Verslag van een samenzwering ïhinese schilders: dichters met het penseel belangstelling uit de literaire hoek -UW/KWARTET ZATERDAG 29 MAART 1975 KUNST 19 Filmkroniek door H. S. Visser door J. van Doorne De nieuwste roman van Judicus Verstegen, 'De noordelijke samenzwering' geheten, is een lastig boek voor een recensent. De allerlastigste boeken zijn de allerbeste. Je wilt voor de toe komstige lezer niet teveel van de inhoud vertellen en wat er dan overblijft, is de lofuiting, die je op gevaar van overdrij ving, waardoor je ongeloofwaardig wordt, niet al te lang mag volhouden. De makkelijkste zijn de in jouw ogen mislukte boeken: je kunt er heel wat woorden aan kwijt. 'De noordelijke samenzwering' is een lastig boek. Er is veel goeds over te zeggen, maar ook veel kwaads. De boeken van Verstegen vesti gen de indruk, sleutelromans te zijn, dus romans waarin over bestaande figuren en toestanden onthullingen worden gedaan, welke personen en zaken voor de insider herkenbaar zijn. Het is niet te hopen dat zijn hier besproken roman een sleu telroman is, want dan staat het er maar beroerd voor in de we reld van de Nederlandse atoom geleerden. De hoofdfiguur is een chemicus, Peter Persoon geheten, die, na dat hij gepromoveerd is, naar Noorwegen moet om daar te werken aan, of althans verbon den te zijn aan een Nederlands- Noorse kern-reactor. Hij mislukt daar als geleerde en als mens. Hij gaat naar Noorwe gen toe met vrouw en pasgebo ren kind. Zijn huwelijk is dan al kapot tengevolge van het feit dat hij een aan hem superieure vrouw getrouwd heeft. De reac tor blijkt een weliswaar geldver slindende, maar volkomen over bodige zaak te zijn; de onder zoekingen die Peter Persoon wil doen. mag hij niet doen en het project waaraan hij werkt, blijkt een doodlopend pad te zijn. Zijn superieuren in Nederland en Noorwegen zijn op succes jagen de, domme bureaucraten. Peter Persoon wordt daarenbo ven tot tweemaal toe verliefd op een vrouw uit zijn Noorse omge ving; beide pogingen om toch iets te redden uit de chaos in de vorm van een rijke liefde, mis lukken. Onze Peter ziet alles om zich heen als een samenzwering te gen zijn persoon. Vandaar de titel van het boek. De overeenkomst met 'Nooit meer slapen' van W. F. Hermans dringt zich sterk op. In de laat ste roman eveneens de totale mislukking van een vakgeleerde en eveneens in Noorwegen. Maar Hermans weet die mislukking te maken tot een algemeen-mense lijke mislukking. Hermans ver beeldt het menselijk lot als zo danig. Verstegen reikt niet tot deze hoogte. Zijn hoofdfiguur is een nogal miezerig mannetje dat zichzelf niet waér kan maken en daardoor slechts oog heeft voor de zwakten van zijn naasten. Er deugt niemand van de personen met wie hij omgaat, behalve dan zijn vader. Typerend is, dat het sterven van de vader zijn mis lukking afrondt. Voer voor psychologen. De roman is zonder meer boei end geschreven. Ik wil dat rond uit toegeven, omdat ik nogal wat kritiek heb op de roman en ik niet wil hebben, dat de goede kwaliteiten door mij niet ge noemd worden. De figuren doen levensecht aan en de beschrij vingen van het Noorse land schap zijn opvallend beeldend. Niet levensecht doet het maat schappelijk milieu aan. Niet één van de Peter omringende figu ren is een eerlijk mens. Peter Persoon is een chagrijn, een mi santroop, een zelfkweller die zich door vrouwen laat beetne men. Kort en goed: de wereld is er om Peter te pesten. En zo maakt hij zich tot een figuur van belang. Stel je voor. Heel de Noorse en Nederlandse atoom wereld spant samen om hem te vernietigen. Er valt over dat boek nog wel wat meer te vertellen. Dat een auteur zich tegen het Calvinisme afzet, is een in de Nederlandse letteren veel voorkomend ver schijnsel. Het is een soort ran cune. die op de onvolwassenheid wijst. Rancuneuze mensen kun nen geen grote literatuur schep pen. Dat kunnen slechts werke lijk boze, toornige mensen. Hier bij dan altijd gedacht aan het kader van de verontwaardiging. Er zijn uiteraard ook andere ka ders. Het boek wriemelt van de plat vloersheden. Ik zal daar nooit vrede mee hebben. Het Neder lands kent voor de geslachtsdaad en voor de geslachtsdelen tal van beschaafde woorden. Verste gen kent ze niet. De geslachte lijke liefde is voor mij een dus danige bron van rijk en schoon geluk, dat ik nie blijf ergeren aan het neerhalen daarvan door het gebruik van platte taal. Als ik het nog honderd maal moet zeggen, dan zkl ik het honderd maal zeggen. Niet alleen op dit gebied zijn er platituden. Ik geef een enkel voorbeeld. Midden in een beeldende be schrijving van het Noorse land schap staat op pagina 241 dit te lezen: 'Een hemel zo open. dat je God aan Zijn reet ziet krab ben'. Dit is niet een vrijmoedig, zij het ongepast spreken over God, maar een zeer onsmakelijke vorm van rancune. Gelet op zijn boek. gelooft Verstegen niet in het bestaan van God. Hij heeft met deze misselijke uitspraak gelovigen willen treffen. Nu ik toch de pels aan het doorzoeken ben, nog enkele klei nigheden. Het verhaaltje dat ie mand in één nacht gTljs kan worden, komt in het boek voor. Ik zou dat biologische wonder wel eens willen zien. De verdrie tige slaper zal dan wel op een bruin of rood kussen wakker worden. Of zou de kleurstof zo maar wegwarrelen? (pag. 328) En dat van een man van weten schap: om hard te lachen. Er zijn spellingfouten. Zo wordt o.a. 'deusjevoo' met twee o's ge schreven. En taalfouten zijn er ook wel te vinden. Het verschil tussen 'als' en 'dan' is aan Ver stegen niet besteed. Nu ja. Je bent romanschrijver of je bent het niet. (pag. 109 en 322) En "'in dat 'omkleden'. Het is natuurlijk niet zo, dat Verstegen niets te zeggen heeft. En is wel degelijk verontwaardi ging. gerechtvaardigde veront waardiging. Op pagina 165 staat een zin. waarum ik hem bijna al zijn irritante fouten en kleinzie ligheden zou willen vergeven. Daar vind ik dit: 'Ik zou mezeli een paar vleugels willen aanme ten om, als de Fladderkoning, Kuifleeuwerik, overal bovenuit te stijgen. Maar ik vrees dat ik, voor ik het hoogtepunt van mijn vlucht bereikt zal hebben, al in een kraai veranderd zal zijn, tot niets anders nut dan het krassen op kerkhoven. Ons lijden neemt toe met onze kennis omdat die kennis ons niet in staat stelt het lijden te begrijpen'. In dit boek is hij een kraai. Er staan meer van zulke treffende uitspraken in het boek. Door heel het boek heen klinkt toch ook de gerecht vaardigde klacht over kleinzie ligheid, de nutteloosheid van het bestaan en de ljdelheid van het leven. Daarom blijf ik met grote be langstelling naar zijn volgend boek uitzien. Maar Verstegen moet zo langzamerhand toch echt wel volwassen worden. Judicus Verstegen: 'De noorde lijke samenzwering'. Bij 'De Be zige Bij' te Amsterdam- Paper back. Aantal pagina's 336. Prijs 27,50. itallen jaren geleden heeft het inmiddels al lang - leden tijdschrift 'Critisch Bulletin' een speciaal imer gewijd aan de verhouding film-literatuur. o 1975 geeft het jonge literaire tijdschrift 'De Re- r' een nummer uit, 'Film en literatuur', waarin :elfde relatie nog net zo intrigerend en moeilijk aderbaar blijkt als voorheen. neest voor de hand lig- le vraag is natuurlijk naar de zin en de waar- an de 'verfilmde litera- waarvan het begin al in de vroege jaren van «rijgende film. Maar es- iëler is de vraag, welke cturele overeenkomsten lindingen film en litera- met elkaar hebben. Is chrijver een filmer zon- camera? Is de filmer schrijver zonder pen? och ook weer niet brengt de filmer ertoe boek te verfilmen? Het t voor de hand liggende roord is, dat een be id boek met een goed .prekend onderwerp een tnercieel aantrekkelijke srneming is. En 'com- cie' is op hoe beschei- schaal men dat dan ook stellen nu eenmaal levensvoorwaarde voor ilm. Natuurlijk moet hij oonlijk ook wel iets in boek 'zien'. Hitchcock is bekend hij van vele romans de ten opkocht, al verfllm- iij ze later niet of maar ten dele. Een persona- een sfeer, een 'plot' kun de aandacht van een ir pakken en zijn ver en tot visualisering op en. Maar wat denkt de ijver zélf ervan? Hij t zijn boek niet als sce- 0 geschreven, dus niet een structuur die een ?re structuur wil zijn, met Pasolini te spreken. boek is kt. hij heeft, als werkelijk een goede ro- 1 betreft, gezegd wat hij eggen had; hij heeft met rden een wereld opge ien die de 'zijne' is. Wat er nog aan toegevoegd ien? Sterker: zal niet re toevoeging per defi- i afbreuk doen aan zijn t? 'Revisor' brengt o.a. goed overzicht van de miek rondom Radema- verfilming van Her- is' 'De donkere kamer Damocles'. Inzet: de lij- ke concreetheid van de belganger Dorbeck. Door uiterst subtiele woord technieken heeft Hermans de lijfelijkheid steeds een onzekere, duistere zaak laten blijven. In de film is Dor beck concreet en lijfelijk aanwezig, dat wil zeggen even reëel of irreëel als de andere schaduwen en schimmen op het filmdoek. Hij is van dezelfde 'substan tie', dezelfde 'kwaliteit' als de anderen. Twee 'signalèn' aan het begin en het einde, die iets anders suggereren, hebben in en op de voort gang van de film zelf weinig invloed. Het is overduidelijk, dat Hermans met de verfil ming nooit echt -tevreden geweest is. De vraag is, of de verfilmde auteur dat ooit is. De 'Revisor'-enquête on der een aantal moderne Ne derlandse schrijvers van wie ooit werk verfilmd is, toont in het algemeen duidelijk twijfel of althans een gedis tantieerde houding ten op zichte van de verfilming ook daar waar het gaat om boeken die op zichzelf van geen enkele literaire beteke nis zijn. Navertelling De film die werkelijk 'iden tiek' met de roman wil zijn, is nooit de Technicolor na vertelling, noch van 'Oorlog en vrede', noch van 'Air- port'. In ons land draait momenteel al geruime tijd de film 'Effi Briest', door Fassbinder gemaakt naar de gelijknamige roman van Fontane. Het is de meest ascetische film die men zich denken kan: zeer statische en lange opnamen, over vloedige dialoog die, net als de verteller-stem, letterlijk van de roman is overgeno men. Daarbij zeer veel fade- outs. waarin men als het ware gedwongen wordt tus sen de regels te lezen. De film is dan ook met recht een 'lees-film' genoemd. Hetzelfde geldt voor een vroege film van Robert Bresson. 'Dagboek van een dorpspastoor' van Bernanos. Ook daar zijn de beelden tot stand gebracht nadat zij de film gemaakt had Een onderzoek naar de verhou ding tussen deze boeken en die films zou t.a.v. de hele relatie boek-film meer zo den aan de dijk zetten dan de ook in 'Revsor' gepubli ceerde studie van Ton An- beek, waarin de 5 scenario's die Pinter voor vijf door verschillende regisseurs ge maakte films vervaardigde, met elkaar vergeleken wor den. De gemeenschappelijke trekken van die scenario's worden in een 'eindconclu sie' samengevat. Ze zijn niet talrijk en niet opzienbarend, en bovendien meer teke nend voor de figuur van Pinter dan voor de relatie film-boek. Die relatie lijkt eigenlijk al leen wezenlijk wat verhel derd te kunnen worden door een onderzoek naar de structurele eigenschappen van 'de film' en 'het boek'. In het laatste deel van 'Re visor' zijn daarom terecht een aantal vertalingen op genomen van beroemde the oretische artikelen die in de loop van de laatste decennia over die materie verschenen zijn. Allereerst het beroem de. uit 1948 daterende arti kel van Alexandre As truc. 'Le camera-sty lo'. waarin hij voor de filmer dezelfde mo gelijkheden en dezelfde vrij heid postuleert als voor de schrijver. Van tien Jaar later dateert een studie van An- dré Bazin, 'De evolutie van de filmtaal', waarin helder en concreet een analyse van die evolutie gegeven wordt en met name wordt inge gaan op de stilistische ge volgen van het diepte-focus het technisch vermogen om het beeld zowel op de voorgrond als op de achter grond scherp te houden en op de gelijktijdigheid van voor- en achtergrondgebeu- ren de mise-en-scène te ba seren. Door die mogelijkheid wordt gebroken met de analytische, alleen-zaligma kende rol van de montage. In 1965 hield Pasolini een filmer die ook aanvankelijk schrijver was z'n beroem de referaat 'De poëtische film', waarin hij stelde dat de taal van de film in feite poëzie is, die zich verwerke lijkt via de stijlvorm van de 'vrije indirecte rede'. Achter de film verschuilt zich de andere film: die van de au teur. Hij drukt zich uit dat wil zeggen hij geeft ge stalte aan zijn visies, zijn emoties, zijn obsessies in 'beeld-tekens', die hij zélf uit de realiteit moet nemen en tot tekens moet maken, zoals de dichter zijn woor den uit de gewone 'woordre aliteit' neemt en ze in het gedicht tot zijn persoonlijke uitdrukkingstekens maakt. Het is duidelijk dat in die visie 'het verhaal' een ele ment van het tweede niveau geworden is. Codering Dikwijls zijn er pogingen ondernomen om een soort 'grammatica' van de film taal op te stellen. Dat ge beurde altijd overeenkom stig de gewone grammatica en heeft, nooit zoveel succes opgeleverd. Een nieuwe be nadering is mogelijk gewor den via de jonge weten schap van de semiologie, dj. de bestudering van de tallo ze 'tekensystemen' waarvan wij ons voor onze communi catie bedienen en waarvan de taal er slechts één zij het het belangrijkste en het meest gebruikte is. De overdracht van signalen geschiedt volgens een 'code' een term die ontleend is aan de informatietheorie. Een 'boodschap' wordt door de 'zender' via een code in signalen omgezet en door de 'ontvanger' via diezelfde co de weer gedecodeerd. In 'Re visor' zijn terecht twee arti kelen gewijd aan een der belangrijkste onderzoekers van de filmsemiotiek: Chris tian Metz. Er is één vertaald artikel van hem en daarna schrijft Verdaasdonk een studie over het begrip code bij Metz. waaruit vooral de moeilijkheid naar voren komt. dat 'film' met ver schillende codesystemen werkt. Waarschijnlijk ligt daar ook de oorzaak waar door voor veel mensen het 'verstaan' van een film die iets méér wil dan een ver haal vertellen, zo moeilijk is. Het dubbele 'Revisor'-num- mer draagt weinig bij tot een verdere uitdiep.ng van de verhouding tussen film en literatuur. Maar wél werkt het verhelderend, waarschijnlijk ook voor veel literair geïnteresseerde le zers voor wie film als zoda nig nog altijd ondergeschikt is aan literatuur. Op zichzelf is dat al heel nuttig. pi hsien', de idee gaat f het penseel uit. Een soort dregel voor de traditionele lese schilderkunst, die mis- jen wel het best verduide- l wordt door Soe Shih, een !rde uit de Sung-periode 1279)'Om bamboe te leren moet men die geheel in zijn binnenste hebben, i het penseel, kijk strak het papier en stel u voor wat u gaat schilderen, volg erschijning snel, hef het ;el en vervolg rechtstreeks u ziet zoals de valk neer- op de springende haas: bij minste verslapping zal het u knappen'. ke voorbeelden van wat de ese kunstenaars nog meer 'in binnenste' hadden zijn te zien tentoonstelling 'Schilderijen iet oude China' (15e tot de 18e een selectie uit de verzame- Morse, New York, die na een langs een aantal Ameri- se musea, het British Museum et Israël Museum nu tot 12 mei it Haagse Gemeentemuseum te is. idee gaat voor het penseel, in mijn geval, niet voor de uit. Een dergelijke manifestatie iets overdonderends. Je kijkt ;en uit, maar je weet eigenlijk goed waar je aan toe bent. Als en wie is dat in dit geval, tn enkele uitzondering na, niet eggen om te beginnen al die spreekbare namen je al niets, unt geen verbindingen leggen, ebt geen enkel houvast. Maar ga je kijken en langzamer- als vanzelf, 'n heleboel ont- ïn. word je op deze expositie eens goed bij geholpen: ieder wordt begeleid door duidelijke nzettingen, zodat je ook zon- italogus die flink aan de is niet met lege handen te staan. üers ;t er dan uiteraard wel flink Ijd voor uittrekken, maar die :e van verloren. Want het is ongelooflijk boeiend terrein, 1 omdat alles zo volkomen an- is dan (en vaak helemaal te- ïsteld aan) wat wij, westerlin- 3p het, gebied van de schilder- gewend zijn. an in dit bestek uiteraard al maar een paar facetten daar- aantippen. China en daar derde zelfs de culturele revo- in feite weinig aan is het land ter wereld, dat kan bo- ip een ononderbroken culture- twikkeling. Iedere kunstenaar weer schakel in de keten van bijna vierduizend jaar oude De filosofie, die daaraan rondslag ligt is de raad, dat de en niet alles direct nieuw en moeten willen maken, zonder zich eerst af te vragen waarom de ouden het niet anders deden, dan dat zij het hebben gedaan. Dat 'onderzoek' was. zou je kunnen zeggen, het enige merkbare experi ment in de Chinese kunst. Afgezien van het feit, dat het hier gaat om de cultuur van een sterk met de onze verschillende samenleving, is dat ook een logisch gevolg van het gebruik van andere materi alen. De westerse manier van schil deren, met olieverf, stelt de kunste naar in staat het rustig aan te doen, hij kan er de volgende dag mee verder gaan, onder het werken kan hij steeds veranderen wat hij wil. Het materiaal dat de Chinese tradi tionele schilder gebruikt, maakt hem dat zo al onmogelijk: het pa pier of de zijde was meestal sterk absorberend, zodat de penseelstre ken luchtig en snel moesten wor den gezet. En trouwens, de inkt, gemaakt uit roet en lijm, al zou die op minder absorberend materiaal worden aangebracht, zou alleen maar met de grootst mogelijke moeite en dan nog maar enigszins, kunnen worden weggewerkt. Belevenis Vandaar dat. 'I tsai pi hsaien', dat idee vóór het penseel moest uitgaan. Er werden 'herinnerings beelden' vastgelegd en daarbij ging het de schilders niet zozeer om een zo duidelijk mogelijke afspiegeling van wat ze precies gezien hadden, maar veel meer van wat ze toen 'beleefden'. Zo'n landschap is dan ook zelden direct te situeren, noch in plaats, noch in tijd. Het is veel meer een openbaring van een intieme ver wantschap van de schilder met de natuur. Copiëren of werken 'in de trant van' oude meesters was in China helemaal geen schande, 't Hoorde niet alleen bij de opleiding, maar velen bleven het doen en er zijn daarvan uitstekende voorbeelden te zien op deze tentoonstelling. Van Wang Hui (1632-1717) om toch maar een naam te noemen zijn er hoofdzakelijk van dit soort wer ken, o.a. een album met landschap pen naar meesters uit de Sung en Yüan-perioden (zo tussen de twaalfde en de veertiende eeuw) waarmee hij een synthese probeert te geven ran de Chinese schilder kunst. In veel gevallen leent die Chinese schilderkunst zich eigenlijk ook he lemaal niet voor de westerse ma nier van exposeren. De horizontale rolsehilderijen (20 tot 35 cm hoog en vaak vele meters lang) werden telkens een stukje onrold, als men ze aan belangstellenden toonde, terwijl de andere kant weer opge rold werd. 't Ging er dus niet om alles tegelijk door G. Kruis Boven: de schilder Chien Ku. Links: Bijeenkomst in het Orchideeënpaviljoen, 1560, inkt en kleur op papier (detail), van Chien Ku. Rechts: Landschap in de stijl van Mi Fu (1051-1107), van Wang Hui. te laten zien, maar episode voor episode en dat heeft, als je ze wèl in één keer kunt overzien, uiter aard consequenties wat betreft de compositie. Als je het over Chinese schilder kunst hebt, kun je niet aan de calligrafie voorbij. Want iedere schilder had eerst schrijven geleerd en schrijven is in China schilderen, vormen op papier of zijde zetten met een penseel. Er is hier een heel mooi stuk, waar zelfs mensen die abstracte kunst vormen afwijzen, verrukt tegen aan staan te kijken. Misschien ook om dat ze weten dat die voor hen volkomen onleesbare tekens voor anderen wèl iets betekenen. Of misschien toch alleen maar omdat ze zonder meer van grote schoon heid zijn. Dr. Fontein (van het Museum of Fine Arts in Boston) schrijft in de catalogus: 'Hij (de calligraaf) kan niet uitbeelden, hij kan slechts schrijven en bij de beoordeling van zijn calligrafie als calligrafisch kunstwerk, speelt het feit dat zijn abstracte vormen een betekenis hebben en tot een tekst kunnen worden herleid, geen rol van belang'. Maar dat hangt dan toch wel voor een goed deel van je instelling af, want die voor ons alleen maar prachtige vormen, vertellen de Chi nees over. 'Luchtige paviljoens, vochtige ballustrade, dicht bij de lentestroom Slechts een stukje vlakte en heuvel, met gras en bomen Mijn hart is vol vreugde, bij de poort, alle zorgen zijn gevloden Alleen de vissers zoeken elkaar hier'. Literaten Zo kom je als vanzelf op de litera ten: calligraferen vereiste veel lite raire achtergronden. Er waren on der de schilders veel hogere ambte naren, die door de calligrafie tot schilderen waren gekomen. Chien Ku (1508-1574) heeft aan de hand van een 4e eeuwse calligrafie zo'n bijeenkomst van literaten afge beeld. Een stroompje, met aan bei de oevers literaten, starend over het water, in de lucht of op het blanke papier om inspiratie op te doen. Enkelen luisteren naar ande ren, die al een gedicht klaar heb ben. Erbij wordt volledigheidshalve vermeld, dat elf man ieder twee gedichten hadden gecomponeerd, vijftien maakten er één, en zestien bleven in gebreke' En: 'Ieder dronk drie kopjes wijn'. Schilderingen op zijde: toen ik daar iets over opzocht stuitte ik op een beschrijving van het langdurige en ingewikkelde proces van de zij dewinning en wie weet daar nog wat van in deze kunststof-eeuw? Moerbeibomen, die eerst vijf jaar moeten groeien voordat de eerste bladeren aan de zijde-rupsen kun nen wórden gevoerd. Er is ongeveer een ton bladeren en een volwas sen boom levert per seizoen niet meer dan een kilo of 35 nodig voor het voederen van 25 gram pas uitgekomen rupsen die dan na der tig dagen ongeveer 5 kg. zijde ople veren afkomstig van 60 kg. cocons. En, om nog even op de tentoonstel ling terug te komen: indrukwek kend zonder meer! wel te verstaan bestaat een duidelijke overeen komst. Daarom is het niet verwonderlijk, dat we schrijvers als filmers zien optreden. In 'Revisor' schrijft Bregstein over zijn eigen filmers-activiteit en geeft in een tweede artikel een tweegesprek weer met Marguerite Duras, schrijfster van o.a. het scenario van Resnais' 'Hiroshima mon amour'. een film die in en kele jaren tijd 'klassiek' ge worden is. Dat heeft Duras toch niet ervan weerhouden, het filmen zélf ter hand te nemen, en nu is er zelfs sprake van een omgekeerde volgorde bij haar: bepaalde boeken van haar zijn eerst _V- Beeld uit Effi Briest visuele punten waar tussen in het wezenlijke, de wer kelijke roman opgeroepen wordt. Bazin noemde die film als het unieke voor beeld van een film die iden tiek is aan de roman. Het vreemde is. dat op dit ni veau van identiteit een structureel niveau de ge lijkheid tussen boek en film juist betekent dat er een totaal nieuwe, autonome film tot stand komt in plaats van een geheel van bewegende illustraties Overeenkomst Tussen het schrijven van ccn boek en het maken van een film een 'auteursfilm'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 19