OOST EN WEST IN DE GESCHIEDENIS
JOHN HEARTFIELD:
KUNST VOOR HET VOLK
De wereld van Michelangelo
[JW/KWARTET MAANDAG 5 MEI 1975 KUNST RH7
door G. Kruis
Marmeren kop van een Perzische vrouw uit de tjjd van
Alexander de Grote.
door W. F. Stafleu
De 'hoge culturen van, centraal- en oost-Azië' komen aan de orde
in het bij Scheltens en Giltay verschenen deel n van de Univer
sele Wereldgeschiedenis- Nu valt volgens mij noch Indië, noch het
Nabije Oosten, Iran of Israël onder het begrip 'centraal- en oost-
Azië', zoals de ondertitel belooft. Waardoor strikt genomen alleen
het hoofdstuk China in dit overigens zo imposante deel van de
UWG thuishoort.
Inderdaad imposant, om de' omvang
657 bladzijden dichte druk, met
een 150 goed gekozen illustraties en
kaarten maar -zeker ook cm de
aanpak en de grondige uitwerking.
Deze Nederlandse vertaling en be
werking van de Duitse UWG wordt
(er zijn nu de delen IX, I en. II
uit) een unieke uitgave.
Deed I besloeg de eerste aanzetten
tot de menselijke geschiedenis:
prehistorie, Egypte, Mesopotamië.
Nu komen andere grote culturen
uit de mist van het verre verleden
boven: het nabije oosten in de
oudheid (von Soden uit Münster),
Iran en de eerste contacten dan
al tussen oost en west (Altheim
uit Berlijn), Israël van de aartsva-
derverhalen tot Bar Kochba (Kraus
uit Hamburg), Inddë tot de zesde
eeuw (Petech uit Rome), de Chine
se oudheid (Hulsewé uit Leiden), de
vroeg-stedelijke beschaving (Jan-
kuhn uit Göttingen) en de hogere
religies (Toynbee uit Londen). Een
inleiding van redacteur Alfred
Heuss en een korte vergelijkende
wereldgeschiedenis in trefwoorden
completeren dit deel. Nederlandse
eind-redacteuren zijn ditmaal de
(hoog)geleerden Beek, Best, Blee-
ker. De Bruyne, Jahn, Janssen en
Kraus.
Vergeleken bij de ontdekking van
Amerika zijn de reizen naar het
oosten nogal onoverzichtelijk, afge
zien dan van de unieke Marco Polo.
Toch zijn het juist ontdekkingsrei
zen die de kennis van vreemde
volken verdiepen en completeren.
China werd pas op het eind van de
vijftiende eeuw verkeerstechnisch
toegankelijk. Maar het aandoen
van Chinese havens betekende nog
niet meteen het opdoen van kennis
van het enorme land. Jezuïeten
hebben dat (van 1579 tot 1742, om
precies te zijn) op onorthodoxe wij
ze gedaan. Hun missionarissen
noemden Confucius een Chinese
Paulus. Zoveel syncretisme werd de
kerkelijke autoriteiten op den duur
te machtig en de Jezuïeten moesten-
het land verlaten.
Heuss herinnert in zijn inleidende
beschouwing aan de triomfantelijke
wijze waarop Voltaire en andere
verlichte filosofen de eerbiedwaar
dige ouderdom van de Chinese en
Indische geschiedenis en cultuur
stelden tegenover het christendom
met zijn wat schamele Israëlieti-
sche oorsprong. Dat de geschiedenis
van, de mensheid in het nabije
oosten zijn oorsprong had, was eeu
wenlang geloofd. Na Voltaire liet
ook Hegel de wereldgeschiedenis in
oostelijk Azië beginnen. Ranke,
Spengler, Toynbee wijzen de een
heid der wereldgeschiedenis af.
Maar dan nog, als wereldgeschiede
nis slechts de som is van afzonder
lijke cultuurgemeenschappen, ziet
Toynbee blijkens zijn beknopte
bijdrage achterin dit boek de
wereldgeschiedenis als een totali
teit, een aan de mensheid gestelde
taak. Toch de wereldgeschiedenis
als godsdiénsthlstorie? Hoe dan
ook, is de conclusie van Heuss, we
reldgeschiedenis is een gecompli
ceerd stromenstelsel.
Nu is buiten de wereld der historici
en filosofen de kennis van de oud
ste geschiedenis in hoofdzaak be
perkt tot Israël, Griekenland en
Rome en een beetje Egypte. De
geschiedenis van oude beschavin
gen als de Chinese (Confucius, La
o-tse), Iran (Zarathoestra), Indië
(Boeddha) is in en buiten het on
derwijs bepaald niet populair. Daar
stond natuurlijk ook niet de wieg
van onze Europese beschaving.
(Evenmin aan de oevers van Nijl,
Eufraat of Jordaan, zou je uit de
bijdrage van Jankuhn kunnen con
cluderen; opgravingen in o.a. Jeri
cho werpen licht op een prehistori
sche tijd met culturen op berghel
lingen en in bron-oasen.) En Is
raël? Breed weidt Kraus over deze
geschiedenis uit. Ook inleider Heuss
noemt de 'herkomst van Jahwe' een
van de fundamentele problemen
van de wereldgeschiedenis,, omdat
daar de oorsprong van het" mono
theïsme ligt als een levende ere
dienst. De bijzondere aard van de
religie van het oude Israël komt
dan ook uitvoerig aan de orde.
Des te teleurstellender vind ik dan,
dat na dit nauwgezette, minutieuze
exposé het optreden van Jezus van
Nazaret in vijfentwintig regels
wordt afgedaan. Geen woord over
bijv. de historiciteit van Jezus of
over de betrouwbaarheid van feite
lijk de enige bronnen waarover we
beschikken, de evangeliën. Natuur
lijk zal het in de volgende delen
van de UWG wel uitvoerig over het
christendom gaan. Maar dat Jezus
de rol-bij-uitstek heeft vervuld in
de geschiedenis van Israël is dat
alleen maar een onderwerp voor de
theologie, voor de heilsgeschiedenis,
voor het geloof? Ook die vraag had
in een werk als deze UWG best
behandeld mogen worden. In dit
opzicht hadden de samenstellers
van de Universele Wereldgeschiede
nis vernieuwend moeten optreden
inleen lange traditie.
'De wereld van Michelan
gelo' van Robert Cougb-
lan (Time-Life Biblio
theek der Kunsten,
ƒ29.80) is, al gaat het
daar bij dit soort series
in wezen toch wel om,
niet alleen maar een pla
tenboek geworden, waar
bij dan voor de goede or
de 'het verhaal' niet he
lemaal kan ontbreken.
Niet dat Coughlan nu zo
veel nieuwe gezichtspun
ten biedt in Michelange
lo's leven en kunstenaar
schap, maar hij heeft
zich in ieder geval verre
gehouden van de zoveel
ste samenvatting van de
over-bekende gegevens
Dat bereikte hij vooral
door veel aandacht te be
steden aan de wereld
waarin en de mensen
waartussen Michelangelo
leefde. Hij doet dat niet
op de gebruikelijke ro
mantiserende manier,
maar boeiend-beschrij-
vend, bijna nuchter en
daardoor komen bijvoor
beeld de machinaties, die
(ook destijds) het kunst
leven beheersten, duide
lijk uit de verf. Maar
nogmaals, 't gaat in
ieder geval de kopers van
dit soort boeken meer
om de Illustraties dan om
de tekst. En dat platen
materiaal is, zeker gezien
de betrekkelijk lage prijs,
zonder meer uitstekend.
Die reprodukties confron
teren je met een kunst,
die je niet anders dan
met een vreemde
schroom kunt benaderen.
Michelangelo's genialiteit
verwart Je, de schoon
heid, die hij schiep, is
voor vele mensen van de
ze tijd, te groot, te mach
tig, te overdonderend en
ook (bijna) ontoeganke
lijk. Michelangelo creëer
de een realiteit, die voor
hem, de uiterlijk onaan
zienlijke, een illusie was:
de schoonheid van het
menselijk lichaam. Voor
Michelangelo kwam de
idee van het schone vol
komen overeen met het
beeld van God en dat
trachtte hij in vele van
zijn scheppingen vaat te
leggen. Scheppingen, die
overigens ook nadrukke
lijk beïnvloed werden
door zijn liefde voor de
oudheid hij begon
tenslotte als 'vervalser'
van antieke kunst. Een
ideaalbeeld dus, dat ook
tot stand kwam door een
intense studie van de ge
wone, sterfelijke mens
(maar geschapen naar
het evenbeeld van God).
Hoe dat groeide, tonen de
illustraties in het boek
duidelijk aan. En daarom
alleen Is het al de moeite
waard.
GJL
zo'n collage gefotografeerd,
gecorrigeerd, geretoucheerd
en uiteindelijk geclicheerd.
Heartfield maakte dus geen
'kunst' iih de traditionele be
tekenis van het woord. Hij
waarschuwde, streed tegen
de oorlog, tegen uitbuiting,
tegen facisme, kapitalisme
en deed dat zo duidelijk en
zo fel mogelijk, 't Ging hem
er in de eerste plaats niet
om 'kunst' te maken, maar
het wérd het, omdat degene,
die het maakte nu eenmaal
een kunstenaar was....
En het werd, met recht,
kunst voor het volk. Want
iedereen, die dat wilde kon
zich een Heartfield - Jaren
lang verschenen ze op de
omslagen van bijvoorbeeld
de 'Arbeiter Illustrierte Zel-
tung' (later 'Volks Illustrier
te') aanschaffen. Heartfield
maalde niet om unica of
'beperkte' oplagen: zijn
werk was niet bedoeld voor,
toch altijd enigszins exclu
sieve, tentoonstellingen,
maar om door de drukpers
vermenigvuldigd te worden.
Toch waren die tentoonstel
lingen er, na de oorlog over
de hele wereld, van Peking
tot Rome, maar ook daar
voor en één van die exposi
ties, met o.a. Grosz en Heine
in de Kunstzaal Manès te
Praag, leidde zelfs tot Duitse
diplomatieke stappen. Dat
was in 1934...
Scherp protest
De Duitse gezant in Praag,
dr. Koch tekende toen een
scherp protest aan 'tegen
deze nieuwe beledigingen en
belasteringen van de rijks
president, de rijkskanselier
en andere vooraanstaande
Duitse staatslieden, en tegen
het in doscreddet brengen
van het politieke leven in
Duitsland en van de
staatssymbolen'.
Dat had een re cord bezoek
tot gevolg en de 'onwrikbare
houding van de Tsjechische
regering tegenover een in
menging van het Hitlerre-
giem in een binnenlandse
aangelegenheid' werd in ve
le kranten geroemd.
Maar na een week ging die
regering toch door de knie-
en. Een zevental bladen
werd op bevel van de politie
n.b. 'als aanstootgevend
voor het publiek' verwijderd.
Op een meedogenloze ma
nier is Heartfield aanstoot
blijven geven, onvermoei
baar, tot zijn dood in 1968.
John Heartfield, ook een
Duitser, die op het 'Wlr ha-
ben es nicht gewollt' dit
antwoord gaf: "Wenn wir es
alle nicht wollen, wird es
nie sein!', als we het allen
niet willen, zal het nooit
gebeuren! Een tentoonstel
ling die eigenlijk niemand
zou mogen missen. Tot 26
mei.
't Is wel mooi, maar wat stelt het eigenlijk voor, of, ik begrijp toch eigenlijk niet,
wat de kunstenaar precies bedoeltAls jé de kunstprogramma's op radio of tv
volgt, of de kunstrubrieken in dagbladen of tijdschriften, krijg je het idee, dat
dergelijke opmerkingen niet meer gehoord worden en dat iedereen nu zo langza
merhand wel vertrouwd is met de vele uiteenlopende vormen van eigentijdse
kunst.
Dat is dan een misvatting.
'Het publiek', staat, als het
niet voluit afwijzend is of,
nog erger, volkomen ongeïn
teresseerd. nog net als vijf
tig of honderd jaar geleden,
vol onbegrip tegenover de
meeste moderne kunstuitin
gen.
Democratisering van de
kunst, jawel, daar wordt
hard aan gewerkt. Ik neem
aan, dat de bedoelingen
echt wel goed zijn. Maar de
manier waarop werkt vaak
averechts. Want de tomaten
kwamen terecht op de tone
len waarop nu juist datge
ne zich afspeelde, waar dat
publiek heel voo-rzi htig enig
contact mee had gezocht en
juist dié concerten werden
verstoord, waarvoor dat pu
bliek in drommen was toe
gestroomd Er wordt te dik
wijls vergeten, dat het pu
bliek waartoe men zich
richt, niet die achtergron
den, niet die ontwikkeling
(op dat bepaalde gebied)
heeft, waarover men zelf be
schikt. Als gevolg van die
'beroepstoliridheid' wordt dan
te gemakkelijk aan het feit
voorbijgegaan, dat je ie
mand, die bijvoorbeeld nog
maar net aan het impressio
nisme toe is, niet zo maar
in één keer kunt confronte
ren met. laat ik maar zeg
gen, land-art
Zo mist ook een groot deel
van de zogenaamde (poli
tiek)- geëngageerde kunst
zijn doel. Omdat de kunste
naars universaliteit toeken
nen aan hun privé-symbo-
len of, omdat ze, door af
komst, opleiding en instel
ling, toch eigenlijk maar sa-,.
Ion-revolutionairen blijven,
die zonder het zelf in de
gaten te hebben, zich min
achtend uitlaten over 't éch
te proletariaat, waarvoor ze
zo goed zijn, maar dan wél
in alle exclusiviteit zich in
te zetten.
't Is wel mooi, maar wat
stelt het eigenlijk voor?
Aan die vaak gehoorde, wat
hulpeloze vraag moest ik
steeds denken, toep ik in
het Stedelijk van Abbemu-
seum in Eindhoven langs de
fotomontages van John
Heartfield liep.
Die zijn helemeel niet mooi,
althans niet in de betekenis,
die je daar in het algemeen
aan hecht, maar over wat ze
voorstellen, word je geen
moment In het ongewisse
gelaten. Vijftig Jaar politie
ke strijd in beeld. Heartfield
zag het aankomen, niet pas
in de 'bange dertiger jaren',
maar in de eerste decennia
van deze eeuw.
Propaganda
In 1914 wist deze Helmut
Herzfield - dat was zijn
echte naam - als' reactie op
Ernst LlSsauers haat-lied:
'Wir lieben vereint,- wir has-
sen vereint, wir haben nur
eine Feind; England' in
zijn onmacht niets anders
te doen dan zijn naam in
het Engels te vertalen, John
Heartfield. Niet' omdat hij.
nou zo pro-Engels was en -
toen - ook nog niét eens uit
dügmatisch-politieke over
wegingen, maar gewoon als
protest tegen een dergelijke
mensonterende manier van
propaganda. Een jaar la ter-
leerde hij George Grozs
kennen en een van diens lei
dende uitgangspunten werd
ook dat van hém: 'Ik pro
beer', schreef Grosz eens,
'voor iedereen begrijpelijk
te zijn - ik bedank voor de
in deze tijd zo gewilde diep
te, waarin je toch niet kunt
afdalen zonder een duiker
pak, volgepropt met kabba
listisch bedrog en intellectu
ele metafysiek'. Daarom zag
Heartfield het bij de Berlijn
se Dadaisten, waartoe hij
omstreeks 1920 behoorde, al
gauw niet meer zitten. Het
was allemaal veel te vrij
blijvend: want zijn foto
montages waren niet be
doeld als een plezierig artis
tiek spelletje met schaar en
lijmpot. Er zijn hier, op een
enkele uitzondering na, dan
ook geen, wat je noemt 'ori
ginelen'. Daarover kun je
bij deze techniek - en voor
al met de bedoelingen, die
Hearffield ermee had - niet
spreken. Hij knipte, compo
neerde, plakte, dan werd
Koor van de wapenindustrie: 'Wir beten an die Macht der Waffen', 'we
aanbidden de macht der wapenen'. (1934).
betekenis van de Hitlergroet: 'Millionen stehen hinter
'miljoenen staan achter mij'. Ondertitel 'Kleine man
igt grote gaven'. Hitier neemt het stramme 'Heil' van de
ne burger met een vermoeid gebaar in ontvangst. Tege-
irtijd ontvangt hij miljoenen van de groten, die incognito
Ier hem staan. Tijdens het proces van Neurenberg werd
lelijk wie zich achter dit incognito verscholen. (1932).
MICRY, 1934.
i krantenbericht van 8 april 1934: 'Het mei-affiche van
jaar van het nationale arbeidersfront toont naast een
i van Goethe en de adelaar ook de bolsjewistische sym-
en hamer en sikkel, duidelijk om op die manier de arbei-
s voor zich te winnen, die nog steeds afwijzend tegen het
iem staan'. Reactie van de Arbeiter Illustrierte Zeitung:
dat alle pogingen, de nationaal-socialistische gedachte op
arbeiders over te dragen, zonder gevolg gebleven waren,
Goebbels op een laatste vertwijfelde inval gekomen: hij
eft de Fiilirer overgehaald, voortaan een Karl Marx baard
gebruiken wanneer hij voor arbeiders spreekt.'
Vanaf 1 januari nieuwe postzegels in het Derde Rijk (1934).