idersen op vele manieren verbeeld
arry Mulisch als dichter
Afgoden dorsten naar bloed
jVARTET ZATERDAG 17 MEI 1975
KUNST PSR19 H17
Kruis
lonstellingen ter herdenking van Hans Christiaan Andersens honderdste sterfdag: de ene.
ne, reist door Nederland en daar werd al uitgebreid aandacht aan besteed de andere
aar in Den Haag te zien. In het Rijksrtiuseum Meermanno-Westreenianum, dat de laat-
veel prettiger in het gehoor liggende extra naam 'Museum van het Boek' eigenlijk zelden
likt.
fle collectie van dit mu-
rcel veel meer. Egypti-
en Romeinse voor-
schilderijen uit diverse
rzameld door W. H. J.
Westreenen, maar 'het
er toch wel de kroon
ide (10de eeuw) tot het
En de tijdelijke ten
en. die er gehouden
jben altijd wel het boek
erp.
Dt 7 juni, 'Andersen ver
expositie die een bijzon-
erd overzicht geeft van
Andersenuitgaven in
Het leuke van de opzet is dat er
niet alleen maar dure bibliofiele
toestanden staan uitgestald, maar
dat je er ook de meest onnozele
prentenboekjes kunt vinden met
van die belabberde 'er was eens'-
tekstjes waarin je soms nauwelijks
meer de kern van Andersen's origi
nele sprookjes kunt terugvinden. Er
zijn er zelfs waarop zijn naam ont
breekt,maar dat. las ik eens ergens,
komt omdat Andersen het hoogste
bereikt heeft dat voor een sprook
jesverteller is weggelegd: zijn werk
is anoniem geworden, zoals de
volkssprookjes anoniem zijn.
En er werd wat 'afgeschnabbeld
eisje met de zwavelstokjes', illustratie van Hans Tegner.
door allerlei figuren waarvan ze
thuis zeiden, dat ze zo enig konden
tekenen, maar die waarschijnlijk
zelf meer dan eens verbaasd gecon
stateerd hebben dat hun krabbeltjes
nog echt in druk verschenen ook!
Toch waren het Juist dikwijls dit
soort boekjes die voor vele kinde
ren de eerste (en trouwens ook de
laatste) kennismaking waren met
het werk van deze unieke figuur.
Speciaal bewerkt
Als je het goed beschouwt eigenlijk
een vreemde zaak: Andersen's
sprookjes, die hij schreef voor kin
deren. speciaal bewerkt voor kinde
ren. De graficus William Kuyk
noemt dat in het boekje dat deze
tentoonstelling begeleidt 'Sprookjes
voor kinderen in het kwadraat.' Ik
heb er een van de bekendste orgl-
nele vertalingen uit' het Deens/ die
van M. van Eeden-Van Vloten nog
eens bijgehaald. Als Je daaruit de
meest bekende sprookjes licht, zo
als 'Het lelijke jonge eendje', 'De
Nachtegaal'. 'De prinses op de
erwt', 'De kleine zeemeermin' of
'Het kleine meisje met de zwavel
stokjes': waarom zou je die nog
eens* bewerken?
Het taalgebruik la misschien in on
ze ogen wat traditioneel, doet een
beetje ouderwets aan, maar dat
geeft bij het voorlezen nou juist de
sfeer, die kinderen bij zo'n sprookje
eigenlijk min of meer verwachten.
Wat verder die goedkope(re) pren
tenboeken betreft, je moet de kri
tiek daarop ook weer niet overdrij
ven. Want menigeen zal in zijn
jeugd dergelijke boekjes om een
bepaald plaatje of een stukje senti
menteel proza gekoesterd hebben
als een schat. Terwijl hij het door
'ouders en opvoeders' aanbevolen
modern geïllustreerde werkje, be
doeld om het kind 'reeds op jeugdi
ge leeftijd te confronteren met ei
gentijdse vorm-idiomen' in de kast
bleef liggen.
Illustratie van Thys Mauve voor 'De slak en de hageroos' 1941.
Illustratie van Charley Toorop voor 'De fami
lie van Grethe het Kippenvrouwtje' 1938.
Want je moet je niet vergissen in
de reacties van het jonge kind:
iedereen, die ze zelf heeft, weet hoe
moeilijk het is van hen een uitge
sproken mening los te krijgen.
Maar het staat wèl vast, dat zo'n
kind, hoe wonderlijk en eigenzinnig
het soms zélf met de interpretatie
van de werkelijkheid omspringt,
van anderen en vooral van vol
wassenen een zo essentieel moge
lijke weergave daarvan verwacht.
En dat die weergave niet aan een
bepaalde mode of tijdvak gebonden
hoeft te zijn, blijkt wel uit de
volkomen opgehaalde populariteit
van nostalgische figuurtjes aU Ot
en Sien.
Eigen verbeelding
Voor oudere kinderen gaat er weer
een andere factor meespelen: de
eigen verbeelding die zich vormt
tijdens het zélf lezen. Ik kan me nog
heel goed mijn teleurstelling herin
neren, toen ik als verwoed verslIn-
der van Old Shatterhands avontu
ren eens een uiterst goedkope uit
gave van eên van Karl May's boe
ken in handen kreeg. De verschil-
R. L. K. Fokkema
nige tijd manifesteert Harry Mulisch (geb- 1927) zich als dichter. In interviews herinnert
chter aan dat tegen het slot van zijn roman Archibald Strohalm (zijn debuut uit 1952)
specimina voorkomen- van de poëzie die hij als 18-jarige schreef.
ervan: 'Heel strenge, mo
tie verzen. Toen ik wat
ras geneerde lk me daar-
ik gooide ze allemaal weg.
ik ze graag weer gehad,
curiositeit. Toen ik 21 was
weer gaan dichten, maar
er invloed van Achterberg,
was ook miet goed. Toen
ermee opgehouden' (De
1,3).
licht 4 zegt hij'Ik kon
lëzie kwijt in mijn romans.
hibald Strohalm bijvoor-
ïanteerde ik een intuïtief.
•ief woordgebruik. Daarna
me meer gaan engageren,
ilets meer Is om enthousi-
■x te zijn, komt de poëzie
ir in zuivere vorm vrij',
ulisch is een goed gedicht
picturale vorm: 'Het wit-
r is een lijst. Zoals je
t raam de bomen ziet waar
en aan voorbij gaat, zo
'Tc met het wit van het
Voor Woorden, woorden.
t (1973) heb ik de woor-
hun logisch en linair ver-
-feerukt, ze doorgeknipt, op
attegrond geplakt, er lijn-
ssen getekend'. De bundel
hij het resu'taat van huis-
n de zenuwachtige weken
iber 1971. die voorgin-
de geboorte van mijn
let is dus niet zo verwon-
dat de bundel clrkelbewe-
maakt rond het thema 'to
lot to be'. Wat knutselwerk
leeft met iets heel wezen-
maken. Mulisch meent
ik dat een gedicht niet al
en visuele vorm moet heb-
naar 'ook betekenis, zelfs
ibbele betekenis'.
nieuws
on het geen kwaad kan te
naar Mulisch als hij
over zijn wérk, zal zelfs
niet willen beweren dat
Ier iets n-leuws te berde
Verheviging van vorm- en
Ing met behulp van typo-
iie middelen staat, evenals
'atting over poëzie als raam
>or men scherper de werke-
d waarneemt, ln een lange
6. Wat het meest opvallende
ulish' dichterschap Is.-Is de
erbloei ervan. Ik wijs hier
dat de mening zou kunnen
tten dat Mulisch. als be-
prozaïst en essayist, laatste
den verkondigt op het ter-
in de poëzie-leer. De vraag is
als dichter iets nieuws doet
«proefde middelen, en of
oëzie niet toch op 'Spielerei'
van iemand die dichter wli
Zo is zijn tweede bundel
an naar aanleiding van het
nummer van De Gids, zoals
Uit Mulisch' woorden: 'We
het Juist, dat alle literaire
daar zelf een vers ln
lk dacht, kom, lk
vraag is dus of zijn ge-
de stilte van de taal aan het
woord komt: 'ik spreek - Niet, lk
zwijg, ik - Lijk sprekend op -
Stilte. Luister: - Het. is doodstil'.
Hiermee herinnert hij aan de
taalopvatting die ook Kouwenaar
of Ten Berge in hun poëzie voort
durend tot uitdrukking brengen.
Een tweede verschuiving in de
laatste bundel ligt op het vlak
van de stofkeuze. Herinnerde in
de vorige bundel de problematiek
aan Achterberg, thans Ligt de poë
zie meer in de lijn van die dich
ters die uit een breed cultuurveld
bijzonderheden kiezen om eigen
besognes te verbeelden. Ondanks
genoemdé verschillen blijft Mu
lish ook in Tegenlicht bezig uit-
eenliggende ideeënsferen tot een
synthese te brengen, maar nu
aanmerkelijk erudieter en com
plexer dan in De Vogels. Telkens
tracht hij het onverzoenlijke te
verzoenen, het onverenigbare te
verenigen met behulp van een
kerpachtige en expressieve taai
hantering.
Koppelen
Harry Mulisch
dichten-meer zijn dan maakwerk;
dat ze dat willen zijn, heeft Mu
lisch uitdrukkelijk verklaard.
Aangezien de opgave die Mulish
zich in zijn poëzie stelt, geen een
voudige is, maakt hij het de lezer
evenmin gemakkelijk, vooral niet
in zijn recente bundel Tegenlicht.
In de vorige bundel De vogels
(1974) maakt daarentegen de eer
ste van de drie ballades die de
bundel bevat, het nog zeer duide
lijk dat het verhaal over de Jacht
eigenlijk gaat over het ambacht
van de dichter.- Zoals de jager wil
de mens 'alles concentreren in
een punt' (harmoniseren, synthe
tiseren) of:
Hoe mooi als nu alles bijeenkwam:
kogel en eend,
Kogel plus vogel ln plas,
hondekop door water
Varend, kogel, vogel, hond aan
de voet van de Jager
weidelijke
kwatrijn vereend.
Kringloop
Uit het feit dat de Jager mist,
blijkt de fundamentele onmoge
lijkheid van de poging tot synthe
se in poëzie of waarin dan ook. De 6
ballade eindig ermee dat de kogel
die doorreist door het heelal uit
eindelijk Mercurius ontmoet:
'Patroon!' is de uitroep waarmee
de ballade betekenisvol eindigt.
Dit woord slaat hier vooral op
Mercurius die o.a. de uitvinder is
van de lier en de letters en daar
door geldt als schutspatroon van I
dichters en boekdrukkers. Behalve
dat, de dichter Mulish van letter-
spel en woordenspel houdt, blijkt
uit de 'Ballade van de visser' een
synthese tussen uiteenliggende
gebieden wel mogelijk: de sluiting
van een kring in deze ballade
krijgt dan ook onmiddellijk me
tafysische allure. De visser vangt
een vogel in plaats van een vis.
Hij verorbert die. zodat, die visser
zelf aan de haak wordt geslagen:
'ln eigen staart de mythe bijt:
metafysische visitetijd'. De won
derlijke samenval betekent- bo
vendien: 'sluiting van het vissei-
zoen, de visdief duidt het vissen-
vlsioen'. Ook in de "Ballade van
de boer', die overigens slechts uit
één getjicht bestaat, ls er een soort
kringloop tussen hemel en aarde.
Een zaaiende boer verbaast zich
wanneer hij achteromkijkend het
Idee heeft vogels gezaaid te heb
ben. Van zijn boosheid en verba
zing bekomen kweelt de zaaier
halleluja:-'en zweeft: zijn pet van
kant - zijn ploeg van goud, zijn
akker - van god'. Deze transfor
matie. en metamorfose zou men
eveneens een resultaat kunnen
noemen van wat een dichter doet.
Inzicht
Blijkt uit De vogels dat Mulish
een duidelijk inzicht heeft in wat
dichterschap betekent (tot uiting
komend ln zijn concentreerzucht
en overdrachtelijk vermogen), .uit
het motto-gedicht van Tegenlicht
blijkt zijn taalopvatting. Zoals hij
al ln zijn vorige bundel expliciet
vermeldt dat het woord 'water'
niet nat ls (waarmee het verschil
tussen taal en werkelijke dingen
aangegeven ls), in het mot.to-ge-
dicht komt het paradoxale karak
ter van taal naar voren, wanneer
Op verschillend terrein blijkt de
koppelingsbehoefte. Zo schrijft hij
een 'Euclidische ode' over het tra
ditionele thema van 'de verre ge
liefde', zo stelt hij ons Alexander
von Humboklt voor die van Cuba
vertrekt met achterlating van zijn
geliefde, en zo ls de legendarische
appel die Newton op het principe
van de zwaartekracht gebracht
zou hebben de appel uit het para
dijs. Op het vlak van de composi
tie is er eenzelfde strenge verbin
ding tussen begin en einde van
verschillende cycli die de bundel
bevat, a3s op het vlak van de tijd
en ruimte problematiek. De cyclus
over Picasso krijgt eveneens een
tijdeloo6 karakter zonder dat
overigens de concreetheid en
uniekheid van zijn werk vervluch
tigt. Die ver vluchting verhindert
een stekelige opmerking als:
A propos. ow bood tJe
Die dat ook kon.
Kan bij bet nog?
Mulisch toont ln Tegenlicht een
rijke verscheidenheid aan vers-
en stijlvormen. Vakbekwaamheid
valt hem niet te ontzeggen, het
geen mét zijn niet gemakkelijke
probleemstelling, toch wel weer
als verademing aandoet, nu zoveel
dichters in Nederland van gemak
zucht kunnen beticht worden.' Dat
poëzie maakwerk ls. betekent niet
dat de aandoeningen er niet zijn,
maar wie van het woord dat hui
len kan houdt, kan bij Mulisch
niet terecht. Hij is een dichter die
schrijft voor wie van 'attlsch zout'
houden. En al doet Mulisch ln
intervieuws nogal opgewonden
over zijn poëzie, wat wantrouwen
wekt. zijn poëtische waarheid kan
niet weersproken werden.
Harry Mulisch, De vogels. Athe-
naeum-Polak Van Gennep. Am
sterdam 1974. 40 blz. 16,50.
Harry Mulisch, Tegenlicht. Athe-
naeum-Polak A Van Gennep. Am
sterdam 1975. 64 blz. 10.—.
len tussen mijn fantasie en die van
de tekenaar waren té groot. Maar
de indruk, die deze illustraties
maakten, was toch zodanig het
kind gelóóft erin dat de illusie
een knak kreeg. Zo kan een illus
tratie meermalen een negatieve in
vloed uitoefenen. Vooral in kinder
boeken omdat ze daar niet alleen
maar 'verluchtend' zijn bedoeld,
maar vaak helemaal de toon (van
de verbeelding) aangeven. Dickens
'oeuvre' is ondenkbaar geworden
zonder de oorspronkelijke prenten
van Seymour. Brown (Phiz) en
Cruikshank, omdat het een eenheid
is geworden die voortgekomen is
uit onderling begrip en subliem sa
menspel. Stel, dat een modern te
kenaar het zou wagen de 'Papers' te
illustreren dat moet overigens
een heel aantrekkelijke opgave zijn
hij zou zich aan geschiedverval
sing schuldig maken door Pickwick
een ander uiterlijk te geven!
Dat doet zich bij Andersen niet
voor. Er zijn wel enkele namen,
zoals die van Pedersen en Tegner,
sterk met zijn werk verbonden,
maar verder heeft een onafzienbare
reeks illustratoren en andere (beel
dende) kunstenaars zich met zijn
fantasie gevoed.
Nagebootst
Voor de vroeg-Nederlandse uitga
ven werd vaak zonder enig gewe
tensbezwaar gebruik gemaakt van
buitenlandse voorbeelden. waar
zonder meer (dus ook zonder het
vragen van toestemming) houtgra
vures of litho's van gemaakt wer
den. Zo werd de Duitse tekenaar
Otto Spechter hier meermalen en
soms slecht nagebootst. Maar dan
komt er een stoet van steeds weer
andere originelen, zoals C. C. A.
Last. d'Arnoud Gerkens en. nog
steeds een van de meest bekenden
op dat gebied hier. Rie Cramer en
van haar via E. M. ten Harmsen
van Beek en Eppo Doeve naar Fiep
Westendorp. Om alleen maar een
paar 'sprekende' namen te noemen
Met tussendoor die vele. vele ano-
nlemen. die zich bezighielden met
prenten- of uitklapboeken en zelfs
met Andersensstrips waarin van
het lelijke eendje een soort verwa
terde Donald Duck gemaakt werd.
Diverse vrije kunstenaars hebben
zich ook met Andersen bezig ge
houden. Theo Houtema bijvoorbeeld
maakte 'prachtige monumentale li
tho's van (ook weer) dat eendje en
'De twee hanen', maar dat zijn toch
meer unieke prenten, dan echte
illustraties bij een (kinder)-sprook
je. Zo werd er ook eens een reeks
deeltjes uitgegeven, die telkens
door een andere kunstenaar (van
naam) verzorgd werd en dan wü j€
nog wel eens zien dat Andersen
eigenlijk meer 'gebruikt' werd dan
dat zijn sprookjes geïllustreerd
werden. Illustreren is ook- iets heel
anders dan je door een schrijver
laten inspireren.
Maar eerlijkheidshalve moet lk bij
dit alles opmerken, dat ik door
mijn eerste kennismaking met An
dersen, diens figuren altijd ben
blijven zien. zoals Hans Tegner ze
me eens voorspiegelde. Zijn smel
tende tinnen soldaatje in de kachel
in innige omstrengeling met het
papieren danseresje en zijn meisje
met de zwavelstokjes, ineengezakt
bij die bevroren afvoerpijp. Dat is
uiteraard een voorooadeel. Maar
ojik, en helemaal, Andersen!
door J. van Doorne
Anatole France is een van die wonderbaarlijke figuren, die leefden in de tweede helft van de vorige
eeuw en die. met geen mogelijkheid met enkele woorden te karakteriseren zijn, hoezeer men hun
gestalte ook zou willen vereenvoudigen. Hij werd als Jacques Anatole Thibault op 14 april 1844 te
Parijs geboren en stierf op 13 oktober 1924 te St. Cyr-sur-Loire. Zijn vader was een bockhandelaar
en antiquaar en daarbij een belangrijk historicus, die zich vooral met de geschiedenis van de
Franse revolutie had beziggehouden en bekend was vanwege zijn kennis betreffende die periode
van de Franse geschiedenis.
willen zijn, zou hij moeten zeg
gen: Mijne heren, ik ga over me
zelf praten naar kanleiding van
Shakespeare. Racine, Pascal of
Goethe'.
Dat tekent France. Zijn kritieken
gaan aan de zuiver technische
aangelegenheden min of meer
achteloos voorbij. HIJ werkt geen
rapporten uit voor een Taalkundi
ge Consumentenbond, maar hij
schrijft over literatuur en daarin
ontmoet men mensen die men
bijvallen of afvallen moet. Ik val
hem verrukt bij.
De man stond algemeen bekend
als de heer France; zijn zoon
Anatole heeft die naam aange
houden. Die zoon zou het tot gro
te rijkdom en groot aanzien bren
gen. Hij kreeg ln 1921 de Nobel
prijs voor literatuur, hij was lid
van de Franse Akademie en hij
kreeg zelfs een staatsbegrafenis.
Toch blijft zijn figuur voor ons,
mensen levend na de tweede gro
te ramp, min of meer schimmig.
Hoe komt dat? Het is niet dat wij
mensen meer kennen, van zijn
formaat. Ze waren en zijn er ge
noeg. Maar wij kennen, bijna geen
mensen meer van zijn structuur.
France was een historicus van be
lang. Zijn boek over Jeanne d Arc
behoort tot de beste boeken die
ooit over de legendarische Maagd
van Oriéans geschreven zijn Als
criticus had hij een grote en vaak
verfoeide naam. Hij heeft erg ver
velende boeken geschreven, maar
ook briljante werken. Men kan
France honderden eigenschappen
toedichten, van de-meest slechte
tot de beste, maar hem in woor
den vangen kan men niet.
Komt. dat nu doordat hij in zijn
werk 1 en zijn dadpn eigenlijk
nooit helemaal zichzelf was? Dat
Is inderdaad een van de redenen.
Maar dan moet men wel beden
ken dat hij nooit helemaal zich
zelf was. Bijna altijd wel eniger
mate. Slechts in een enkel boek,
dat lk nog noemen zal, heeft hij
zichzelf voorzover wij kunnen na
gaan. volkomen laten zien.
De werkelijke reden van zijn on
grijpbaarheid ligt in zijn onaf
hankelijkheid van denken en ln
zijn hedonisme, ziin eigenliefde
en zijn liefde tot genot.-
Weerhaan
Hij is misschien wel de merk
waardigste weerhaan die de Eu
ropese literatuur gekend heeft.
Maar vergis u niet: als weerhaan
had hij de eigenschap niet met de
wind mee te draaien, maar tegen
de wind ln. Dat hij het toch zover
gebracht heeft is echter niet aan
deze alleszins loffelijke eige'n-
schaD te danken, maar aan zijn
vernuft om nooit het eigenbe
lang en het eigen genot te verge
ten. Daarin was hij geniaal.
Ik zei al, dat men vele dingen van
en over hem zou kunnen zeggen.
Men zou hem bij voorbeeld een
pragmatische humanist kunnen
noemen, iemand dus die zijn
mensenliefde afstelde op de mo
gelijkheden die op een bepaald
ogenblik aanwezig zljrt. En In dat
humanisme zat dan iets dat op
Idealisme leek.
Maar hij was geen Idealist. Hij
geloofde niet ln Idealen. Christe
lijk opgevoed, was hij al heel
gauw atheïst, niet eens agnost.
Maar hij vond nu eenmaal dat Je
de mensen moest liefhebben en
de onderliggende partij moest
steunen. Maar dan altijd met ma
te. Narigheid moest vermeden
worden. En Anatole France moest
het goed hebben. Nu. daarin is hij
wèl geslaagd.
Nee, France is niet te vangen. Hij
verandert ogenschijnlijk even ge
makkelijk van politieke overtui
ging als van hemd. Maar altijd
tegen de draad in. Hij jongleert
daarbij altijd op het slappe koord.
Vermakelijk ls de historie die zich
afspeelde in 1914. France publi
ceerde toen in het dagblad 'La
Guerre sociale' een brief, waarin
hij heftig protesteerde tegen de
beschieting van de kathedraal vap
Reims. De brief eindigde met de
oproep aan het Franse volk, om,
wanneer de vijand verslagen zou
zijn, zijn vriendschap met de vij
and te bestendigen.
Die laatste zin viel volkomen ver-r
keerd en France, ondermeer aan
gevallen door Charles Maurras,
haastte zich on in het reeds ge
noemde dagblad een zeer oorlogs
zuchtige brief te laten afdrukken.
Hij gaf zichzelf zelfs als vrijwilli
ger op. liet beslist niet na. dit aan
Frankrijk te doen weten. Hij liet
ook niet na, zich te laten afkeu
ren. wat niet zo moeilijk was. Ja.
Ja.
Vrouwen
France heeft heel wat verhoudin
gen met vrouwen gehad, ook ln
hoge ouderdom. Zelfs heeft een
veel jongere vrouw vrijwillig de
dood verkozen omdat France haar
afwees. Hij heeft zoveel als moge
lijk van het leven genoten: hij
zag geen andere zin. Hij is daar
om zo moeilijk te karakteriseren
omdat hij door dik en dun zich
zelf bleef. Hij ls minder, veel
minder amoreel dan men denken
zou. De tijden veranderen steeds,
maar France dacht niet dat hij
daarom ook zichzelf veranderen
moest. O nee, hij bleef zichzelf,
maar hij veranderde van reactie
op de verandering van de tijd. Ja,
hij is een wonderbaarlijke figuur
van wie Je meer gaat houden
naarmate je meer slechts van
hem leest
Hij was ook een befaamd literair
criticus. Volledig in overeenkomst
met zijn levenshouding is zijn
uitspraak over literaire kritiek die
men vinden kan in een onlangs
uitgekomen boekje van Theo
Kars: 'De valse baard van Anato.e
France", een boekje waarvan lk
dankbaar gebruik heb gemaakt bij
bet schrijven van dit artikel.
De uitspraak is te vinden op pagi
na 54. Ik geef de tirade hier ln
het Nederlands weer. France deed
haar in de eerste bundel van 'La
Vie Littéraire'. France zegt dan:.
Als een criticus openhartig zou
Macht
In een van zijn werken heeft
France zich geheel gegeven, en
wel in 'Les Dieux ont solf'. 'De
goden zijn dorstig'. In deze boel
ende roman komt een figuur voor,
ene Brotteaux, een aan lager wal
geraakte aristocraat, die berus
tend leeft onder het beruchte
Franse schrikbewind, en tenslotte
geguillotineerd wordt. Deze man
gaat onder aan de waanzin van
de macht, aan de \yaanzin als zou
er ooit een humane samenleving
mogelijk zijn. In deze roman
wordt vooral de nadruk gelegd op
het religieuze karakter dat de
Franse revolutie aannam na de
eerste heftige opstand. Rede en
goedheid werden aanbeden: zij
zouden heersen als eerst maar de
goedheid werden aanbeden: zij
zouden heersen als eerst maar de
vijanden vernietigd zouden zijn.
Het boek ls nog altijd up to date.
Denk aan de totalitaire staten die
ontstonden na overigens zeer be
grijpelijke opstanden.
De egocentrische, sceptische le
vensgenieter en humanist Anatole
France heeft een open oog gehad
voor het ergste dat een cultuur
overkomen kan: slachtoffer te
worden van fanatici die door een
abstract Ideaal van goedheid wor
den gedreven. Zulk een streven
gaat zich als religie gedragen,
maar dan buiten het speelveld
van de religie. En dat is altijd
ramDzalig. Goedheid is namelijk
nooit abstract, maar altijd lieTde
tot die éne en die èndere mens.
Als dat niet zo is, ls het altijd
verkapte liefde tot eigen macht.
Duivels bedrog. Nog altijd dorsten
afgoden naar mensenbloed. De
naam France ls het kortste aforis
me dat ik ken.
Theo Kars: 'De valse baard van
Anatole France' Bij Athtnaeum
te Amsterdam. Paperback. Aantal
pagina's 107. Prijs 22.50.
Anatole France: 'De goden zijn
dorstig' Vertaling van Theo Kars.
Uitgave van Athenaeum Polak
en Van Gennep te Amsterdam.
Oorspronkelijke titel: 'Les Dieux
ont soij'. Paperback. Aantal pagi
nal 224. Prijs f 25.—.