De (rijke) Nederlandse filmoogst Filmkroniek door dr. H. S. Visscher Pananiarenko: 'The Aeromodeller', 1972. I V DE BELGEN VAN BOYMANS Verval van het woord 'Dit lis in de eerste plaats een boek over taal: over taal en politiek, taal en de toekomst van deliteratuur, over'de druk die totalitaire leugens en kultureel verval op de taal uit oefenen, óver taal en andere bete keniscodes (muziek, vertaling en wiskunde), over taal en stiltek.Zo kondigt Steiner zelf deze belangrij ke essaybundel aan. Het woord be streek in de zeventiende eeuw bijna het gehele gebied van ervaring en werkelijkheid, nu is dat gebied veel kleiner. Het grote aantal specialis men in wetenschap en kunst maakt het onmogelijk altijd in taal hier over te communiceren. Zowel ont wikkelingen op het terrein van de politiek (nazisme) als in he alle daagse leven (opkomst van strips en reclame) hebben een vervlak kende invloed op de taal: 'De taal van onze gemeenschap is in een hachelijke toestand geraakt, wan neer een onderzoek naar radio-ac tieve neerslag de naam 'Operation Sunshine' kan krijgen.' stelt Stei ner vast. Ieder die geïnteresseerd is in de raakvlakken tussen taal en politiek, taal en onze tijd, taal en materie zij dit boek van harte aanbevolen, Voor mij was het kernachtigste es say niet dat over Kafka, over Grass, over Trotski of over pornografie, maar dat over Schoenbergs opera 'Moses und Aaron', waarvan Steiner een boeiende analyse geeft, uit gaande van het gegeven dat Mo zes op bepaalde momenten niet tot spreken is staat is, dat hij met andere woorden het woord geen vlees kan laten worden. A.Z. George Steiner. Verval van het woord. (Oorspr. titel: Language and silence) vertaald door Hans Plomp. Athenaeum-Polak Van Gennep, Amsterdam. 180 blz. Prijs 25,- (geb. 40,-). Opstel-verhalen van Margaretha Ferguson 'Buiten huiilde ik hardop, omdat wat alcohol de dunne wand van dom verstand in mij deed smelten, en mij weerloos overleverde aan Sijn oerwoud van angst' lees ik in argaretha Fergusons verhaal 'Een theevisite'. Het gaat in deze verha len niet allemaal zo overdreven toe, maar wel zit er iets gemaakts, ge kunstelds aan dit werk. Dat ligt niet aan de voorvallen die beschre ven worden. Alles kan zó gebeurd zijn, werkelijk waar, en voor mijn part is alles 'uiit het leven gegre pen', maar daarmee is de toekomst van een verhaal nog niet verzekerd. Het gaat om de manier van vertel len en dat doet Margaretha Fergu son vaak niet zo best. Zij schrijft cliché, een soort opstel-verhalen, die je zodra je ze ui weer vergeten bent: 'de een groot verlies sneed hart', etc. Ik citeer een typerend over een feest,, om het v inzicht dat hier verschaf zo'n bijeenkomst: 'Aan eu. tafel zat moeder nu te jr- de vrouw van de burgem gonnen ze elkaar nu aan. den? Waarover spraken a sen toch met elkaar, er in werkelijkheid? zich echt gelukkig, v(P mensen was het een he< en wie was dieptreurig vriendelijke glimlach? Margaretha Ferguson, winkelen. Verhalen.' Leo Haag (1975). 128 blz. ƒ1 5C b Tripmf der flauw Als Barend Servet kon d 3. Wim Schippers het voor Maar Schippers ka,n hei getuige dit bundeltje di neem ik tenminste maar de naam van zijn televL publiceert. Schippers wi niet kunnen, dat is nar dereen duidelijk die wel Servet-show gezieh. heme waar alle mislukking daétr kunstig' getimed is, zoda een 'gevestigde chaos' wordt, lijken me de vfe Ser.vet lang met alle neerd. Een gedicht is ko vet moet zijn triomf der dikwijls in de lengte vi«M daar dat veel van deze écht flauw zijn, slappe van Buddingh'-procédés parodieën op romantisch verheven poëtische fori ('toen ik je zag spatte ee regen in mij op') wegge L het 'Credo' wel speciaal twijfeld - ten gerieve vaifi( de recensenten geschrevej 'daar kom ik ook nog ken met wat wazig kq Tja, het wil wat, deze v^ti met de poëzie, die zich jaren 'in toenemende m in poëzie vol grapjasserij rij, parodie, flauwiteit, e er nog voor aardigs aan onzin van liefdespoëzie teja '•met regels als: 'ik proe^i mijn lichaam baldert verdiept zich'? Het if eet? geformuleerd bezwaar, koek. En dat is ook weer it ling, dus zeg er maar ni Ik weet het, dit soort P a alle kritiek ingebouwd voeld. Poëzie die zich kwetsbaar opstelt, blijft Of het een grapje is ds ach, waarom niet? B. Servet. Eén per paginjlr t,en. Erver Thomas Ra»,, dam, 1975. 32 blz. 6,50. TROUW/KWARTET MAANDAG 12 MEI 1975 KUNST fcv Jacob Smits: 'Christus en de overspelige vrouw'. Dat moesten de musea meer doen, zomaar tussen door kleinere 'thema'-tentoonstelling'en maken met werken uit eigen bezit. Zoals het Museum Boymans- Van Beuningen nu. Tot 16 juni wordt daar ter ge- gelegenheid van een reeks Belgische manifestaties die gedurende de komende maanden in Rotterdam worden georganiseerd de tentoonstelling 'Van Ensor tot Panamarenko', honderd jaar Belgische kunst, gehouden. Het is een erg aantrekkelijke ma nier van presenteren, vind ik. Want hoe vaak zie je de mensen in een museum, althans in zo'n groot mu seum, niet een beetje doelloos rondslenteren? Ze worden door zo veel verschillende, zoveel interes sante, voor hen vaak nieuwe din gen omgeven, dat ze niet weten waar ze het eerst naar kijken moe ten. Aan zo'n speciaal onderwerp, zoals nu, heb je wat houvast, word je wat directer bij de zaak bepaald, kun je eventueel vergelijkingen maken, wat gemakkelijker (voor Je zelf) kiezen. Vooral ook door de beperking, er is niet teveel, het blijft overzichtelijk. En dat trekt vooral die niet zo erg geroutineerde museumbezoekers. Geen kenners dus. maar in ieder geval, dat blijkt zo al uit hun aan wezigheid, geïnteresseerd. Wat de anderen betreft, die doorge fourneerde insiders of de schrijvers van dit soort artikelen, die moeten maar eens wat meer bedenken dat wat voor hen ouwe koek is, voor anderen .en iedere dag weer an deren een ontdekking en zelfs een openbaring kan zijn Realiteit Honderd jaar Belgische kunst dus. Geen geschiedenis hier, maar een paar idééën. Voor de 19de eeuwse Belgische schilders was Barbizon net als voor onze Haagse School het grote voorbeeld. Natuur, rea liteit. Hoewel Frankrijk de inspira- trice was, kreeg deze stroming toch hoofdzakelijk gestalte in het' werk van een groep Vlaamse schilders. Niet alleen in Frankrijk, maar ook in België zinderde het in de tweede helft van de vorige eeuw van'cultu rele activiteiten. De 'Société libre des Beaux Arts', die in 1868 al in Brussel werd opgericht en die ook vooral die realiteit ln' haar vaandel voerde, gaf een beginselverklaring uit, die veel tegenstand opriep, een tegenstand die overigens sterk af nam toen men eenmaal gezien had, waar ze eigenlijk aan bezig waren: in de artistieke resultaten was de erfenis van de romantiek nog na drukkelijk merkbaar. Traditie Een groepering als 'Les XX' (de groep van twintig) bond, in 1884, weliswaar de strijd aan 'met de academische salons' en bracht op zijn tentoonstellingen 'de durvers, de fieren, de opstandigen', maar niettegenstaande deze ogenschijn lijk zeer revolutionaire evolüties ln de Belgische schilderkunst ls daar de (echte) traditie toch onuitroei baar gebleken. Dat ervaar Je ook duidelijk op deze tentoonstelling, die met James Ensor begint. Ensor, die in algemeen-oppervlakkige zin nogal eens eenzijdig belicht wordt als de schilder van het spookachti ge, het demonische, als een soort voorloper van het moderne surréa lisme, is hier o.a. (ook) vertegen woordigd door een stilleven. Zeker niet zijn beste werk in dit genre, maar wél 'schilderachtig' voorbeeld van het feit, dat hij niet alleen ingepast moet worden in de Vlaam se traditie van het fantastische (Jeroen Bosch, Breughel) maar veel meer algemeen, in de grote Vlaam se schilderstraditie. En Jacob Smits, die ln 1902 tot Belg genaturaliseerde Rotterdam- toch nog volkomen in de renais sancistische traditie. De symbolis ten daarentegen openden een deur, die al eeuwen op een kier had gestaan. Zij zagen de kunst niet meer als een imitatie of een inter pretatie van de (zichtbare) werke lijkheid, maar veel meer en vooral als een mogelijkheid de, gevoelens van het innerlijk uit te drukken, gevoelens, die vervuld zijn van on bewuste gedachten. Zo gezien heb ben zij zeker aan het begin gestaan van een razendsnelle, zich steeds veranderende en ontstuitbare ont wikkeling. Volgens Smits moest het kunstwerk de realiteit overtreffen, het moest de illusie geven van het leven. In haar onwezenlijkheid en onstoffe lijkheid, zo schreef hij, is de illusie ten overstaan van de realiteit steeds superieur. Dat alles resul teerde o.a. in het hier aanwezige 'Christus en de overspelige vrouw' voor mij een van zijn mooiste schilderijen en in die wonderlij ke etsen, met een licht, dat meer malen herinneringen oproep,t aan Rembrandt. Over grafiek gesproken, de bladen van Jules de Bruycker, niet zo alge meen bekend, een kunstenaar die ook weer zo duidelijk past in de Bosch- en Breughelsfeer. Grote et sen, waarop enorm veelte zien is, realiteit en fantasie dooreengewe- ven, een verfijnd uitgewerkte, bi zarre sprookjeswereld, geladen met een symboliek die niet bepaald ge makkelijk te duiden is. Félicien Rops laat minder vragen open. Hij was tijdens zijn leven ook bij het 'grote publiek' zeer populair. Hij had de reputatie verworven een 'esoterisch, satanisch en mystiek' kunstenaar te zijn en dat deed het ook toen al. Evengoed stak hij rond uit de draak met alles en doopte dat allemaal graag in een pittig erotisch sausje. Ookdat wilde er wel in. Hoewel die prenten opvielen zoals al zijn werk door een mees terlijke techniek, leunden ze toch al te vaak tegen tijdgebonden spot prenten aan. Zo gezien is Rops me eigenlijk veel liever in zijn minder 'literaire;' (on uiteraard ook minder bekende) bladen zoals de hier aan wezige 'Kop van een Zeeuwse' of dat prachtige zelfportretje. Snel terug naar de schilders. Want al gaan er, voor je zo'n tentoon stelling gezien hebt, wel eens ge dachten-door Je heen van: wat nou Rik Wouters: vrouw in het rood nog te schrijven over die oude Bel gen,1 ze maken, telkens weer,heel wat in je los. Vernieuwing Zo'n Theo van Rijsselberghe bij voorbeeld ook uit zijn oeuvre bezit Boumans een van de toppen, een prachtignaakt Van Rijssel berghe dus, een kunstenaar, die voor mijn gevoel nog steeds niet genoeg op waarde geschat wordt. Of de grandioze Rik Wouters, een van mijn persoonlijke favorieten, een schilder en beeldhouwer van wie je echt, zonder enige overdrij ving-kunt stellen, dat hij op zijn doeken, zijn grote, onstuimige lief de voor het leven uitzingt. Met een dergelijke ongerepte eenvoud die ook de werken van, en ik noem er zomaar weer een paar, Daye of Tytgat kenmerkt. Dan zijn er nog de mannen van Latem, Valerius de Sadeleer (met een verrukkelijk landschap) en Gustaaf van dé Woestijne, die daar, met anderen, in dat 'gezegend oord der Vlaamse kunst' de schoonheids leer van de 15de eeuw herontdek ten en die, stap voor s tap, Boeren- brenghel verre begonnen te verkie zen boven Rubens. Wat overigens niet wilde zeggen dat ze dat ajles niet 'eigentijds vertaalden'? Uit Latem kwamen ook de Vlaamse expressionisten voort, de reus Per- meke, wel eens' vergeleken met een natuurverschijnsel, zoals de wind en de zee, grillig en elementair. Net als zijn landschappen, die ook al tijd en voluit in dat teken van de natuur staan: felle afspiegelingen van een onbedwingbare schep- )e d, pingskracht, werkelijk ge dreigende, onontkoombare krachten. Een soort bald oergeweld. Juis En bij Gust de Smet is hf ordening die aan zijn w logische en bijna coi geeft. Een erfenis, zou j zeggen, van het kubisme, gens het menselijk-spontèoc mee dat werk doortrokkepee van zijn kra,cht ontneemtjr c Ik heb, dat kan niet dergelijke exposities, zo en daar een greep gedaan min of meer willekeurig, veel van het ndet-'genoenJpe even enthousiast. Ik viifuit nog steeds, een geweldig wer en de grafiek van Tc Masereel is me aan het h ken. Alles bij elkaar dus persoonlijk gerichte keuze En wat de rest betreft, eigentijdse kunst, daarvai ze tentoonstelling logis (er de laatste jaren wel ander van te zien was - kleine selectie te zien. een paar kleinere werken vaux en Magritte (meer elders in het museum), er. Vic Gentils met zijn- tiek, Luc Peire, de koele vist, Pierre Alechinsky, dit leden nog 'in het groot' teerd werd, verder Lismot sens, Vandercam, BroodhsI tevrongel, de super-realist slotte Panamarenko, die \qe werper en bouwer van nii de vliegtoestellen. En bjet beschouwing past zelfs traditie, denk maar aaiks, do iUZft :t, 11. mer, ook een veel belangwekkender kunstenaar, dan over het algemeen wordt aangenomen. De 'schilder van de Kempen' noemden ze hem, maar hij was veel meer. Smits kwam, vanuit het impressionisme, tot veel vastere vormen, die, bijna systematisch, uitgedrukt werden in een zware, rulle en meermalen plastische verfkorst. Kunsthistorisch ls er nogal met door G. Kruis hem gestoeid: ,een impressionist, ja en nee, een expressionist eigenlijk ook niet en daarom is hij maar ondergebracht bij de symbolisten. Daar zit wel wat in. Want hoewel de impressionisten in zekere- zin grote vernieuwers waren ze ken den licht en kleur meer waarde toe, dan dat ooit tevoren was gebeurd pasten zij eigenlijk, door hun intense werkelijkheidsweergave, De oogst aan Nederlandse films is groot. Alleen moet hij wel in een Heel kort tijdsbestek geconsumeerd worden. Terwijl 'Marieken van Nieumegen' gelukkig uitgekozen als officiële Nederlandse inzending op het filmfestival in Cannes nog steeds dapper haar weg door.onze bioscopen vervolgt en De la Parra's 'Mijn nachten met'.alweer verleden tijd lijken, hebben zich inmiddels vier nieuwe films aangediend. Kortom, het is wel wat Overstel pend, maar aan de andere kant ook erg goed. Onder andere omdat het de kijker min of meer dwingt tot een zekere bezinning op hét profiel dat de moderne Nederlandse speel film heeft aangenomen. Dkt profiel wordt, hee1 duidelijk ge markeerd met 'Keetje Tippel' en 'Rooie Sien': typische 'publieks films' waarvan makers en produ centen een fijne neus gehad heb ben voor de zogezegde tijdgeest. Beide films spelen in een min of meer nabij verleden, dat zo onge veer met grootmoeders tijd te ver- enzelvigen is. Dat betekent natuur lijk een overvloed aan oude meu beltjes, siervoorwerpen, ouderwetse kamerinterieurs en costuums. Er zijn wel verschillen. Aan 'Keetje Tippel' is duidelijk het grote budget af te zien dat voor de film beschik baar was. De Oude Gracht in Utrecht werd omgetoverd tot een groots stadsgezicht uit het eind van de vorige eeuw en de camera is erop uit om in langzame zwenk- en rij-opnamen steeds meer te onthul len van de zorgvolle aankleding en uitgebreidheid van de schilderach tige lokatie. Het ouderwetse beurt schip waarmee Keetje met haar fa milie over de Zuiderzee naar Am sterdam komt, heeft een verrassen de authenticiteit (misschien is het wel authentiek), en de opnamen van Monique van der Ven en Rut- ger Hauer tijdens hun wandeling in het park hebben een smetteloos historisch decpr. Pittoresk Kostbare buitenopnamen zijn in 'Rooie Sien' schaars. De film begint met een erg mooie Anton Pieck- achtige opname van een zeer 'his torisch' straatje, waar de camera langzaam in neerdaalt, waarbij achteloos allerlei pittoreske details aan het licht komen. De film ein digt met dezelfde opname alleen nu met een omhoogrljzende camera als Rooie Sien veilig ln de schoot van de familie terugkeert. Nogal traditioneel, maar wel ln overeenstemming met het ouder wetse timbre dat de film ais geheel kenmerkt. Daartussenin dan voor namelijk interieurs van huiskamers en kleine bars. gekenmerkt door een goede mise-en-scène, met na me het loaal waar Rooie Sien met haar leermeester-minnaar haar carrière begint. Praktisch geen bui tenopnamen meer. De aankoröst van de grootmoeder van de kleine Rooie Sien in Amsterdam is gere duceerd tot een doorzichtig signaal: een stationsbord met de plaats naam en wat flarden rook erlangs om 'de stoomtrein' te suggere renTyperend voor deze filmma kerij is dat het signaal zo volstrekt overbodig is. In moderne filmtaal zou vhet helemaal niet nodig zijn, maar het ls er duidelijk ten gerieve van een zeer groot publiek, voor wie de taal van de moderne film mogelijk moeilijk of verwarrend zou zijn. Het is tekenend voor de gesteldheid waaruit de film ge maakt is: de blik van de maker is voortdurend op het publiek gericht, en niet, of zijdelings, op zijn perso nages, die nergens 'diepte' verto nen. maar vlakke karakters blijven,. Het meest geslaagd vond ik nog de Mackie Messer-achtige typering van de souteneur van moeder Rooie Sien: Cor van Rijn. Maar hij is dan ook bijna karikaturaal overtrokken en hoeft niet op een andere wijze te Teven'. Weisz' film munt uit door wat altijd het sterkste punt van de maker is geweest: de mise- en-scène, die soms fabelachtig goed is. Alleen, wat dan in scène gezet is, is zo verschrikkelijk onbeteke nend. Het is er allemaal zo uitslui tend ten gerieve van het publiek het grote publiek. Want en dat moet voor onze filmmakers een grote verleiding zijn het grote publiek van de familie-avond, van Snip en Snap, is er ln groten geta le. een volkomen ander publiek dan bij welke andere film ook. Het is er, met kinderen, met opa en oma of het nu jaren geleden hét onschuldige 'Fanfare' betrof of het prostitutiekomedietje van 'Wat zien ik', 'Rooie Sien' of 'Keetje Tippel'. Gezien de door Tuschinsky ge noemde astronomische hezoekersge- tallen moet een groot Dercentage van die bezoekers anders nooit of zelden in de bioscoop komen. Anders Toch is "Keetje Tippel* een heel andere film. De film ls grootser en soms ook eleganter van stijl, en de menselijke relaties en situaties ver tonen een veel groter raffinement. De triggers' waarop het publiek moet reageren zijn minder opzich tig dan bij 'Rooie Sen', waar je alles minuten van tevoren ziet aan komen. De film is in zijn persona ges ook veel killer dar. 'Rooie Sien' maar dat hangt dan ook wel samen met een auteursstandpunt wie er dan ook als 'de auteur' aangemerkt moet worden, want er is nogal wat door verschillende lie den aan het scenario gedokterd. De kijk op mensen is vrij cynisch en afstandelijk. Het is moeilijk om een volledig sympathiek personage aan te wijzen. Ook Keetje zelf niet., Mensen zoeken hun eigenbelang, zo nodig ten koste van de ander: Keetjes moeder die haar dochters 'de baan op' stuurt, de vader, die het allemaal toelaat, de tijdelijke minnaar die opeens met de dochter van zijn baas kan trouwen. Keetje zelf. De film eindigt abrupt als Keetje 'de top' bereikt heeft: het landgoed met welks eigenaar ze tenslotte ln het huwelijk zal treden. De slotopmerking verwijst naar de originele Neel Doff met een laatste cynisch detail: dat ze zich om de armoe-mensen later nooit veel meer heeft bekommerd..Zo is het ook te begrijpen dat alles wat er aan sociale elementen in de film voorkomt, er nooit écht uitkomt. In het begin zingt Keetjes vader half aangeschoten de 'Internationale'; Keetjes werk op de blekerlj be klemtoont de social' machtsver houdingen; en aan het slot is er de enscenering van hét 'palingoproer', dat nogal studiomatig lijkt, en bo vendien in het verhaal eigenlijk nergens wezenlijk functioneel blijkt. Het is dat gebrek aan be trokkenheid, dat deze film in laat ste instantie toch ook onbeduidend, maakt, te veel een film 'ten gerieve van'. Vierluik Afgezien van René van Nie's 'Kind van de zon' zijn er dan nog de 'Zwaarmoedige verhalen- van Heere Heeresma, in een vierluik verfilmd door Bas van der Lecq, Guido 'Pie- ters, Ernie Damen en Nouchka van wmmim-- Johnny en Rijk in vrijmoedige vérhalen B'rakel. Producent is Matthijs van Heijningen, en als ooit de naam van een producent genoemd moet worden, dan hier. Want het is Van Heijnlngens idee geweest om de enorme kloof tussen de via de Raad voor de Kunst gesubsidieerde korte film en de «door het Produktiefonds gesubsidieerde grote speelfilm te overbruggen. De korte film levert voor de bioscoópprogrammering nu eenmaal grote bezwaren, waardoor tal van korte films, na hun open-^ bare vertoning voor de pers, zonder meer 'op de plank' bleven liggen. En toch zitten daar met alle wonderlijke experimenten en idee ën de jongens met 'auteursidee ën': de mensen die (nog) niet steeds naar het publiek hoeven te kijken om geweldige budgettaire kosten goed te maken. Wat er tot stand gebracht werd, is een film die veel persoonlijker, maar ook veel 'Hollandser' is dan het vuur werk van Weisz en van Verhoeven. Ook al draagt hij overduidelijke sporen van een bescheiden budget. Bas van der Lecq's film 'Mijnheer Frits' sluit in sfeer en milieu pre cies aan bij films die hij jaren geleden al maakte, als 'Woensdag' en 'Dinsdagavond'. Het verhaal van de gefrustreerde kantoorchef, die door een toevallige ontmoeting in de familiekring van zijn secretares se terechtomt. krijgt pas werkelijk vaart en betekenis bij de scnèes in de .hulskamer. Maar daar ontstaat dah ook een soort van surreëelè. zwart-komische burgerlijkheid, die we ook vanuit de literatuur en niet ln de laatste plaats die van Heeresma zelf als unie-Neder lands ondergaan. Nouchka van Bra kels 'Een winkelier keert niet wee rom' vertelt van een winkelier die opeens geen trek in zijn werk meer heeft, er met een roeibootje in het Hollandse polderland opuit trekt, dan een vreemdsoortige en siniste re postbode ontmoet, die tijdens hun voortdurende woordenwisseling tenslotte'de Dood blijkt te zijn, die de winkelier komt halen Kraaykamp en De Gooyer maken daar iets geweldigs en beklem mends van, en het wordt nog weer eens heel duidelijk wat zij voor de Nederlandse film zouden kunnen betekenen als het image van ko misch duo van hen wordt losge weekt. De techniek van de slotop- namen als de postbode met de winkelier in snelle vaart naar on eindige verten vaart is uiterst gebrekkig en doorzichtig. Maar dat verandert niets aan de film die men dóór die gebrekkigheid héén ziet. Het minst van de vier vond ik het verhaal 'Zeeman tussen wal en schip', maar dat mist dan ook net die ietwat burgerlijk-surreëele kwa liteit van de andere drie. En als ik het eerlijk zeggen moet: het 'pro fiel' van de Nederlandse film wordt voor mij karakteristieker en hoop voller door dit kleine vierluik be paald dan door de succesvolle 'top pers' van Verhoeven en Weisz

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 12