Verslag van een
samenzwering
ïhinese schilders: dichters met het penseel
belangstelling uit de literaire hoek
-UW/KWARTET ZATERDAG 29 MAART 1975
KUNST 19
Filmkroniek door H. S. Visser
door J. van Doorne
De nieuwste roman van Judicus Verstegen, 'De noordelijke
samenzwering' geheten, is een lastig boek voor een recensent.
De allerlastigste boeken zijn de allerbeste. Je wilt voor de toe
komstige lezer niet teveel van de inhoud vertellen en wat er
dan overblijft, is de lofuiting, die je op gevaar van overdrij
ving, waardoor je ongeloofwaardig wordt, niet al te lang mag
volhouden. De makkelijkste zijn de in jouw ogen mislukte
boeken: je kunt er heel wat woorden aan kwijt.
'De noordelijke samenzwering' is
een lastig boek. Er is veel goeds
over te zeggen, maar ook veel
kwaads.
De boeken van Verstegen vesti
gen de indruk, sleutelromans te
zijn, dus romans waarin over
bestaande figuren en toestanden
onthullingen worden gedaan,
welke personen en zaken voor
de insider herkenbaar zijn.
Het is niet te hopen dat zijn
hier besproken roman een sleu
telroman is, want dan staat het
er maar beroerd voor in de we
reld van de Nederlandse atoom
geleerden.
De hoofdfiguur is een chemicus,
Peter Persoon geheten, die, na
dat hij gepromoveerd is, naar
Noorwegen moet om daar te
werken aan, of althans verbon
den te zijn aan een Nederlands-
Noorse kern-reactor.
Hij mislukt daar als geleerde en
als mens. Hij gaat naar Noorwe
gen toe met vrouw en pasgebo
ren kind. Zijn huwelijk is dan al
kapot tengevolge van het feit
dat hij een aan hem superieure
vrouw getrouwd heeft. De reac
tor blijkt een weliswaar geldver
slindende, maar volkomen over
bodige zaak te zijn; de onder
zoekingen die Peter Persoon wil
doen. mag hij niet doen en het
project waaraan hij werkt, blijkt
een doodlopend pad te zijn. Zijn
superieuren in Nederland en
Noorwegen zijn op succes jagen
de, domme bureaucraten.
Peter Persoon wordt daarenbo
ven tot tweemaal toe verliefd op
een vrouw uit zijn Noorse omge
ving; beide pogingen om toch
iets te redden uit de chaos in de
vorm van een rijke liefde, mis
lukken.
Onze Peter ziet alles om zich
heen als een samenzwering te
gen zijn persoon. Vandaar de
titel van het boek.
De overeenkomst met 'Nooit
meer slapen' van W. F. Hermans
dringt zich sterk op. In de laat
ste roman eveneens de totale
mislukking van een vakgeleerde
en eveneens in Noorwegen. Maar
Hermans weet die mislukking te
maken tot een algemeen-mense
lijke mislukking. Hermans ver
beeldt het menselijk lot als zo
danig. Verstegen reikt niet tot
deze hoogte. Zijn hoofdfiguur is
een nogal miezerig mannetje dat
zichzelf niet waér kan maken en
daardoor slechts oog heeft voor
de zwakten van zijn naasten. Er
deugt niemand van de personen
met wie hij omgaat, behalve dan
zijn vader. Typerend is, dat het
sterven van de vader zijn mis
lukking afrondt. Voer voor
psychologen.
De roman is zonder meer boei
end geschreven. Ik wil dat rond
uit toegeven, omdat ik nogal
wat kritiek heb op de roman en
ik niet wil hebben, dat de goede
kwaliteiten door mij niet ge
noemd worden. De figuren doen
levensecht aan en de beschrij
vingen van het Noorse land
schap zijn opvallend beeldend.
Niet levensecht doet het maat
schappelijk milieu aan. Niet één
van de Peter omringende figu
ren is een eerlijk mens. Peter
Persoon is een chagrijn, een mi
santroop, een zelfkweller die
zich door vrouwen laat beetne
men. Kort en goed: de wereld is
er om Peter te pesten. En zo
maakt hij zich tot een figuur
van belang. Stel je voor. Heel de
Noorse en Nederlandse atoom
wereld spant samen om hem te
vernietigen.
Er valt over dat boek nog wel
wat meer te vertellen. Dat een
auteur zich tegen het Calvinisme
afzet, is een in de Nederlandse
letteren veel voorkomend ver
schijnsel. Het is een soort ran
cune. die op de onvolwassenheid
wijst. Rancuneuze mensen kun
nen geen grote literatuur schep
pen. Dat kunnen slechts werke
lijk boze, toornige mensen. Hier
bij dan altijd gedacht aan het
kader van de verontwaardiging.
Er zijn uiteraard ook andere ka
ders.
Het boek wriemelt van de plat
vloersheden. Ik zal daar nooit
vrede mee hebben. Het Neder
lands kent voor de geslachtsdaad
en voor de geslachtsdelen tal
van beschaafde woorden. Verste
gen kent ze niet. De geslachte
lijke liefde is voor mij een dus
danige bron van rijk en schoon
geluk, dat ik nie blijf ergeren
aan het neerhalen daarvan door
het gebruik van platte taal. Als
ik het nog honderd maal moet
zeggen, dan zkl ik het honderd
maal zeggen.
Niet alleen op dit gebied zijn er
platituden. Ik geef een enkel
voorbeeld.
Midden in een beeldende be
schrijving van het Noorse land
schap staat op pagina 241 dit te
lezen: 'Een hemel zo open. dat
je God aan Zijn reet ziet krab
ben'.
Dit is niet een vrijmoedig, zij
het ongepast spreken over God,
maar een zeer onsmakelijke
vorm van rancune. Gelet op zijn
boek. gelooft Verstegen niet in
het bestaan van God. Hij heeft
met deze misselijke uitspraak
gelovigen willen treffen.
Nu ik toch de pels aan het
doorzoeken ben, nog enkele klei
nigheden. Het verhaaltje dat ie
mand in één nacht gTljs kan
worden, komt in het boek voor.
Ik zou dat biologische wonder
wel eens willen zien. De verdrie
tige slaper zal dan wel op een
bruin of rood kussen wakker
worden. Of zou de kleurstof zo
maar wegwarrelen? (pag. 328)
En dat van een man van weten
schap: om hard te lachen.
Er zijn spellingfouten. Zo wordt
o.a. 'deusjevoo' met twee o's ge
schreven. En taalfouten zijn er
ook wel te vinden. Het verschil
tussen 'als' en 'dan' is aan Ver
stegen niet besteed. Nu ja. Je
bent romanschrijver of je bent
het niet. (pag. 109 en 322) En
"'in dat 'omkleden'.
Het is natuurlijk niet zo, dat
Verstegen niets te zeggen heeft.
En is wel degelijk verontwaardi
ging. gerechtvaardigde veront
waardiging. Op pagina 165 staat
een zin. waarum ik hem bijna al
zijn irritante fouten en kleinzie
ligheden zou willen vergeven.
Daar vind ik dit: 'Ik zou mezeli
een paar vleugels willen aanme
ten om, als de Fladderkoning,
Kuifleeuwerik, overal bovenuit te
stijgen. Maar ik vrees dat ik,
voor ik het hoogtepunt van mijn
vlucht bereikt zal hebben, al in
een kraai veranderd zal zijn, tot
niets anders nut dan het krassen
op kerkhoven. Ons lijden neemt
toe met onze kennis omdat die
kennis ons niet in staat stelt het
lijden te begrijpen'. In dit boek
is hij een kraai. Er staan meer
van zulke treffende uitspraken
in het boek. Door heel het boek
heen klinkt toch ook de gerecht
vaardigde klacht over kleinzie
ligheid, de nutteloosheid van het
bestaan en de ljdelheid van het
leven.
Daarom blijf ik met grote be
langstelling naar zijn volgend
boek uitzien. Maar Verstegen
moet zo langzamerhand toch
echt wel volwassen worden.
Judicus Verstegen: 'De noorde
lijke samenzwering'. Bij 'De Be
zige Bij' te Amsterdam- Paper
back. Aantal pagina's 336. Prijs
27,50.
itallen jaren geleden heeft het inmiddels al lang
- leden tijdschrift 'Critisch Bulletin' een speciaal
imer gewijd aan de verhouding film-literatuur.
o 1975 geeft het jonge literaire tijdschrift 'De Re-
r' een nummer uit, 'Film en literatuur', waarin
:elfde relatie nog net zo intrigerend en moeilijk
aderbaar blijkt als voorheen.
neest voor de hand lig-
le vraag is natuurlijk
naar de zin en de waar-
an de 'verfilmde litera-
waarvan het begin al
in de vroege jaren van
«rijgende film. Maar es-
iëler is de vraag, welke
cturele overeenkomsten
lindingen film en litera-
met elkaar hebben. Is
chrijver een filmer zon-
camera? Is de filmer
schrijver zonder pen?
och ook weer niet
brengt de filmer ertoe
boek te verfilmen? Het
t voor de hand liggende
roord is, dat een be
id boek met een goed
.prekend onderwerp een
tnercieel aantrekkelijke
srneming is. En 'com-
cie' is op hoe beschei-
schaal men dat dan ook
stellen nu eenmaal
levensvoorwaarde voor
ilm. Natuurlijk moet hij
oonlijk ook wel iets in
boek 'zien'.
Hitchcock is bekend
hij van vele romans de
ten opkocht, al verfllm-
iij ze later niet of maar
ten dele. Een persona-
een sfeer, een 'plot' kun
de aandacht van een
ir pakken en zijn ver
en tot visualisering op
en. Maar wat denkt de
ijver zélf ervan? Hij
t zijn boek niet als sce-
0 geschreven, dus niet
een structuur die een
?re structuur wil zijn,
met Pasolini te spreken.
boek is kt. hij heeft, als
werkelijk een goede ro-
1 betreft, gezegd wat hij
eggen had; hij heeft met
rden een wereld opge
ien die de 'zijne' is. Wat
er nog aan toegevoegd
ien? Sterker: zal niet
re toevoeging per defi-
i afbreuk doen aan zijn
t? 'Revisor' brengt o.a.
goed overzicht van de
miek rondom Radema-
verfilming van Her-
is' 'De donkere kamer
Damocles'. Inzet: de lij-
ke concreetheid van de
belganger Dorbeck.
Door uiterst subtiele woord
technieken heeft Hermans
de lijfelijkheid steeds een
onzekere, duistere zaak laten
blijven. In de film is Dor
beck concreet en lijfelijk
aanwezig, dat wil zeggen
even reëel of irreëel
als de andere schaduwen en
schimmen op het filmdoek.
Hij is van dezelfde 'substan
tie', dezelfde 'kwaliteit' als
de anderen. Twee 'signalèn'
aan het begin en het einde,
die iets anders suggereren,
hebben in en op de voort
gang van de film zelf weinig
invloed. Het is overduidelijk,
dat Hermans met de verfil
ming nooit echt -tevreden
geweest is. De vraag is, of
de verfilmde auteur dat ooit
is. De 'Revisor'-enquête on
der een aantal moderne Ne
derlandse schrijvers van wie
ooit werk verfilmd is, toont
in het algemeen duidelijk
twijfel of althans een gedis
tantieerde houding ten op
zichte van de verfilming
ook daar waar het gaat om
boeken die op zichzelf van
geen enkele literaire beteke
nis zijn.
Navertelling
De film die werkelijk 'iden
tiek' met de roman wil zijn,
is nooit de Technicolor na
vertelling, noch van 'Oorlog
en vrede', noch van 'Air-
port'. In ons land draait
momenteel al geruime tijd
de film 'Effi Briest', door
Fassbinder gemaakt naar de
gelijknamige roman van
Fontane. Het is de meest
ascetische film die men zich
denken kan: zeer statische
en lange opnamen, over
vloedige dialoog die, net als
de verteller-stem, letterlijk
van de roman is overgeno
men. Daarbij zeer veel fade-
outs. waarin men als het
ware gedwongen wordt tus
sen de regels te lezen. De
film is dan ook met recht
een 'lees-film' genoemd.
Hetzelfde geldt voor een
vroege film van Robert
Bresson. 'Dagboek van een
dorpspastoor' van Bernanos.
Ook daar zijn de beelden
tot stand gebracht nadat zij
de film gemaakt had Een
onderzoek naar de verhou
ding tussen deze boeken en
die films zou t.a.v. de hele
relatie boek-film meer zo
den aan de dijk zetten dan
de ook in 'Revsor' gepubli
ceerde studie van Ton An-
beek, waarin de 5 scenario's
die Pinter voor vijf door
verschillende regisseurs ge
maakte films vervaardigde,
met elkaar vergeleken wor
den. De gemeenschappelijke
trekken van die scenario's
worden in een 'eindconclu
sie' samengevat. Ze zijn niet
talrijk en niet opzienbarend,
en bovendien meer teke
nend voor de figuur van
Pinter dan voor de relatie
film-boek.
Die relatie lijkt eigenlijk al
leen wezenlijk wat verhel
derd te kunnen worden door
een onderzoek naar de
structurele eigenschappen
van 'de film' en 'het boek'.
In het laatste deel van 'Re
visor' zijn daarom terecht
een aantal vertalingen op
genomen van beroemde the
oretische artikelen die in de
loop van de laatste decennia
over die materie verschenen
zijn. Allereerst het beroem
de. uit 1948 daterende arti
kel van Alexandre As truc. 'Le
camera-sty lo'. waarin hij
voor de filmer dezelfde mo
gelijkheden en dezelfde vrij
heid postuleert als voor de
schrijver. Van tien Jaar later
dateert een studie van An-
dré Bazin, 'De evolutie van
de filmtaal', waarin helder
en concreet een analyse van
die evolutie gegeven wordt
en met name wordt inge
gaan op de stilistische ge
volgen van het diepte-focus
het technisch vermogen
om het beeld zowel op de
voorgrond als op de achter
grond scherp te houden en
op de gelijktijdigheid van
voor- en achtergrondgebeu-
ren de mise-en-scène te ba
seren. Door die mogelijkheid
wordt gebroken met de
analytische, alleen-zaligma
kende rol van de montage.
In 1965 hield Pasolini een
filmer die ook aanvankelijk
schrijver was z'n beroem
de referaat 'De poëtische
film', waarin hij stelde dat
de taal van de film in feite
poëzie is, die zich verwerke
lijkt via de stijlvorm van de
'vrije indirecte rede'. Achter
de film verschuilt zich de
andere film: die van de au
teur. Hij drukt zich uit
dat wil zeggen hij geeft ge
stalte aan zijn visies, zijn
emoties, zijn obsessies in
'beeld-tekens', die hij zélf
uit de realiteit moet nemen
en tot tekens moet maken,
zoals de dichter zijn woor
den uit de gewone 'woordre
aliteit' neemt en ze in het
gedicht tot zijn persoonlijke
uitdrukkingstekens maakt.
Het is duidelijk dat in die
visie 'het verhaal' een ele
ment van het tweede niveau
geworden is.
Codering
Dikwijls zijn er pogingen
ondernomen om een soort
'grammatica' van de film
taal op te stellen. Dat ge
beurde altijd overeenkom
stig de gewone grammatica
en heeft, nooit zoveel succes
opgeleverd. Een nieuwe be
nadering is mogelijk gewor
den via de jonge weten
schap van de semiologie, dj.
de bestudering van de tallo
ze 'tekensystemen' waarvan
wij ons voor onze communi
catie bedienen en waarvan
de taal er slechts één zij
het het belangrijkste en het
meest gebruikte is.
De overdracht van signalen
geschiedt volgens een 'code'
een term die ontleend is
aan de informatietheorie.
Een 'boodschap' wordt door
de 'zender' via een code in
signalen omgezet en door de
'ontvanger' via diezelfde co
de weer gedecodeerd. In 'Re
visor' zijn terecht twee arti
kelen gewijd aan een der
belangrijkste onderzoekers
van de filmsemiotiek: Chris
tian Metz. Er is één vertaald
artikel van hem en daarna
schrijft Verdaasdonk een
studie over het begrip code
bij Metz. waaruit vooral de
moeilijkheid naar voren
komt. dat 'film' met ver
schillende codesystemen
werkt. Waarschijnlijk ligt
daar ook de oorzaak waar
door voor veel mensen het
'verstaan' van een film die
iets méér wil dan een ver
haal vertellen, zo moeilijk is.
Het dubbele 'Revisor'-num-
mer draagt weinig bij tot
een verdere uitdiep.ng van
de verhouding tussen film
en literatuur. Maar wél
werkt het verhelderend,
waarschijnlijk ook voor veel
literair geïnteresseerde le
zers voor wie film als zoda
nig nog altijd ondergeschikt
is aan literatuur. Op zichzelf
is dat al heel nuttig.
pi hsien', de idee gaat
f het penseel uit. Een soort
dregel voor de traditionele
lese schilderkunst, die mis-
jen wel het best verduide-
l wordt door Soe Shih, een
!rde uit de Sung-periode
1279)'Om bamboe te
leren moet men die geheel
in zijn binnenste hebben,
i het penseel, kijk strak
het papier en stel u voor
wat u gaat schilderen, volg
erschijning snel, hef het
;el en vervolg rechtstreeks
u ziet zoals de valk neer-
op de springende haas: bij
minste verslapping zal het u
knappen'.
ke voorbeelden van wat de
ese kunstenaars nog meer 'in
binnenste' hadden zijn te zien
tentoonstelling 'Schilderijen
iet oude China' (15e tot de 18e
een selectie uit de verzame-
Morse, New York, die na een
langs een aantal Ameri-
se musea, het British Museum
et Israël Museum nu tot 12 mei
it Haagse Gemeentemuseum te
is.
idee gaat voor het penseel,
in mijn geval, niet voor de
uit. Een dergelijke manifestatie
iets overdonderends. Je kijkt
;en uit, maar je weet eigenlijk
goed waar je aan toe bent. Als
en wie is dat in dit geval,
tn enkele uitzondering na, niet
eggen om te beginnen al die
spreekbare namen je al niets,
unt geen verbindingen leggen,
ebt geen enkel houvast. Maar
ga je kijken en langzamer-
als vanzelf, 'n heleboel ont-
ïn.
word je op deze expositie
eens goed bij geholpen: ieder
wordt begeleid door duidelijke
nzettingen, zodat je ook zon-
italogus die flink aan de
is niet met lege handen
te staan.
üers
;t er dan uiteraard wel flink
Ijd voor uittrekken, maar die
:e van verloren. Want het is
ongelooflijk boeiend terrein,
1 omdat alles zo volkomen an-
is dan (en vaak helemaal te-
ïsteld aan) wat wij, westerlin-
3p het, gebied van de schilder-
gewend zijn.
an in dit bestek uiteraard al
maar een paar facetten daar-
aantippen. China en daar
derde zelfs de culturele revo-
in feite weinig aan is het
land ter wereld, dat kan bo-
ip een ononderbroken culture-
twikkeling. Iedere kunstenaar
weer schakel in de keten van
bijna vierduizend jaar oude
De filosofie, die daaraan
rondslag ligt is de raad, dat de
en niet alles direct nieuw en
moeten willen maken, zonder
zich eerst af te vragen waarom de
ouden het niet anders deden, dan
dat zij het hebben gedaan.
Dat 'onderzoek' was. zou je kunnen
zeggen, het enige merkbare experi
ment in de Chinese kunst. Afgezien
van het feit, dat het hier gaat om
de cultuur van een sterk met de
onze verschillende samenleving, is
dat ook een logisch gevolg
van het gebruik van andere materi
alen. De westerse manier van schil
deren, met olieverf, stelt de kunste
naar in staat het rustig aan te
doen, hij kan er de volgende dag
mee verder gaan, onder het werken
kan hij steeds veranderen wat hij
wil.
Het materiaal dat de Chinese tradi
tionele schilder gebruikt, maakt
hem dat zo al onmogelijk: het pa
pier of de zijde was meestal sterk
absorberend, zodat de penseelstre
ken luchtig en snel moesten wor
den gezet. En trouwens, de inkt,
gemaakt uit roet en lijm, al zou die
op minder absorberend materiaal
worden aangebracht, zou alleen
maar met de grootst mogelijke
moeite en dan nog maar enigszins,
kunnen worden weggewerkt.
Belevenis
Vandaar dat. 'I tsai pi hsaien', dat
idee vóór het penseel moest
uitgaan. Er werden 'herinnerings
beelden' vastgelegd en daarbij ging
het de schilders niet zozeer om een
zo duidelijk mogelijke afspiegeling
van wat ze precies gezien hadden,
maar veel meer van wat ze toen
'beleefden'.
Zo'n landschap is dan ook zelden
direct te situeren, noch in plaats,
noch in tijd. Het is veel meer een
openbaring van een intieme ver
wantschap van de schilder met de
natuur.
Copiëren of werken 'in de trant
van' oude meesters was in China
helemaal geen schande, 't Hoorde
niet alleen bij de opleiding, maar
velen bleven het doen en er zijn
daarvan uitstekende voorbeelden te
zien op deze tentoonstelling. Van
Wang Hui (1632-1717) om toch
maar een naam te noemen zijn
er hoofdzakelijk van dit soort wer
ken, o.a. een album met landschap
pen naar meesters uit de Sung en
Yüan-perioden (zo tussen de
twaalfde en de veertiende eeuw)
waarmee hij een synthese probeert
te geven ran de Chinese schilder
kunst.
In veel gevallen leent die Chinese
schilderkunst zich eigenlijk ook he
lemaal niet voor de westerse ma
nier van exposeren. De horizontale
rolsehilderijen (20 tot 35 cm hoog
en vaak vele meters lang) werden
telkens een stukje onrold, als men
ze aan belangstellenden toonde,
terwijl de andere kant weer opge
rold werd.
't Ging er dus niet om alles tegelijk
door G. Kruis
Boven: de schilder Chien Ku.
Links: Bijeenkomst in het
Orchideeënpaviljoen, 1560, inkt
en kleur op papier (detail), van
Chien Ku.
Rechts: Landschap in de
stijl van Mi Fu (1051-1107), van
Wang Hui.
te laten zien, maar episode voor
episode en dat heeft, als je ze wèl
in één keer kunt overzien, uiter
aard consequenties wat betreft de
compositie.
Als je het over Chinese schilder
kunst hebt, kun je niet aan de
calligrafie voorbij. Want iedere
schilder had eerst schrijven geleerd
en schrijven is in China schilderen,
vormen op papier of zijde zetten
met een penseel.
Er is hier een heel mooi stuk, waar
zelfs mensen die abstracte kunst
vormen afwijzen, verrukt tegen aan
staan te kijken. Misschien ook om
dat ze weten dat die voor hen
volkomen onleesbare tekens voor
anderen wèl iets betekenen. Of
misschien toch alleen maar omdat
ze zonder meer van grote schoon
heid zijn. Dr. Fontein (van het
Museum of Fine Arts in Boston)
schrijft in de catalogus: 'Hij (de
calligraaf) kan niet uitbeelden, hij
kan slechts schrijven en bij de
beoordeling van zijn calligrafie als
calligrafisch kunstwerk, speelt het
feit dat zijn abstracte vormen een
betekenis hebben en tot een tekst
kunnen worden herleid, geen rol
van belang'.
Maar dat hangt dan toch wel voor
een goed deel van je instelling af,
want die voor ons alleen maar
prachtige vormen, vertellen de Chi
nees over. 'Luchtige paviljoens,
vochtige ballustrade, dicht bij de
lentestroom
Slechts een stukje vlakte en heuvel,
met gras en bomen
Mijn hart is vol vreugde, bij de
poort, alle zorgen zijn gevloden
Alleen de vissers zoeken elkaar
hier'.
Literaten
Zo kom je als vanzelf op de litera
ten: calligraferen vereiste veel lite
raire achtergronden. Er waren on
der de schilders veel hogere ambte
naren, die door de calligrafie tot
schilderen waren gekomen. Chien
Ku (1508-1574) heeft aan de hand
van een 4e eeuwse calligrafie zo'n
bijeenkomst van literaten afge
beeld. Een stroompje, met aan bei
de oevers literaten, starend over
het water, in de lucht of op het
blanke papier om inspiratie op te
doen. Enkelen luisteren naar ande
ren, die al een gedicht klaar heb
ben. Erbij wordt volledigheidshalve
vermeld, dat elf man ieder twee
gedichten hadden gecomponeerd,
vijftien maakten er één, en zestien
bleven in gebreke' En: 'Ieder dronk
drie kopjes wijn'.
Schilderingen op zijde: toen ik
daar iets over opzocht stuitte ik op
een beschrijving van het langdurige
en ingewikkelde proces van de zij
dewinning en wie weet daar nog
wat van in deze kunststof-eeuw?
Moerbeibomen, die eerst vijf jaar
moeten groeien voordat de eerste
bladeren aan de zijde-rupsen kun
nen wórden gevoerd. Er is ongeveer
een ton bladeren en een volwas
sen boom levert per seizoen niet
meer dan een kilo of 35 nodig
voor het voederen van 25 gram pas
uitgekomen rupsen die dan na der
tig dagen ongeveer 5 kg. zijde ople
veren afkomstig van 60 kg. cocons.
En, om nog even op de tentoonstel
ling terug te komen: indrukwek
kend zonder meer!
wel te verstaan bestaat
een duidelijke overeen
komst. Daarom is het niet
verwonderlijk, dat we
schrijvers als filmers zien
optreden. In 'Revisor'
schrijft Bregstein over zijn
eigen filmers-activiteit en
geeft in een tweede artikel
een tweegesprek weer met
Marguerite Duras, schrijfster
van o.a. het scenario van
Resnais' 'Hiroshima mon
amour'. een film die in en
kele jaren tijd 'klassiek' ge
worden is. Dat heeft Duras
toch niet ervan weerhouden,
het filmen zélf ter hand te
nemen, en nu is er zelfs
sprake van een omgekeerde
volgorde bij haar: bepaalde
boeken van haar zijn eerst
_V-
Beeld uit Effi Briest
visuele punten waar tussen
in het wezenlijke, de wer
kelijke roman opgeroepen
wordt. Bazin noemde die
film als het unieke voor
beeld van een film die iden
tiek is aan de roman. Het
vreemde is. dat op dit ni
veau van identiteit een
structureel niveau de ge
lijkheid tussen boek en film
juist betekent dat er een
totaal nieuwe, autonome
film tot stand komt in
plaats van een geheel van
bewegende illustraties
Overeenkomst
Tussen het schrijven van
ccn boek en het maken van
een film een 'auteursfilm'