Fernando Botero's mensbeeld
vertederend monsterachtig
'È0f
t/an Genesis tot Apocalyps tussen het vreemde volk
X
De ontwikkeling
van de
ikonenkunst
lUW/KWARTET ZATERDAG 5 APRIL 1975
KUNST
door G. Kruis
n 1964, op de tentoonstelling 'Figuratie en defiguratie'
n Gent, zag ik voor het eerst een schilderij, 'Dode bis-
phoppen' van Fernando Botero. Er werden daar bijna
(riehonderd werken van velerlei kunstenaars waaronder
rele groten, getoond.
toch Is die Botero me bij ge
leven, vooral waarschijnlijk
ck omdat je toen van een
onge, 26-jarige schilder, ei-
feüijk iets heel anders ver-
fcchtte.
meer omdat in de catalogus
w York was vermeld als
n woonplaats en als je daar
1de meetellen in die tijd,
oest je wel abstract-expres-
jnistisch schilderen,
rerigens maakte hij dat
tilderij nog vóór zijn New
jrkse tijd, in 1958, maar dat
aakt in feite weinig uit,
mt ook toen hij er werkte,
hij door alles heen zichzelf
bleven.
juist in die woelige zesti-
r jaren gebeurde daar wel
at let een en ander, dat de ar-
plistieke wereld op zijn grond-
Ni sten deed schudden. De kri-
tei 4 ten spijt er was niet
n gunstige bij kreeg hij
1960 de Guggenheum Nati-
ïal Prize en kocht het Mu-
of Modern Art een jaar
ter een schilderij 'Mona Li-
op twaalfjarige leeftijd'
ii hem.
intact met Europa, overal
posities. Hier, in Nederland
aren ze er, meestal is dat
iders, niet zo vlug bij.
isJaar nu kunnen we. in één
*"r, die schade inhalen. Tot
mei in het Museum Boy-
Van Beuningen te Rot-
waar met bijna veer-
werken een overzicht ge-
•ven wordt van de periode
1974.
kan me voorstellen, en
twens, ik zag het ook ge
beuren, dat de bezoekers di
rect na het binnekomen van
de bovenzaal in de nieuwe
vleugel, even terugdeinzen
voor wat ze daar zo plotseling
voorgeschoteld krijgen.
Opgeblazen
Enorme schilderijen en teke
ningen, in 'pastel en krijt, die
nog groter lijken door de ma
nier waarop hij al zijn 'objec
ten' als het ware 'opblaast'.
Zijn mensen, gefantaseerd of
op portretten, maar ook de
voorwerpen in zijn stillevens
of zijn bloemstukken zijn
zonder uitzondering van een
wonderlijke gezwollenheid.
Wonderlijk omdat wat eigen
lijk wanstaltig zou moeten
voorkomen, dat nooit echt is.
En als je dan zoekt naar een
andere kenschets, kom je er
ook niet.
Carticaturaal bijvoorbeeld zou
misschien voor de hand lig
gen, als je een schilderij ziet
als dat' van de hierbij afge
beelde 'Zusters'.
Maar dan moet je het wel,
zoals in het geval van de foto,
in zwart en wit zien.
Want Fernando Botero's kleur
verandert alles, die is van een
zo ongelooflijke verfijning en
tederheid, dat je als vanzelf
sprekend aanneemt dat er bij
deze kunstenaar geen sprake
kan zijn van kwetsende spot
of bijtende satire.
Zelfs bij de schilderijen van
die toch al zo dikke en dan
ook nog etende mensen en
die komen nog "al eens voor
Fernando Bbtero: 'De Zusters' 1969
in dit oeuvre heb je geen
moment het idee. dat die dan,
net als bijvoorbeeld bij Geor
ge Grosz, kritiek Inhouden op
een verkeerd verdeelde wel
vaart en zelfs niet doodgewo
ne onsympathieke vraatzucht.
Maar ook de door Botero zelf
naar voren gebrachte verkla
ring tover de invloed die de
Latijns-Amerikaanse volks
kunst op hem gehad zou heb
ben 'kleine figuurtjes met
grote hoofden, ronde vormen
en dikke buiken' kan me
niet helemaal overtuigen.
Dat komt misschien omdat je
hier. opgegroeid in een totaal
andere traditie, door al die
vervormingen, want dat zijn
het, toch veel eerder (en dat
komt door dat fresco-achtige
coloriet) aan de Italianen
van het Quatrocentro moet
denken. Die worden trouwens
ook door de kunstenaar ge
noemd.
Monumentaal
In een interview (in'de cata
logus) zegt Botero nog over
die opgeblazen vormen: 'Ik
was geïnteresseerd in monu
mentaliteit, Mijn werk drukte
dat idee van monumentaliteit,
van sensualiteit en van vol
heid van vorm uit. Dat heeft
niets met het formaat te ma
ken. Ik volg geen bepaalde
methode: ik doe dit groot en
dat klein, het gaat vanzelf!
Mijn gevoel voor vorm en
sensualiteit stuurt me in de
richting die nodig is'.
't Gaat vanzelf en dat doet
me denken aan een uitspraak
van Emïl Nolde over het hoe
en wat van het kunstenaar
schap. Opgezocht: 'Ik wilde
ook niet schilderen, wa,t ik
wilde, alleen wat ik moest
schilderen. De kunstenaar, die
alles kan wat hij wil, dat is
geen werkelijke kunstenaar;
die alleen maar kan, wat hij
niet laten kan, die is het'.
Fernando Botero's sóhilderij-
en en tekeningen ook van
groot formaat zijn een
soort illustraties van een gril
lige gedachtengang, signale
menten van het leven, sa
mensmeltingen van wat hij
zag en innerlijk beleefde.
Expressies van ervaringen,
maar bedoeld, vooral bedoeld
als schilderijen, als spel van
vorm en kleur, de versmelting
dus van de .menselijke bele
ving met artistieke vormwil.
Signalementen van het leven,
zorjder kritiek.
Zelfs niet bij het 'Staatsie
portret van de militaire jun
ta'; 'Je moet niet de haat
laten zien', zegt Botero, 'maar
de feiten. Je moet geen com
mentaar geven, anders werkt
de idee niet meer. Alles is
A
F. Botero: 'Pedro met aap' 1972
heel zorgvuldig en met liefde
geschilderd (schilderijspel
van vorm en kleur, GK): die
laarzen op de rails, ja. dat is
ook een manier om hun ge
weld te tonen. Naast de mon
sterachtigheid en zinloosheid
zit er ook lets culownesks in.
Satire en speelsheid zijn
voor mijn gevoel, sterker dan
haat'.
Eerlijk gezegd komt zo'n ver
klaring achteraf heel anders,
In ieder geval veel minder
oprecht, over dan het schilde
rij waarop gedoeld wordt, 't
Doet wat modieus aan. zo
van: let wel dat Ik ook nog'es
een keer geëngageerd ben.
Want met die 'monsterachtig
heid' ('t zijn Botero's eigen
woorden), die satire en
speelsheid, zijn al zijn schil
derijen doordrenkt. En ik kan
me moeilijk voorstellen, dat
het in zijn bedoeling lag bij
voorbeeld de familie Aber-
bach de grootste verzame
laar van zijn werk monster
achtig af te beelden. Toch
past hij, ook bij andere por
tretten van door hem zeer
gewaardeerde figuren, derge
lijke vervormingen toe. Mis
schien ervaren vele bezoekers
deze tentoonstelling alleen
maar als weer eens iets an
ders, als een gekke, maar
toch wel boeiende ervaring.
Afgezien van de vele, heel ve
le vragen, die nog openblij
ven maar bij welke kunst
uiting is dat niet zo?
geloof ik dat het mèèr is.
Niet alleen omdat Botero zijn
métier op een fantastische
manier beheerst, niet alleen,
door zijn verrukkelijke colo
riet, maar vootal omdat ik
het oprechte gevoel heb. dat
het allemaal echt en diep van
binnenuit komt.
CK
r Ad Zuiderent
nn de verhalenbundel 'Het vrome volk' die Martin Hart onlangs publiceerde zijn twee romans en
n wetenschappelijke studie voorafgegaan. Met alle drie deze boeken staat 'Het vrome volk' in ver-
tnd. Zowel in'Stenen voor een Ransuil' (1971) als in 'Ik had een wapenbroeder' (1973) is de
lofdpersoon de homofiele domineeszoon Ammer Stol. In de eerste roman is Ammer een middelba-
scholier, die een scherp oog heeft voor de natuur, een grote liefde voor muziek (speciaal orgelmu-
ek), die soms voor zijn vader preken schrijft, en die zowel het gereformeerde milieu waarin hij
(groeit als de homofiele geaardheid die hij bij zichzelf ontdekt als uitermate problematisch er-
lart.
et dezelfde problematiek en de-
""tlfde eigenschappen situeert Hart
hoofdpersoon in -Ik had een
ipenbroeder' in militaire dienst,
zekere zin rondt hij hierin voor
nmer Stol het probleem van de
imofilie af. Deze bouwt in zijn
ensttljd een homofiele relatie op,
laraan overigens op drastische
Ijze een eind komt. Ammer is dan
hter zo ver dat hij niet alleen
ihzelf, maar ook een deel van
omgeving kan bekennen dat
homofiel is.
wetenschappelijke studie die
irt in 1973 publiceerde, was een
ek over ratten, dieren die al eeu-
mlang zuchten onder een taboe
n onverdiende onverdraagzaam-
ild. Zijn studie van diergedrag
eft naar zijn zeggen in toene-
ende mate invloed op zijn literai-
werk. Objectieve observatie en
lalyse noent hij daarbij als de
langrijkste onderdelen van de
►or hem gehanteerde werkwijze,
het verlengde hiervan kan men
et vrome volk' beschouwen als
observatie en nalayse van het
drag van gereformeerden, zoals
irt die tussen 1950 en nu in
aassluis en omgeving, heeft leren
innen. Hij heeft hiertoe de indivi
duele problematiek van een homo
fiel die in dat gereformeerde milieu
niet of nauwelijks aanvaard wordt,
losgelaten. Ammer Stol komt in
deze verhalen niet voor. Dominees
spelen er wel vaak een rol in, maar
niet als vader, hooguit als oom.
In het eerste verhaal, 'Het braak
land', is de hoofdpersoon een jon
gen van zeven jaar, die op een voor
velen herkenbare wijze een kerk
dienst beleeft. Om de duur van de
dienst te schatten, kijkt hij eerst
of het geen doop- of avondmaals
dienst is. Dan hoort hij wat ge
sprekken tussen zijn vader en an
dere mannen. Hij denkt eraan dat
hij straks van een van deze man
nen een pepermunt zal krijgen. Pe
permunten vormen zijn horloge,
want 'een preek duurt ongeveer zes
pepermunten zuigtijd'. Hij luistert
naar wat er gezongen wordt en
naar de tekst waarover gepreekt zal
worden, want die moet hij straks
thuis kunnen herhalen. Aan bij-
bel- en psalmentaal geeft hij ech
ter een eigen uitleg. Bij 'Ik zal mij
buigen op uw eis' denkt hij aan
iemand die tegen de wind in
schaatst, bij 'godsvrucht' letterlijk
aan vruchten die in de 'hof der
hoven' groeien. Ook de tekst.
'Braakt ulieden een braakland en
zaait niet onder de doornen', vormt
bij hem uiteraard een heel ander
beeld dan wat de dominee eraan
verbindt. Nét zo goed als de domi
nee waarschijnlijk een sluitend be
toog weet op te zetten - Hart gaat
daar verder niet op in - is het
jongetje in staat zijn eigen associa
ties en fantasieën te betrekken op
de werkelijkheid.
Dit verhaal lijkt meer een observa
tie dan een analyse. Dat de obser
vatie objectief is, blijkt uit de grote
herkenbaarheid van allerlei details:
het gevoel dat je geen pepermunt
mag nemen voordat de preek be
gint, de neiging om alles te gaan
zitten tellen: orgelpijpen, raampjes,
lampen enzovoort.
Toch geeft het verhaal meer dan
alleen maar een beeld van een
situatie. Juist door de titel 'Het
braakland' geeft Hart aan dat deze
situatie voor zijn hoofdpersoon - en
voor hemzelf - een begin is. Zijn
wereld ligt nog braak, hij is in
zekere zin nog onbedorven, alles is
nog mogelijk. Maar de buitenwereld
begint al in te grijpen: zij spreekt
een taal die de jongen niet be
grijpt; de taal van bijbel, psalmen
en preek is niet de zijne, maar ook
de liefdeloze taal waarin zijn vader
en een andere man over enkele
recent overledenen praten, niet. De
titel .geeft iets aan van: zo is het
allemaal begonnen, maar ook: het
was een walgelijk land, een land
om op te braken.
Dominee Zelle
Een ander verhaal waarin dit ker
kelijk milieu op vergelijkbaar
scherpe wijze'geobserveerd en gea
nalyseerd wordt, Is 'De neef van
Mata Hari', over de legendarische
dominee Zelle, die gekleed in een
open sporthemd en een korte broek
op de racefiets naar de kerk kwam,
met zij toga in bruin pakpapier
gewikkeld aan het'stuur, en die de
hel zo kon beschrijven 'dat de
mensen met brandblaren de kerk
verlieten'. Over hem merkt Hart
op: 'ik denk dat ik mij in een
oogwenk zou bekeren als ik hem nu
weer zou horen. In ieder geval zou
mijn ongeloof een half uur lang
niet bestaan'. Daarmee plaatst hij
zijn hoofdpersoon dus in de positie
Martin
Hart
BERGEN OP ZOOM Ruim 250 ikonen, groten
deels uit Nederlands particulier bezit, en een col
lectie van 150 zilveren kruisen uit Servië, Macedo
nië en Albanië zijn tot 20 mei te zien in de
Markiezenhof te Bergen op Zoom. Deze tentoon
stelling geeft een duidelijk beeld van de ontwikke
ling van deze liturgische kunst in dö periode tussen
de 16e en de 19e eeuw.
Overigens was daar al veel aan voorafgegaan. In de
8e en de 9e eeuw woedde er in het Byzantijnse
Rijk een felle beeldenstrijd. Er was toen (ook al)
een groepering in de kerk, die het onjuist vond,
dat de ikoon, dus de verschillende afbeeldingen
van Christus, Maria of de heiligen, persoonlijke eer
bewezen werd.
Een andere groep ging evenwel van het standpunt
uit,dat de ikoon (eikon) hoewel niet geheel gelijk
aan het wezen van de voorgestelde, toch deel van
hem of haar bleef uitmaken en dat het op die
grond recht had op als tot een persoon gerichte
verering. In 869 werd de beeldenverering toege
staan en aanbevolen en daarin is sindsdien in de
R.K.- en Oosters-orthodoxe kerken geen verande
ring meer gekomen.
Het is hier uiteraard niet de plaats om de theologi
sche achtergronden te belichten, die tot een derge
lijke uitspraak leidden, het is alleen maar de
bedoeling de aandacht te vestigen op de schoon
heid en vooral op de mysterieuze gewijde sfeer, die
deze meestal vrij kleine panelen uitdragen.
Toch zullen er heel wat onvoorbereide bezoekers
niet direct het gevoel krijgen, met wat wij noemen
'grote 'kunstenaars van doen te hebben.
Primitief
Dikwijls zul je zelfs het gewraakte woord 'primitief'
op je lippen durven nemen, primitief, waar het
compositie en vorm betreft, primitief ook komt
soms de verbeelding van de schilder je tegemoet.
Maar als je dan, aangetrokken door de geheimzin
nige - helemaal niet primitieve - kleur, even
stilstaat voor zo'n klein schilderijtje, is het soms
alsof er een poort voor je openzwaait, waardoor je
een blik kan werpen in een nooit vermoede wereld.
Dan vallen die gedachten over dat 'primitieve'
helemaal weg, dan doen onevenwichtig lijkende
verhoudingen, anatomische misvattingen en manië
ristische plooien vallen er helemaal niet meer toe,
dan kun je plotseling gegrepen worden door de
intens mystieke sfeer, die deze ikonen schijnen uit
te stralen.
Ikonen hebben zelden een verduidelijkende, illu
stratieve inslag. De gegevenheden worclen vaak ver
borgen achter een sluier van een voor ons duistere
symboliek. Een sluier, geen gordijn.
De handswerklieden - kunstenaars die ze vervaar
digden, werkten weliswaar volgens verschillende
vaststaande schema's, maar daarnaast moeten zij
toch wel al hun geestelijke krachten gemobiliseerd
hebben om tot uitingen van een zo grote mystieke
zeggingskracht te komen.
Geen volk beschikt over een zo grote schat aan
deze 'sleutels tot h^t innerlijk' als fle Russen. Niet
alleen hebben de vele duizenden kerken van onder
tot boven volgehangen met ikonen - soms zelfs in
rijen- achter en boven elkaar - maar ook in de
huizen van alle vrome Russen bevond zich de 'rode
hoek' met ikonen, kruis en huisaltaar. Maar naast
de Russische ikonen wordt er op deze expositie -
dagelijks geopend van 10 tot 17 uur. zon- en
feestdagen van 12 tot 17 uur - ook een kleine
groep Griekse ikonen getoond. G.K.
van de beschouwer die afstand ge
nomen heeft, maar die niet alle
emotionele banden heeft losge
maakt. Waarschijnlijk daardoor
groeit deze dominee Zelle in dit
verhaal uit tot een heroïsche fi
guur, die bij een wat minder gewe
tensvol schrijver de hoofdpersoon
van vele streekromans had kunnen
worden.
In het volgende verhaal. 'Ouderlin
genbezoek'. komt Zelle nog één
keer achter de coulissen vandaan.
Nu zou de indruk kunnen zijn gewekt
dat in deze bundel alle verhalen rond
dominees, ouderlingen en kerkelij
ke instellingen spelen. Maar zoals
gezegd: in de twee genoemde ro
mans is de hoofdpersoon een domi
neeszoon. in deze verhalen niet. In
één van de verhalen. 'De bunzing',
is de vader tuinder, in andere
wordt het niet vermeld, maar is het
best mogelijk dat hij hetzelfde of
een vervjant beroep uitoefent. Dat
geeft aan de 'bundel als geheel een
grote eenheid. Net als in 'Stenen
voor een Ransuil' en 'ik had een
wapenbroeder' speelt de natuur,
dieren met name, in deze verhalen
een, belangrijke rol. In 'bunzing'
staat het kind tegenover de vader,
die in blinde woede jacht maakt op
een bunzing, terwijl het kind niet
anders ziet dan dat de bunzing een
levend wezen is, met een witte
streep bpven de ogen, witte lippen,
een eigenaardige golvende gang en
een lange, behaarde staart. Wanho
pig probeert hij anderen ervan te
ov.ertuigen dat 'Gij zult niet dood
slaan' ook tegenover dieren geldt.
Details
In nog sterkere mate is een dier
hoofdpersoon in 'Het paard', waarin
Hart op beklemmende wijze aan
geeft hoe men een te water geraakt
paard probeert te redden, hoe een
kind daarop en op de noodslachting
achteraf reageert.
In beide verhalen doet de observa
tie van details aan het werk van
Wolkers denken. waarschijnlijk
mede omdat ook bij hem de wreed
heid van de mens tegenover dieren
in een orthodox-gereformeerd mi
lieu wordt geplaatst. Hart is echter
veel voorzichtiger, hij chargeèrt
minder gauw, zijn stijl is minder
emotioneel, Dat neemt niet weg dat
het moment waarop een jongetje-
het zwemmende paard vanaf een
bruggetje probeert te strelen een
van de ontroerendste passages in
het boek oplevert.
Zorgvuldige observatie en een afge
wogen stijl maken ook 'Handel' tot
een prachtig verhaal. Hoofdpersonen
hierin zijn een jongetje en diens in
harmoniums handelende oom, een
man die zijn neefje liederen van
Johan de Heer laat spelen, om zo
weinig mogelijk voor een orgel te
hoeven betalen en er zo veel moge
lijk voor te ontvangen. Vanwege
het milieu past het verhaal uitste
kend in deze bundel, maar om al
lerlei andere redenen zou bijvoor
beeld Willem Elsschot zich voor een
dergelijke 'Handel'' niet hebben
hoeven schamen. Het neefje kan
men dan beschouwen als een Frans
Laarmans in de dop, die het alle
maal nog niet zo goed begrijpt,
maar die toch vast door Boorman
op sleeptouw wordt genomen.
Grapjes
Net als bij. Elsschot levert de obser
vatie van Hart allerlei humoristi
sche passages op. Daarnaast maakt
hij gebruik van een zekere oenige
onschuldigheid, humor die. uitste
kend in het geschetste milieu past.
Grapjes tijdens het ouderlingenbe
zoek in de trant van 'Wie was de
vader van Zebedeus' zonen?' of
'Waarom werd de bakker van de
farao gehangen?' ('Om zijn hals';,
hebben dis grap een baard waar je
over struikelt maar zorgen in dit
verhaal voor het nodige tegenwicht
tegen de ernst die de ouderlingen
aan den dag leggen.
Het verhaal 'Hoge hoed' kan men
zelfs ln zijn geheel als een soortge
lijke. maar dan wat uitgewerkte,
grap zien. Een dominee vertelt een
verhaal over een zijns inziens grap
pig voorval, maar de toebehorende
neef weet niet anders te zeggen
dan: 'Ik dacht dat u een grappig
verhaal zou vertellen'.
Naar het einde toe speelt de gere
formeerde wereld een minder be
langrijke rol ln deze bundel. In
'Hoofdschedelplaats' ontmoet de
hoofdpersoon als militair na jaren
een godsdienstwaanzinnige oom,
die legerkapper is, maar die onder
zijn werk de grootste religieuze
wartaal uitslaat. Zijn manier van
redeneren lijkt op die van het jon
getje in 'Het braakland', maar ook
op die van Lou de Palingboer: er
zit wel systeem in, maar voor een
volwassene is een dergelijke rede
neertrant wel tragisch.
.Het lijkt mij niet toevallig dat
genoemde ooms. de dominee en de
kapper, als laatste duidelijke repre
sentanten van de gereformeerde
wereld ln deze verhalenbundel op
treden. Beiden zijn uit hun rol
gevallen; de dominee wil Iets leuks
vertellen, de kapper Iets diepzin
nigs. In de ogen van de neef falen
zij allebei. Via hen neemt hij af
scheid van het te beperkte calvinis
tische milieu waarin hij is opge
groeid.
Bijbel
De twee verhalen die dan nog vol
gen vallen ook duidelijk niet meer
in Maassluis of omgeving te situe
ren. De wreedheid tegenover dieren
staat centraal in 'Een oxim uit
Amerika'. En al is de hoofdpersoon
in dit verhaal veel ouder dan die in
'Het paard, ook hij is niet in Staat
te kijken naar de proef op levende
wezens die men neemt ter ontwik
keling van het onderzoek naar bio
logische en chemische wapens. Uit
het laatste verhaal 'Hoogzomer in
april', blijkt dat Hart in de compo
sitie van zijn bundel enigszins ge
lijke tred met de compositie van de
bijbel heeft willen houden. 'Het
braakland' heeft trekken van Gene
sis; in 'Hoogzomer in april', staat
de ondergang van de mensheid
voor de deur, aangekondigd door
apocalyptische tekenen.
Hart is niet de enige schrijver voor
wie het gereformeerde milieu een
belangrijke rol van inspiratie voor
het werk vormt. Opvallend is wel
dat de belangrijkste auteurs uit de
ze hoek in de buurt van Leiden te
Situeren vallen: Wolkers komt uit
Oegstgeest, Biesheuvel heeft zich.
na Schiedam in Leiden gevestigd.
Anton Korteweg studeerde en werkt
er. evenals Hart. Voordat een socio
loog een verklaring voor dit ver
schijnsel gaat zoeken, dient wel te
worden vastgesteld, dat 'Het vrome
volk' voor het werk van geen der
anderen hoeft onder te doen.
Martin Hart. Het vrome volk. Ver
halen. Uitgeverij De Arbeiderspers,
Amsterdam. 141 blz. prijs 16,50.
Grote ABC nr. 236.