/lieland legt de dokter in de watten lelijke kansen voor zwakzinnigen' PO? OP do plaat anders gooien er een halfmiljoen (én elk jaar nog veertig mille) tegenaan K. J. Mellema: druk en geïsoleerd bestaan ïopedagoog Van Gennep: Inrichting is nog steeds een soort ziekenhuis Hoe zinnig is zwakzinni 1 Niet domweg een etiket opplakken Emmylou Harris heeft het niet makkelijk JW/KWARTET ZATERDAG 8 MAART 1975 BINNENLAND 17 >r JAN SLOOTHAAK ILAND Op Vlieland heb- e best wat voor hun dokter Midden in de Dorpsstraat t getimmerd en gemetseld de dokterswoning. Vlieland daar een half miljoen ge- ischapsgeld tegenaan- vertimmeren van de wo- was één van de voorwaar- ran dokter K. J. Mellema en prouw (met twee kinderen, van zes en één van drie) ze twee jaar geleden de ;ijk overnamen. De Vlie- irs zijn het daarmee eens. okterswoning was ook niks as trouwens al Jarenlang el- k niets meer aan onderhoud en dan kan Je natuurlijk ferwachten dat' je uiteindelijk kosten komt t e staan, je dokter. landers halen hun schouders je vraagt of ze de dokter uur vinden. Ook burgemeester mbout, 'Het eiland is te klein een particuliere praktijk. Er duizend mensen. Zonder een tun je hier toch moeilijk le- zegt hij. kter is een dure man voor de inte. Behalve het huis krijgt ik nog een jaarlijks 'gemeen ds' van veertigduizend gul- nclusief sociale lasten. (Daar- rekent hij de gewone tarie- poor zijn patiënten - J.S.) de restauratie van de woning daar jaarlijks aan rente en ing nog eens een kleine zestig bij. Omgerekend op jaarbasis dokter Mellema voor rond ne- duizend gulden op de ge- elijke begroting genoteerd, 'voor het huis moet de dokter •htduizend gulden huur beta- legt de burgemeester, diesa- met zijn secretariepersoneel ook enkele gemeenteklassen betaald wordt, dan op grond ilzend inwoners zou mogen. wtje Acht mille, dat wist ik nog egt dokter Mellema, als ik hem euwtje' over zijn huishuur ver dokter en zijn gezin wonen jk in een nieuwbouwwijk. Die r onder meer gebouwd omdat ilandbewoners hun in trek zijn- Hingen aan de Dorpsstraat aan wielingen' hebben verkocht. De houdt praktijk in het bejaar- luis. Als tegen de zomer de uratie van zijn huis achter de trekken ze naar de Dorps- is krankzinnig duur', vindt Mellema zelf ook wel. ten denkt dat het een paleis- rdt, maar er zit toch niks Waddeneilanden hebben het soms moeilijk en wel in het bijzonder: Vlieland en Schiermonnikoog. Al was het alleen al omdat ze hun dokters duur moeten beta len. 'Een particuliere prak tijk op duizend inwoners kan financieel niet. Daarom is er voor de beide kleinste eilanden een constructie be dacht, waarbij de gemeente raad een gemeentegenees heer benoemt, die bij wijze van toeslag op zijn particu liere inkomsten, een extra salaris krijgt'. Burgemeester G. Rombout van Vlieland vindt het een foute bpel dat de gemeente dat moet betalen. Rijk en provincie Friesland betalen niet meer mee, sinds er een financiële verfijningsrege ling voor de waddeneilanden is. Vlieland krijgt door die regeling een half miljoen en krijgt uit particuliere bron ook nog eens honderd tachtigduizend gulden toe ristenbelasting. Is dat niet genoeg om de dokter te betalen? Dat wel, geeft de burgemeester toe. Maar eilanden als Terschel ling en Ameland hebben ge noeg inwoners en hoeven geen dokter te betalen om hem een inkomen te garan deren. Zij kunnen dat geld anders gebruiken. De burge meester, die ook nog onder meer strandvonder, hoofd van het eilander reddings wezen, waarnemend kanton rechter en PvdA-statenlid van Friesland is, geeft grif toe dat men met Vlieland geen medelijden hoeft te hebben. 'Maar daar vragen we ook niet om'. De gemeente heeft een overschot van 170.000 gul den met een post voor on voorzien van zeventigdui zend gulden. Dat is echter - zo vindt de burgemeester - heeft er niets mee te ma ken. Het gaat om een stuk gezondheidszorg toch eerder een landelijke zaak dan een gemeentelijke of anders een zaak voor de ziekenfondsen. Toch wil de gemeente niet het risico lopen zonder dok ter te zitten en is men be reid een huisarts in de wat ten te leggen. K. J. Mellema: Iedereen denkt dat mijn huis een paleis wordt maar toch zit er niks luxueus aan. luxueus aan'. Er zijn een paar fac toren die de kosten zo hoog opja gen. Behalve als woonhuis doet het pand ook dienst als praktijk, apo theek en woning voor de assistent. Assistent? 'Ja', in de zomer komen hier veel gasten. Het eiland heeft dan geen duizend maar tienduizend inwoners. Ook met al die gasten erbij kan. een particuliere praktijk nog niet uit, zegt hij. Je moet een gemeen schap van minstens drieduizend in woners hebben wil er voor huis- arts-begrippen een 'bestaansmini mum' inzitten. De opbrengst van de zomergasten gaat voor een deel naar de assistent. 'Ook met de zo mergasten erbij en met dat salaris als gemeentegeneesheer kom ik nog onder het gemiddelde van de huis artsen-praktijken'. Naar hun zin Dokter Mellema en zijn vrouw heb ben het geweldig naar hun zin. Ze zouden het maar niets vinden om in een stad te wonen. Hun vorige praktijk was ook nogal uitzonderlijk. 'Ik ben districtarts geweest in Noor wegen, eerst in de buurt van Oslo en later aan de westkust'. De functie is wel 'n beetje vergelijkbaar met die op Vlieland. Zo'n districtsarts wordt deels door de Noorse staat betaald om in een 'moeilijk gebied' te wer ken. Daarmee houdt de vergelijking dan ook op. Dokter Mellema had in Noorwegen een gebied als half Friesland met 4500 patiënten. 'Je kon er drie per dag bezoeken. Hier op Vlieland ben je binnen vijf mi nuten bij iedereen'. Hoe raak je als beginnend arts verzeild in Noorwegen? Nou, er studeerden in mijn tijd in Groningen wel een tweehonderd Noorse studenten. Ik heb in mijn studietijd een poosje in een Noors ziekenhuis gewerkt. Later zijn we er voor vast naar toe gegaan. De re den van de terugkeer was vooral dat het dokters-echtpaar zijn kin deren toch liever Nederlands dan Noors wilde opvoeden. 'Maar als ik niet bij een bezoek aan Nederland toevallig gehoord had dat er op Vlieland een praktijk vrij was, dan waren onze kinderen misschien toch wel Noors opgevoed'. Dokter Mellema was één van ne gentien sollicitanten. De meesten schrokken zelf al terug. Er bleven er twee over en van hen werd dokter Mellema uitgekozen. Zijn voorganger, dokter F. de Boer, is vijftien jaar op Vlieland geweest. Afknapper 'Iedereen knapte eigenlijk op het huis af. Je kon er zo ook niet in', zegt dokter Mellema. De restauratie is ook nog extra duur omdat Vlie land beschermd dorpsgezicht is en Monumentenzorg er eisen aan stelt. Daar staat tegenover dat het rijk anderhalf ton van die half miljoen beta'alt uit de pot voor aanvullend werk. De restauratie is helemaal geregeld in overleg met de genees kundig inspecteur in Friesland, dr. H. T. Kijlstra. De dokter heeft ook speciale apparatuur om gegevens van hartpatiënen naar de wal over te seinen en om röntgenfoto's te maken. 'Als het huis straks klaar is gaan we zelf boven .wonen. Je kunt dan zo over de dijk op het wad uitkij ken', zegt mevrouw Mellema. Ook zij is helemaal bij de praktijk be trokken. 'dat vind ik ook wel fijn. Voor een vrouw is er hier op het eiland niet zo veel te doen. De mannen kunnen nog gaan jagen', zegt ze. Huisarts zijn op een eiland heeft trouwens zo zijn nadelige kant. 'Je staat voor alles alleen. Je bent ook school- en controlerend arts en ze komen ook nog met de kleine huis dieren bij je. Maar dat vindt ik Juist wel leuk hoor'. Nog geen politiek Als de dokter een autoritje met zijn vrouw over het eiland wil maken, geeft dat al problemen. Er moet iemand opgescharreld worden om bij de telefoon te waken. De dokter moet elke seconde bereikbaar zijn. Dat heeft trouwens nogal wat voe ten in de aarde gehad. De normale PTT-apparatuur (semafoon, mobi lofoon) functioneert niet goed om dat de duinen 'in de weg' staan. Daarom is de dokter nu waar schijnlijk de enige Nederlandse burger die opgeroepen mag worden via het politiesysteem, dat op Vlie land het hele eiland bestrijkt vanaf de vuurtoren. Ook een last Die noodzaak om elk moment vind baar en paraat te zijn, is ook wel een last, vindt de dokter. Hij kan nooit weg. Dat kan pas verant woord als er eerst een vervanger is gearriveerd. Volgens een contract heeft de dokter een weekend per maand vrij. 'Maar dan moet ik wel een vervanger hebben en daardoor is het er tot nu toe niet van geko men. Ik probeer een regeling te treffen met militaire artsen op de vliegbasis Leeuwarden'. Dokter Mel lema is zelf ook een beetje militair arts. De militairen op Vlieland zijn op hem aangewezen. groep in onze samenleving is zo onmondig als de groep der zwakzinnigen. Geen groep ook lijkt nig in staat tot mondigheid als deze groep- Dit schrijft dr. A. T. G. van Gennep in zijn boekje zinnigheid als maatschappelijk probleem'. Van Gennep, orthopedagoog, is verbonden aan het im voor geestelijk gehandicapten Eemeroord in Baarn en aan het orthopedagogisch instituut Universiteit van Amsterdam. boekje (een uitgave van Meppel) rekent de schrijver de verouderde ideologie, die ikzinnige nog als een onver- iaar 'natuurwezen' ziet, dat maar verzorging en verple- odig heeft. In plaats daarvan Tan Gennep voor het ontwik model: de zwakzinnige is kan tot ontwikkeling en zo relatief mondig wor- >it model heeft als conse- dat de zwakzinnige even- cht op de maatschappij heeft er ander. De zwakzinnigenin- 3ls instituut zal dus moe- 'dwijnen. Daar dit echter op ermijn niet haalbaar is, stelt overgangsfase een ontwikke- ïichte leerinrichting voor, in verarming van de werke- i, maar een gewone leef- jkheid, waarin iets te leren eigenlijk zwakzinnigheid? In ekje haalt Van Gennep een Ie aan uit het in 1959 ver- o handboek van de Ameri- ssociation on Mental Defi- (AAMD). In voorzichtige be ogen wordt daar gesteld, dat jnigheid is: het beneden ge- algemeen intellectueel neren, dat ontstaat tijdens Wikkelingsperiode (van een en dat samengaat met be ing van het aanpassingsge- Benedengemiddeld wil con- eggen: een intelligentie-quo- 'ger dan 84/85 en met aan- pgedrag wordt bedoeld de iteit van de aanpassing aan eke en sociale eisen van het n Gennep zegt desgevraagd: dat. ik wist wat zwakzinnig- s- Ik heb in mijn boekje definitie gegeven, maar dat ser een beginpunt dan een ijving van wat zwakzinnig- lenlijk is. Ik geloof name- al te zeer de term zwakzin- gebruikt is als een etiket °P iemand plakt, die op de andere manier uit de sa- bg valt. Dat uitvallen geldt oral op het gebied van het tuele functioneren, maar Een serie artikelen over zwak zinnigenzorg in Nederland door Cisca Dresselhuys en Kees de Leeuw ook wel in andere opzichten. Men gaat dan een naam geven aan dat uitvallen en in het ene geval zijn dat dan deliquenten en in het an dere psychiatrische patiënten of zwakzinnigen. Er wordt domweg een etiket opgeplakt en vervolgens gedacht dat zo'n etiket alles zegt over die mens. Hij wordt daardoor bestempeld en op dat moment krijg je een stigmatisering brandmer ken binnen de samenleving met als risico uitstoting'. Over de titel van zijn boekje 'Zwakzinnigheid als maatschappe lijk probleem' zegt hij dit met opzet zo te hebben gekozen om te laten zien, dat behalve de biologische factoren, waarop men het meestal gooit, er ook een groot aantal maatschappelijke kanten aan die zwakzinnigheid zitten. 'Ik heb daar om bewust eenzijdig de zwakzinnig heid vanuit die invalshoek bena derd om daarmee duidelijk te ma ken, dat bet misschien wel groten deels een maatschappelijk probleem is. Met name bij de licht-zwakzin- nigen. De samenleving ervaart het als een probleem, want anders be stonden ze niet, zou je kunnen zeggen, maar de oplossing wordt niet gezocht in integratie maar vaak in uitstoting. Opbergen. Dat hoeft niet altijd in een inrichting te zijn, want ook bij een zwakzin nige die thuis verblijft zie je vaak een maatschappelijk isolement ont staan rond het betrokken gezin. Niet zozeer vanuit dat gezin als wel vanuit de samenleving. Er wordt dan geredeneerd: je moet daar een beetje uit de buurt blijven, want wie weet wat ze daar doen'. Van Gennep gaat er vanuit, dat de zwakzinnige mens is als de andere mensen. Bij, hem is sprake van een variatie van mens-zijn, zoals bij ons allemaal. Hij is anders op de wijze waarop wij allen anders zijn, omdat we uniek zijn. Evenals bij ons is de opvoeding bij hem gericht óp verandering, ook in de zin van op een hoger niveau brengen. Ook bij hem is ontwikkeling mogelijk. Hiermee is de principiële mogelijk heid tot mondigheid gegeven, waar bij bedacht moet worden, dat mon digheid betrekkelijk is. Ieder op groeiend. kind wordt geleidelijk steeds mondiger en niet van on mondig opeens mondig. Mondigheid De zwakzinnigeninrichting echter, zoals die nu functioneert, belem mert de ontwikkeling tot mondig heid. Deze belemmering wordt in standgehouden door de structuur van de inrichting, terwijl verande ring van die structuur wordt tegen gehouden door bepaalde machten en belangen. Van Gennep: 'Een in richting is nog steeds een soort ziekenhuis en valt als zodanig on der volksgezondheid. Je wordt er in eerste instantie verpleegd, want je bent nu eenmaal ziek. Anders word je niet opgenomen. Dat houdt in, dat zo'n inrichting qua structuur is opgezet als een ziekenhuis met me dici, verpleegkundigen en patiën ten. Dat heeft tot gevolg, dat men meer geïnteresseerd is in licha melijke verzorging, een stuk hygië ne, kortom het verplegen dan dat de behandeling gericht is op het ontplooien van het menselijk zijn. Als je die structuur wilt gaan ver anderen, dan jaag je de groep me dici en verpleegkundigen in de gor dijnen, want zij worden in hun functie bedreigd. Je bent nu een maal verpleger bijvoorbeeld en als je iets anders moet gaan werken, wordt dat als een bedreiging ervaren. Nu ligt dat probleem bij de jonge ren niet zo sterk, want zij zien zichzelf meer als groepsleiders dan als verplegers, maar bij de ouderen en dan met name bij het leidingge vend personeel is er een krampach tig verzet tegen deze veranderingen met als gevolg vaak ernstige con flicten binnen zo'n instituut'. 'Wat die belemmering betreft, men heeft gedacht: het zijn zwakzinni gen. Dat is een heel ander soort mensen, waar we iets heel anders mee moeten doen. Die horen niet in huizen, zoals wij. Nee, die gaan we apart zetten in paviljoens waar ze geen kwaad kunnen en goed in de gaten kunnen worden gehouden. Dat verarmt natuurlijk enorm de ervaringswereld van de mensen die daar verblijven. Als wij zelf in zo'n paviljoen zouden zitten, wie weet wat er van ons werd. We zouden op den duur ook een stuk zwakzinnig worden. De structuur van pavil joens, van in die groepen leven en het toch opgesloten zitten in zo'n grote eenheid een soort ghetto dat alles is een verarming van wat zich in de samenleving af speelt. En dat betekent een bedrei ging van de ontplooiing van de mensen die daar zijn en die we zwakzinnig noemen. Die structuur zou moeten verdwijnen. Vandaar ook dat idee van Dennendal die verdunningsgedachte om mensen die dat willen, bij de zwakzinnigen te laten wonen. Dat is eigenlijk de inrichting opheffen. Althans, als je dan toch nog een inrichting wilt hebben, maak die dan zo. Ik vind het een bijzonder goed idee'. Echt Net zoals bijvoorbeeld Carel Muller wijst ook dr Van Gennep het me disch model af en kiest in plaats daarvan voor het ontwikkelingsmo del, dat als basis hee>t: alle zwak zinnigen hebben mogelijkheden tot Dr. A. T. G. van Gennep: Ik wou dat ik wist wat zwakzinnigheid groei, ontwikkeling en leren. Van Gennep: 'De inrichting is een ver ouderd instituut, waar relaties op een laag pitje staan, omdat men meer verpleegtechnisch bezig is dan echt opvoedend. Dat betekent dat de zwakzinnigen de kans niet krij gen om deel te nemen aan deze samenleving. Ik zeg: laat ze deel nemen naar de mate van hun mo gelijkheden en breng die mogelijk heden tot ontwikkeling. Als iemand dan niet wil, hoeft het niet, maar hij moet wel de kans daartoe krij gen. En die kans krijg je onder meer door in een milieu te wonen dat daarop inschiet. Het is een recht mee te kunnen doen en je omgeving niet meer te laten aan passen dan strikt nodig is'. Inrichtingen staan de laatste jaren sterk in de belangstelling en zijn aan veel kritiek onderhevig. Dit geldt niet alleen voor de zwakzin nigeninrichting, maar ook voor de psychiatrische. De kritiek op de zwakzinnigeninrichting is vooral kritiek op het verzorgings- en ver- plegingskarakter van deze 'pakhui zen' voor zwakzinnigen, schrijft Van Gennep in zijn boekje. Uit die kritiek is onder meer de ontwikke lingsvisie, zoals hij dit voorstaat, naar voren gekomen, waarbij de nadruk komt te liggen op wat een zwakzinnige kan en wat hij kan leren, waarbij leren niet staat voor geprogrammeerd onderwijs, maar voor het opdoen van ervaringen in zo ruim mogelijke zin; die verwer ken, waarna er een verandering optreedt. Het hoeft nauwelijks nog betoog, dat het realiseren van dit ontwikkelingsmodel met ver werping van het medisch model in de inrichtingen spanningen op roept, die niet altijd binnengehou den kunnen worden. Men hoeft in dit verband slechts Dennendal en Eemeroord 'te noemen, waar respec tievelijk ürs. Carel Muller en dr. A. Eggink zich inzetten voor het ver werkelijken van deze ontwikke lingsvisie en hierbij, zoals Van Gennep het formuleert, op verzet stootten van aanhangers van het medisch model, zoals bijvoorbeeld verpleegkundigen en medici. Dr. Van Gennep: 'Principieel is het inderdaad op het verzet van de laatsten stukgelopen. Men wil het onder volksgezondheid houden, ter wijl het in feite helemaal geen volksgezondheid is, maar een stuk maatschappelijke begeleiding. Van daar dat ik er ook voor pleit om het bij CRM onder te brengen. Het is toch typisch dat CRM wel de dagverblijven en de gezinsvervan gende tehuizen doet en niet de inrichtingen. Daarnaast hebben na tuurlijk ook persoonlijke zaken een rol gespeeld, maar daar kan ik niet over oordelen, omdat ik er niet bij ben geweest. Morele eis Op de vraag 'of het toch mogelijk is een dergelijke visie binnen de in richting te realiseren, kan ik alleen maar zeggen: 'het zal móeten. De zwakzinnige moet dezelfde kansen krijgen als alle andere mensen. Ik vind het gewoon een morele eis. Nieuwe conflicten zullen er dan in de toekomst wel misschien inzitten, maar ik hoop dat iedereen ervan geleerd heeft en dit proces toch wordt doorgezet. Met name in het buitenland is men hard bezig met veranderingen. In Nederland zelf is er een soort adempauze, heb ik het idee, om te kijken hoe het allemaal valt en welke kant het uitgaat.. Er wordt pas op de plaats gemaakt'. Ogenschijnlijk is het dus rustig in de inrichtingen, maar dat neemt niet weg, dat daarbinnen hier en daar voorzichtig geprobeerd wordt veranderingen door te voeren. door Willem-Ian Martin De popmuziek heeft altijd een zeker odium van progressiviteit gehad. Hoewel dit nog is gebaseerd op een gelijkstellen van afwijkende uiterlijke vormen en vooruitstrevendheid, is het anderzijds bijvoorbeeld wel zo. dat iets als een Jaar Van De Vrouw in het popwezen een volslagen ondenkbare construktie is. Immers, van meet af aan hebben de dames vrolijk hun partijtje meegeblazen, zonder noemenswaardige problemen, zonder ook een officiële commissie van deskundologen inzake emancipatie-aangelegenheden. Natuurlijk liggen de zaken op maatschappelijk terrein enigszins ingewikkelder, maar niettemin precies,1 ja. Dat op deze plaats dan toch over een Jaar Van De Vrouw gesproken wordt, heeft minder te maken met de plotselinge collectieve aandacht voor het vrouwelijk deel van de mensheid, als wel hiermee, dat het in elk geval een handige term is om aah te duiden, dat binnen het popwezen de dames zich momenteel weer flink roeren en dat de trend, die zich het afgelopen jaar reeds opvallend ontwikkelde, in '75 best eens voor de nodige knetterende uitschieters zou kunnen gaan zorgen. De eerste, niet mis te verstane tekenen zijn er al. Een beetje aarzelend misschien nog in de vorm van de doorbraak van Maria Muldaur: wie oren aan zijn hoofd heeft, zal de swingende produktie van het trio Labelle niet zijn ontgaan, terwijl de VS zo juist is platgegaan voor Linda Ronstadt, een prima juf uit het Eagles- syndicaat. Intussen lopen de gezusters Anna en Kate McGarrigle, van wier hand we al enige schrijnende werkjes mochten beluisteren op de jongste elpees van Muldaur en Ronstadt, zich warm langs de zijlijn en is daar als-tastbaar- wapenfeit-voor-het-moment de elpee Pieces Of The Sky (Reprise REP 54037), het eerste officiële solo-werkstuk van Emmylou Harris, die eerder hartverscheurend 'harmonieerde' op de beide platen van 'the late' Gram Parsons. De laatste toevoeging maakt duidelijk, waar het muzikale zwaartepunt gezocht moet worden. Emmylou Harris richt zich vooral op de golvende weiden en kabbelende bergbeken, country-muziek dus, met enige afwisseling in de vorm van een incidenteel stemmig nummertje uit andere regionen (het 'folkerige' Before Believing, For No One van Lennon en McCartney). De country heeft Parsons-achtige kwaliteiten, hetgeen mag duiden op een in het algemeen uiterst schrijnende aanpak, die zich dan ook niet leent voor roerig feestwerk en soortgelijke extraverte aangelegenheden (alles op zijn tijd), maar geconsumeerd moet worden in momenten van bezinning, verdriet of teleurstelling. De heel precieze, subtiele instrumentatie en de oiitroerende, elke nuance moeiteloos treffende vokalen van Emmylou creëren een sfeer van troost en versterking, het idee dat er kennelijk meer mensen zijn voor wie het leven niet altijd een lolletje is en dat het af en toe behoorlijk tobben geblazen is. Slapeloze nachten (Sleepless Nights), de fles die het verdriet niet meer kan keren (Bottle Let Me Down), kapotlopende verhoudingen (Too Far Gone), trieste jeugdherinneringen (Coat Of Many Colors), Emmylou heeft het ook niet makkelijk, en dat lucht op: gedeelde smart is nog altijd halve smart. Vrolijk Goed, tranen drogen, het hoofd in de nek en verder met de debuutelpee van Bonaroo (Warner Bros BS 2838), een van de vrolijkste verrassingen van de Warner Bros Music Show, waarover in deze krant destijds het nodige geschreven is. Ondermeer heette het toen, dat deze groep vooralsnog in een te grote veelheid van stijlen bleef steken, waarvoor met name het ndg te korte bijeenzijn van dit groepje mensen met zoveel verschillende achtergronden verantwoordelijk werd gehouden. De elpee nu dateert nog van vóór de concerten en dus is het duidelijk, dat het probleem van het ontbreken van een eigen geluid ook hier aanwezig is. Dat hoeft echter geen totale veroordeling van dit eerste stuk Bonaroo in te houden, integendeel: de afzonderlijke stijlen worden wel-met zoveel vakmanschap aangepakt, dat er regelmatig vrij behoorlijk resultaat wordt geboekt (Sally Ann, Don't Tread On Me, Let's Go Down To The River), en anderzijds in de afdeling Toekomstperspectieven moeite loos staande kan worden gehouden, dat met zulk een potentieel een meer eigen karakter er wel móet komen. Het restant van de week tenslotte: de eerste solo-elpee van Stanley Clarke (voor de jazz-freaks) en Cold On The Shoulder door Gordon Lightfoot. Best aardig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 17