Jarenlange strijd voor
mogelijkheid van adoptie
ïlfs in Marken
eigt het mis
i gaan met 't
Ireekcostuum
Pop O?
de plaat
Allen
Toussaint
en de
'funk'
Oudste pleegoudervereniging bestaat 25 jaar
-/KWARTET ZATERDAG 19 APRIL 1975
BINNENLAND 17
Sisca Dresselhuys
IRDAM Eigenlijk was
gin kranteberichtje uit
yer het te vondeling leg-
i een baby in een winter
de aanleiding, dat in
nd de eerste vereniging
ileegouders en adoptie
jgericht: de Nederlandse
ing voor Pleeggezinnen,
ïdaag haar 25-jarig be
iert.
de toen 48-jarige mevrouw
assen v.d. Brink uit Henge-
al jarenlang pleegmoeder
zoon. die haar man op een
uit de krant voorlas, dat in
en in een nacht, dat het
ïden vroor, een kindje te
g was gelegd. Het bericht
net het zinnetje: 'de baby
in goede handen in een
in'. Juist die laatste zin
vrouw heel erg. omdat ze
jleegmoeder wist hoe blij je
met een kind, maar ook
jker je positie was.
>r nog geen wettelijke rege-
estonden kon elk pleegkind
ipe zomaar uit het pleegge-
•den weggehaald. Opeens
sze vrouw van een bouw-
het gevoel, dat ze 'iets'
tan ondernemen, om ervoor
n, dat de pleegouders wat
chten en zekerheden kre-
derland was met Portugal
het enige Europese land,
ie dagen nog geen adoptie
3een wonder dus, dat de
?an de pleegouders in ons
>r onzeker was. In wezen
:ij rechteloos en helemaal
yerd aan de kinderbescher-
lle het volledig over deze
te zeggen had.
eigenlijk altijd bang. dat ze
ld kwamen afpakken' ver-
ïu 73-Jarige oprichtster van
niging voor Pleeggezinnen,
Maasen v. d. Brink. 'Toen
eerste pleegkind kregen,
in de oorlog, zijn we nota-
ar een deurwaarder gegaan
op schrift te laten stellen,
natuurlijk, achteraf gezien,
en generlei waarde, maar
gewoon wat, je probeerde
ens wat zekerheid te krij-
jprichtingsjaar 1950 is me-
laassen v.d. Brink in haar
ats Hengelo zomaar wat
ers gaan opzoeken, die ze
Iedereen bleek enthousiast
der te zijn van een eigen
ïg van pleegouders, die
bezighouden met de belan-
i deze groep. In februari
;d in de huiskamer van de
Maassen v.d. Brink de op-
ivergadering gehouden van
r de afdeling Hengelo zou
s allemaal nog maar een
doe, maar we hadden wel
en journalist uitgenodigd,
.tukje in zijn krant schreef
vereniging. Dat scheelde,
hebben we zelf een klein
itietje geld hadden we
in de krant gezet. Ook dat
aan. Eigenlijk hebben we
dvertentie onze latere voor-
A. Stempels gekregen. Hij
idvertentie en bood onmid-
an om ons te helpen en lid
vereniging te worden. Hij
ook al jarenlang pleegou-
hij wist waarover het ging',
l mevrouw Maassen v.d.
die de laatste jaren niet
fctief bij het werk van de
Prof. dr. P. S. Gerbrandy
tegen adoptie
vereniging is betrokken, maar die
als erelid nog wel altijd zeer geïn
teresseerd de gang van zaken volgt
en die vandaag ook zeker de jubi
leumviering zal bijwonen.
Strijd
Toen in 1950, na enkele maanden
de oprichtingsvergadering van de
landelijke vereniging van pleegou
ders kon volgen, had mevrouw
Maassen v.d. Brinfc: bereikt wat
haar voor ogen stond. Maar toen
begon de strijd pas.
Mr. A. Stempels, ex-hoofdredacteur
van de NRC en de eerste voorzitter
van de nieuwe pleegouder-vereni-
ging zegt over die eerste tijd: 'Ui
teraard was ons eerste doel een
adoptiewet. Dat lag niet zo gemak
kelijk. Al voor de oorlog waren er
stemmen opgegaan om wettelijke
adoptie mogelijk te maken in ons
land, maar deze suggestie stuitte op
enorme weerstanden, bijvoorbeeld
bij de toenmalige minister van jus
titie, prof. Gerbrandy. Ook direct
na de oorlog werden er weer pogin
gen ondernomen, maar ook toen
waren het vooral de confessionele
ministers van justitie. Kolfschoten
en Van Maarseveen, die tegen wa
ren. Pas toen Donker (PvdA) mi
nister van justitie werd, ging de
zaak goed lopen. Hij was namelijk
voorstander van adoptie. In 1954
werd 'het wetsontwerp ingediend en
op 1 november 1956 trad de wet in
werking. Donker heeft dit zelf niet
meer meegemaakt. Zijn laagste
werk. was het verdedigen van 'zijn'
adoptiewet in de Eerste Kamer,
Kort daarna is hij overleden'.
Wat hadden de confessionele minis
ters nu precies tegen adoptie?
Mr. L. A. Donker
voor adoptie
Een adoptief kindje komt op Schiphol aan.
Mr. Stempels: 'Ik geloof, dat het in
deze kringen vooral vastzat op wat
dan wel 'de banden des bloeds'
genoemd worden. Daar tilde men
enorm zwaar aan. Banden des
bloeds mochten niet verbroken
worden en waren ze al verbroken,
door het overlijden van de ouders,
dan mochten er geen nieuwe
'kunstmatige' banden gelegd wor
den tussen kind en pleegouders.
Overigens waren het niet alleen de
genoemde ministers die de adoptie
wet erg lang hebben tegengehou
den, ook in kringen van de kinder
bescherming bestond veel tegen
stand tegen een adoptiewet. Tot
dan toe waren zij eigenlijk 'alleen
heersers' geweest op dit gebied. Dat
beviel klaarblijkelijk best en men
voelde er niets voor een stuk van
de zeggenschap over deze kinderen
af te staan aan de pleegouders'.
fin bepaalde confessionele kringen
heerste in die tijd en later ook
nog de opvatting, dat, wanneer
een echtpaar zelf geen kinderen
gekregen had, dit duidelijk de wil
van God was. Daarom mocht men
zelf geen moeite doen om toch aan
een kind te komen. Dat was Gods
bedoeling niet geweest, vond men,
want anders had Hij zelf dat kind
wel gegeven. Bovendien geloofde
men, dat een ouderpaar eigenlijk
alleen echt kon houden van een
kind, dat door 'de band des bloeds'
met hen verbonden was; voor een
aangenomen kind, een kind van
een ander, kon je geen echte liefde
voelen, hoogstens sympathie, zoals
het eens een keer tegen een pleeg
moeder uitgedrukt werd-
Hierbij werd ook vaak de tekst
Jesaja 49 vers 15 aangehaald: 'Kan
ook een vrouw haar zuigeling ver
geten'.
Toen de adoptie uiteindelijk toch
een meer aanvaarde zaak was ge
worden, bleef in de verschillende
kerken de moeilijkheid bestaan, dat
deze geadopteerde kinderen niet
gedoopt konden worden. Men wist
tenslotte immers niet of het kind
wel uit 'eqn gelovig gezin' afkom
stig was?)
Doel bereikt
Tenslotte is de adoptiewet er toch
gekomen, waarmee een belangrijk
doel van de vereniging bereikt was.
Maar toch had de vereniging ook
daarna nog volop reden van be
staan.
Mr. Stempels: 'Voor de pleegouders,
die tot dan toe eigenlijk een beetje
verborgen, een beetje achteraf,
leefden, was het heel belangrijk,
dat zij elkaar binnen zo'n vereni
ging konden ontmoeten. Hier wa
ren ze immers met gelijkgestemde
mensen onder elkaar. Want, ver
geet niet. het hebben van een gea
dopteerd kind was vroeger heel wat
anders dan nu. Daar deed men
geheimzinnig over, een beetje gege
neerd, omdat men zelf geen eigen
kinderen had kunnen krijgen. In
de begintijd moest de contributie
bij sommige leden ook heel ge
heimzinnig worden geïnd, niemand
mocht weten, dat men aangesloten
was bij de vereniging, omdat nie
mand mocht weten, dat het kind
geen 'eigen' kind was. Ja, dat wa
ren rare tijden.
Ik herinner me een geval uit Rot
terdam. waar we toen woonden.
Een Jong echtpaar verhuisde naar
een nieuwbouwwijk (om de moge
lijkheid tot herkenning zo klein
mogelijk te maken) en had toen
opeens een kind van anderhalf
jaar. Aan nieuwsgierige buren werd
verteld, dat het kind heel lang met
een zwak hart in een ziekenhuis
had gelegen. Mijn vrouw en ik
beiden misschien extra gevoelig
Geheimzinnigheid
van vroeger is
verdwenen
voor zulke situaties dachten on
middellijk, dat het hier om een
pleegouder-paar ging. Een tijdje la
ter. toen ik lid was van de Centrale
Adoptieraad, kreeg ik inderdaad de
zaak van deze mensen onder ogen.
Het is goed, dat deze geheimzinnig
heid nu grotendeels is verdwenen.
Weet u, wat ik een heel goed teken
vind? Dat de pleegouders tegen
woordig kaartjes versturen, wan
neer hun adoptief kind aangeko
men is. Dat is een goede, open
instelling, die het kind zelf ook
zeker ten goede zal komen. We
hebben, zowel bij de NVP als bij de
Centrale Adoptieraad, namelijk al
tijd zeer sterk aangedrongen op het
nut en de noodzakelijkheid van de
zogenaamde 'statusvoorlichting', dat
betekent, dat een kind van jongsaf
aan weet. dat hij geadopteerd is.
In onze vergaderingen van de NVP
bleek altijd heel duidelijk dat juist
deze zaak een van de grootste pro
blemen voor de mensen was. Ei
genlijk kwam dit probleem nog va-,
ker ter sprake dan de adoptie zelf
of de voogdij. De mensen hebben
dit terecht altijd een moeilijk
punt gevonden. Ik heb er een zeer
uitgesproken mening over, die ik
nooit onder stoelen of banken heb
gestoken: het is de plicht van de
pleegouders hun kind van jongsaf
aan. eerlijk voor te lichten over
zijn afkomst. Dat moet niet in één
keer. heel abrupt gaan, maar lang
zaam aan en geleidelijk, aangepast
aan de leeftijd van het kind. Op
deze manier is deze zaak voor de
meeste kinderen best aanvaardbaar
en in ieder geval gemakkelijker te
verwerken, dan wanneer het zo
maar plompverloren, liefst nog van
een buitenstaander, te horen krijgt,
dat het een aangenomen kind is.
Dan is er pas sprake van een echte
grote schok. Deze had voorkomen
kunnen en moeten worden door de
pleegouders.'
Nadat de adoptiewet er eenmaal
was heeft de Nederlandse Vereni
ging van Pleeggezinnen nog regel
matig acties gevoerd voor verbete
ringen in de situaties van de pleeg
ouders en hun kinderen. Zo werd
uiteindelijk het zegelgeld van vijf
honderd gulden (bij verandering
van de achternaam van het kind)
afgeschaft ondermeer door toedoen
van de vereniging, zo werden be
paalde belastingfaciliteiten verkre
gen (een deel van de adoptiekosten
kan voor de inkomstenbelasting
worden afgetrokken) en zo wordt
op het ogenblik geijverd voor een
betere rechtspositie van de ouders
(dat zij bijvoorbeeld zelf naar de
kinderrechter mogen stappen, wan
neer de zaak. zoals die door de
kinderbescherming geregeld is, hen
niet zint).
In de eerste vijftien jaren was de
NVP eigenlijk alleen een vereniging
van adoptief ouders: de laatste ja
ren heeft de vereniging (die nu
zo'n kleine tweeduizend leden telt)
een grote afdeling van 'echte'
pleegouders, dat wil zeggen; ouder
paren die een pleegkind hebben,
dat zij nooit kunnen adopteren om
dat de eigen ouders nog bestaan en
geen afstand van het kind willen
doen. In principe zijn deze pleegou
ders ook maar 'tijdelijk' ouders van
het kind, omdat de bedoeling is,
dat de kinderen, wanneer dat kan,
nog eens terug gaan naar hun ei
gen ouderlijk huis.
erdrachten-expositie 'Van
dbrekens en kopzorgen'
-iJac Lelsz
EM In het buitenland denken velen dat Nederland een
aal costuum heeft, en eenvoudigheidshalve wordt dat dan
zelvigd met het Volendamse. Het is voor een belangrijk deel
istische commercie, die tot deze misvatting heeft bijgedra-
enals tot de gedachte dat Nederland alleen maar bestaat
lens, tulpen en klompendragers. Nederland bezit geen na-
costuum, maar wel een uitgebreide reeks van kleder
waarbij pal naast elkander wonende mensen naar-
van hun welstand zich nog weer van elkaar onder
in in hun toiletjes, die bovendien altijd aan de mode onder
lijn geweest.
en van de dingen, die men
de nieuwste klederdrachten-
('75/'76) in het Neder-
Dpenluchtmuseum te Arn-
an hoofdbrekens en kopzor-
et deze tentoonstelling, en
een naam met een dubbele
want het kan zowel letter-
overdrachtelijk worden op-
Samensteller van de ten-
ling is Jan Duyvetter, hoofd
afdeling klederdrachten. Hij
>or de expositie uit de bruik-
ameling H. M. Koningin
lina' en de eigen museum-
die onder meer door de
geheel verloren ging maar
^er is opgebouwd,
is dat het er met de streek-
achten in Nederland niet
•rstaat: trouwens in vrijwel
iropa kwam er begin deze
klad in. De mannen heb-
streekcostuum het vlotst
d aan de kapstok gehangen.
Urk en Staphorst vallen er
Jks meer heren In streekpak
Jan Duyvetter wees er
irder gemeld kortgeleden
de klederdrachten in ons
Boven: Op bezoek by de mutsenmaakster in Staphorst, ongeveer 1955. De mut
senmaakster in 'rouwgraad' draagt zelf een huismutsje van met de hand
beschilderd satinet. Links: Bunschoten, volgens een documentatieschildering van
Jan Duyvetter.
land gewoon achteruithollen. Hele
straten houden er soms ineens mee
op, zelfs in Marken dreigt het mis
te gaan. In Bunschoten-Spakenburg
houden de dames zich goed, maar
het wil er wel eens rammelen, want
sommigen dragen bijvoorbeeld
schoenen met gespen, wat antiek
is, en anderen gebruiken zonder
blikken of blozen de lippenstift,
wat eveneens uit de toon valt.
Het is een interessante kleder
drachtententoonstelling, deze tien
de in successie, die in Arnhem
wordt gehouden. Telkens wordt bij
deze exposities gemikt op een be
paald thema. In dit geval zijn dat
de hoofdbrekens en kopzorgen,
waartoe gewone menselijke situa
ties aanleiding kunnen geven. De
moeilijkheden, die men kan hebben
rond hoofdtooi en sieraden, maar
ook om geld, erfenis, gezondheid en
zielzorg of om kleine zonden (een
appeldiefje bijvoorbeeld dat in Axel
door een dienaar der wet wordt
thuisgebracht). Door al die toe
standjes heen, een draad die er
doorheen loopt en het geheel ver
bindt, kreeg de samensteller gele
genheid de streekcostuums, hun
overeenkomst en verscheidenheid,
te situeren in het leven van alle
dag ten platt.elande.
Een deel van de tentoonstelling is
speciaal gewijd aan de ontwikke
ling van het oorijzer, waarvan het
begin al in de zeventiende eeuw
ligt, misschien zelfs al in de zes
tiende eeuw. Menige bezoeker (en
vooral bezoekster) zal geïmponeerd
kijken naar de geëxposeerde siera
den, en het waren echt niet alleen
de vrouwen van rijke Groninger en
Friese boeren, die zich met goud en
zilver behingen.
IJdelheid vond men niet alleen bij
de vrouwen, er was ook sprake van
mannenpronk (knopen. gespen,
soms zelfs oorbellen). Op het plat
teland was het ook niet altijd roze-
geur en manenschijn. De aanspre
ker, leedaanzegger of 'kraai' ging
vaak langs de huizen. Men was, wat
kleding betreft, volkomen inge
speeld op de rouw. We zien zo'n
tafereeltje, gedateerd tweede helft
achttiende eeuw. Noord-Limburg
was de enige streek, die een specia
le in-zwarte mutssier voor de rouw-
tijd had. Ook baby's werden wel bij
het gebeuren betrokken. Staphorst
en Axel bijvoorbeeld kenden zelfs
speciale rouw-doopmutsjes.
In de fraaie catalogus, die uJtge-
Geen nationale klederdracht in Nederland
breid is geïllustreerd wijst Jan
Duyvetter op hoofdbrekens en kop
zorgen in de meest letterlijke zin
van het woord. Dat is de vraag hoe
vrouwen, die er nog een willen
dragen, aan een kanten muts moe
ten komen. Het 'ras' van hen, die
knipmutsen en dergelijke maken, is
nagenoeg uitgestorven. Vroeger be
taalde men enkele guldens voor het
opmaken van een mute, maar te
genwoordig moet men er wel zo'n
25 gulden voor neertellen.
De voor elke streek specifieke
kantsoort is tegenwoordig bijna
niet meer te krijgen. Om dit te
ondervangen, worden nogal eens
oude mutsen 'gesloopt', waarna de
nog bruikbare gedeelten worden
verwerkt in nieuwe mutsen, ook al
zijn dat enigszins afwijkende mut
sen.
Er bestaat een grote verscheiden
heid aan mutsen. De hul. zoals die
onder meer in Volendam, Utrecht
en Walcheren werd gedragen, de
sluierkap (onder meer in Friesland,
Groningen en Drente), de poffer
muts (onder meer in het zuiden),
de luifel (onder meer op het Kam
pereiland door de doopsgezinden),
de oorijzerkap (onder meer Zaan
streek) en de cornet (in het hele
land gangbaar).
Nieuwe kantsoorten voor mutsen
worden niet meer gemaakt, omdat
het te kostbaar is. Anderzijds is
nylon onbruikbaar omdat het geen
stijfsel aanneemt, wat voor de
vormgeving beslist nodig is. Op die
manier gaat men er dan toe over
oude mutsen, waarvan het materi
aal bruikbaar is, te 'slopen'.
Naast dit probleem blijft het moei
lijk vrouwen te vinden, die vaar
digheid, tijd en belangstelling heb
ben in het uit elkaar halen, wassen,
stijven, plooien en weer ln elkaar
zetten van zo'n broze, uiterst
kwetsbare en snel vuil wordende
witte tooi. Toch is het dringend
nodig, aldus Jan Duyvetter. dat er
een nieuwe generatie komt, die al
deze handelingen onder de knie
krijgt. 'Dit niet alleen om de
altijd nog aan de traditie trouw
blijvende vrouwen uit de nood te
helpen, maar ook om de steeds
actiever wordende folkloristische
verenigingen hand- en spandien
sten te verlenen. Maar hierbij moet
wel gelet op de historische eisen.
Bij een uit 1880 stammend costuum
kan geen muts van na dc eerste
wereldoorlog worden gedragen, en
andersom'.
Hoezeer de mode een rol heeft ge
speeld in de klederdrachten wordt
op de tentoonstelling onder meer
geïllustreerd door de strijd, die
midden vorige eeuw in het Noorden
des lands is gevoerd tussen de aan
hangsters van de oorijzer-hoofdtooi
en hen, die daarvan waren afge
stapt. Terwijl men voor het overige
al meer of minder modieus voor de
dag kwam. was de hoofdtooi door
het dragen van een oorijzer nog
traditioneel bepaald. In die tijd is
er 'onvoorstelbaar pompeus gepole
miseerd' over het voor en tegen
van een hoofdtooi met oorijzer.
Van de kant van de mannen kwam
de klacht dat bij het vrijen de
oorijzer-sier onaangename gevolgen
kon hebben.
'En wie een kus van u begeert.
Als gij u quasi soms verweert.
Dien brengt gij in het grootst ge
vaar.
(Meer nog dan ook het losse haar)
Dat hij zich aan uw stiften schrabt
En 't vel van neus en wangen
krabt'.
door Willem-Jan Martin
De 'funk' is een naar een
groeiende populariteit neigende,
vrij recent naar voren gekomen
muzikale vorm binnen het toch
al zeer verscheiden popgebeuren.
Aan de oppervlakte tredend als
een uiterst eigentijdse
konstruktie met als voornaamste
kenmerken een maximum aan
dansbaarheid en een minimum
aan gespeelde noten (de
instrumenten hebben vooral een
ritmische 'funk'-tie vindt
eenenander zijn oorsprong ln de
begrafenisrituelen van de raciale
mengelmoes uit de stad New
Orleans en omstreken. De
schokkerige patronen, waarmee
orkestjes familieleden en
belangstellenden van en naar de
laatste rustplaats van de
overledene begeleidden, stonden
model voor de rond bas en bass-
drums geconcentreerde
syncopische swing, die we
momenteel terugvinden in het
werk van bijvoorbeeld Little
Feat, Dr. John, The Band en
vele anderen.
De verwerking van deze
oorspronkelijke New Orleans-
muziek tot een coherent en
consequent, modern geheel komt
vooral voor rekening van het
fenomeen Allen Toussaint, zelf
uit die stad afkomstig en reeds
sedert het midden van de jaren
vijftig met wisselend succes
actief als producer, pianist en
componist, in welke combinatie
van hoedanigheden hij onder
meer verantwoordelijk was voor
de hitsingles van de ex-bokser
Lee Dorsey (Holy Cow, Working
In A Coal Mine, Ride Your
Pony), de oprichting van een
van de meest elastische 'funk'-
groepen (The Meters) en tal van
plaatprodukties. waaronder de
beide laatste van Dr. John.
De laatste jaren zingt Toussaint
ook zelf en vinden incidenteel
optredens plaats. Het jongste
produkt van deze duizendpoterij-
in-voltooide-vorm is de elpee
Southern Nights (Reprise REP
54021). een treffende illustratie
tegelijkertijd van wat Toussaint
op de verschillende genoemde
gebieden vermag. Met The
Meters als voornaamste
begeleiders ontwikkelt Toussaint
een helder-gestruotureerd en
meestentijds zeer swingend
geheel van ritmen en inventief
verwerkte tegenritmen, een
geheel, waarin alleen Toussaints
ietwat bibberige solo-vokalen
enigszins buiten de pot terecht
komen. Opvallend is
daartegenover dan weer het
bijzondere gebruik van (meestal
zelf ingezongen)
achtergrondkoortjes, die met
name in nummers als Last
Train, Country John en Basic
Lady via een perfecte fasering
de zaken een extra ritmisch
accent geven. Hetzelfde geldt
voor de blazers: goed-getimede
korte stoten, soms een paar
dreigende lange noten, alles ln
het kader van de energiek
borrelende muzikale kookpot van
onvervalst zuidelijk recept.
Blijft Toussaint nog tamelijk
dicht bij zijn inspiratiebron, de
groepen die het met name door
hem ontwikkelde idioom ter
hand nemen, gaan nog wel eens
een stapje verder en komen op
de proppen met zeer
gestroomlijnde funk-
interpretaties, waaruit de
oorspronkelijke broeierigheid
van New Orleans verdwenen is
en aansluiting is gevonden met
allerhande rock-achtige
elementen. Zoals bijvoorbeeld de
nieuwe, negen man en vrouw
sterke Britse formatie Kokomo
(CBS 80670). Natuurlijk werken
deze mensen met een andere
achtergrond en zijn de
verschillen vooral daarop te
herleiden, verschillen als een
sterkere nadruk op solistisch
werk en in het algemeen een
meer 'versieren' van de thema's.
Soms leidt dat tot storend lang
uitgesponnen nummers, maar
veelal is toch vrolijkheid troef
en presenteert Kokomo zich als
een talentrijke formatie met
zorgvuldig samengesteld, fris
geluid.
Niet onfris, maar evenmin om
over naar huis te schrijven is
vervolgens Blow By Blow (Epic
EPC 69117) van het
gitaarverschijnsel Jeff Beck.
Spelen kan ie nog steeds,
hetgeen bijvoorbeeld een
nummer als Cause We've Ended
As Lovers (opgedragen aan een
andere gitaargrootvorst, Roy
Buchanan) zeer afdoende
illustreert. Het probleem is
echter al tijden de
materiaalkeuze, een kwestie die
Blow By Blow helaas niet oplost,
maar eerder nu en dan op het
genante af doet gevoelen
(Constipated Duck. AIR Blower
en nog zo wat).
En de laatste: Street Rats (A
M AMLS 68282) door Humble
Pie.