idersen op vele manieren verbeeld arry Mulisch als dichter Afgoden dorsten naar bloed jVARTET ZATERDAG 17 MEI 1975 KUNST PSR19 H17 Kruis lonstellingen ter herdenking van Hans Christiaan Andersens honderdste sterfdag: de ene. ne, reist door Nederland en daar werd al uitgebreid aandacht aan besteed de andere aar in Den Haag te zien. In het Rijksrtiuseum Meermanno-Westreenianum, dat de laat- veel prettiger in het gehoor liggende extra naam 'Museum van het Boek' eigenlijk zelden likt. fle collectie van dit mu- rcel veel meer. Egypti- en Romeinse voor- schilderijen uit diverse rzameld door W. H. J. Westreenen, maar 'het er toch wel de kroon ide (10de eeuw) tot het En de tijdelijke ten en. die er gehouden jben altijd wel het boek erp. Dt 7 juni, 'Andersen ver expositie die een bijzon- erd overzicht geeft van Andersenuitgaven in Het leuke van de opzet is dat er niet alleen maar dure bibliofiele toestanden staan uitgestald, maar dat je er ook de meest onnozele prentenboekjes kunt vinden met van die belabberde 'er was eens'- tekstjes waarin je soms nauwelijks meer de kern van Andersen's origi nele sprookjes kunt terugvinden. Er zijn er zelfs waarop zijn naam ont breekt,maar dat. las ik eens ergens, komt omdat Andersen het hoogste bereikt heeft dat voor een sprook jesverteller is weggelegd: zijn werk is anoniem geworden, zoals de volkssprookjes anoniem zijn. En er werd wat 'afgeschnabbeld eisje met de zwavelstokjes', illustratie van Hans Tegner. door allerlei figuren waarvan ze thuis zeiden, dat ze zo enig konden tekenen, maar die waarschijnlijk zelf meer dan eens verbaasd gecon stateerd hebben dat hun krabbeltjes nog echt in druk verschenen ook! Toch waren het Juist dikwijls dit soort boekjes die voor vele kinde ren de eerste (en trouwens ook de laatste) kennismaking waren met het werk van deze unieke figuur. Speciaal bewerkt Als je het goed beschouwt eigenlijk een vreemde zaak: Andersen's sprookjes, die hij schreef voor kin deren. speciaal bewerkt voor kinde ren. De graficus William Kuyk noemt dat in het boekje dat deze tentoonstelling begeleidt 'Sprookjes voor kinderen in het kwadraat.' Ik heb er een van de bekendste orgl- nele vertalingen uit' het Deens/ die van M. van Eeden-Van Vloten nog eens bijgehaald. Als Je daaruit de meest bekende sprookjes licht, zo als 'Het lelijke jonge eendje', 'De Nachtegaal'. 'De prinses op de erwt', 'De kleine zeemeermin' of 'Het kleine meisje met de zwavel stokjes': waarom zou je die nog eens* bewerken? Het taalgebruik la misschien in on ze ogen wat traditioneel, doet een beetje ouderwets aan, maar dat geeft bij het voorlezen nou juist de sfeer, die kinderen bij zo'n sprookje eigenlijk min of meer verwachten. Wat verder die goedkope(re) pren tenboeken betreft, je moet de kri tiek daarop ook weer niet overdrij ven. Want menigeen zal in zijn jeugd dergelijke boekjes om een bepaald plaatje of een stukje senti menteel proza gekoesterd hebben als een schat. Terwijl hij het door 'ouders en opvoeders' aanbevolen modern geïllustreerde werkje, be doeld om het kind 'reeds op jeugdi ge leeftijd te confronteren met ei gentijdse vorm-idiomen' in de kast bleef liggen. Illustratie van Thys Mauve voor 'De slak en de hageroos' 1941. Illustratie van Charley Toorop voor 'De fami lie van Grethe het Kippenvrouwtje' 1938. Want je moet je niet vergissen in de reacties van het jonge kind: iedereen, die ze zelf heeft, weet hoe moeilijk het is van hen een uitge sproken mening los te krijgen. Maar het staat wèl vast, dat zo'n kind, hoe wonderlijk en eigenzinnig het soms zélf met de interpretatie van de werkelijkheid omspringt, van anderen en vooral van vol wassenen een zo essentieel moge lijke weergave daarvan verwacht. En dat die weergave niet aan een bepaalde mode of tijdvak gebonden hoeft te zijn, blijkt wel uit de volkomen opgehaalde populariteit van nostalgische figuurtjes aU Ot en Sien. Eigen verbeelding Voor oudere kinderen gaat er weer een andere factor meespelen: de eigen verbeelding die zich vormt tijdens het zélf lezen. Ik kan me nog heel goed mijn teleurstelling herin neren, toen ik als verwoed verslIn- der van Old Shatterhands avontu ren eens een uiterst goedkope uit gave van eên van Karl May's boe ken in handen kreeg. De verschil- R. L. K. Fokkema nige tijd manifesteert Harry Mulisch (geb- 1927) zich als dichter. In interviews herinnert chter aan dat tegen het slot van zijn roman Archibald Strohalm (zijn debuut uit 1952) specimina voorkomen- van de poëzie die hij als 18-jarige schreef. ervan: 'Heel strenge, mo tie verzen. Toen ik wat ras geneerde lk me daar- ik gooide ze allemaal weg. ik ze graag weer gehad, curiositeit. Toen ik 21 was weer gaan dichten, maar er invloed van Achterberg, was ook miet goed. Toen ermee opgehouden' (De 1,3). licht 4 zegt hij'Ik kon lëzie kwijt in mijn romans. hibald Strohalm bijvoor- ïanteerde ik een intuïtief. •ief woordgebruik. Daarna me meer gaan engageren, ilets meer Is om enthousi- ■x te zijn, komt de poëzie ir in zuivere vorm vrij', ulisch is een goed gedicht picturale vorm: 'Het wit- r is een lijst. Zoals je t raam de bomen ziet waar en aan voorbij gaat, zo 'Tc met het wit van het Voor Woorden, woorden. t (1973) heb ik de woor- hun logisch en linair ver- -feerukt, ze doorgeknipt, op attegrond geplakt, er lijn- ssen getekend'. De bundel hij het resu'taat van huis- n de zenuwachtige weken iber 1971. die voorgin- de geboorte van mijn let is dus niet zo verwon- dat de bundel clrkelbewe- maakt rond het thema 'to lot to be'. Wat knutselwerk leeft met iets heel wezen- maken. Mulisch meent ik dat een gedicht niet al en visuele vorm moet heb- naar 'ook betekenis, zelfs ibbele betekenis'. nieuws on het geen kwaad kan te naar Mulisch als hij over zijn wérk, zal zelfs niet willen beweren dat Ier iets n-leuws te berde Verheviging van vorm- en Ing met behulp van typo- iie middelen staat, evenals 'atting over poëzie als raam >or men scherper de werke- d waarneemt, ln een lange 6. Wat het meest opvallende ulish' dichterschap Is.-Is de erbloei ervan. Ik wijs hier dat de mening zou kunnen tten dat Mulisch. als be- prozaïst en essayist, laatste den verkondigt op het ter- in de poëzie-leer. De vraag is als dichter iets nieuws doet «proefde middelen, en of oëzie niet toch op 'Spielerei' van iemand die dichter wli Zo is zijn tweede bundel an naar aanleiding van het nummer van De Gids, zoals Uit Mulisch' woorden: 'We het Juist, dat alle literaire daar zelf een vers ln lk dacht, kom, lk vraag is dus of zijn ge- de stilte van de taal aan het woord komt: 'ik spreek - Niet, lk zwijg, ik - Lijk sprekend op - Stilte. Luister: - Het. is doodstil'. Hiermee herinnert hij aan de taalopvatting die ook Kouwenaar of Ten Berge in hun poëzie voort durend tot uitdrukking brengen. Een tweede verschuiving in de laatste bundel ligt op het vlak van de stofkeuze. Herinnerde in de vorige bundel de problematiek aan Achterberg, thans Ligt de poë zie meer in de lijn van die dich ters die uit een breed cultuurveld bijzonderheden kiezen om eigen besognes te verbeelden. Ondanks genoemdé verschillen blijft Mu lish ook in Tegenlicht bezig uit- eenliggende ideeënsferen tot een synthese te brengen, maar nu aanmerkelijk erudieter en com plexer dan in De Vogels. Telkens tracht hij het onverzoenlijke te verzoenen, het onverenigbare te verenigen met behulp van een kerpachtige en expressieve taai hantering. Koppelen Harry Mulisch dichten-meer zijn dan maakwerk; dat ze dat willen zijn, heeft Mu lisch uitdrukkelijk verklaard. Aangezien de opgave die Mulish zich in zijn poëzie stelt, geen een voudige is, maakt hij het de lezer evenmin gemakkelijk, vooral niet in zijn recente bundel Tegenlicht. In de vorige bundel De vogels (1974) maakt daarentegen de eer ste van de drie ballades die de bundel bevat, het nog zeer duide lijk dat het verhaal over de Jacht eigenlijk gaat over het ambacht van de dichter.- Zoals de jager wil de mens 'alles concentreren in een punt' (harmoniseren, synthe tiseren) of: Hoe mooi als nu alles bijeenkwam: kogel en eend, Kogel plus vogel ln plas, hondekop door water Varend, kogel, vogel, hond aan de voet van de Jager weidelijke kwatrijn vereend. Kringloop Uit het feit dat de Jager mist, blijkt de fundamentele onmoge lijkheid van de poging tot synthe se in poëzie of waarin dan ook. De 6 ballade eindig ermee dat de kogel die doorreist door het heelal uit eindelijk Mercurius ontmoet: 'Patroon!' is de uitroep waarmee de ballade betekenisvol eindigt. Dit woord slaat hier vooral op Mercurius die o.a. de uitvinder is van de lier en de letters en daar door geldt als schutspatroon van I dichters en boekdrukkers. Behalve dat, de dichter Mulish van letter- spel en woordenspel houdt, blijkt uit de 'Ballade van de visser' een synthese tussen uiteenliggende gebieden wel mogelijk: de sluiting van een kring in deze ballade krijgt dan ook onmiddellijk me tafysische allure. De visser vangt een vogel in plaats van een vis. Hij verorbert die. zodat, die visser zelf aan de haak wordt geslagen: 'ln eigen staart de mythe bijt: metafysische visitetijd'. De won derlijke samenval betekent- bo vendien: 'sluiting van het vissei- zoen, de visdief duidt het vissen- vlsioen'. Ook in de "Ballade van de boer', die overigens slechts uit één getjicht bestaat, ls er een soort kringloop tussen hemel en aarde. Een zaaiende boer verbaast zich wanneer hij achteromkijkend het Idee heeft vogels gezaaid te heb ben. Van zijn boosheid en verba zing bekomen kweelt de zaaier halleluja:-'en zweeft: zijn pet van kant - zijn ploeg van goud, zijn akker - van god'. Deze transfor matie. en metamorfose zou men eveneens een resultaat kunnen noemen van wat een dichter doet. Inzicht Blijkt uit De vogels dat Mulish een duidelijk inzicht heeft in wat dichterschap betekent (tot uiting komend ln zijn concentreerzucht en overdrachtelijk vermogen), .uit het motto-gedicht van Tegenlicht blijkt zijn taalopvatting. Zoals hij al ln zijn vorige bundel expliciet vermeldt dat het woord 'water' niet nat ls (waarmee het verschil tussen taal en werkelijke dingen aangegeven ls), in het mot.to-ge- dicht komt het paradoxale karak ter van taal naar voren, wanneer Op verschillend terrein blijkt de koppelingsbehoefte. Zo schrijft hij een 'Euclidische ode' over het tra ditionele thema van 'de verre ge liefde', zo stelt hij ons Alexander von Humboklt voor die van Cuba vertrekt met achterlating van zijn geliefde, en zo ls de legendarische appel die Newton op het principe van de zwaartekracht gebracht zou hebben de appel uit het para dijs. Op het vlak van de composi tie is er eenzelfde strenge verbin ding tussen begin en einde van verschillende cycli die de bundel bevat, a3s op het vlak van de tijd en ruimte problematiek. De cyclus over Picasso krijgt eveneens een tijdeloo6 karakter zonder dat overigens de concreetheid en uniekheid van zijn werk vervluch tigt. Die ver vluchting verhindert een stekelige opmerking als: A propos. ow bood tJe Die dat ook kon. Kan bij bet nog? Mulisch toont ln Tegenlicht een rijke verscheidenheid aan vers- en stijlvormen. Vakbekwaamheid valt hem niet te ontzeggen, het geen mét zijn niet gemakkelijke probleemstelling, toch wel weer als verademing aandoet, nu zoveel dichters in Nederland van gemak zucht kunnen beticht worden.' Dat poëzie maakwerk ls. betekent niet dat de aandoeningen er niet zijn, maar wie van het woord dat hui len kan houdt, kan bij Mulisch niet terecht. Hij is een dichter die schrijft voor wie van 'attlsch zout' houden. En al doet Mulisch ln intervieuws nogal opgewonden over zijn poëzie, wat wantrouwen wekt. zijn poëtische waarheid kan niet weersproken werden. Harry Mulisch, De vogels. Athe- naeum-Polak Van Gennep. Am sterdam 1974. 40 blz. 16,50. Harry Mulisch, Tegenlicht. Athe- naeum-Polak A Van Gennep. Am sterdam 1975. 64 blz. 10.—. len tussen mijn fantasie en die van de tekenaar waren té groot. Maar de indruk, die deze illustraties maakten, was toch zodanig het kind gelóóft erin dat de illusie een knak kreeg. Zo kan een illus tratie meermalen een negatieve in vloed uitoefenen. Vooral in kinder boeken omdat ze daar niet alleen maar 'verluchtend' zijn bedoeld, maar vaak helemaal de toon (van de verbeelding) aangeven. Dickens 'oeuvre' is ondenkbaar geworden zonder de oorspronkelijke prenten van Seymour. Brown (Phiz) en Cruikshank, omdat het een eenheid is geworden die voortgekomen is uit onderling begrip en subliem sa menspel. Stel, dat een modern te kenaar het zou wagen de 'Papers' te illustreren dat moet overigens een heel aantrekkelijke opgave zijn hij zou zich aan geschiedverval sing schuldig maken door Pickwick een ander uiterlijk te geven! Dat doet zich bij Andersen niet voor. Er zijn wel enkele namen, zoals die van Pedersen en Tegner, sterk met zijn werk verbonden, maar verder heeft een onafzienbare reeks illustratoren en andere (beel dende) kunstenaars zich met zijn fantasie gevoed. Nagebootst Voor de vroeg-Nederlandse uitga ven werd vaak zonder enig gewe tensbezwaar gebruik gemaakt van buitenlandse voorbeelden. waar zonder meer (dus ook zonder het vragen van toestemming) houtgra vures of litho's van gemaakt wer den. Zo werd de Duitse tekenaar Otto Spechter hier meermalen en soms slecht nagebootst. Maar dan komt er een stoet van steeds weer andere originelen, zoals C. C. A. Last. d'Arnoud Gerkens en. nog steeds een van de meest bekenden op dat gebied hier. Rie Cramer en van haar via E. M. ten Harmsen van Beek en Eppo Doeve naar Fiep Westendorp. Om alleen maar een paar 'sprekende' namen te noemen Met tussendoor die vele. vele ano- nlemen. die zich bezighielden met prenten- of uitklapboeken en zelfs met Andersensstrips waarin van het lelijke eendje een soort verwa terde Donald Duck gemaakt werd. Diverse vrije kunstenaars hebben zich ook met Andersen bezig ge houden. Theo Houtema bijvoorbeeld maakte 'prachtige monumentale li tho's van (ook weer) dat eendje en 'De twee hanen', maar dat zijn toch meer unieke prenten, dan echte illustraties bij een (kinder)-sprook je. Zo werd er ook eens een reeks deeltjes uitgegeven, die telkens door een andere kunstenaar (van naam) verzorgd werd en dan wü j€ nog wel eens zien dat Andersen eigenlijk meer 'gebruikt' werd dan dat zijn sprookjes geïllustreerd werden. Illustreren is ook- iets heel anders dan je door een schrijver laten inspireren. Maar eerlijkheidshalve moet lk bij dit alles opmerken, dat ik door mijn eerste kennismaking met An dersen, diens figuren altijd ben blijven zien. zoals Hans Tegner ze me eens voorspiegelde. Zijn smel tende tinnen soldaatje in de kachel in innige omstrengeling met het papieren danseresje en zijn meisje met de zwavelstokjes, ineengezakt bij die bevroren afvoerpijp. Dat is uiteraard een voorooadeel. Maar ojik, en helemaal, Andersen! door J. van Doorne Anatole France is een van die wonderbaarlijke figuren, die leefden in de tweede helft van de vorige eeuw en die. met geen mogelijkheid met enkele woorden te karakteriseren zijn, hoezeer men hun gestalte ook zou willen vereenvoudigen. Hij werd als Jacques Anatole Thibault op 14 april 1844 te Parijs geboren en stierf op 13 oktober 1924 te St. Cyr-sur-Loire. Zijn vader was een bockhandelaar en antiquaar en daarbij een belangrijk historicus, die zich vooral met de geschiedenis van de Franse revolutie had beziggehouden en bekend was vanwege zijn kennis betreffende die periode van de Franse geschiedenis. willen zijn, zou hij moeten zeg gen: Mijne heren, ik ga over me zelf praten naar kanleiding van Shakespeare. Racine, Pascal of Goethe'. Dat tekent France. Zijn kritieken gaan aan de zuiver technische aangelegenheden min of meer achteloos voorbij. HIJ werkt geen rapporten uit voor een Taalkundi ge Consumentenbond, maar hij schrijft over literatuur en daarin ontmoet men mensen die men bijvallen of afvallen moet. Ik val hem verrukt bij. De man stond algemeen bekend als de heer France; zijn zoon Anatole heeft die naam aange houden. Die zoon zou het tot gro te rijkdom en groot aanzien bren gen. Hij kreeg ln 1921 de Nobel prijs voor literatuur, hij was lid van de Franse Akademie en hij kreeg zelfs een staatsbegrafenis. Toch blijft zijn figuur voor ons, mensen levend na de tweede gro te ramp, min of meer schimmig. Hoe komt dat? Het is niet dat wij mensen meer kennen, van zijn formaat. Ze waren en zijn er ge noeg. Maar wij kennen, bijna geen mensen meer van zijn structuur. France was een historicus van be lang. Zijn boek over Jeanne d Arc behoort tot de beste boeken die ooit over de legendarische Maagd van Oriéans geschreven zijn Als criticus had hij een grote en vaak verfoeide naam. Hij heeft erg ver velende boeken geschreven, maar ook briljante werken. Men kan France honderden eigenschappen toedichten, van de-meest slechte tot de beste, maar hem in woor den vangen kan men niet. Komt. dat nu doordat hij in zijn werk 1 en zijn dadpn eigenlijk nooit helemaal zichzelf was? Dat Is inderdaad een van de redenen. Maar dan moet men wel beden ken dat hij nooit helemaal zich zelf was. Bijna altijd wel eniger mate. Slechts in een enkel boek, dat lk nog noemen zal, heeft hij zichzelf voorzover wij kunnen na gaan. volkomen laten zien. De werkelijke reden van zijn on grijpbaarheid ligt in zijn onaf hankelijkheid van denken en ln zijn hedonisme, ziin eigenliefde en zijn liefde tot genot.- Weerhaan Hij is misschien wel de merk waardigste weerhaan die de Eu ropese literatuur gekend heeft. Maar vergis u niet: als weerhaan had hij de eigenschap niet met de wind mee te draaien, maar tegen de wind ln. Dat hij het toch zover gebracht heeft is echter niet aan deze alleszins loffelijke eige'n- schaD te danken, maar aan zijn vernuft om nooit het eigenbe lang en het eigen genot te verge ten. Daarin was hij geniaal. Ik zei al, dat men vele dingen van en over hem zou kunnen zeggen. Men zou hem bij voorbeeld een pragmatische humanist kunnen noemen, iemand dus die zijn mensenliefde afstelde op de mo gelijkheden die op een bepaald ogenblik aanwezig zljrt. En In dat humanisme zat dan iets dat op Idealisme leek. Maar hij was geen Idealist. Hij geloofde niet ln Idealen. Christe lijk opgevoed, was hij al heel gauw atheïst, niet eens agnost. Maar hij vond nu eenmaal dat Je de mensen moest liefhebben en de onderliggende partij moest steunen. Maar dan altijd met ma te. Narigheid moest vermeden worden. En Anatole France moest het goed hebben. Nu. daarin is hij wèl geslaagd. Nee, France is niet te vangen. Hij verandert ogenschijnlijk even ge makkelijk van politieke overtui ging als van hemd. Maar altijd tegen de draad in. Hij jongleert daarbij altijd op het slappe koord. Vermakelijk ls de historie die zich afspeelde in 1914. France publi ceerde toen in het dagblad 'La Guerre sociale' een brief, waarin hij heftig protesteerde tegen de beschieting van de kathedraal vap Reims. De brief eindigde met de oproep aan het Franse volk, om, wanneer de vijand verslagen zou zijn, zijn vriendschap met de vij and te bestendigen. Die laatste zin viel volkomen ver-r keerd en France, ondermeer aan gevallen door Charles Maurras, haastte zich on in het reeds ge noemde dagblad een zeer oorlogs zuchtige brief te laten afdrukken. Hij gaf zichzelf zelfs als vrijwilli ger op. liet beslist niet na. dit aan Frankrijk te doen weten. Hij liet ook niet na, zich te laten afkeu ren. wat niet zo moeilijk was. Ja. Ja. Vrouwen France heeft heel wat verhoudin gen met vrouwen gehad, ook ln hoge ouderdom. Zelfs heeft een veel jongere vrouw vrijwillig de dood verkozen omdat France haar afwees. Hij heeft zoveel als moge lijk van het leven genoten: hij zag geen andere zin. Hij is daar om zo moeilijk te karakteriseren omdat hij door dik en dun zich zelf bleef. Hij ls minder, veel minder amoreel dan men denken zou. De tijden veranderen steeds, maar France dacht niet dat hij daarom ook zichzelf veranderen moest. O nee, hij bleef zichzelf, maar hij veranderde van reactie op de verandering van de tijd. Ja, hij is een wonderbaarlijke figuur van wie Je meer gaat houden naarmate je meer slechts van hem leest Hij was ook een befaamd literair criticus. Volledig in overeenkomst met zijn levenshouding is zijn uitspraak over literaire kritiek die men vinden kan in een onlangs uitgekomen boekje van Theo Kars: 'De valse baard van Anato.e France", een boekje waarvan lk dankbaar gebruik heb gemaakt bij bet schrijven van dit artikel. De uitspraak is te vinden op pagi na 54. Ik geef de tirade hier ln het Nederlands weer. France deed haar in de eerste bundel van 'La Vie Littéraire'. France zegt dan:. Als een criticus openhartig zou Macht In een van zijn werken heeft France zich geheel gegeven, en wel in 'Les Dieux ont solf'. 'De goden zijn dorstig'. In deze boel ende roman komt een figuur voor, ene Brotteaux, een aan lager wal geraakte aristocraat, die berus tend leeft onder het beruchte Franse schrikbewind, en tenslotte geguillotineerd wordt. Deze man gaat onder aan de waanzin van de macht, aan de \yaanzin als zou er ooit een humane samenleving mogelijk zijn. In deze roman wordt vooral de nadruk gelegd op het religieuze karakter dat de Franse revolutie aannam na de eerste heftige opstand. Rede en goedheid werden aanbeden: zij zouden heersen als eerst maar de goedheid werden aanbeden: zij zouden heersen als eerst maar de vijanden vernietigd zouden zijn. Het boek ls nog altijd up to date. Denk aan de totalitaire staten die ontstonden na overigens zeer be grijpelijke opstanden. De egocentrische, sceptische le vensgenieter en humanist Anatole France heeft een open oog gehad voor het ergste dat een cultuur overkomen kan: slachtoffer te worden van fanatici die door een abstract Ideaal van goedheid wor den gedreven. Zulk een streven gaat zich als religie gedragen, maar dan buiten het speelveld van de religie. En dat is altijd ramDzalig. Goedheid is namelijk nooit abstract, maar altijd lieTde tot die éne en die èndere mens. Als dat niet zo is, ls het altijd verkapte liefde tot eigen macht. Duivels bedrog. Nog altijd dorsten afgoden naar mensenbloed. De naam France ls het kortste aforis me dat ik ken. Theo Kars: 'De valse baard van Anatole France' Bij Athtnaeum te Amsterdam. Paperback. Aantal pagina's 107. Prijs 22.50. Anatole France: 'De goden zijn dorstig' Vertaling van Theo Kars. Uitgave van Athenaeum Polak en Van Gennep te Amsterdam. Oorspronkelijke titel: 'Les Dieux ont soij'. Paperback. Aantal pagi nal 224. Prijs f 25.—.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 17