8
-UW/KWARTET DINSDAG 27 MEI 1975
KLEIN ABC 1
O
O
Analfabetisme
Aan het begin van alle onderwijs staat het alfabet. Wie zijn letters niet
van A tot Z kent, kan zijn woordje niet meespreken en vandaar dat elk
land in ontwikkeling bestrijding van het analfabetisme bovenaan de
-agenda plaatst. In Nederland is iedereen officieel geletterd. Bij de dok
ter leren we al vroeg A zeggen, wie A zegt moet ook B zeggen en als je zo
doorgaat kom je vanzelf bij de Z terecht. Zo simpel ligt het eigenlijk. Om
echt geletterd te zijn heb je overigens niet genoeg aan die 26 letters en
moet je ook begrijpen wat je leest, zegt, hoort en schrijft. Zou Nederland
eigenlijk wel zo geletterd zijn?
Anti-autoritair
Wie is de baas op school? Sinds het eind van de jaren 60 helemaal niet
zo'n makkelijke vraag. In de anti-autoritaire beweging die vanuit Berlijn
ook over ons land spoelde hadden allen in het onderwijs, van peuters tot
en met leerkrachten, principieel dezelfde plichten en rechten ten opzich
te van elkaar. Deze vriendelijke opvatting is inmiddels wel wat over haar
hoogtepunt heen en echte zuiver antiautoritaire groepen bestaan nu ei
genlijk nergens meer. De opvatting dat onderwijs uit moet gaan van de
verlangens en behoeften van het kind heeft wél een sterke impuls gekre
gen van de a-a beweging, net als de (meer politieke) gedachte dat het on
derwijs er is om het kind weerbaar te maken tegenover de harde maat
schappij.
Arbeidsbureau
Als je vragen over of problemen met je werk(gever) hebt moet je bij het
arbeidsbureau zijn. Je kunt er terecht voor werkbemiddeling, voor her
en bijscholing, voor beroepskeuzeadviezen en testen. Als je ontslagen
dreigt te worden, moet je, voordat je dat ontslag accepteert, bij het ar
beidsbureau langsgaan. Bij vrijwillig ontslag loop je namelijk je werk
loosheidsuitkering mis. Elk arbeidsbureau (inlichtingen Directoraat Ge
neraal voor de Arbeidsvoorziening in Rijswijk 070-184670) heeft een spe
ciale afdeling voor jongeren.
O
O
Atheneum
Het atheneum is een vorm van voortgezet onderwijs die de leerlingen
voorbereidt voor het wetenschappelijk onderwijs. Het bestaat in ons
land sinds de invoering van de Mammoetwet en is min of meer de voort
zetting van de door Thorbecke uitgevonden HBS. Als alles goed gaat,
kan een leerling in 6 jaar het atheneum afmaken, één jaar langer dan
vroeger de HBS duurde.
Autodidact
Een echt kruiswoordpuzzelwoord.Iemand die door zelfstudie net zoveel
te weten is gekomen als een ander die daarvoor lange jaren op school en
universiteit gezeten heeft, is een autodidact. Wat niet wil zeggen dat het
onderwijs niet deugt, maar dat autodidacten mensen met een ijzeren
zelfdiscipline, groot concentratievermogen en een doel voor ogen zijn.
Avondonderwijs
Wie overdag geen gelegenheid heeft om onderwijs te volgen, kan
's avonds via avondscholen, schriftelijke cursussen of televisiecursussen
zijn kennis bijspijkeren. Alle vormen van voortgezet onderwijs worden
wel ergens op een avondschool (of scholengemeenschap) gegeven. Let is
niet duur meestal, maar de mogelijkheden zijn nogal verspreid en
soms schaars. En dan valt het niet mee om drie avonden in de week naar
zo'n school toe te reizen, vooral als je overdag gewerkt hebt.
Schriftelijk onderwijs is duurder, maar wél bij je zelf thuis. Er zijn tallo
ze mogelijkheden die vaak ook opleiden voor een diploma. Het kost na
tuurlijk wel doorzettingsvermogen om bezoek of een leuk televisiepro
gramma mis te lopen voor thema's en sommen. Teleaccursussen zijn een
andere mogelijkheid maar die leiden lang niet altijd op voor een diploma
waar je verder mee kunt. Bij het arbeidsbureau of de gemeentesecreta
rie kun je informeren welke avondopleidingen er in de buurt gevolgd
kunnen worden en welke vooropleiding vereist is voor de opleiding die
je wilt volgen. Om te weten te komen of de schriftelijke cursus van je
keuze betrouwbaar en goed is, kun je je wenden tot de inspectie van het
schriftelijk onderwijs, Achter de Dom 5 te Utrecht.
Basisonderwijs
De „grote" school voor de zesjarige, de „lagere" school van zijn ouders,
de „basisschool" van de toekomst. Dat laatste is wel een voorbarige
naam want we werken nog steeds met de Lager Onderwijswet van 1920.
In 1970 kwam er een voorontwerp van wet op het basisonderwijs met
veel nieuwigheidjes zoals Engels vanaf ongeveer het tiende jaar, meer
taakonderwijs (voor bepaalde vakgebieden), en loslaten van de jaarklas
se (zie Flexibel en Klassikaal).
Op die weg wordt voortgegaan, maar de vernieuwing wordt nu niet via
een wet, maar door middel van een aantal officiële proefnemingen voor
bereid. Die proef gaat een stap verder dan het voorontwerp: Kleuter- en
lagere school worden geïntegreerd (zie: integratie) tot één basisschool
voor 4- tot 12-jarigen met één doorlopend schoolwerkplan, waarin het
kind beter zijn eigen ontwikkelingstempo kan volgen. De eerste proef
scholen beginnen in 1975. Als de proef slaagt zal deze „inktvlek" zich ge
leidelijk uitbreiden.
(Literatuur: „Breken met breuklijnen", 1974. Voorlichtingsdienst minis
terie van onderwijs, Nieuwe Uitleg 1, Den Haag).
Beroepskeuze
Wat wil je later worden? De beantwoording van die vraag is meestal een
vrij ingewikkeld proces. Het begint al omstreeks je twaalfde als je kiest
tussen lager beroepsonderwijs en mavo-havo-vwo. In het beroepsonder
wijs moet je al vrij snel weer een richting kiezen. Op scholen voor mavo-
havo-vwo kom je in de derde, vierde klas ook voor allerlei keuzen te
staan: welk schooltype, welke richting (A of B), welk vakkenpakket.
Daarbij kan de schooldecaan je helpen. Als je meer advies wilt, kun je je
laten testen bij het arbeidsbureau of door een beroepskeuzebureau. Er is
een landelijke centrale waar de r.k., prot. en algemene bureaus bij aan
gesloten zijn: Centraal Comité Samenwerking Beroepskeuze Voorlich
ting. Het ministerie van Onderwijs (Nieuwe Uitleg 1, Den Haag) heeft
veel voorlichtingsmateriaal over schooltypen, beroepskeuze, studietoe
lagen, enz. Gezien de situatie op de arbeidsmarkt (werkloosheid) en de
voor veel vormen van onderwijs geldende (150) studentenstops is het
zaak verschillende mogelijkheden open te houden.
O
O
Beroepsonderwijs
Het beroepsonderwijs is het woord zegt het al min of meer beroeps
gericht. Dat „min of meer" moet erbij, want het beroepsonderwijs wordt
steeds „algemener". Zie verder bij Lager en middelbaar beroepsonder
wijs en bij Hoger beroepsonderwijs.
Bevoegd gezag
Volgens een voorlichtingsfolder van het ministerie van onderwijs is het
bevoegd gezag 'de spil van het gehele Nederlandse onderwijssysteem'.
Je hebt gezag in soorten. De meerderheid van de scholen wordt beheerd
door een vereniging of stichting voor bijzonder (zie daar) onderwijs. Dan
is het bestuur van die vereniging of stichting 'bevoegd gezag'. Dat be
stuur moet zich wel houden aan een de subsidievoorwaarden, maar is
verder baas in eigen school (zie: vrijheid van onderwijs).
Daarnaast bestaan er Gemeentelijke Scholen. Gemeenten zijn verplicht
voor openbaar onderwijs te zorgen. Dan vormen B. en W. het bevoegd
gezag. Tenslotte kan het Rijk scholen beheren. Dat gebeurt eigenlijk al
leen als gemeente of particulier initiatief in een bepaalde streek niet
voor scholen kunnen zorgen. Op deze rijksscholen oefent de minister
van onderwijs het bevoegd gezag uit.
Bevoegdheid
Een ingewikkeld verhaal is dat van de bekwaamheden en bevoegdheden
in het onderwijs. Er zijn vele bewijzen (akten) van bekwaamheid en aan
die bewijzen zijn door de minister bepaalde bevoegdheden verbonden.
Voor het kleuteronderwijs heb je een diploma nodig van een opleidings
school voor kleuterleidsters, voor het basisonderwijs van een pedagogi
sche academie. Het voortgezet onderwijs kent bevoegdheden in drie
hoofdgroepen: eerste graad (bevoegd voor hoger beroepsonderwijs en
gymnasium/atheneum), tweede graad (middelbaar beroepsonderwijs,
eerste klas gymnasium/atheneum, eerste drie klassen havo) en derde
graad (lager beroepsonderwijs, mavo). Het is de bedoeling hier een twee
deling van te maken: eerste en tweede graad. Maar dat gaat veel geld
kosten, want de laagst betaalden (derde graad) willen dan gesalarieerd
worden op het niveau van de tweede graad. Dat zal volgens minister Van
Kemenadc dc eerste jaren niet mogelijk zijn.
O
O
Bibliotheek
Een woord dat snel zal verouderen. Steeds meer scholen spreken nu
over documentatiecentrum. Daar kun je dan niet alleen boeken halen,
maar ook andersoortig informatiemateriaal: kranteknipsels, grammo
foonplaten, dia's, films, documentatiekaarten of -mappen, transparan
ten, foto's, kaarten, enz. Dat is een ontwikkeling die ook gewone openba
re bibliotheken meemaken.
Het inrichten en beheren van een bibliotheek/documentatiecentrum is
kostbaar en vergt veel ruimte en mankracht. Daarom gaan er steeds
meer stemmen op om deze centra in breder verband op te zetten. Bij
voorbeeld samen met de openbare leeszaal of samen met een andere
school.
Boeke, Kees
Boeke (1884-1966) begon over het onderwijs na te denken toen zijn eigen
kinderen aan school toe waren. Hij zette thuis een schooltje op vanuit
zijn Quaker-achtige, antimilitaristische, aanvankelijk ook anarchisti
sche levensvisie. Het huis was al gauw te klein en groeide uit tot wat ging
heten „De werkplaats" in Bilthoven. Deze school bestaat nog, maar nu is
het toch een vrij gewone school. In de tijd van Boeke was het een echte
gemeenschap van kinderen (van 3 tot 18) en volwassenen. De zelfwerk
zaamheid van het kind stond voorop. Het kind leerde in de gemeenschap
te leven, een ander te helpen, zichzelf te worden. Dat leven bleef niet be
perkt tot leerboeken. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het
bestuur, het onderhoud van gebouwen en tuin, de verzorging van de die
ren, het spel, het handwerk, eigenlijk alles hoorde thuis in de werkplaats
van het kind. De uitgangspunten van Boeke vonden later steeds meer er
kenning, maar zijn ideaal bleek vooralsnog een utopie. De tegenwoordi
ge IVO-scholen werken nog wel in de richting van wat Boeke bedoelde.
Boventallig
Een boventallige leerkracht is iemand die boven de normale personeels
sterkte mag worden aangesteld. Een school heeft bijvoorbeeld recht op
zeven leerkrachten, maar mag dan een achtste leerkracht aantrekken.
Het Rijk vergoedt boventallige leerkrachten als er bijzondere omstan
digheden zijn: veel kinderen uit minder vermogende gezinnen of veel
kinderen van gastarbeiders op een school.
Brugklas
De Mammoetwet voorziet in een brugperiode als overgang tussen de la
gere en de middelbare school. De eerste klas (en sommige scholen brei
den dat uit) is voor alle leerlingen gelijk. Zo hoeven ze niet op hun 12e
jaar al te beslissen welke opleidingen ze zullen volgen (én dat heetf alles te
maken met wat ze later in de maatschappij gaan doen), maar krijgen ze
een jaar langer de tijd om te kijken waarvoor ze het meest geschikt zijn.
Of je beslissen moet op je 12e of je 13e jaar maakt nog niet zoveel ver
schil. Vandaar dan ook dat er gedacht wordt over een drie- of vierjarige
„brugperiode" die dan middenschool heet. Overigens is er nóg een reden
om het begrip brugklas met een korrel zout te nemen. Niet alle leerlingen
krijgen hetzelfde onderwijs in de eerste klas van de middelbare school:
eenderde komt in een brugklas van het lager beroepsonderwijs terecht
en de anderen in het algemeen voortgezet onderwijs. Die brugklassen
verschillen en overstappen van het ene naar het andere onderwijs is niet
makkelijk. Pogingen om die brugklassen meer op elkaar af te stemmen
zijn tot nu toe niet erg gelukt (Zie: Harmonisatie)
Buitengewoon onderwijs
Kinderen die lichameliik en/of geestelijk gehandicapt zijn, die leer- en
opvoedingsmogelijkheaen hebben of van wie de ouders een reizend be
staan leiden, kunnen meestal geen „gewoon" onderwijs volgen. Voor hen
zijn er buitengewone scholen waar ze onderwijs kunnen krijgen dat aan
hun speciale situatie is aangepast. Geestelijk, lichamelijk of maatschap
pelijk gehandicapte kinderen kunnen meestal vanaf hun 3e jaar naar
zo'n school toe, volgen daar dan kleuter-, lager en soms voortgezet on
derwijs, waarna ze in sommige gevallen in sociale werkplaatsen te werk
gesteld kunnen worden. De inhoud en de vorm van deze vorm van on
derwijs wijkt uiteraard af van het gewone onderwijs. Ondanks
deze verschillen wordt er steeds vaker voor gepleit het buitengewoon on
derwijs, waar dat mogelijk is. meer te betrekken bij het gewone onder
wijs.
O
O
Bijzonder onderwijs
Het Nederlands onderwijs is op bijzondere wijze georganiseerd. Ruim
tweederde van de scholen heeft een bijzonder karakter. Dat wil zeggen
dat deze scholen niet uitgaan van de overheid (openbaar onderwijs),
maar van stichtingen, verenigingen of kerkgenootschappen. De twee
grootste groepen zijn die van het protestants-christelijke en van het
rooms-katholieke onderwijs. Daarnaast is er een groep neutraal-bijzon
dere scholen (bijv.: Nutsscholen, Montessorischolen, Ivo-scholen, Vrije
scholen, enz.).
De onderwijswet van 1857 gaf wel de mogelijkheid, maar niet de finan
ciële middelen om eigen scholen te stichten. Er volgde een lange school
strijd met als inzet het recht van de ouders op een eigen school. In 1889
werden openbaar en bijzonder onderwijs in principe gelijkgesteld.
Grondwettelijk werd de vrijheid van onderwijs (zie daar) in 1917 vastge
legd. Financieel werd de gelijkstelling in 1920 een feit.
Cito
Voluit: Centraal Instituut voor Toets Ontwikkeling. Het Cito maakt toet
sen voor het onderwijs. Bijna allemaal in de vorm van meerkeuzevra
gen, waarbij één antwoord goed is. Dat kan de computer makkelijk na
kijken.
Het meest bekend zijn de toetsen voor zesdeklassers van de lagere
school. Deze toets is medebepalend voor de toelating tot mavo-havo-
v.w.o. Wie te laag scoort mag naar het lager beroeps onderwijs. Het is
vooral deze toets die nogal wat kritiek ontmoet vanwege het sterk selec
terend gebruik dat er van gemaakt wordt.
Ook de Cito-toetsen voor het voortgezet onderwijs ontmoeten wel kri
tiek. Zo verzetten veel geschiedenisleraren zich tegen een centraal
schriftelijk eindexamen. Leraren in de moderne talen maken soms be
zwaar tegen het eenzijdig karakter van de toetsen (meerkeuzevragen).
Het socialistisch onderwijsfront gaf een anti-cito-krant uit.
Het zijn vooral de selectieve en uniformerende toetsen die kritiek oproe
pen. De diagnostische toets die bedoeld is om te zien wat een leerling wel
en niet weet (en hem verder te helpen) heeft dat bezwaar niet.
O
O
Collegegeld
Vooral bekend omdat studenten er enkele jaren acties om gevoerd heb
ben. Tot voor kort kostte het studeren aan universiteit of hogeschool
200.per jaar per persoon. Dank zij de toenmalige minister De Brauw
werd dat in één klap opgevoerd tot 1000.Dit kloeke optreden had
talloze bezettingen, demonstraties, handtekeningenacties en wetsontdui
kingen tot gevolg, waarna door een volgende regering de prijs voor een
jaar studeren gehalveerd werd. Het onderwerp kan nu onder het kopje
„folklore" weggeborgen worden.
Compensatie
Wie geen Algemeen Beschaafd Nederlands spreekt, krijgt moeilijkhe
den op school en wordt taalarm genoemd. Compensatieprogramma's
zijn er dan om zo'n kind bij te spijkeren en te leren praten en denken als
de Algemeen Beschaafde Nederlander. De resultaten van tal van com
pensatieprogramma's (overgewaaid uit de Verenigde Staten) bleken niet
mee te vallen zodat men zich vervolgens ging afvragen waarop al dat
gezwoeg sloeg. Heeft het zin een kind meer en andere taaluitingen te le
ren dan waarmee het zich in zijn eigen kring uitstekend kan redden? Wie
stelt er eigenlijk vast dat de ene taal minder is dan een andere? En heeft
het zin iemand een andere taal te leren zonder iets aan de maatschappe
lijke omstandigheden te veranderen?
Crèche
Opbergplaats voor kinderen die te jong zijn voor de kleuterschool, zodat
hun moeders kunnen gaan werken. Een andere opvatting: plaats waar
een kind al vroeg kan leren omgaan met andere kinderen, wat in deze
tijd van kleine gezinnen geen overbodige luxe is. Dat daardoor hun moe
ders hun handen enkele uren per week vrij krijgen voor andere bezighe
den is een bijkomend voordeel. Er zijn natuurlijk ook .opvangmogelijk
heden voor kinderen van ouders die hele dagen moeten werken, maar
die heten dan meestal kinderdagverblijven.