Tom Philips: doolhof van artistieke hartstocht en parel van iplomatieke teratuur Jazz in Hilversum: nog altijd marginale muziek )UW/KWARTET ZATERDAG 8 MAART 1975 KUNST 19 «I» vjybjn '"«poi «siü ■afrwi.vr-w.' V I 1*1 .-■ door G. Kruis lliïrili -»i - il "W?«üVSirSi»rcg KW.--;. j 54»it Tom Phillips: r_ ,_l -t __.j Pagina van 'A Humument' .rordt de laatste tijd niet meer zo veel gepraat over de democratisering van de kunst. De echte jtrijders daarvoor lijken wat vermoeid geworden door de povere resultaten. Een nieuwe genera kunstgeleerden, jong en zelfverzekerd, heeft het heft weer stevig in handen genomen en zo wordt ninst weer meer en meer een aangelegenheid voor een groepje ingewijden. enthousiast verkondigde idee, een museum een plaats moet waar iedereen zich op zijn ak zou moeten kunnen voelen, kennelijk weinig ingang bij Insiders. Als het allemaal niet irs kan, bij een speciale ope- van het Holland Festival bij- beeld, willen ze nog wel eens hten en het ook de mensen de zin maken, die zo nu en maar eens een musuem bezoe- de volgende dag is zo'n mu- - in de meeste gevallen - gewoon museum. Dan is het reer stil, iedereen fluistert weer ledereen en zonder enige aan- bare reden tracht men het ge- van zijn voetstappen te dem- Eerbied. voor de kunst? Wei alleen maar iets, dat in de van de tijd zo gegroeid is. Een van onzekerheid ook. Want dikwijls durft men gewoon hardop, te zeggen, wat men t, bang om een blunder te sn.. ichten van deze soort kwamen me op bij het gadeslaan van telkens wat schichtig om zich kijkend groepje bezoekers van verzichtsten toonstelling van de Engelse kunstenaar Tom Phillips, die tot 27 april te zien is in het Haags Gemeentemuseum. Ze kwamen kennelijk zomaar bin nenlopen - dat wil nog wel eens gebeuren in een museum - maar dat zat ze niet glad. Want al direct in de eerste zaal weet je niet meer wat je overkomt. Zó sta je voor een paar figuratieve stillevens, een zelfportret wat modelstudies en landschappen en dan weer, zonder enige overgang -voor een kubistisch naakt, een Kleeachtig geval of an dere abstracte composities van al lerlei aard. Maar wèl allemaal uit de jaren zestig, 't Is een uitgebreide tentoonstelling - zo'n 113 nummers, (w.o. overigens series van 367 en 50 werken) en die veelheid, die ver scheidenheid, wordt naarmate je vordert steeds complexer. Zo com plex, dat Phillips zelf de draad dreigde kwijt te raken. Vandaar dat hij enkele jaren geleden besloot in zijn ogen belangrijkste zaken die hij in de tien jaar daarvoor maak te, nog eens in 't klein - 20,3x15,2 - over te doen. Dat overzicht van vijftig werkjes heeft het Haagse museum nu verworven en daarom heen is de expositie min of meer opgebouwd. Ad Zuiderent de de De schrijver F. Springer 962 debuteerde de dertigjarige F. Springer iudoniem voor C. J. Schneider met een ^ïal verhalen die in het voormalige Neder- s-Nieuw-Guinea spelen. De kritiek typeer- jn 'Bericht uit Hollandia' als het werk van scherp waarnemer en als tragikomisch, ijvers met wier werk deze verhalen ver ren werden, waren Willem Elsschot en Iberts. in 1966 en 1969, volgden de novelle 'Schimmen rond de Parula' en de politieke legende 'De paal van macht'. Ook deze spelen zich af in eer van {ie laatste Nederlandse kolonie. Ogen- ïlijk staat Springers vierde publikatie, de on- verschenen roman 'Tabee, New York' los van 'oorgaande werk. Maar toch zijn er nogal wat inkomsten, vooral met het titelverhaal in ht-uit Hollandia'. In dit verhaal is de hoofd- een Nederlands bestuursambtenaar die fd is op eén typiste. Het grootste deel van het al wordt echter in beslag genomen door een jke bestuurlijke zaak die hij te verwerken maar op enkele plaatsen komt zijn gevoel het meisje Dedée tot uitdrukking. De lezer daardoor de indruk dat Dedée voor de lersoon toch niet zo erg belangrijk is. Pas aal aan het eind blijkt het tegendeel, maar het eigenlijk te laat. Op dat moment gaat de tersoon weg van zijn standplaats, om zich jn ogen te laten behandelen; hij weet dat hij meer terug zal komen; en dan eindigt het al met de volgende passage: oeg een dokter of hij Dedée wilde opbellen, het lukte hem niet haar te bereiken. De de morgen, een half uur voor mijn vertrek, rde mijn begeleider het nog eens vanaf het ild. Zij was naar kantoor. Hij belde haar >r, maar zij was niet op haar plaats, werd er Dat kan heel goed zo zijn. Het was mij ook 'erkomen als ik haar op kantoor opbelde. P vaak naar buiten, zei ze eens, en sta een te kijken naar het verkeer op de Havenweg. >P altijd dat jij langs komt'. Het is eigenlijk, agisch einde, omdat blijkt dat de man te heeft ondernomen ten opzichte van Dedée. net als bij Elsschot en Alberts houden korte, zinnen de tragiek in bedwang. De laatste zin fs geweldig hoopvol, behalve voor iemand die dat hij op het moment dat hij zich deze zin art, voorgoed afscheid neemt, n 'Tabee, New York' is de hoofdpersoon J die te laat tot actie overgaat. Deze man, de atidse vice-consul Rudy, doet als ambtenaar ark zo correct, dat landgenoten in Amerika d superieuren in New York en Den Haag ate tevreden zijn. Maar als hij zijn-jeugd- innetje Dollie tegenkomt, is hij niet in staat juiste momenten te benutten, waardoor ook leuwe confrontatie op niets uitloopt. Is in 'Bericht uit Hollandia' ligt Springers in deze roman in het uitbuiten van het st tussen zijn diplomatieke besognes en zijn nlijke leven. Niet dat deze diplomatieke be an zo belangrijk zijn; integendeel, men uit 'Tabee, New York de indruk dat een i ambtenaar in Den Haag even veel mee- in zijn werk als de jongste vice-consul in ork. Springèr schrijft: 'Een niet te onder- en onderdeel van de consulaire taak was het en van vaderlandse feestavonden. Koningin- met drie, vier oranjebals was natuurlijk het jjse hoogtepunt, maar uitnodigingen voor staties met een Nederlands tintje kwamen •re week wel binnen. Of de consul-generaal Buging van Friese hulsvrouwen in Paterson, New Jersey, wilde toespreken aan het feestontbijt; of de consul-generaal een boom kwam planten In Morritstown, Pennsylvania, ter nagedachtenis van de eerste Haarlemse settler; of het consulaat ie mand wou sturen naar de carnavalsviering van de Limburgse yankees in Binghamton, New York; of iemand een praatje over volksmuziek in het moeder land kon komen houden in Fort Lee, New Jersey, en wel vanwege de aanstaande uitzending van een fanfare annex gemengd koor naar het muziekfesti val in Kerkrade; of een van de heren in Montauk, de punt van Long Island, de aftrap kwam verrich ten in de voetbalwedstrijd tussen de Dutch Spor ting Association en de Fire Island Vikings, en dat dan samen met een Noorse collega'. Na een derge lijke lijst van mogelijke activiteiten is het leven van een diplomaat er voor ons niet aantrekkelijker op geworden. Toch is Rudy's bezoek aan de. vereniging van oud- Indischgasten in de staat New York de aanleiding voor zijn confrontatie met het verleden. Want daar ontmoet hij Dollie, die inmiddels^ Dola heet en getrouwd is met Menno Spanjer, in Indië zijn onsympathieke rivaal in de liefde. In flash-backs laat Springer Rudy's Indische verleden terugko men: hij was te verleger! om op beslissende mo menten echt toe te geven dat Dollie alles voor hem betekende, zeker op momenten dat Menno Spanjer hem ertoe uitdaagde. In Amerika is Menno op weg naar groot succes in zaken, zo lijkt het. Als Rudy echter enige tijd later Dollie opnieuw ontmoet, blijkt Menno niet alleen uit zijn baan ontslagen te zijn, makr hij is daardoor thuis onuitstaanbaar geworden. Dollie zoekt bij Rudy steun en liefde en biecht hem op dat zij na de oorlog in iedere Nederlandse stad waar zij kwam in het telefoon boek zocht of Rudy er soms woonde. Haar huwelijk met Menno werd een redelijk uitvallende wan- hoopsstap. Op het moment dat Dollie besluit bij Rudy te blijven, heeft deze net te horen gekregen dat hij binnen twee weken overgeplaatst zal worden naar Lagos, Nigeria. Hij wacht het geschikste moment af om het haar te zeggen, maar aarzelt te lang, en kan het op een gegeven moment niet meer zeggen. Zonder haar nog te zien of te spreken vertrekt Rudy. Ook bij zijn officiële afscheid blijkt hij echter nauwelijks de woorden te vinden die nodig zijn om te zeggen wat hij kwijt wil: 'Ik zei in mijn lullige dankwoordje dat ik zelf vond dat ik op mijn eerste post al zoveel mensenkennis had opgedaan, datDaar kwam ik niet uit. Dat ik consulair werk zo bevredigend gevonden had, want, om de woorden van de wijze gastheer en collega te citeren: er kwam altijd iets concreets uit je handen, je kon mensen helpen, je kon Ik kon bijna niet meer verbergen hoe rot ik me voelde, maar ze dachten waarschijnlijk dat ik ontroerd was en staarden gegeneerd in hun glazen tot ik uitgemompeld was. 'Bon voyage!' riepen ze opgelucht'. Aan beschouwing komt Springer nauwelijks toe. Zijn kracht ligt in het scherp typeren van situa ties; de lezer moet dan zelf maar tot de conclusie komen, dat Rudy een onzeker iemand is, die in het keurslijf van de diplomatiek in staat is. tot hande len, maar niet in een dagelijks leven waarvoor hij zelf de regels moet bedenken. Springers typeringen zijn vaak erg amusant, zodat de betrekkelijke onbekendheid van zijn werk eer der toegeschreven dient te worden aan het feit dat hij niet in Nederland woont 'Tabee, New York! schreef hij in Dacca, Bangladesh dan aan de kwaliteit van zijn werk. 'Tabee, New York' is een parel van diplomatieke literatuur. 1) F. Spriuger. Tabee, New York. Em. Querido's Uitgeverij. Amsterdam, 90 blz. prijs 13.90. Tom Phillips: 'Collage en analyse' Mooi opgebouwd, heel estetlsch en ogenschijnlijk overzichtelijk. Toch voel je je er al gauw als. in een doolhof: de doolhof van Phillips' geest, waar je zonder zijn aanwij zingen hélemaal niet uitkomt. Mét die informaties, verstrekt in een fraai, door de Edition Hansjörg Mayer uitgegeven boek, haal je het misschien nét. Dat wil zeggen, dat je dan een vaag idee hebt van enkele van Phillips uitgangspunten. Het werk zelf maakt dat - ik geloof wel, dat je dat zo nadrukkelijk kunt stellen - in geen enkel opzicht duidelijk. En dat geldt dan niet alleen .voor dat al eerder aangeduide, 'zomaar' even binnengelopen publiek, maar ook voor de meer doorgewinterde, zelfs voor beroepsbeschouwers. Een brief van de samensteller van deze expositie, conservator J. L. Lo cher aan Tom Phillips (opgenomen in het boek) maakt ^dat duidelijk. Daarin geeft Locher ó.a. te kennen, dat hem, na het doornemen van Phillips beschrijvingen bepaalde za ken nu duidelijk zijn gewordep, maar over de 'Collage en analyse' ('een vreemde analyse en een vreemde collage' zoals hij schrijft) weet hij dan toch nog geen raad: Zelfportret van Tom Phillips waarom stelt Phillips, dat in deze 'collage onderwerpen zijn opgeno men als Frankrijk, Amerika, Enge land de lage landen, de atoombom, Cézanne, spel, oorlog, religie, om er maar een paar te noemen? In een antwoord - ook die brief is afgedrukt - verduidelijkt Phillips dat de betekenis van de op deze collage voorkomende fragmen ten:.... 'de onderste helft van het hoofd is naar Van Dyck (de lage landen bij de zee), gehaald uit een gravure, met de heilige familie (re ligie). Het toegangskaartje van het Casino verbindt me met Cézanne via een 'pelgrimage' die ik naar Aix maakte, tijdens welke reis ik dit kaartje in handen kreeg (Frank rijk, spel). Het bovenste gedeelte van het hoofd in het centrum be staat uit een in een tijdschrift aan getroffen foto van de bom op Hi- rosjima (Japan, oorlog, Amerika etc.).....' 'Veel' daarvan' aldus de catalogus, 'is zo persoonlijk, dat het zonder een toelichting aan de gewone be schouwen zal ontgaan', Ik weet echt wel dat dit 'gewone beschouwer' niet bedoeld is zoals het wellicht even overkomt, maar het houdt toch wel degelijk in, dat er hier sprake is van een puur-specialisti- sche manifestatie. Nog een paar voorbeelden - 'n enigszins sluitend overzicht van dit oeuvre is in een dergelijk kort bestek onmogelijk - van Phillips' projec ten. Want dat zijn het vaak. Zoals 'A Humument' bijvoorbeeld, waar hij Jaren aan werkte. Hij kocht het eerste boek dat hij voor het vooraf bepaalde bedrag van drie pennies te pakken kon krijgen. Dat werd 'A Human Document' (1898) van de vrijwel onbekende schrijver W. H. Mallock. Per pagina zocht hij naar woorden of letters, die in een ander verband, zou kunnen gebruiken. De rest streepte hij door, eerst gewoon, later bedekte hij die gedeelten met kleur en vorm, waarin dan de 'bal loons' met de overgebleven door hem geselecteerde tekst, soms aan «elkaar verbonden, ook wier nieuwe vormen toevoegden. De titel vari dit werk ontstond door de titelpagi na op een bepaalde manier te vou wen: 'A Hum (an Doc)ument' (Uit de catalogus: 'Dit woord met zijn associaties van 'Humus' - vruchtba re aarde - en. 'monument' sprak hem zeer aan'). Alle 367 pagina's zijn op de exposi tie, goed voor een snelle beschou wing en het enige dat daar van blijft hangen is, dat er wel plezie rig speelse en kleurrijke bladen bij zijn. Maar aan de 'nieuwe beteke nissen' die ontstonden door de in greep van Phillips zal waarschijnlijk niemand, zeker niet in deze situa tie, aandacht besteden. En als ie mand dat wel doet (tracht) zal hij bemerken, dat hij geen boodschap heeft aan de persoonlijke- beeld code van deze kunstenaar. Met heel andere zaken houdt Thillips zich te gelijkertijd bezig. Op de randen van, of anderszins verwerkt in zijn schilderijen, vind je vaak een soort staalkaart, soms speels, soms sta tisch, van de in dat werk gebruikte kleuren. Er zijn ook werken, waarin hij in allerlei, meest strakke com posities, de kleuren verwerkt, die overbleven op zijn palet. Of hij schildert, zoals in 'Bank', een prentbriefkaart na - twee dames op een parkbankje - in een pointilisti- sche techniek, in bepaald gerang schikte stippen van verschillende kleur dus. In de rand daarom heen gebruikte hij dezelfde stippen zon der die 'organisatie' en dan blijven het gewoon stippen zonder verdere betekenis. Prentbriefkaarten hebben hem dik wijls tot dit soort experimenten geïnspireerd. Naar aanleiding van een ingekleurde kaart van een ou derwetse museumzaal - waarop de schilderij nen weinig meer waren dan een verzamelijg kleurrijke vlekken aan de wand - maakte hij ook een reeks schilderijen. 'Vergro tingen' als het ware van de schil derijen zoals ze op de kaart over kwamen. Hij vond er ook een naam voor: 'profetisch abstract'. Daarmee wil hij de verwantschap aanduiden van deze op de foto vaag-over geko men, ver-affe beelden met de late re, zo bedoelde abstracte kunst. Technisch soms heel interessant, vaak ook doen bepaalde dingen je estetisch wel iets. Maar uit zijn toelichtingen en verklaringen blijkt, dat het Phillips daarom niet gaat. 'Het is mijn eigen mening' (voortdurend in mijn hoofd bestre den)' schrijft hij, 'dat de kunste naar zich alleen kan laten leiden door zijn eigen hartstochten, hoe wel die hem over de heuvel naar een niemandsland schijnen te voe ren. Mijn hartstocht gaat uit naar structuren, verbindingen, verwant schappen en systemen die de tast bare, zichtbare en Intellectuele we relden met elkaar verbinden.... Ik hoop ten zeerste dat wat ik doe andere gewone mensen kan raken en ze iets kan meedelen, maar als dat niet het geval is. kan ik daar niets aan doen (hoewel het me wel zorgen geeft). Ik werk hard'. Een tentoonstelling.' die in ieder beval weer eens heel duidelijk maakt, dat mensen, zelfs zij, die bereid zijn hun meest verborgen wensen en gedachten kenbaar te maken, daar door allerlei commu nicatie-barrières zelden wezenlijk toe in staat blijken. door Rud Niemans Ruim zeven jaar geleden pu bliceerde de Stichting Jazz jn Nederland een rapport over de jazzmuziek voor radio en tv, waarin in het algemeen het jazz-beleid (weidse benaming, ook nu) van onze omroep organisaties aan kritisch oor deel werd onderworpen. Naast 5-jaarlijkse gegevens over de kwantitatieve inhoud van jazz- rubrieken sinds '47 maakte het rapport ook gebruik van gegevens over luister- en kijkdichtheid, als mede van de resultaten van een in '65 ingesteld sociologisch on derzoek naar de luister- en kijk gewoonten. (?RM, de programmaleiders ont vingen het rapport en de (vak)- pers besteedde er ook aandacht aan, zonder dat de behartens- waardige opmerkingen over beleid en vooral kwaliteit revolutionaire veranderingen tot gevolg hadden. Zeker niet in die zin, dat de jazzliefhebber in '67 méér dan 2 uur per week werd toegemeten. Sindsdien hebben zich wel allerlei veranderingen voltrokken, zonder dat men iets daarvan ook zicht baar maakte in een soort vervolg op het rapport '67. Met behulp van minutieuze pro- gramma-gegevens over de maan den oktober '73 én '74 heb ik getracht die stilte eens te door breken met een rapport vol becij feringen en analyses, dat ik de enigszins poëtische titel gaf 'radio- jazz in de herfst', 16 pagina's ta bellen, cijfers en beschouwingen over de kwaliteit van al het gebo- dene, waarbij de extra-dimensie van toen luistercijfers- en ge woonten ontbreekt. Daarentegen acsentueert dit mi ni-onderzoek het begrip 'kwaliteit' en bracht het ook gegevens aan het licht over alle jazz, die bulten de vaste jazzrubrieken werd ge programmeerd. Alvorens dit ver slag prijs te geven aan anderen, zet ik mij aan de taak de Trouw- lezer een enigszins leesbare pri meur te bieden. Hilversum 3 Kon bij het totaal ontbreken van vaste jazzrubrieken het '67-rap- port nog schouderophalend aan Hilversum 3 voorbijgaan, nu to nen 2% uur jazz per maand aan, dat op deze zender 74% der be doelde rubrieken is gehuisvest. Dat zijn dan Jazz Blues (VA RA), Jazztlme (NCRV), VPRO- Maandag, v.h. vrijdag en de TROS-rubrieken Sesjun en Jazz- air. NOS én AVRO coveren de vaste uren op beide andere zen ders. Naast de vaste rubrieken 6% uur per week doen een reeks van niet specifiek aan jazz gewijde programma's hun stevige invloed op de totale 'jazz-zuivere' zendtijd gelden. De voornaamste: Duys' Muziek Mozaiek, het avond vullende 'Tombola' en de drie nachtuitzendingen 'Metro's Mid night Music', 'Late Date' en 'Take it easy' zijn eveneens via Hilver sum 3 te beluisteren. Ze namen het leeuwendeel van deze door mij onderzochte marginale cate gorie. Hun maandelijkse aandeel jazz, gemeten zowel in '73 als '74 varieerde voor alle zenders en in- klusief vele andere programma's hier niet met name genoemd van' 10%—15% uur. Niet niks natuur lijk, maar moeilijker te traceren voor de programma-bewuste jazz liefhebber. Omroeporganisaties Aan het tot okt. '67 nog onaan tastbare jazz-monopolie van de VARA en AVRO (70% v. alle jazz samen) is door name aan NOS en TROS (toen nog C-omroep) toe gewezen zendtijd een drastisch eind gekomen. De percentuele verhouding per week, voor zover het ieders aandacht voor vaste jazzrubrieken betreft, luidde in oktober '74 als volgt: TROS 31, NOS 22, VARA en VPRO beiden 15,5, AVRO 8.4 en NCRV 7,6%. Opvallend is uiteraard het ontbre ken van de KRO in dit rijtje. Toen ik alle verspreid aangeboden jazzklanken hieraan toevoegde en opnieuw berekende, kwam het volgende reeksje procenten uit de bus: NOS 31. TROS 19, VARA 15, KRO 12, VPRO 10, AVRO 8 en NCRV 5%, hetgeen de invloed van zowel dat 'losse' jazzwerk als de per omroep beschikbare zendtijd duidelijk aantoont. Dit laatste in aanmerking genomen, blijkt b.v. de AVRO met haar 1% jazz over 18% zendtijd p. week evenals in '67 nogal schril af te steken bij de 8% welke de VPRO in haar 2.9 wekelijks toegewezen zendtijd stopt. Mijn herfst-steekproef geeft slechts één berekende eindconclu sie, welke ik hier als volgt zou willen 'vertalen': er is méér zend tijd (31%) dan 7 jaar geleden en gelukkig (maar niet dus) ook meer jazz vla de radio te beluiste ren. Maar alle winst van 2,5 x zo veel vaste rubrieken bedraagt, ge relateerd aan die zendtijd toch slechts 0,76%. Dat is niet veel, na 8 jaar. Jazz bleef een muziek van minderheden, vermalen tussen naar de gunst van de massa din gende omroepen, dé popkuituur en luisterdichtheids-cijfers. Het is maar de vraag, of de jazz straks bij de intrede van de 4e zender en de ontkoppeling van AM- en FM- zenders merkbaar zal worden be gunstigd. Onze buurlanden Op basis van wat gebrekkiger middelen inventariseerde ik de jazz-programma's in België en Duitsland. Omwille van de ruimte moet ik daarover kort zijn. Daar om maar de volgende vergelij king: Nederland: jazz p. 2 weken 744 min. via 3 zenders, België: 163 min. via 3 zénders, de Bondsrepu bliek 3070 min. via zo'n (ca.) 18 zenders waarvan sommige elkaar op gezette tijden overlappen. Gi gantische verschillen, die nog al tijd het gevolg zijn van een afwij kend omroepbestel, concurrentie (tussen Duitse zenders) en het feit, dat men de jazz elders een geheel eigen plaats in het pro grammapakket toebedeelt. Kwaliteit belangrijk Voor de ware jazz blues-fan werpt die factor veel gewicht in onze omroepschaal. Het rapport wijdt dan ook ruime aandacht aan kwaliteitscriteria als: in- formatie-aktuaLiteit-presentatie- uur van uitzending-variatie en heet hangijzer! coördinatie Vooral de eerste twee en laatstge noemde acht ik bepalend voor de gezamenlijke doelstelling van alle Hilversumse jazz-rubrieken: het gebeuren in jazz-heden- en verle den zo optimaal mogelijk in woord en, muziek aarr~de luiste raar door te geven. Wie speelt wat, waar, met wie, wanneer, op welke plaats? Het is een ijzeren behoefte van rechtge aarde jazzfans, dét te weten en zulke informatie stelt meters ho gere eisen dan die welke door gaans van opgewonden pop-DJ's worden verlangd. Een goed voor beeld is het dinsdagse 'Jazz Blues', door Aad Bos en Michiel de Ruyter in dialoog-vorm gepre senteerd. De aktualiteit komt er wat bekaaid af. Live-uitzendingen plegen meestal e.en buitenlandse jazz-coryfee tot inzet te hebben, maar daarbij wordt de ^inbreng van onze eigen musicis zowel die van uiterst links als van de puris ten wat verwaarloosd. De NOS-ru briek Jazz in Aktie herhaalt het Larenfestival maanden nadien in tegraal, uit financieel oogmerk, maar het is kwalitate qua te be treuren. De kritische kanttekenin gen in het rapport richten zich voorts tegen de dwaze toestand op de donderdagavond, waarop TROS en AVRO elkaar binnen hetzelfde zenduur beconcurreren en tegen de ronduit ridicule overmaat aan agenda (concert) mededelingen waarbij men een vlotte kans loopt 4x binnen één week te vernemen, dat Slide Hampton zaterdags in Haarlem speelt. Over coördinatie gesproken: wat dacht men van 2 NOS-jazzrubrieken (Jazz uit het historisch archief en Bopthema's en swingsessions) welke slechts voorbehouden zijn aan jazz-wak- kere huisvrouwen om 11 uur in de ochtend? Presentatie, jawel: VPRO en TROS mogen relatief veel aan jazz doen, hun DJ's zon digen op vaak pijnlijke wijze te gen alle mogelijke vuistregels. De blunder ('goof' in het jargon) ligt immer op de loer, maar waar ik een stukje muziek van (fluitis te) Bobbi Humprey hoor aankon digen als ZIJN versie van het bopechtpaar Jackie Cain-Roy Krai volstrekt onbekend blijkt te zijn, muziek niet gerespecteerd wordt blijkens de bijgeluiden van aller lei aard en het gebruik van zowel de Nederlandse als ,de Engelse taal de luisteraar vaak klamme handen bezorgt, dan denk ik wat anderen met mij denken: weten ze véél. Nóg meer anderen denken helemaal niets, want zij luisteren nooit naar jazz, althans niet be wust. Jazz-musici in de studio.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 19