/lieland legt de dokter in de watten
lelijke kansen voor zwakzinnigen'
PO? OP
do plaat
anders gooien er een halfmiljoen (én elk jaar nog veertig mille) tegenaan
K. J. Mellema:
druk en
geïsoleerd
bestaan
ïopedagoog Van Gennep: Inrichting is nog steeds een soort ziekenhuis
Hoe zinnig is
zwakzinni
1
Niet domweg een
etiket opplakken
Emmylou Harris
heeft het
niet makkelijk
JW/KWARTET ZATERDAG 8 MAART 1975
BINNENLAND 17
>r JAN SLOOTHAAK
ILAND Op Vlieland heb-
e best wat voor hun dokter
Midden in de Dorpsstraat
t getimmerd en gemetseld
de dokterswoning. Vlieland
daar een half miljoen ge-
ischapsgeld tegenaan-
vertimmeren van de wo-
was één van de voorwaar-
ran dokter K. J. Mellema en
prouw (met twee kinderen,
van zes en één van drie)
ze twee jaar geleden de
;ijk overnamen. De Vlie-
irs zijn het daarmee eens.
okterswoning was ook niks
as trouwens al Jarenlang el-
k niets meer aan onderhoud
en dan kan Je natuurlijk
ferwachten dat' je uiteindelijk
kosten komt t e staan,
je dokter.
landers halen hun schouders
je vraagt of ze de dokter
uur vinden. Ook burgemeester
mbout, 'Het eiland is te klein
een particuliere praktijk. Er
duizend mensen. Zonder een
tun je hier toch moeilijk le-
zegt hij.
kter is een dure man voor de
inte. Behalve het huis krijgt
ik nog een jaarlijks 'gemeen
ds' van veertigduizend gul-
nclusief sociale lasten. (Daar-
rekent hij de gewone tarie-
poor zijn patiënten - J.S.)
de restauratie van de woning
daar jaarlijks aan rente en
ing nog eens een kleine zestig
bij. Omgerekend op jaarbasis
dokter Mellema voor rond ne-
duizend gulden op de ge-
elijke begroting genoteerd,
'voor het huis moet de dokter
•htduizend gulden huur beta-
legt de burgemeester, diesa-
met zijn secretariepersoneel
ook enkele gemeenteklassen
betaald wordt, dan op grond
ilzend inwoners zou mogen.
wtje
Acht mille, dat wist ik nog
egt dokter Mellema, als ik hem
euwtje' over zijn huishuur ver
dokter en zijn gezin wonen
jk in een nieuwbouwwijk. Die
r onder meer gebouwd omdat
ilandbewoners hun in trek zijn-
Hingen aan de Dorpsstraat aan
wielingen' hebben verkocht. De
houdt praktijk in het bejaar-
luis. Als tegen de zomer de
uratie van zijn huis achter de
trekken ze naar de Dorps-
is krankzinnig duur', vindt
Mellema zelf ook wel.
ten denkt dat het een paleis-
rdt, maar er zit toch niks
Waddeneilanden hebben het
soms moeilijk en wel in het
bijzonder: Vlieland en
Schiermonnikoog. Al was
het alleen al omdat ze hun
dokters duur moeten beta
len. 'Een particuliere prak
tijk op duizend inwoners
kan financieel niet. Daarom
is er voor de beide kleinste
eilanden een constructie be
dacht, waarbij de gemeente
raad een gemeentegenees
heer benoemt, die bij wijze
van toeslag op zijn particu
liere inkomsten, een extra
salaris krijgt'.
Burgemeester G. Rombout
van Vlieland vindt het een
foute bpel dat de gemeente
dat moet betalen. Rijk en
provincie Friesland betalen
niet meer mee, sinds er een
financiële verfijningsrege
ling voor de waddeneilanden
is. Vlieland krijgt door die
regeling een half miljoen en
krijgt uit particuliere bron
ook nog eens honderd
tachtigduizend gulden toe
ristenbelasting.
Is dat niet genoeg om de
dokter te betalen? Dat wel,
geeft de burgemeester toe.
Maar eilanden als Terschel
ling en Ameland hebben ge
noeg inwoners en hoeven
geen dokter te betalen om
hem een inkomen te garan
deren. Zij kunnen dat geld
anders gebruiken. De burge
meester, die ook nog onder
meer strandvonder, hoofd
van het eilander reddings
wezen, waarnemend kanton
rechter en PvdA-statenlid
van Friesland is, geeft grif
toe dat men met Vlieland
geen medelijden hoeft te
hebben. 'Maar daar vragen
we ook niet om'.
De gemeente heeft een
overschot van 170.000 gul
den met een post voor on
voorzien van zeventigdui
zend gulden. Dat is echter -
zo vindt de burgemeester -
heeft er niets mee te ma
ken. Het gaat om een stuk
gezondheidszorg toch eerder
een landelijke zaak dan een
gemeentelijke of anders een
zaak voor de ziekenfondsen.
Toch wil de gemeente niet
het risico lopen zonder dok
ter te zitten en is men be
reid een huisarts in de wat
ten te leggen.
K. J. Mellema: Iedereen denkt dat mijn huis een paleis wordt maar
toch zit er niks luxueus aan.
luxueus aan'. Er zijn een paar fac
toren die de kosten zo hoog opja
gen. Behalve als woonhuis doet het
pand ook dienst als praktijk, apo
theek en woning voor de assistent.
Assistent? 'Ja', in de zomer komen
hier veel gasten. Het eiland heeft
dan geen duizend maar tienduizend
inwoners.
Ook met al die gasten erbij kan.
een particuliere praktijk nog niet
uit, zegt hij. Je moet een gemeen
schap van minstens drieduizend in
woners hebben wil er voor huis-
arts-begrippen een 'bestaansmini
mum' inzitten. De opbrengst van de
zomergasten gaat voor een deel
naar de assistent. 'Ook met de zo
mergasten erbij en met dat salaris
als gemeentegeneesheer kom ik nog
onder het gemiddelde van de huis
artsen-praktijken'.
Naar hun zin
Dokter Mellema en zijn vrouw heb
ben het geweldig naar hun zin.
Ze zouden het maar niets vinden om
in een stad te wonen. Hun vorige
praktijk was ook nogal uitzonderlijk.
'Ik ben districtarts geweest in Noor
wegen, eerst in de buurt van Oslo en
later aan de westkust'. De functie is
wel 'n beetje vergelijkbaar met die op
Vlieland. Zo'n districtsarts wordt
deels door de Noorse staat betaald
om in een 'moeilijk gebied' te wer
ken. Daarmee houdt de vergelijking
dan ook op. Dokter Mellema had in
Noorwegen een gebied als half
Friesland met 4500 patiënten. 'Je
kon er drie per dag bezoeken. Hier
op Vlieland ben je binnen vijf mi
nuten bij iedereen'.
Hoe raak je als beginnend arts
verzeild in Noorwegen?
Nou, er studeerden in mijn tijd in
Groningen wel een tweehonderd
Noorse studenten. Ik heb in mijn
studietijd een poosje in een Noors
ziekenhuis gewerkt. Later zijn we er
voor vast naar toe gegaan. De re
den van de terugkeer was vooral
dat het dokters-echtpaar zijn kin
deren toch liever Nederlands dan
Noors wilde opvoeden. 'Maar als ik
niet bij een bezoek aan Nederland
toevallig gehoord had dat er op
Vlieland een praktijk vrij was, dan
waren onze kinderen misschien
toch wel Noors opgevoed'.
Dokter Mellema was één van ne
gentien sollicitanten. De meesten
schrokken zelf al terug. Er bleven
er twee over en van hen werd
dokter Mellema uitgekozen. Zijn
voorganger, dokter F. de Boer, is
vijftien jaar op Vlieland geweest.
Afknapper
'Iedereen knapte eigenlijk op het
huis af. Je kon er zo ook niet in',
zegt dokter Mellema. De restauratie
is ook nog extra duur omdat Vlie
land beschermd dorpsgezicht is en
Monumentenzorg er eisen aan stelt.
Daar staat tegenover dat het rijk
anderhalf ton van die half miljoen
beta'alt uit de pot voor aanvullend
werk. De restauratie is helemaal
geregeld in overleg met de genees
kundig inspecteur in Friesland, dr.
H. T. Kijlstra. De dokter heeft ook
speciale apparatuur om gegevens
van hartpatiënen naar de wal over
te seinen en om röntgenfoto's te
maken.
'Als het huis straks klaar is gaan
we zelf boven .wonen. Je kunt dan
zo over de dijk op het wad uitkij
ken', zegt mevrouw Mellema. Ook
zij is helemaal bij de praktijk be
trokken. 'dat vind ik ook wel fijn.
Voor een vrouw is er hier op het
eiland niet zo veel te doen. De
mannen kunnen nog gaan jagen',
zegt ze.
Huisarts zijn op een eiland heeft
trouwens zo zijn nadelige kant. 'Je
staat voor alles alleen. Je bent ook
school- en controlerend arts en ze
komen ook nog met de kleine huis
dieren bij je. Maar dat vindt ik
Juist wel leuk hoor'.
Nog geen politiek
Als de dokter een autoritje met zijn
vrouw over het eiland wil maken,
geeft dat al problemen. Er moet
iemand opgescharreld worden om
bij de telefoon te waken. De dokter
moet elke seconde bereikbaar zijn.
Dat heeft trouwens nogal wat voe
ten in de aarde gehad. De normale
PTT-apparatuur (semafoon, mobi
lofoon) functioneert niet goed om
dat de duinen 'in de weg' staan.
Daarom is de dokter nu waar
schijnlijk de enige Nederlandse
burger die opgeroepen mag worden
via het politiesysteem, dat op Vlie
land het hele eiland bestrijkt vanaf
de vuurtoren.
Ook een last
Die noodzaak om elk moment vind
baar en paraat te zijn, is ook wel
een last, vindt de dokter. Hij kan
nooit weg. Dat kan pas verant
woord als er eerst een vervanger is
gearriveerd. Volgens een contract
heeft de dokter een weekend per
maand vrij. 'Maar dan moet ik wel
een vervanger hebben en daardoor
is het er tot nu toe niet van geko
men. Ik probeer een regeling te
treffen met militaire artsen op de
vliegbasis Leeuwarden'. Dokter Mel
lema is zelf ook een beetje militair
arts. De militairen op Vlieland zijn
op hem aangewezen.
groep in onze samenleving is zo onmondig als de groep der zwakzinnigen. Geen groep ook lijkt
nig in staat tot mondigheid als deze groep- Dit schrijft dr. A. T. G. van Gennep in zijn boekje
zinnigheid als maatschappelijk probleem'. Van Gennep, orthopedagoog, is verbonden aan het
im voor geestelijk gehandicapten Eemeroord in Baarn en aan het orthopedagogisch instituut
Universiteit van Amsterdam.
boekje (een uitgave van
Meppel) rekent de schrijver
de verouderde ideologie, die
ikzinnige nog als een onver-
iaar 'natuurwezen' ziet, dat
maar verzorging en verple-
odig heeft. In plaats daarvan
Tan Gennep voor het ontwik
model: de zwakzinnige is
kan tot ontwikkeling
en zo relatief mondig wor-
>it model heeft als conse-
dat de zwakzinnige even-
cht op de maatschappij heeft
er ander. De zwakzinnigenin-
3ls instituut zal dus moe-
'dwijnen. Daar dit echter op
ermijn niet haalbaar is, stelt
overgangsfase een ontwikke-
ïichte leerinrichting voor,
in verarming van de werke-
i, maar een gewone leef-
jkheid, waarin iets te leren
eigenlijk zwakzinnigheid? In
ekje haalt Van Gennep een
Ie aan uit het in 1959 ver-
o handboek van de Ameri-
ssociation on Mental Defi-
(AAMD). In voorzichtige be
ogen wordt daar gesteld, dat
jnigheid is: het beneden ge-
algemeen intellectueel
neren, dat ontstaat tijdens
Wikkelingsperiode (van een
en dat samengaat met be
ing van het aanpassingsge-
Benedengemiddeld wil con-
eggen: een intelligentie-quo-
'ger dan 84/85 en met aan-
pgedrag wordt bedoeld de
iteit van de aanpassing aan
eke en sociale eisen van het
n Gennep zegt desgevraagd:
dat. ik wist wat zwakzinnig-
s- Ik heb in mijn boekje
definitie gegeven, maar dat
ser een beginpunt dan een
ijving van wat zwakzinnig-
lenlijk is. Ik geloof name-
al te zeer de term zwakzin-
gebruikt is als een etiket
°P iemand plakt, die op de
andere manier uit de sa-
bg valt. Dat uitvallen geldt
oral op het gebied van het
tuele functioneren, maar
Een serie artikelen over zwak
zinnigenzorg in Nederland
door Cisca Dresselhuys en
Kees de Leeuw
ook wel in andere opzichten. Men
gaat dan een naam geven aan dat
uitvallen en in het ene geval zijn
dat dan deliquenten en in het an
dere psychiatrische patiënten of
zwakzinnigen. Er wordt domweg
een etiket opgeplakt en vervolgens
gedacht dat zo'n etiket alles zegt
over die mens. Hij wordt daardoor
bestempeld en op dat moment krijg
je een stigmatisering brandmer
ken binnen de samenleving met
als risico uitstoting'.
Over de titel van zijn boekje
'Zwakzinnigheid als maatschappe
lijk probleem' zegt hij dit met opzet
zo te hebben gekozen om te laten
zien, dat behalve de biologische
factoren, waarop men het meestal
gooit, er ook een groot aantal
maatschappelijke kanten aan die
zwakzinnigheid zitten. 'Ik heb daar
om bewust eenzijdig de zwakzinnig
heid vanuit die invalshoek bena
derd om daarmee duidelijk te ma
ken, dat bet misschien wel groten
deels een maatschappelijk probleem
is. Met name bij de licht-zwakzin-
nigen. De samenleving ervaart het
als een probleem, want anders be
stonden ze niet, zou je kunnen
zeggen, maar de oplossing wordt
niet gezocht in integratie maar
vaak in uitstoting. Opbergen. Dat
hoeft niet altijd in een inrichting
te zijn, want ook bij een zwakzin
nige die thuis verblijft zie je vaak
een maatschappelijk isolement ont
staan rond het betrokken gezin.
Niet zozeer vanuit dat gezin als wel
vanuit de samenleving. Er wordt
dan geredeneerd: je moet daar een
beetje uit de buurt blijven, want
wie weet wat ze daar doen'.
Van Gennep gaat er vanuit, dat de
zwakzinnige mens is als de andere
mensen. Bij, hem is sprake van een
variatie van mens-zijn, zoals bij
ons allemaal. Hij is anders op de
wijze waarop wij allen anders zijn,
omdat we uniek zijn. Evenals bij
ons is de opvoeding bij hem gericht
óp verandering, ook in de zin van
op een hoger niveau brengen. Ook
bij hem is ontwikkeling mogelijk.
Hiermee is de principiële mogelijk
heid tot mondigheid gegeven, waar
bij bedacht moet worden, dat mon
digheid betrekkelijk is. Ieder op
groeiend. kind wordt geleidelijk
steeds mondiger en niet van on
mondig opeens mondig.
Mondigheid
De zwakzinnigeninrichting echter,
zoals die nu functioneert, belem
mert de ontwikkeling tot mondig
heid. Deze belemmering wordt in
standgehouden door de structuur
van de inrichting, terwijl verande
ring van die structuur wordt tegen
gehouden door bepaalde machten en
belangen. Van Gennep: 'Een in
richting is nog steeds een soort
ziekenhuis en valt als zodanig on
der volksgezondheid. Je wordt er in
eerste instantie verpleegd, want je
bent nu eenmaal ziek. Anders word
je niet opgenomen. Dat houdt in,
dat zo'n inrichting qua structuur is
opgezet als een ziekenhuis met me
dici, verpleegkundigen en patiën
ten. Dat heeft tot gevolg, dat men
meer geïnteresseerd is in licha
melijke verzorging, een stuk hygië
ne, kortom het verplegen dan dat
de behandeling gericht is op het
ontplooien van het menselijk zijn.
Als je die structuur wilt gaan ver
anderen, dan jaag je de groep me
dici en verpleegkundigen in de gor
dijnen, want zij worden in hun
functie bedreigd. Je bent nu een
maal verpleger bijvoorbeeld en als
je iets anders moet gaan werken,
wordt dat als een bedreiging ervaren.
Nu ligt dat probleem bij de jonge
ren niet zo sterk, want zij zien
zichzelf meer als groepsleiders dan
als verplegers, maar bij de ouderen
en dan met name bij het leidingge
vend personeel is er een krampach
tig verzet tegen deze veranderingen
met als gevolg vaak ernstige con
flicten binnen zo'n instituut'.
'Wat die belemmering betreft, men
heeft gedacht: het zijn zwakzinni
gen. Dat is een heel ander soort
mensen, waar we iets heel anders
mee moeten doen. Die horen niet
in huizen, zoals wij. Nee, die gaan
we apart zetten in paviljoens waar
ze geen kwaad kunnen en goed in
de gaten kunnen worden gehouden.
Dat verarmt natuurlijk enorm de
ervaringswereld van de mensen die
daar verblijven. Als wij zelf in zo'n
paviljoen zouden zitten, wie weet
wat er van ons werd. We zouden op
den duur ook een stuk zwakzinnig
worden. De structuur van pavil
joens, van in die groepen leven en
het toch opgesloten zitten in zo'n
grote eenheid een soort ghetto
dat alles is een verarming van
wat zich in de samenleving af
speelt. En dat betekent een bedrei
ging van de ontplooiing van de
mensen die daar zijn en die we
zwakzinnig noemen. Die structuur
zou moeten verdwijnen. Vandaar
ook dat idee van Dennendal die
verdunningsgedachte om mensen
die dat willen, bij de zwakzinnigen
te laten wonen. Dat is eigenlijk de
inrichting opheffen. Althans, als je
dan toch nog een inrichting wilt
hebben, maak die dan zo. Ik vind
het een bijzonder goed idee'.
Echt
Net zoals bijvoorbeeld Carel Muller
wijst ook dr Van Gennep het me
disch model af en kiest in plaats
daarvan voor het ontwikkelingsmo
del, dat als basis hee>t: alle zwak
zinnigen hebben mogelijkheden tot
Dr. A. T. G. van Gennep: Ik wou
dat ik wist wat zwakzinnigheid
groei, ontwikkeling en leren. Van
Gennep: 'De inrichting is een ver
ouderd instituut, waar relaties op
een laag pitje staan, omdat men
meer verpleegtechnisch bezig is dan
echt opvoedend. Dat betekent dat
de zwakzinnigen de kans niet krij
gen om deel te nemen aan deze
samenleving. Ik zeg: laat ze deel
nemen naar de mate van hun mo
gelijkheden en breng die mogelijk
heden tot ontwikkeling. Als iemand
dan niet wil, hoeft het niet, maar
hij moet wel de kans daartoe krij
gen. En die kans krijg je onder
meer door in een milieu te wonen
dat daarop inschiet. Het is een
recht mee te kunnen doen en je
omgeving niet meer te laten aan
passen dan strikt nodig is'.
Inrichtingen staan de laatste jaren
sterk in de belangstelling en zijn
aan veel kritiek onderhevig. Dit
geldt niet alleen voor de zwakzin
nigeninrichting, maar ook voor de
psychiatrische. De kritiek op de
zwakzinnigeninrichting is vooral
kritiek op het verzorgings- en ver-
plegingskarakter van deze 'pakhui
zen' voor zwakzinnigen, schrijft
Van Gennep in zijn boekje. Uit die
kritiek is onder meer de ontwikke
lingsvisie, zoals hij dit voorstaat,
naar voren gekomen, waarbij de
nadruk komt te liggen op wat een
zwakzinnige kan en wat hij kan
leren, waarbij leren niet staat voor
geprogrammeerd onderwijs, maar
voor het opdoen van ervaringen in
zo ruim mogelijke zin; die verwer
ken, waarna er een verandering
optreedt. Het hoeft nauwelijks
nog betoog, dat het realiseren van
dit ontwikkelingsmodel met ver
werping van het medisch model
in de inrichtingen spanningen op
roept, die niet altijd binnengehou
den kunnen worden. Men hoeft in
dit verband slechts Dennendal en
Eemeroord 'te noemen, waar respec
tievelijk ürs. Carel Muller en dr. A.
Eggink zich inzetten voor het ver
werkelijken van deze ontwikke
lingsvisie en hierbij, zoals Van
Gennep het formuleert, op verzet
stootten van aanhangers van het
medisch model, zoals bijvoorbeeld
verpleegkundigen en medici.
Dr. Van Gennep: 'Principieel is het
inderdaad op het verzet van de
laatsten stukgelopen. Men wil het
onder volksgezondheid houden, ter
wijl het in feite helemaal geen
volksgezondheid is, maar een stuk
maatschappelijke begeleiding. Van
daar dat ik er ook voor pleit om
het bij CRM onder te brengen. Het
is toch typisch dat CRM wel de
dagverblijven en de gezinsvervan
gende tehuizen doet en niet de
inrichtingen. Daarnaast hebben na
tuurlijk ook persoonlijke zaken een
rol gespeeld, maar daar kan ik niet
over oordelen, omdat ik er niet bij
ben geweest.
Morele eis
Op de vraag 'of het toch mogelijk is
een dergelijke visie binnen de in
richting te realiseren, kan ik alleen
maar zeggen: 'het zal móeten. De
zwakzinnige moet dezelfde kansen
krijgen als alle andere mensen. Ik
vind het gewoon een morele eis.
Nieuwe conflicten zullen er dan in
de toekomst wel misschien inzitten,
maar ik hoop dat iedereen ervan
geleerd heeft en dit proces toch
wordt doorgezet. Met name in het
buitenland is men hard bezig met
veranderingen. In Nederland zelf is
er een soort adempauze, heb ik het
idee, om te kijken hoe het allemaal
valt en welke kant het uitgaat.. Er
wordt pas op de plaats gemaakt'.
Ogenschijnlijk is het dus rustig in
de inrichtingen, maar dat neemt
niet weg, dat daarbinnen hier en
daar voorzichtig geprobeerd wordt
veranderingen door te voeren.
door Willem-Ian Martin
De popmuziek heeft altijd een
zeker odium van progressiviteit
gehad. Hoewel dit nog is
gebaseerd op een gelijkstellen
van afwijkende uiterlijke
vormen en vooruitstrevendheid,
is het anderzijds bijvoorbeeld
wel zo. dat iets als een Jaar Van
De Vrouw in het popwezen een
volslagen ondenkbare
construktie is. Immers, van meet
af aan hebben de dames vrolijk
hun partijtje meegeblazen,
zonder noemenswaardige
problemen, zonder ook een
officiële commissie van
deskundologen inzake
emancipatie-aangelegenheden.
Natuurlijk liggen de zaken op
maatschappelijk terrein
enigszins ingewikkelder, maar
niettemin precies,1 ja.
Dat op deze plaats dan toch over
een Jaar Van De Vrouw
gesproken wordt, heeft minder
te maken met de plotselinge
collectieve aandacht voor het
vrouwelijk deel van de
mensheid, als wel hiermee, dat
het in elk geval een handige
term is om aah te duiden, dat
binnen het popwezen de dames
zich momenteel weer flink
roeren en dat de trend, die zich
het afgelopen jaar reeds
opvallend ontwikkelde, in '75
best eens voor de nodige
knetterende uitschieters zou
kunnen gaan zorgen.
De eerste, niet mis te verstane
tekenen zijn er al. Een beetje
aarzelend misschien nog in de
vorm van de doorbraak van
Maria Muldaur: wie oren aan
zijn hoofd heeft, zal de
swingende produktie van het
trio Labelle niet zijn ontgaan,
terwijl de VS zo juist is
platgegaan voor Linda Ronstadt,
een prima juf uit het Eagles-
syndicaat. Intussen lopen de
gezusters Anna en Kate
McGarrigle, van wier hand we al
enige schrijnende werkjes
mochten beluisteren op de
jongste elpees van Muldaur en
Ronstadt, zich warm langs de
zijlijn en is daar als-tastbaar-
wapenfeit-voor-het-moment
de elpee Pieces Of The Sky
(Reprise REP 54037), het eerste
officiële solo-werkstuk van
Emmylou Harris, die eerder
hartverscheurend 'harmonieerde'
op de beide platen van 'the late'
Gram Parsons.
De laatste toevoeging maakt
duidelijk, waar het muzikale
zwaartepunt gezocht moet
worden. Emmylou Harris richt
zich vooral op de golvende
weiden en kabbelende
bergbeken, country-muziek dus,
met enige afwisseling in de
vorm van een incidenteel
stemmig nummertje uit andere
regionen (het 'folkerige' Before
Believing, For No One van
Lennon en McCartney). De
country heeft Parsons-achtige
kwaliteiten, hetgeen mag duiden
op een in het algemeen uiterst
schrijnende aanpak, die zich dan
ook niet leent voor roerig
feestwerk en soortgelijke
extraverte aangelegenheden
(alles op zijn tijd), maar
geconsumeerd moet worden in
momenten van bezinning,
verdriet of teleurstelling.
De heel precieze, subtiele
instrumentatie en de
oiitroerende, elke nuance
moeiteloos treffende vokalen
van Emmylou creëren een sfeer
van troost en versterking, het
idee dat er kennelijk meer
mensen zijn voor wie het leven
niet altijd een lolletje is en dat
het af en toe behoorlijk tobben
geblazen is. Slapeloze nachten
(Sleepless Nights), de fles die
het verdriet niet meer kan keren
(Bottle Let Me Down),
kapotlopende verhoudingen (Too
Far Gone), trieste
jeugdherinneringen (Coat Of
Many Colors), Emmylou heeft
het ook niet makkelijk, en dat
lucht op: gedeelde smart is nog
altijd halve smart.
Vrolijk
Goed, tranen drogen, het hoofd
in de nek en verder met de
debuutelpee van Bonaroo
(Warner Bros BS 2838), een van
de vrolijkste verrassingen van de
Warner Bros Music Show,
waarover in deze krant destijds
het nodige geschreven is.
Ondermeer heette het toen, dat
deze groep vooralsnog in een te
grote veelheid van stijlen bleef
steken, waarvoor met name het
ndg te korte bijeenzijn van dit
groepje mensen met zoveel
verschillende achtergronden
verantwoordelijk werd gehouden.
De elpee nu dateert nog van
vóór de concerten en dus is het
duidelijk, dat het probleem van
het ontbreken van een eigen
geluid ook hier aanwezig is. Dat
hoeft echter geen totale
veroordeling van dit eerste stuk
Bonaroo in te houden,
integendeel: de afzonderlijke
stijlen worden wel-met zoveel
vakmanschap aangepakt, dat er
regelmatig vrij behoorlijk
resultaat wordt geboekt (Sally
Ann, Don't Tread On Me, Let's
Go Down To The River), en
anderzijds in de afdeling
Toekomstperspectieven moeite
loos staande kan worden
gehouden, dat met zulk een
potentieel een meer eigen
karakter er wel móet komen.
Het restant van de week
tenslotte: de eerste solo-elpee
van Stanley Clarke (voor de
jazz-freaks) en Cold On The
Shoulder door Gordon Lightfoot.
Best aardig.