Tom Philips: doolhof van
artistieke hartstocht
en parel van
iplomatieke
teratuur
Jazz in Hilversum: nog
altijd marginale muziek
)UW/KWARTET ZATERDAG 8 MAART 1975
KUNST
19
«I» vjybjn '"«poi «siü
■afrwi.vr-w.' V I 1*1 .-■
door G. Kruis
lliïrili -»i - il "W?«üVSirSi»rcg KW.--;.
j 54»it
Tom Phillips:
r_ ,_l -t __.j Pagina van 'A Humument'
.rordt de laatste tijd niet meer zo veel gepraat over de democratisering van de kunst. De echte
jtrijders daarvoor lijken wat vermoeid geworden door de povere resultaten. Een nieuwe genera
kunstgeleerden, jong en zelfverzekerd, heeft het heft weer stevig in handen genomen en zo wordt
ninst weer meer en meer een aangelegenheid voor een groepje ingewijden.
enthousiast verkondigde idee,
een museum een plaats moet
waar iedereen zich op zijn
ak zou moeten kunnen voelen,
kennelijk weinig ingang bij
Insiders. Als het allemaal niet
irs kan, bij een speciale ope-
van het Holland Festival bij-
beeld, willen ze nog wel eens
hten en het ook de mensen
de zin maken, die zo nu en
maar eens een musuem bezoe-
de volgende dag is zo'n mu-
- in de meeste gevallen -
gewoon museum. Dan is het
reer stil, iedereen fluistert weer
ledereen en zonder enige aan-
bare reden tracht men het ge-
van zijn voetstappen te dem-
Eerbied. voor de kunst? Wei
alleen maar iets, dat in de
van de tijd zo gegroeid is. Een
van onzekerheid ook. Want
dikwijls durft men gewoon
hardop, te zeggen, wat men
t, bang om een blunder te
sn..
ichten van deze soort kwamen
me op bij het gadeslaan van
telkens wat schichtig om zich
kijkend groepje bezoekers van
verzichtsten toonstelling van de
Engelse kunstenaar Tom Phillips,
die tot 27 april te zien is in het
Haags Gemeentemuseum.
Ze kwamen kennelijk zomaar bin
nenlopen - dat wil nog wel eens
gebeuren in een museum - maar
dat zat ze niet glad. Want al
direct in de eerste zaal weet je niet
meer wat je overkomt. Zó sta je
voor een paar figuratieve stillevens,
een zelfportret wat modelstudies en
landschappen en dan weer, zonder
enige overgang -voor een kubistisch
naakt, een Kleeachtig geval of an
dere abstracte composities van al
lerlei aard. Maar wèl allemaal uit
de jaren zestig, 't Is een uitgebreide
tentoonstelling - zo'n 113 nummers,
(w.o. overigens series van 367 en 50
werken) en die veelheid, die ver
scheidenheid, wordt naarmate je
vordert steeds complexer. Zo com
plex, dat Phillips zelf de draad
dreigde kwijt te raken. Vandaar dat
hij enkele jaren geleden besloot in
zijn ogen belangrijkste zaken die
hij in de tien jaar daarvoor maak
te, nog eens in 't klein - 20,3x15,2 -
over te doen. Dat overzicht van
vijftig werkjes heeft het Haagse
museum nu verworven en daarom
heen is de expositie min of meer
opgebouwd.
Ad Zuiderent
de
de
De schrijver F. Springer
962 debuteerde de dertigjarige F. Springer
iudoniem voor C. J. Schneider met een
^ïal verhalen die in het voormalige Neder-
s-Nieuw-Guinea spelen. De kritiek typeer-
jn 'Bericht uit Hollandia' als het werk van
scherp waarnemer en als tragikomisch,
ijvers met wier werk deze verhalen ver
ren werden, waren Willem Elsschot en
Iberts.
in 1966 en 1969, volgden de novelle 'Schimmen
rond de Parula' en de politieke legende 'De
paal van macht'. Ook deze spelen zich af in
eer van {ie laatste Nederlandse kolonie. Ogen-
ïlijk staat Springers vierde publikatie, de on-
verschenen roman 'Tabee, New York' los van
'oorgaande werk. Maar toch zijn er nogal wat
inkomsten, vooral met het titelverhaal in
ht-uit Hollandia'. In dit verhaal is de hoofd-
een Nederlands bestuursambtenaar die
fd is op eén typiste. Het grootste deel van het
al wordt echter in beslag genomen door een
jke bestuurlijke zaak die hij te verwerken
maar op enkele plaatsen komt zijn gevoel
het meisje Dedée tot uitdrukking. De lezer
daardoor de indruk dat Dedée voor de
lersoon toch niet zo erg belangrijk is. Pas
aal aan het eind blijkt het tegendeel, maar
het eigenlijk te laat. Op dat moment gaat de
tersoon weg van zijn standplaats, om zich
jn ogen te laten behandelen; hij weet dat hij
meer terug zal komen; en dan eindigt het
al met de volgende passage:
oeg een dokter of hij Dedée wilde opbellen,
het lukte hem niet haar te bereiken. De
de morgen, een half uur voor mijn vertrek,
rde mijn begeleider het nog eens vanaf het
ild. Zij was naar kantoor. Hij belde haar
>r, maar zij was niet op haar plaats, werd er
Dat kan heel goed zo zijn. Het was mij ook
'erkomen als ik haar op kantoor opbelde.
P vaak naar buiten, zei ze eens, en sta een
te kijken naar het verkeer op de Havenweg.
>P altijd dat jij langs komt'. Het is eigenlijk,
agisch einde, omdat blijkt dat de man te
heeft ondernomen ten opzichte van Dedée.
net als bij Elsschot en Alberts houden korte,
zinnen de tragiek in bedwang. De laatste zin
fs geweldig hoopvol, behalve voor iemand die
dat hij op het moment dat hij zich deze zin
art, voorgoed afscheid neemt,
n 'Tabee, New York' is de hoofdpersoon
J die te laat tot actie overgaat. Deze man, de
atidse vice-consul Rudy, doet als ambtenaar
ark zo correct, dat landgenoten in Amerika
d superieuren in New York en Den Haag
ate tevreden zijn. Maar als hij zijn-jeugd-
innetje Dollie tegenkomt, is hij niet in staat
juiste momenten te benutten, waardoor ook
leuwe confrontatie op niets uitloopt.
Is in 'Bericht uit Hollandia' ligt Springers
in deze roman in het uitbuiten van het
st tussen zijn diplomatieke besognes en zijn
nlijke leven. Niet dat deze diplomatieke be
an zo belangrijk zijn; integendeel, men
uit 'Tabee, New York de indruk dat een
i ambtenaar in Den Haag even veel mee-
in zijn werk als de jongste vice-consul in
ork. Springèr schrijft: 'Een niet te onder-
en onderdeel van de consulaire taak was het
en van vaderlandse feestavonden. Koningin-
met drie, vier oranjebals was natuurlijk het
jjse hoogtepunt, maar uitnodigingen voor
staties met een Nederlands tintje kwamen
•re week wel binnen. Of de consul-generaal
Buging van Friese hulsvrouwen in Paterson,
New Jersey, wilde toespreken aan het feestontbijt;
of de consul-generaal een boom kwam planten In
Morritstown, Pennsylvania, ter nagedachtenis van
de eerste Haarlemse settler; of het consulaat ie
mand wou sturen naar de carnavalsviering van de
Limburgse yankees in Binghamton, New York; of
iemand een praatje over volksmuziek in het moeder
land kon komen houden in Fort Lee, New Jersey, en
wel vanwege de aanstaande uitzending van een
fanfare annex gemengd koor naar het muziekfesti
val in Kerkrade; of een van de heren in Montauk,
de punt van Long Island, de aftrap kwam verrich
ten in de voetbalwedstrijd tussen de Dutch Spor
ting Association en de Fire Island Vikings, en dat
dan samen met een Noorse collega'. Na een derge
lijke lijst van mogelijke activiteiten is het leven
van een diplomaat er voor ons niet aantrekkelijker
op geworden.
Toch is Rudy's bezoek aan de. vereniging van oud-
Indischgasten in de staat New York de aanleiding
voor zijn confrontatie met het verleden. Want daar
ontmoet hij Dollie, die inmiddels^ Dola heet en
getrouwd is met Menno Spanjer, in Indië zijn
onsympathieke rivaal in de liefde. In flash-backs
laat Springer Rudy's Indische verleden terugko
men: hij was te verleger! om op beslissende mo
menten echt toe te geven dat Dollie alles voor hem
betekende, zeker op momenten dat Menno Spanjer
hem ertoe uitdaagde. In Amerika is Menno op weg
naar groot succes in zaken, zo lijkt het. Als Rudy
echter enige tijd later Dollie opnieuw ontmoet,
blijkt Menno niet alleen uit zijn baan ontslagen te
zijn, makr hij is daardoor thuis onuitstaanbaar
geworden. Dollie zoekt bij Rudy steun en liefde en
biecht hem op dat zij na de oorlog in iedere
Nederlandse stad waar zij kwam in het telefoon
boek zocht of Rudy er soms woonde. Haar huwelijk
met Menno werd een redelijk uitvallende wan-
hoopsstap.
Op het moment dat Dollie besluit bij Rudy te
blijven, heeft deze net te horen gekregen dat hij
binnen twee weken overgeplaatst zal worden naar
Lagos, Nigeria. Hij wacht het geschikste moment af
om het haar te zeggen, maar aarzelt te lang, en kan
het op een gegeven moment niet meer zeggen.
Zonder haar nog te zien of te spreken vertrekt
Rudy. Ook bij zijn officiële afscheid blijkt hij
echter nauwelijks de woorden te vinden die nodig
zijn om te zeggen wat hij kwijt wil:
'Ik zei in mijn lullige dankwoordje dat ik zelf vond
dat ik op mijn eerste post al zoveel mensenkennis
had opgedaan, datDaar kwam ik niet uit.
Dat ik consulair werk zo bevredigend gevonden
had, want, om de woorden van de wijze gastheer
en collega te citeren: er kwam altijd iets concreets
uit je handen, je kon mensen helpen, je kon
Ik kon bijna niet meer verbergen hoe rot ik me
voelde, maar ze dachten waarschijnlijk dat ik
ontroerd was en staarden gegeneerd in hun glazen
tot ik uitgemompeld was.
'Bon voyage!' riepen ze opgelucht'.
Aan beschouwing komt Springer nauwelijks toe.
Zijn kracht ligt in het scherp typeren van situa
ties; de lezer moet dan zelf maar tot de conclusie
komen, dat Rudy een onzeker iemand is, die in het
keurslijf van de diplomatiek in staat is. tot hande
len, maar niet in een dagelijks leven waarvoor hij
zelf de regels moet bedenken.
Springers typeringen zijn vaak erg amusant, zodat
de betrekkelijke onbekendheid van zijn werk eer
der toegeschreven dient te worden aan het feit dat
hij niet in Nederland woont 'Tabee, New York!
schreef hij in Dacca, Bangladesh dan aan de
kwaliteit van zijn werk. 'Tabee, New York' is een
parel van diplomatieke literatuur.
1) F. Spriuger. Tabee, New York. Em. Querido's
Uitgeverij. Amsterdam, 90 blz. prijs 13.90.
Tom Phillips:
'Collage en analyse'
Mooi opgebouwd, heel estetlsch en
ogenschijnlijk overzichtelijk. Toch
voel je je er al gauw als. in een
doolhof: de doolhof van Phillips'
geest, waar je zonder zijn aanwij
zingen hélemaal niet uitkomt. Mét
die informaties, verstrekt in een
fraai, door de Edition Hansjörg
Mayer uitgegeven boek, haal je het
misschien nét. Dat wil zeggen, dat
je dan een vaag idee hebt van
enkele van Phillips uitgangspunten.
Het werk zelf maakt dat - ik geloof
wel, dat je dat zo nadrukkelijk
kunt stellen - in geen enkel opzicht
duidelijk.
En dat geldt dan niet alleen .voor
dat al eerder aangeduide, 'zomaar'
even binnengelopen publiek, maar
ook voor de meer doorgewinterde,
zelfs voor beroepsbeschouwers.
Een brief van de samensteller van
deze expositie, conservator J. L. Lo
cher aan Tom Phillips (opgenomen
in het boek) maakt ^dat duidelijk.
Daarin geeft Locher ó.a. te kennen,
dat hem, na het doornemen van
Phillips beschrijvingen bepaalde za
ken nu duidelijk zijn gewordep,
maar over de 'Collage en analyse'
('een vreemde analyse en een
vreemde collage' zoals hij schrijft)
weet hij dan toch nog geen raad:
Zelfportret van Tom Phillips
waarom stelt Phillips, dat in deze
'collage onderwerpen zijn opgeno
men als Frankrijk, Amerika, Enge
land de lage landen, de atoombom,
Cézanne, spel, oorlog, religie, om er
maar een paar te noemen?
In een antwoord - ook die brief is
afgedrukt - verduidelijkt Phillips
dat de betekenis van de op deze
collage voorkomende fragmen
ten:.... 'de onderste helft van het
hoofd is naar Van Dyck (de lage
landen bij de zee), gehaald uit een
gravure, met de heilige familie (re
ligie). Het toegangskaartje van het
Casino verbindt me met Cézanne
via een 'pelgrimage' die ik naar Aix
maakte, tijdens welke reis ik dit
kaartje in handen kreeg (Frank
rijk, spel). Het bovenste gedeelte
van het hoofd in het centrum be
staat uit een in een tijdschrift aan
getroffen foto van de bom op Hi-
rosjima (Japan, oorlog, Amerika
etc.).....'
'Veel' daarvan' aldus de catalogus,
'is zo persoonlijk, dat het zonder
een toelichting aan de gewone be
schouwen zal ontgaan', Ik weet echt
wel dat dit 'gewone beschouwer'
niet bedoeld is zoals het wellicht
even overkomt, maar het houdt
toch wel degelijk in, dat er hier
sprake is van een puur-specialisti-
sche manifestatie.
Nog een paar voorbeelden - 'n
enigszins sluitend overzicht van dit
oeuvre is in een dergelijk kort bestek
onmogelijk - van Phillips' projec
ten. Want dat zijn het vaak. Zoals
'A Humument' bijvoorbeeld, waar
hij Jaren aan werkte. Hij kocht het
eerste boek dat hij voor het vooraf
bepaalde bedrag van drie pennies
te pakken kon krijgen. Dat werd 'A
Human Document' (1898) van de
vrijwel onbekende schrijver W. H.
Mallock. Per pagina zocht hij naar
woorden of letters, die in een ander
verband, zou kunnen gebruiken. De
rest streepte hij door, eerst gewoon,
later bedekte hij die gedeelten met
kleur en vorm, waarin dan de 'bal
loons' met de overgebleven door
hem geselecteerde tekst, soms aan
«elkaar verbonden, ook wier nieuwe
vormen toevoegden. De titel vari
dit werk ontstond door de titelpagi
na op een bepaalde manier te vou
wen: 'A Hum (an Doc)ument' (Uit
de catalogus: 'Dit woord met zijn
associaties van 'Humus' - vruchtba
re aarde - en. 'monument' sprak
hem zeer aan').
Alle 367 pagina's zijn op de exposi
tie, goed voor een snelle beschou
wing en het enige dat daar van
blijft hangen is, dat er wel plezie
rig speelse en kleurrijke bladen bij
zijn. Maar aan de 'nieuwe beteke
nissen' die ontstonden door de in
greep van Phillips zal waarschijnlijk
niemand, zeker niet in deze situa
tie, aandacht besteden. En als ie
mand dat wel doet (tracht) zal hij
bemerken, dat hij geen boodschap
heeft aan de persoonlijke- beeld
code van deze kunstenaar. Met heel
andere zaken houdt Thillips zich te
gelijkertijd bezig. Op de randen
van, of anderszins verwerkt in zijn
schilderijen, vind je vaak een soort
staalkaart, soms speels, soms sta
tisch, van de in dat werk gebruikte
kleuren. Er zijn ook werken, waarin
hij in allerlei, meest strakke com
posities, de kleuren verwerkt, die
overbleven op zijn palet. Of hij
schildert, zoals in 'Bank', een
prentbriefkaart na - twee dames op
een parkbankje - in een pointilisti-
sche techniek, in bepaald gerang
schikte stippen van verschillende
kleur dus. In de rand daarom heen
gebruikte hij dezelfde stippen zon
der die 'organisatie' en dan blijven
het gewoon stippen zonder verdere
betekenis.
Prentbriefkaarten hebben hem dik
wijls tot dit soort experimenten
geïnspireerd. Naar aanleiding van
een ingekleurde kaart van een ou
derwetse museumzaal - waarop de
schilderij nen weinig meer waren
dan een verzamelijg kleurrijke
vlekken aan de wand - maakte hij
ook een reeks schilderijen. 'Vergro
tingen' als het ware van de schil
derijen zoals ze op de kaart over
kwamen. Hij vond er ook een naam
voor: 'profetisch abstract'. Daarmee
wil hij de verwantschap aanduiden
van deze op de foto vaag-over geko
men, ver-affe beelden met de late
re, zo bedoelde abstracte kunst.
Technisch soms heel interessant,
vaak ook doen bepaalde dingen je
estetisch wel iets. Maar uit zijn
toelichtingen en verklaringen
blijkt, dat het Phillips daarom niet
gaat. 'Het is mijn eigen mening'
(voortdurend in mijn hoofd bestre
den)' schrijft hij, 'dat de kunste
naar zich alleen kan laten leiden
door zijn eigen hartstochten, hoe
wel die hem over de heuvel naar
een niemandsland schijnen te voe
ren. Mijn hartstocht gaat uit naar
structuren, verbindingen, verwant
schappen en systemen die de tast
bare, zichtbare en Intellectuele we
relden met elkaar verbinden.... Ik
hoop ten zeerste dat wat ik doe
andere gewone mensen kan raken
en ze iets kan meedelen, maar als
dat niet het geval is. kan ik daar
niets aan doen (hoewel het me wel
zorgen geeft). Ik werk hard'.
Een tentoonstelling.' die in ieder
beval weer eens heel duidelijk
maakt, dat mensen, zelfs zij, die
bereid zijn hun meest verborgen
wensen en gedachten kenbaar te
maken, daar door allerlei commu
nicatie-barrières zelden wezenlijk
toe in staat blijken.
door Rud Niemans
Ruim zeven jaar geleden pu
bliceerde de Stichting Jazz jn
Nederland een rapport over de
jazzmuziek voor radio en tv,
waarin in het algemeen het
jazz-beleid (weidse benaming,
ook nu) van onze omroep
organisaties aan kritisch oor
deel werd onderworpen.
Naast 5-jaarlijkse gegevens over
de kwantitatieve inhoud van jazz-
rubrieken sinds '47 maakte het
rapport ook gebruik van gegevens
over luister- en kijkdichtheid, als
mede van de resultaten van een
in '65 ingesteld sociologisch on
derzoek naar de luister- en kijk
gewoonten.
(?RM, de programmaleiders ont
vingen het rapport en de (vak)-
pers besteedde er ook aandacht
aan, zonder dat de behartens-
waardige opmerkingen over beleid
en vooral kwaliteit revolutionaire
veranderingen tot gevolg hadden.
Zeker niet in die zin, dat de
jazzliefhebber in '67 méér dan 2
uur per week werd toegemeten.
Sindsdien hebben zich wel allerlei
veranderingen voltrokken, zonder
dat men iets daarvan ook zicht
baar maakte in een soort vervolg
op het rapport '67.
Met behulp van minutieuze pro-
gramma-gegevens over de maan
den oktober '73 én '74 heb ik
getracht die stilte eens te door
breken met een rapport vol becij
feringen en analyses, dat ik de
enigszins poëtische titel gaf 'radio-
jazz in de herfst', 16 pagina's ta
bellen, cijfers en beschouwingen
over de kwaliteit van al het gebo-
dene, waarbij de extra-dimensie
van toen luistercijfers- en ge
woonten ontbreekt.
Daarentegen acsentueert dit mi
ni-onderzoek het begrip 'kwaliteit'
en bracht het ook gegevens aan
het licht over alle jazz, die bulten
de vaste jazzrubrieken werd ge
programmeerd. Alvorens dit ver
slag prijs te geven aan anderen,
zet ik mij aan de taak de Trouw-
lezer een enigszins leesbare pri
meur te bieden.
Hilversum 3
Kon bij het totaal ontbreken van
vaste jazzrubrieken het '67-rap-
port nog schouderophalend aan
Hilversum 3 voorbijgaan, nu to
nen 2% uur jazz per maand aan,
dat op deze zender 74% der be
doelde rubrieken is gehuisvest.
Dat zijn dan Jazz Blues (VA
RA), Jazztlme (NCRV), VPRO-
Maandag, v.h. vrijdag en de
TROS-rubrieken Sesjun en Jazz-
air. NOS én AVRO coveren de
vaste uren op beide andere zen
ders. Naast de vaste rubrieken
6% uur per week doen een
reeks van niet specifiek aan jazz
gewijde programma's hun stevige
invloed op de totale 'jazz-zuivere'
zendtijd gelden. De voornaamste:
Duys' Muziek Mozaiek, het avond
vullende 'Tombola' en de drie
nachtuitzendingen 'Metro's Mid
night Music', 'Late Date' en 'Take
it easy' zijn eveneens via Hilver
sum 3 te beluisteren. Ze namen
het leeuwendeel van deze door
mij onderzochte marginale cate
gorie. Hun maandelijkse aandeel
jazz, gemeten zowel in '73 als '74
varieerde voor alle zenders en in-
klusief vele andere programma's
hier niet met name genoemd van'
10%—15% uur. Niet niks natuur
lijk, maar moeilijker te traceren
voor de programma-bewuste jazz
liefhebber.
Omroeporganisaties
Aan het tot okt. '67 nog onaan
tastbare jazz-monopolie van de
VARA en AVRO (70% v. alle jazz
samen) is door name aan NOS en
TROS (toen nog C-omroep) toe
gewezen zendtijd een drastisch
eind gekomen. De percentuele
verhouding per week, voor zover
het ieders aandacht voor vaste
jazzrubrieken betreft, luidde in
oktober '74 als volgt: TROS 31,
NOS 22, VARA en VPRO beiden
15,5, AVRO 8.4 en NCRV 7,6%.
Opvallend is uiteraard het ontbre
ken van de KRO in dit rijtje.
Toen ik alle verspreid aangeboden
jazzklanken hieraan toevoegde en
opnieuw berekende, kwam het
volgende reeksje procenten uit de
bus: NOS 31. TROS 19, VARA 15,
KRO 12, VPRO 10, AVRO 8 en
NCRV 5%, hetgeen de invloed van
zowel dat 'losse' jazzwerk als de
per omroep beschikbare zendtijd
duidelijk aantoont. Dit laatste in
aanmerking genomen, blijkt b.v.
de AVRO met haar 1% jazz over
18% zendtijd p. week evenals in
'67 nogal schril af te steken bij de
8% welke de VPRO in haar 2.9
wekelijks toegewezen zendtijd
stopt. Mijn herfst-steekproef geeft
slechts één berekende eindconclu
sie, welke ik hier als volgt zou
willen 'vertalen': er is méér zend
tijd (31%) dan 7 jaar geleden en
gelukkig (maar niet dus) ook
meer jazz vla de radio te beluiste
ren. Maar alle winst van 2,5 x zo
veel vaste rubrieken bedraagt, ge
relateerd aan die zendtijd toch
slechts 0,76%. Dat is niet veel, na
8 jaar. Jazz bleef een muziek van
minderheden, vermalen tussen
naar de gunst van de massa din
gende omroepen, dé popkuituur
en luisterdichtheids-cijfers. Het is
maar de vraag, of de jazz straks
bij de intrede van de 4e zender en
de ontkoppeling van AM- en FM-
zenders merkbaar zal worden be
gunstigd.
Onze buurlanden
Op basis van wat gebrekkiger
middelen inventariseerde ik de
jazz-programma's in België en
Duitsland. Omwille van de ruimte
moet ik daarover kort zijn. Daar
om maar de volgende vergelij
king: Nederland: jazz p. 2 weken
744 min. via 3 zenders, België: 163
min. via 3 zénders, de Bondsrepu
bliek 3070 min. via zo'n (ca.) 18
zenders waarvan sommige elkaar
op gezette tijden overlappen. Gi
gantische verschillen, die nog al
tijd het gevolg zijn van een afwij
kend omroepbestel, concurrentie
(tussen Duitse zenders) en het
feit, dat men de jazz elders een
geheel eigen plaats in het pro
grammapakket toebedeelt.
Kwaliteit belangrijk
Voor de ware jazz blues-fan
werpt die factor veel gewicht in
onze omroepschaal. Het rapport
wijdt dan ook ruime aandacht
aan kwaliteitscriteria als: in-
formatie-aktuaLiteit-presentatie-
uur van uitzending-variatie en
heet hangijzer! coördinatie
Vooral de eerste twee en laatstge
noemde acht ik bepalend voor de
gezamenlijke doelstelling van alle
Hilversumse jazz-rubrieken: het
gebeuren in jazz-heden- en verle
den zo optimaal mogelijk in
woord en, muziek aarr~de luiste
raar door te geven.
Wie speelt wat, waar, met wie,
wanneer, op welke plaats? Het is
een ijzeren behoefte van rechtge
aarde jazzfans, dét te weten en
zulke informatie stelt meters ho
gere eisen dan die welke door
gaans van opgewonden pop-DJ's
worden verlangd. Een goed voor
beeld is het dinsdagse 'Jazz
Blues', door Aad Bos en Michiel
de Ruyter in dialoog-vorm gepre
senteerd. De aktualiteit komt er
wat bekaaid af. Live-uitzendingen
plegen meestal e.en buitenlandse
jazz-coryfee tot inzet te hebben,
maar daarbij wordt de ^inbreng
van onze eigen musicis zowel die
van uiterst links als van de puris
ten wat verwaarloosd. De NOS-ru
briek Jazz in Aktie herhaalt het
Larenfestival maanden nadien in
tegraal, uit financieel oogmerk,
maar het is kwalitate qua te be
treuren. De kritische kanttekenin
gen in het rapport richten zich
voorts tegen de dwaze toestand op
de donderdagavond, waarop TROS
en AVRO elkaar binnen hetzelfde
zenduur beconcurreren en tegen
de ronduit ridicule overmaat aan
agenda (concert) mededelingen
waarbij men een vlotte kans loopt
4x binnen één week te vernemen,
dat Slide Hampton zaterdags in
Haarlem speelt. Over coördinatie
gesproken: wat dacht men van 2
NOS-jazzrubrieken (Jazz uit het
historisch archief en Bopthema's
en swingsessions) welke slechts
voorbehouden zijn aan jazz-wak-
kere huisvrouwen om 11 uur in de
ochtend? Presentatie, jawel:
VPRO en TROS mogen relatief
veel aan jazz doen, hun DJ's zon
digen op vaak pijnlijke wijze te
gen alle mogelijke vuistregels.
De blunder ('goof' in het jargon)
ligt immer op de loer, maar waar
ik een stukje muziek van (fluitis
te) Bobbi Humprey hoor aankon
digen als ZIJN versie van het
bopechtpaar Jackie Cain-Roy Krai
volstrekt onbekend blijkt te zijn,
muziek niet gerespecteerd wordt
blijkens de bijgeluiden van aller
lei aard en het gebruik van zowel
de Nederlandse als ,de Engelse
taal de luisteraar vaak klamme
handen bezorgt, dan denk ik wat
anderen met mij denken: weten
ze véél. Nóg meer anderen denken
helemaal niets, want zij luisteren
nooit naar jazz, althans niet be
wust.
Jazz-musici in de studio.