12 14 15 17 18 11 V/KWARTET DINSDAG 27 MEI 1975 KLEIN ABC 3 Cijfers Behalve een gebrekkige .naatstal «uu, „...auieii i .cerling (en van de docent) is het rapportcijfer ook een middel tot aanmoediging (en ontmoediging) van de docent, een machtsmiddel voor de docent en nog altijd de pijler van ons schoolsysteem Decroly, Ovide De Belg Decroly (18711932) is minder bekend dan Maria Montessori of Peter Petersen en er zijn ook geen Decroly-scholen zoals er wel Montes sorischolen en Jenaplan-scholen zijn. Toch heeft Decroly veel betekend voor de vernieuwing van het onderwijs. Een van zijn voornaamste in zichten was dat het kind de wereld om zich heen nog als geheel bekijkt. Het denkt nog niet in afzonderlijke woorden en zeker niet in afzonderlij ke letters. Je begint daarom met voor het kind begrijpelijke zinnen. Pas in een later stadium volgt de analyse, de ontleding van deze gehelen. De croly brak ook met de vakkensplitsing in het onderwijs. Hij stelde dat het kind de wereld nog globaal bekijkt. Het onderwijs moet dan ook uit gaan van bepaalde belangstellingskernen van het kind. Van d-aaruit ont vouwt zich de werkelijkheid. Dit onderwijs vanuit belangstellingskernen vinden we terug in het tegenwoordige projectonderwijs. Democratisering Allereerst spreken we over „externe" democratisering. Daarmee wordt bedoeld dat hogere vormen van onderwijs meer toegankelijk gemaakt worden voor de hele bevolking. Nu zijn de lagere sociaal-economische milieus nog ondervertegenwoordigd in middelbaar en hoger onderwijs. Door allerlei maatregelen (zie: discriminatie, doorstroming, mammoet wet, middenschool) probeert men het onderwijs te „democratiseren". De „interne" democratisering werd omstreeks 1969 een belangrijk strijdpunt. Studenten eisten medebeslissingsrecht op de universiteit, scholieren wilden invloed op de besluitvorming op school. Na een reeks van bezettingen (o.a. Tilburg en Maagdenhuis) werd het universitair be stuur gedemocratiseerd door de Wet Universitaire Bestuurshervorming 1970. Er kwamen gekozen universiteitsraden en faculteitsraden. De wet is nog niet ideaal, maar er is wel veel verbeterd. Op scholen voor voort gezet onderwijs is ook wel wat veranderd: er zijn leerlingenraden, lera- renraden, schoolparlementen en schoolraden, maar in de praktijk heb ben deze raden vaak weinig invloed. O O Determinatie Met een plantenflora in de hand kun je elke struik en bloem thuisbren gen. Determineren heet dat en ook in het onderwijs wordt deze term ge bruikt. Zo dient de brugklas o.a. voor determineren van de leerlingen, om na te gaan wat hun capaciteiten en toekomstmogelijkheden zijn. Tot nu toe ontbreekt overigens een betrouwbare flora voor mensen. Differentiatie Omdat elk kind verschilt van elk ander kind is het zinvol het onderwijs aan te passen aan de individuele verschillen tussen de leerlingen. Dat kan bij voorbeeld door leerlingen de kans te bieden hun eigen vakken pakketten samen te stellen. Het kan ook door veel gedifferentieerde ma nieren van lesgeven te ontwikkelen, zodat de capaciteiten van elk kind zo goed mogelijk uit de verf kunnen komen. Projectgroepen, klassege- sprekken, expressievakken, extra hulp bij moeilijkheden etc. kunnen daarvoor dienen. Diploma Je kunt pas bewijzen dat je echt kunt zwemmen, goed kunt rekenen en spellen of les kunt geven, als je een diploma hebt gehaald. Aan het eind van elk leerproces staat een diploma, het wettelijke waarmerk van je kunnen en kunsten. Een diploma geldt als een soort paspoort waarmee 'je vooruit kunt in de wereld als je aan het eind zo'n grauw papiertje kunt halen met je naam en je bekwaamheden erop. Er zijn veel soorten diplo ma's. Sommige zijn met krullen en versiersels, andere zijn saaie cijfer lijstjes. Weer andere vermelden alleen dat je enige tijd op een bepaalde school hebt rondgelopen en daar met verschillende vakken bezig bent geweest. Die laatste heten dossierdiploma's, omdat daar meestal niet met cijfers maar met ander documentatiemateriaal verslag van je ken nis wordt gedaan. Maar voor allemaal geldt, dat je ze hard nodig hebt om banen te krijgen, vervolgopleidingen te gaan doen of je kennissen te overtuigen van je capaciteiten. O O Discriminatie Met de term „positieve discriminatie" (het omgekeerde van negatieve) wordt bedoeld het verlenen van extra hulp aan scholen die dat nodig hebben. In Engeland (waar de term vandaan komt) werd een program ma opgesteld voor hulpverlening aan Education Priority Areas. In ons land is niet gekozen voor hulpverlening aan hele gebieden (bij voorbeeld alle oude stadswijken) maar aan scholen. Als maatstaf is genomen het sociale milieu van de kinderen die op een school zitten. Als een school naar verhouding veel kinderen heeft wier vaders in de lagere beroeps groepen zitten, komt de school in aanmerking voor speciale hulp. Dat kan zijn een extra leerkracht, meer geld voor leermiddelen, subsidie voor school- en buurtwerk of iets anders. Ook het aantal niet-Neder- landstalige kinderen op een school (rijksgenoten en gastarbeiders) kan een reden zijn tot zulke „discriminerende" maatregelen. Doorstroming Het woord kwam in zwang door de Mammoetwet. Een van de doelstellin gen van de Mammoetwet (zie daar) was de doorstroming te bevorderen. Bij voorbeeld van een tweede klas mavo naar een derde klas l.t.s. Dat zou je horizontaal kunnen noemen. Maar ook de doorstroming naar bo ven moest gemakkelijker wórden. Bij voorbeeld na vier jaar mavo over stappen naar de vierde van de havo. Dat heet dan verticaal. Vooral deze vorm van doorstroming (mavo-havo) komt veel voor. In het hoger onder wijs is de doorstroming tussen universiteit en hoger beroepsonderwijs nog nauwelijks geregeld. Education Permanente Lifelong education, zeggen de Engelsen. Levenslang leren, zou je kun nen zeggen. Er is waarschijnlijk geen onderwerp waarover zo oeverloos en vrijblijvend gepraat is als dit. En toch is dat gepraat niet helemaal zin loos. Kennis veroudert snel, mensen zullen steeds weer moeten bijtan ken. Herscholen, bijscholen, omscholen, postacademische vorming, er komt geen eind aan het leren. En dan hoef je niet alleen aan het schoolse leren te denken. Educatieve radio- en televisie (zie: open school), vor mingswerk, zelfstudie: dat heeft er allemaal mee te maken. Zoals je moe der al zei: een mens is nooit te oud om te leren. Examen Om iemands kennis en vaardigheden te toetsen, wordt in het onderwijs meestal het examen gebruikt. Je hebt ze in soorten. Er zijn schriftelijke, mondelinge en praktische examens en soms wordt een combinatie van deze verschillende typen aangewend om je te laten bewijzen wat je op school waard bent/was. Daarnaast kun je examens indelen in toelatings-, eind- en herexamens. Voor leerlingen met examenvrees is het een schrale troost te weten dat niet iedereen overtuigd is van de waarde van examens, omdat individuele eigenschappen niet erg aan hun trekken ko men in het uniforme meerkeuze-vragensvsteem van de schriftelijke schoolexamens. Experimenten Alle pogingen om oude onderwijsvormen en langbestaande schoolvak ken opnieuw te bekijken en op te zetten, zou je experimenten kunnen noemen. Er zijn op het ogenblik experimenten gaande met het kleuter- en lager onderwijs, met de middelbare school (middenschool) en het hoger onderwijs (lerarenopleidingen). Daarnaast wordt er op ruime schaal geëxperimenteerd binnen veel scholen en faculteiten van universiteiten. Er is een speciale experimentenwet die daarvoor wettelijke mogelijkhe den biedt. Expressievakken Taal en rekenen zijn belangrijk, maar het is minstens zo belangrijk je creatieve mogelijkheden uit te buiten. Dat kan via gymnastiek, het kan ook via tekenen, of toneelspelen, muziek of dansen. De schoolvakken die deze kanten van je persoonlijkheid benadrukken heten expressievak ken. Ze zijn belangrijk, al kun je er op lang niet alle scholen een keuze vak voor je eindexamen van maken. Het is in ieder geval al een voordeel dat binnen het onderwijs erkend wordt dat het leven uit meer dingen be staat dan de vakken waarop je je hersens breekt. O O Flexibel Dat slaat niet op harmonicawandjes in schoolgebouwen. Flexibel is het tegengestelde van „Klassikaal" (zie daar). In het zuiver klassikale sy steem (als dat bestaat) werkt de hele klas in een gelijk tempo eenzelfde hoeveelheid leerstof door onder leiding van de eigen klasse-onderwijzer. Flexibel betekent dat je variatie brengt in deze heilige drieëenheid van klasse-verband, leerstof en klasse-leerkracht. Dat kan geleidelijk. Je kunt bijvoorbeeld binnen een jaarklas verschillende groepjes maken voor bepaalde vakken Je kunt de leerstof uitsplitsen in basis-stof, her- halings-oefeningen. verrijkings-opdrachten. Je kunt de jaarklasse af schaffen en kinderen van verschillende leeftijd laten samenwerken. En je kunt een taakverdeling binnen het team van leerkrachten maken zo dat kinderen niet voor alles dezelfde leerkracht krijgen. Fröbel, Friedrich Als romanticus was Fröbel (1782-1852) ervan overtuigd dat één kosmi sche wet het heelal beheerst en dat de ontwikkeling van de natuur, de cultuur en de mens langs dezelfde lijnen verloopt. Bij de ontwikkeling van het kind ging het vooral om de beleving van de eenheid van het le ven. Zo zou het kind in harmonie met zichzelf en met de omringende we reld geraken. Het beleven van die harmonie is mogelijk door het omgaan met materialen. De bal is het symbool van het dynamische, de kubus van het statische en de cilinder is de vereniging van het statische met het dy namische. In de plaats van het passief leren stelt Fröbel de zelfontplooiing van het kind. Pas in de twintigste eeuw worden zijn gedachten op grote re schaal toegepast (Kindergarten, Fröbelscholen). Gymnasium Bestaat het nog? Ja. het bestaat nog. Als zelfstandige school is het gym nasium de laatste jaren zelfs populair: een klassieke opleiding op een kleine school is kennelijk aantrekkelijk. Daarnaast zijn er scholenge meenschappen met een afdeling gymnasium. Veel gymnasiasten zijn be ter in Latijn dan in gymnastiek (al betekent „gymnasium" eigenlijk „sportschool"). Het gymnasium is zesjarig. O O Harmonisatie Harmoniseren betekent: tot een goed samengaand geheel maken. Het begrip wordt b.v gebruikt in verband met pogingen de twee soorten brugklas in het voortgezet onderwijs, die van het lager beroeps en die van net algemeen voortgezet onderwijs, meer op elkaar af te stemmen. Doordat een lbo-leerling in zijn brugklas andere vakken krijgt dan een avo-leerling (zie: lessentabel) is het bijna onmogelijk voor hem van het beroepsonderwijs over te stappen naar het avo-onderwijs als hij daar zin in en capaciteiten voor heeft. Het omgekeerde komt natuurlijk ook wel voor. maar minder vaak. Een wetsontwerp dat de vakken in de twee brugklassen meer op elkaar wilde afstemmen is voorlopig in de ijskast gezet. Harmonisatie is een lieflijk klinkend woord, maar blijkt op enor me weerstanden te stuiten. Havo Het hoger algemeen voortgezet onderwijs is een vorm van voortgezet on derwijs die sinds de invoering van de Mammoetwet bestaat. Het is mét het atheneum een voortzetting van de oude HBS. Het havo leidt op voor het hoger beroepsonderwijs en een leerling kan deze school in vijf jaar doorlopen. Her- en bijscholing Als je op een bepaald moment merkt dat je een verkeerde vooropleiding hebt gevolgd voor het vak dat je uitoefent of zou willen uitoefenen, dan moet je gaan bijscholen of soms zelfs herscholen. Nieuwe technische ontwikkelingen maken her- en bijscholing steeds vaker nodig. Het ar beidsbureau kan inlichtingen verstrekken over mogelijkheden om met overheidssteun je opleiding aan te vullen of een nieuwe opleiding te vol gen bijvoorbeeld op één van de centra voor vakopleiding voor volwasse nen waar omscholingscursussen voor technische beroepen verzorgd worden. Herstructurering Het wetsontwerp Herstructurering Wetenschappelijk Onderwijs (wet- Posthumus) beoogt paal en perk te stellen aan de soms zeer lange univer sitaire studies. De cursusduur (dat is de tijd die nodig is voor het onder wijsprogramma) bedraagt nu veelal een jaar of zes. Dat zou in principe vier jaar moeten zijn, als dat echt niet kan hooguit vijf jaar. De student zou verder niet meer eindeloos ingeschreven mogen staan. De inschrij vingsduur wordt beperkt tot zes a zeven jaar (vier a vijf jaar cursusduur plus twee jaar speling). Andere elementen in het wetsontwerp zijn: een propedeutisch examen na het eerste jaar en de mogelijkheid voor verde re studie na het doctoraal examen (als research-student of assistent-on derzoeker). Op het moment dat dit geschreven wordt is de parlementaire behandeling van het in 1971 ingediende wetsontwerp nog niet voltooid. Hoger Beroepsonderwijs Er zijn ongeveer 350 instellingen voor hoger beroepsonderwijs (HBO). Het HBO is toegankelijk met een havo-diploma, al is de toegang vaak be perkt wegens plaatsgebrek (zie: Numerus Fixus). Er zijn ook nogal wat instellingen die al dan niet vanwege de grote toeloop van studenten eisen stellen aan de samenstelling van het vakkenpakket of aan de exa- mencijfers. De meeste opleidingen duren drie jaar. Sinds kort is het hoger beroepsonderwijs gebundeld in de zogenaamde HBO-raad, een overlegorgaan dat ook de minister van advies dient. Er is een wettelijke regeling in de maak waardoor universiteiten én HBO on dergebracht worden in één stelsel van hoger onderwijs met betere ver wijs- en overstapmogelijkheden. Het HBO kent een grote verscheidenheid. Zonder volledigheid na te stre ven een paar voorbeelden van wat er allemaal bij hoort: lerarenopleidin gen, hogere technische scholen, sociale academies, opleidingen voor jeugdleider, hogere huishoudscholen, kunstacademies, pedagogische academies, de journalistenschool, hogere hotelscholen, scholen voor ho ger economisch en administratief onderwijs, de hogere zeevaartscholen, enzovoorts. Bij de staatsuitgeverij is een boekje verkrijgbaar waar het allemaal in staat: „Hoger E -i '(Herwijs" O O Huishoudschool De huishoudschool (het lager huishoud- en nijverheidsonderwijs) is één van de twee belangrijkste vormen van lager beroepsonderwijs. Wat de lts is voor een jongen, is de huishoudschool voor een meisje. Er zal een 'andere vorm van voortgezet onderwijs nodig zijn (b.v. de middenschool) om niet alleen de strenge scheiding tussen beroeps- en algemeen voort gezet onderwijs op te heffen, maar ook het verschil tussen typisch jon gens- en typisch meisjesonderwijs dat in het lbo zeker nog geldt. Wél be staan er nu al enkele scholen voor lbo die jongens en meisjes samen tech nisch en huishoudonderwijs aanbieden. Leerlingen van een huishoud school krijgen les in algemeen vormende vakken en daarnaast les in vakken die ze later eventueel na een vervolgopleiding in het huis houden of in een verzorgend of dienstverlenend beroep (b.v. in een kin der-. zieken- of bejaardentehuis) nodig hebben. Huiswerk Alsof alle uren die je per week op school doorbrengt, nog niet genoeg zijn, kent ons onderwijssysteem het huiswerk. Dat zijn opdrachten die de leraar of onderwijzer je opgeeft om thuis te maken. Met overhoor- beurten en proefwerken wordt dan op school gecontroleerd of je je huis werk wel goed gedaan hebt, en daar hangt dan weer van af nf je over gaat of blijft zitten. Individualisering Elk mens heeft verschillende eigenschappen u i ...i en indivi dualiserend onderwijs probeert b.v. door middel van differentiatie (zie daar) en zelfwerkzaamheid leerlingen de kans te geven hun specifieke eigenschappen tot uiting te laten komen. Dat is dus wel wat anders dan het klassikale onderwijs waarbij ieder kind in een klas op dezelfde ma nier benaderd wordt. Het huishoud-, technisch en mavo-onderwijs ken nen een speciale individuele variant (ihno, ito en ivo), waarbij sterke na druk op individuele begeleidine gelogd worH». O O Innovatie Onderwijsminister Van Kemenade is vroeger hoogleraar in de socioli gie van het onderwijs geweest. Vandaar. Vernieuwing heet dus met een mooi Latijns woord: innovatie (denk maar aan „novum", iets nieuws). Innovatie heb je in soorten: er is een nieuwe basisschool (zie daar) in de maak, een middenschool (zie daar), een open school (zie daar), een nieuw soort onderwijs voor werkende jongeren (zie: Participatie-onderwijs), en daarvoor heb je allemaal „innovatiecommissies" die dat uitdenken en begeleiden. Een voor vakidioten heel gebruikelijke afkorting is bijvoor beeld: ICM. Dat betekent gewoon: Innovatie Commissie Middenschool. Integratie Nog zo'n afschuwelijke term uit het onderwijsjargon. Maar dat is geen reden om dit woord over te slaan. Het gaat per slot van rekening om de eenwording van de kleuter- en lagere school. Dat wordt een gigantische operatie, waarbij meer dan achtduizend lagere scholen en bijna zeven duizend kleuterscholen betrokken zijn. En die zitten dan meestal in ver schillende gebouwen, behoren tot verschillende levensbeschouwelijke richtingen, hebben verschillend opgeleid personeel en hebben elk hun ei gen werkwijze. En dat is nog niet alles, want de nieuwe „basisschool" (zie daar) die uit deze integratie voort komt zal ook ruimte moeten bieden aan een deel der kinderen die nu in het buitengewoon onderwijs terecht komen. Op een klein aantal scholen wordt eerst een proef genomen met deze integratie van kleuter- en lager onderwijs. Intelligentie Hoewel je ook over sociale of praktische intelligentie kunt spreken, wordt intelligentie toch vooral opgevat als intellectuele begaafdheid. Geen constant gegeven. Intelligentie groeit met de jaren. Allerlei intelli gentietests proberen de intelligentie te meten. Het I.Q. (intelligentiequo tiënt) drukt dan de verhouding uit tussen intelligentieleeftijd en kalen derleeftijd. Het I.Q. varieert van ongeveer 140 (uitstekend) tot ongeveer 70 (zwakzinnig). De laatste jaren wordt minder waarde gehecht aan de voorspellende waarde van I.Q.-te«ts.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 15