusioneerd tot scholengemeenschappen, er komen
keuzevakken, en alleen het gymnasium blijft gymnasium heten, al is dat
natuurlijk ook niet meer wat het geweest is. De mammoetwet verander
de vooral de buitenkant van het voortgezet onderwijs. Maar deze uitwen
dige verbouwing bracht toch ook een proces van inhoudelijke vernieu
wing op gang. Maar zie: alles woelt hier om verandering, de midden
school (zie daar) staat al weer voor de deur.
Marie word wijzer
Naam van een aktiegroep die meisjes voorhoudt dat ze niet moeten den
ken „ik trouw later toch wel, dus leren hoeft niet zo nodig". Waarom zou
een meisje minder moeten leren dan een jongen? Bovendien: niet ieder
meisje trouwt, en zelfs als je trouwt gaat het gauw vervelen om na je
trouwdag alleen maar thuis te zitten. Het huishouden is voor de meeste
moeders geen volledige dagtaak meer. En ook mannen blijken over huis
houdelijke talenten te beschikken.
Mavo
Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, ofwel: mavo (vroeger mulo).
Nu het driejarig mavo verdwijnt is de mavo in alle gevallen vierjarig.
Het is de grootste schoolsoort in het voortgezet onderwijs: 350.000 leer
lingen. Hoewel veel mavo's tot een scholengemeenschap met havo en
v.w.o. toetraden, zijn er nog veel zelfstandige („categorale") scholen.
Dank zij de grote spreiding door heel het land zijn ze vaak beter bereik
baar dan havo-v.w.o. Voor veel leerlingen is de mavo een springplank
naar de vierde klas havo. Een van de brandende vragen voor de eerste
klas (de brugklas): welke twee moderne talen moeten op het lesrooster
staan? Nu zijn Engels en Frans verplicht. Maar de meeste leerlingen la
ten Frans na de eerste klas vallen. Moet die verplichting blijven bestaan?
Of moet het worden: twee moderne talen (dan mag Duits ook). Zie: Har
monisatie.
O
O
Middenschool
Een school die nog niet bestaat en de eerste tien jaar ook niet algemeen
ingevoerd zal worden. Dit jaar beginnen de eerste experimenten met een
middenschool voor 12-tot 16-jarigen. Dat experiment houdt in dat kinde-
ren na de basisschool nog vier jaar bij elkaar blijven. Op 12-jarige leeftijd
dus geen selectie, geen uitsplitsing tussen lager beroepsonderwijs en al
gemeen voortgezet onderwijs. Maar met z'n allen naar" de ene midden
school. Volgens de regering zal de schoolkeuze, die dan op 16-jarige leef
tijd plaatsvindt, minder van milieufactoren afhangen en meer in over
eenstemming zijn met het kennen en kunnen van het kind zelf. Daarbij
wordt ervan uitgegaan dat de kinderen wel bij elkaar blijven en eenzelf
de basispakket volgen, maar in de loop der jaren toch steeds meer hun
eigen weg uitstippelen. Geen eenheidsworst, verzekert de Innovatie
Commissie Middenschool. Als de proefnemingen goed verlopen, zal de
regering over een jaar of zes kunnen beslissen of de middenschool op
grote schaal kan worden ingevoerd. Tegen de tijd dat het parlement de
zaak gewikt en gewogen heeft is het dan wel 1985.
Ministerie van onderwijs
Het ministerie van onderwijs is het duurste departement Bijna vier mil
joen leerlingen en studerenden profiteren van de 14,5 miljard (meer
dan een kwart van de rijksbegroting) die hier jaarlijks wordt besteed.
Bijna tweehonderdduizend docenten krijgen via het ministerie van on
derwijs en wetenschappen (O en W) hun salaris. Directie van dit mam-
moetbedrijf: minister Jos van Kemenade (PvdA), staatssecretarissen
Anton Veerman (AR) en Ger Klein (PvdA) en minister Fokele Trip (We
tenschapsbeleid, PPR). Adres: Nieuwe U itleg 1Den Haag. Telefoon: 070-
741044.
Een uitstekende voorlichtingsdienst zorgt voor een enorme berg infor
matie: wekelijks het blad „Uitleg", maandelijks het blad „Straks stude
ren?", jaarlijks de „Onderwijskrant van Nederland" en op gezette tijden
brochures en folders over alle mogelijke onderwerpen. Zoals over stu
dietoelagen, schoolvakanties, schriftelijk onderwijs, schoolgeld, voort
gezet onderwijs, beroepsonderwijs, werkende jongeren, opleiding van
leerkrachten enz.