Verzoening met
het lijden?
Misbel of orgel
Kohlbrugge's 'nochtans'
Vandaag
door dr. Herman Wiersinga
De laatste jaren ben ik betrokken bij een nog voortdurende dis
cussie over de betekenis van het kruis van Jezus. In deze geladen
sfeer word je extra zorgvuldig en vraag je je wel tweemaal af of
je wéér een boek zult publiceren. Ik kan me goed voorstellen dat
het verschijnen van 'Verzoening met het lijden?' bij een aantal
mensen irritatie oproept: moet dat nu zo nodig? Voorgaande pu-
blikaties zijn nog volop in diskussie! Anderen zijn mogelijk geluk
kig met een andere invalshoek, en zullen naar dit boek pakken in
de hoop nu beter te weten te komen wat er eigenlijk in geding is.
Het is niet mijn bedoeling een korte inhoud van het boek te geven.
Ik zal proberen duidelijk te maken wat ik ermee wil en wat ik
ervan hóóp.
De geweldige vragen die op onze
tafe's gelegd worden vormen mijn
eerste motief. Ik denk bij deze 'ta
fels' aan de huiskamertafel, waar
de krant ligt waarin we haast dage
lijks In de overlijdensadvertenties
nieuwe, aarzelende formuleringen
kunnen lezen néést de traditionele.
Deze krant plaatste begin van dit
jaar tien Ingezonden stukken over
deze advertenties. Het lijden krijgt
ook een plaats aan de eettafel van
het gesin, waar de kinderen komen
met varhalen en vragen van school,
en ou.ders mogelijk voorbeden pro
beren te formuleren. De vraag van
het lHjden ligt onvermijdelijk op
alle ta:fels in ziekenkamers, zieken
huizen en verpleegtehuizen. Moeten
we o.ns met al dit lijden 'verzoe
nen'. mi hoe dan? Om nóg een
tafel, te noemen: de tafel in de
cat 5ch lsatieruimte of van de ge-
spr.ekskring. Hier wordt zeker de
vraag gesteld: is God wel met het
li Jden te verzoenen? Staat Hij er
achter of lijdt HIJ méé?
Er zijn harder situaties dan die
aan-tafel natuurlijk. In 1953 werd
Nederland door deze vraag haar
Gods hand in het lijden opge
schrikt ten overstaan van honder
den slachtoffers van de watersnood.
Later volgde een fel protest in De
Groene Amsterdammer van domi
nee Kroon tegen de toespraak van
een predikant aan het graf van een
gezin in Jelsum, in zijn geheel om
gekomen door een neergestorte
straaljager. De dienstdoende predi
kant sprak over Gods 'ondoorgron
delijke wijsheid!'
Zelf kreeg ik vorig Jaar heel direct
met het lijden te maken, en met de
vraag van het waarom en waartoe,
toen persoonlijke vrienden de dood
van één van hen (de vrouw) door
kanker onherroepelijk zagen aan
komen. Hoe moesten zij zich 'ver
weren?' Hoe het 'verwerken'? Zich
met dit lijden verzoenen? Beiden
vonden troost, niet in een "hogere
beschikking', maar in protest en
hoop, waarbij zij God aan hun kant
voelden. Deze houding maakte h&ór
sterven 'mogelijk', en zijn voortle
ven, met drie kinderen. Aan hem
droeg ik mijn boek op. en in hem
aan allen die zich niet bij net
lijden kunnen neerleggen, en nog
het minst bij een verklaring ervan
met verwijzing naar God. Mijn
vriend Wim uitte zich nog vóór het
overlijden van zijn vrouw in een
paar gedichten, waarvan ik enkele
regels voorin mijn boek afdrukte.
Bij uitgeverij Ten Have in
Baarn verscheen een nieuw
boekje van de Amsterdamse
gereformeerde studentendo
minee dr. Herman Wiersinga:
'Verzoening met het lijden?'
(16 pag., prijs tien gulden).
Omdat de visie van dr. Wier
singa op de klassieke leer van
de verzoening nog steeds in
discussie is, ook buiten de ge
reformeerde kerken, leek het
ons belangwekkend van hem
zelf te vernemen waarom hij
nu met een nieuwe publikatie
komt.
We vonden hem bereid dit
uiteen te zetten. Zijn verhaal
gaat hierbij. Verder wijzen we
belangstellenden er op dat
Noortje van Oostveen donder
dagochtend 6 maart om kwart
voor negen voor de NCRV-
microfoon een gesprek heeft
met dr. Wiersinga over 'Ver
zoening met het lijden?' Na
afloop kunnen de luisteraars
dr. Wiersinga opbellen om
hem vragen te stellen. De
antwoorden komen dan een
week later op dezelfde tijd en
voor dezelfde zender: 13
maart om kwart voor negen.
Dorothee Sölle
zien hoe de vragen van de verzoe
ning door het kruis van Christus
samenhangen met andere vragen,
niet minder zwaarwegend en in
grijpend. Namelijk: hoe staat God
tegenover ólle lijden, en niet alleen
tegenover het kruis? moeten we het
Godsbeeld van de Almachtige niet
ómwerken? hoe verhoudt het kruis
van Jezus zich tot de vele kruisen
van onze menselijke lijdensge
schiedenis? Welk belang heeft de
voorstelling van God voor onze
dagelijkse praktijk, voor onze omgang
met mensen op straat en in zieken
kamers, voor onze omgang met
mensen in de binnen- en buiten
landse politiek? Hoe kunnen we
niet-goedkoop en wei-bevrijdend
bidden?
Er is in de geloofsleer allerlei aan
de gang. Wij zijn anders gaan den
ken over mens en geschiedenis,
God en toekomst dan onze 'vade
ren'. Daardoor ontstaat onvermij
delijk een bepaalde onzekerheid die
elke overgangstijd kenmerkt. Een
onzekerheid die gemakkelijk naar
de 'oude zekerheden' doet verlan
gen. Het lijkt mij nodig deze onze
kerheid te overwinnen op een bete
re manier: door zorgvuldig de pro
blemen die er eenvoudig liggen (en
werkelijk niet door de een of de
ander verzonnen zijn) onder ogen
te zien, ze met elkaar en met een
open bijbel te bespreken, en geza
menlijk mogelijk verder te komen
met nieuwe antwoorden.
dat het voor de toekomst van de
kerk, maar ook voor ons eigen heil
en zeker voor het heil van de we
reld, onjuist is en ook gevaar kan,
als we deze nieuwe bezinning niet
aandurven. Eerbied voor de bijbel
en ons openstellen voor de Geest
van Christus die tot de gemeente
spreekt brengen met zich mee dat
we steeds opnieuw onze 'familie'
verlaten, en het zo mooi in kaart
gebrachte land, en ons begeven in
een gesprek waarvan ook wij het
einde niet kennen.
Mijn tweede motief tot schrijven is
dus: de gesprekken die op gang
komen over de verzoening verbré-
den tot gesprekken over de hele
linie van ons christelijk geloof. Zo
wel de ontdekkingen in de bijbel
als de uitdagingen van onze tijd
vragen om minstens het weer
aan de orde stellen van de vitale
vragen.
Twee boeken
Uiteraard snijd ik niet als éérste
deze vragen aan. Ze werden in 1973
tegelijkertijd aangesneden door
twee theologen die zich tot die tijd
inzetten voor de verandering van
de samenleving met behulp van
hun theologie en hun kerkelijke
vieringen. Jilrgen Moltmann
schreef zijn boek over 'De gekrui
sigde God', waarin gezocht wordt
naar de consequenties van de voor
stelling van God als Eén die niet
boven het lijden staat, maar er zelf
door wordt aangetast. Dorothee
Sölle schreef haar 'Lijden', waarin
de vraag naar God en het veelsoor
tige lijden hardhandig gesteld
wordt. Ik denk dat beide boeken
ook om verwerking en reaktie vra
gen. Ze vormen een vruchtbare bij
drage tot een nieuw gesprek over
ons beeld van God.
We kunnen er niet 'met kennisge
ving' aan voorbijgaan. In enkele
theologische bladen kwam al een
diepgaande bespreking (van J. T.
Bakker in het Gereformeerd Theo
logisch Tijdschrift en van H. H.
Miskotte in Rondom het Woord).
Eind 1974 raakte Gerard Rothuizen 1
aan deze vragen van God en het jn jaren dat ik catechisatie had, stonden we oecumenisch nog in de kinderschoenen en we liepen
lijden in zijn bijzondere overden- 00^ met een bocht om zondag 30 van de Heidelbergse Catechismus heen. Er werd juist erg
veel zorg aan besteed om ons in te prenten, waarom de paapse mis niet deugde.
De Ste Clotilde in Parijs
Motieven
De vragen die met de herkomst en
met de verwerking van het lijden
gemoeid zijn worden niet zomaar
opgelost, ook niet ln mijn boek. De
omslag vertoont een levensgroot
vraagteken. En als je op mijn ma
nier de vraag met 'neen' beant
woordt wil dat niet zeggen dat er
geen 'blinde vlekken' overblijven.
Als God niet achter het lijden
staat, maar daarin deelt, ontstaat
er een leemte die niet zomaar inge
vuld kan worden. In deze mate
blijft het boek een erkenning van
eigen beperktheid en onhandigheid.
Al veronderstel ik dat ik deze on
handigheid en beperktheid met veel
medemensen deel.
Ik leg het boek echter naast de
'geweldige vragen' op tafel. Aller
eerst op de tafels van die jongeren
met wie ik deze vragen in allerhan
de gespreksgroepen besproken heb.
en die mogelijk al geholpen zijn
met mijn ingaan op hun vragen.
Zij staan aan de rand van de kerk,
sommigen nog Juist er binnen, an
deren naar hun besef allang erbui
ten. Ik maak me sterk dat ik deze
jongeren als vertegenwoordigers
mag zien van veel jongeren. En
evenzeer als vertegenwoordigers
van veel ouderen. Van gemeentele
den en predikanten, van familiele
den en verzorgers, van verpleeg
kundigen en artsen. Ze zijn bepaald
niet verlangend naar subtiele theo
logische kwesties. Maar ze zitten
wel met de werkelijkheid van het
lijden, en met de vraag hoe dit
lijden te verwerken. Zulke lezers
heb lik op het oog.
Ik noem bewust 'de open bijbel'.
Want niet alleen onze veranderen
de en veranderde cultuur schokt
onze vertrouwde antwoorden. Ook
de bijbel zélf. Nog maar kort heb
ben we de mogelijkheid om haar
met nieuwe ogen te lezen, met na
me dankzij joodse visies en denk
wijzen. Gehoorzaamheid aan de
bijbelse geschriften vraagt een se
rieus-nemen van deze geheel ande
re benaderingen. Geen wonder dat
de anders-gelezen bijbelteksten op
alle printen van de geloofsleer tot
nieuwe bezinning aanzette! Ik denk
kingen tussen theologie en poëzie,
onder de titel 'God als vraag'. Ook
Ik meen de vragen en antwoorden
van Moltmann en Sölle althans se
rieus genomen te hebben, en hoop
op een werkelijk gesprek en een
werkelijke verwerking.
Uit dit tweede motief (het kerkelij
ke en theologische) moet men niet
afleiden dat ik een 'theologisch
boek' wilde schrijven. Het heeft na
tuurlijk alles met theologie te ma
ken (het Godsbeeld!), maar dan zo,
zoals alle mensen die over God
denken en het lijden moeten ver
werken met theologie bezig zijn.
Vanuit dit tweede motief hoop ik
mensen buiten en binnen de ge
meente de mogelijkheid te geven
mee te denken en mee te spreken
in deze grote vragen. Theologie kan
niet alleen door theologen worden
gemaakt!
Onze dominee legde ook nadruk op
het gevaar van de gedachte dat
'Christus lichamelijk onder de ge
stalte des broods en wijns is', want
je kwam er zomaar niet van los.
Ter verlevendiging van zijn onder
wijs verhaalde hij ons van een
bezoek dat hij samen met een afge
dwaalde roomse vriend (achteraf
vraag je je af, hoe de man aan zo'n
relatie kwam) aan Parijs had ge
bracht. Ze bekeken daar kerken,
die hoog nodig een goeie reforma
torische beurt moesten hebben.
Toen ze op eèn gegeven moment
ergens binnen kwamen, klonk juist
het belletje van de mis. Dit werd
de afvallige toerist toch te machtig,
en hij zonk eerbiedig op zijn knieën
neer. De dominee, die gelukkig
staande was gebleven, keek ons
ernstig aan en besloot zijn relaas
met de woorden: dat is nu de
macht van Rome'.
Toen ik jaren later zelf in Parijs
kerken bekeek, bevond ik dat voor
mij Rome's macht zich hier niet
openbaarde in het magisch geklingel
van de misbel maar in de klank van
de orgels die Cavaillé-Coll in de
vorige eeuw bouwde voor de Notre
Dame, de St. Sulpice, de Madeleine,
de St. Eustache, de Ste Clotilde
en noem ze maar op. Wanneer ik
het trof dat in een kerk zo'n orgel
bespeeld werd, was Ik er niet weg
te branden, zeer tot ongenoegen
van mijn reisgenoten die wereldser
Theologie
Naast deze dtrekt persoonlijke en
pastorale motleven zijn er ook
meer kerkelijke en theologische. Ik
hoop dat dit boek duidelijk laat
Jürgen Moltmann
Als ik nadenk over Kohlbrugge's heengaan een eeuw geleden
komt me voor de geest hoe hij éénmaal op een hervormde kansel
in Amsterdam stond en preekte over de psalmwoorden 'Bij den
Here zijn uitkomsten tegen den dood'. Na de dienst bad hij:
'Here, mag ik hetgeen Gij heden aan mij voor een arm volk
gedaan hebt, aannemen als onderpand dat ik zo ook eens uit
komsten bij U zal vinden tegen den dood?'. Kort daarna is hij
gestorven. Die dienst in Amsterdam, waar men hem immers
niet wilde om zijn extreme opvattingen, heeft hij als een wonder
ervaren. Hij had er zijn leven lang op gehoopt, maar er niets
voor gedaan. Alleen: gewacht.
Zou NU iemand het nog in het hoofd halen hem een kansel
te ontzeggen?
Wel is het de vraag of er nog
velen zijn die het de moeite
waard vinden naar hem te luiste
ren. De "Vrienden van Kohlbrug-
ge' met hun 'Kerkblaadje' treden
niet op de voorgrond. Een der
laatsten die een boek over Kohl-
brugge schreef, ds. W. A. Hoek. is
onlangs heengegaan en zijn boek
ligt te koop bij de uitgeversres
tanten van De Slegte.
Karl Barth zegt in zijn standaard
werk over de protestantse theo
logie in de negentiende eeuw dat
in geen 'theologie-geschiedenls'
die hij kent, de naam Kohlbrugge
ook zelfs maar genoemd wordt.
Dat ls onjuist, in ieder geval i6
het aan diezelfde Barth te danken
geweest dat nu ook buiten de
Nederlandse grenzen men van
Kohlbrugge weet. Toch is het
kenmerkend.
Kohlbrugge is gestorven zoals'hij
geleefd heeft, achteraf, ergens in
het Wuppertal. In stilte, eigenlijk
in ballingschap. Na een moeilijk
leven met veel verdriet. Toch ligt
daar de oorzaak niet voor zijn
vergetelheid. Het is Kohlbrugge's
theologie geweest, zijn gedachten-
wereld en zijn prediking, die
daarvoor verantwoordelijk zijn.
Hij wilde uiteindelijk niet anders.
Tot wie heeft Kohlbrugge vandaag
nog iets te zeggen?
Tot mensen die net als hun voor
vaderen uit de negentiende eeuw.
geneigd zijn nogal hoog van zich
zelf te denken, christen en niet-
chrlsten om het even. Kohlbrugge,
die hoogleraar had kunnen wor
den, heeft geen andere carrière ge
zocht dan die van predikant. Hij
heeft na zijn dissertatie geen we
tenschappelijke werken meer ge
schreven. alleen preken. Het is
dan ook niet te verbazen dat Jan
en Annie Romein hem niet heb
ben opgenomen in hun 'Erflaters
van onze beschaving'. Ze deden
het wel met Abraham Kuyper, die
journalist, hoogleraar, politicus,
minister-president werd. Kohl
brugge heeft een plaatsje gekre
gen in de bundel 'Kerkelijke klas
sieken'. Nergens anders hoorde hij
blijkbaar thuis.
Zijn er nog mensen, die moe van
alle spectaculaire prestaties, de
toekomst pessimistisch Inzien? Ik
denk dat zij moeten luisteren.
Gelet de mij beschikbare ruimte
volsta ik ln dit herdenkingsartikel
met één woord 'Nochtans'. Of.
minder plechtig: Toch'. Vandaag
houden we ons echter maar aan
Kohlbrugge's eigen taal. Hij zelf
heeft in een catechisatie-boekje
op de vraag: 'Aan welk woordje
moogt gij u houden wanneer u
geen enkel kenmerk van ware ge
nade in u vindt en deswege diep
neerslachtig zijt?' geantwoord:
'Aan het woordje 'nochtans'. Dat
is typerend voor de profeet. Het is
vaker in de geschiedenis voorge
komen. Een groot dogmaticus,
schrijver van dikke delen, zei op
zijn sterfbed: 'Nu kan mijn hele
geloofsbelijdenis op een lucifers
doosje'.
Kohlbrugge is zowel voor de mens
die van een breed betoog houdt
als voor de ander die het van
weinig woorden hebben moet, een
gids. Dat is hij geweest en zal hij
blijven. Hij zegt dat het heil van
de wereld, de kerk en mijzelf niet
afhangt van mijn knapheid, acti
viteit, vroomheid en gelukkig
evenmin van mijn falen en mis
lukking. Jezus Christus is er. 'Ben
ik niet vroom, zo is mijn Heiland
toch vroom. Ben ik niet heilig, zo
is mijn Heiland heilig'.
Kohlbrugge wilde dan ook de
volkskerk, die hem uitstootte,
nooit afschrijven. De Afscheiding
van 1834 noemde hij een 'halve
verlossing'. Wacht toch liever,
neem de dingen niet in eigen
hand! Laten we ons niets verbeel
den, we zijn maar 'vlees', in de
diepe bijbelse zin van dit woord.
Zie, hoe Jezus dit 'vlees' heeft
aangenomen en ombuigt en op
Zijn manier gebruikt. Lees in
Mattheils' geslachtsregister hoe
Juist vrouwen van bedenkelijke
reputatie door God Ingeschakeld
zijn. Zit u met uzelf en met God
in de knoop? Laat het u niet
verontrusten, integendeel juist.
Zelfs het geloof maakt mij niet
zalig, dus evenmin elk activisme
of collectivisme of individualisme
of wel -isme wij maar hebben
Dr. H. F. Kohlbrugge, de theo
loog die een eeuw geleden op
5 maart 1875, te Elberfeld (te
genwoordig samen met Bar
men Wuppertal geheten) over
leed. Wij hebben de hervorm
de kerkhistoricus dr. Peter L.
Schram, verbonden aan de
theologische faculteit van de
Vrije Universiteit te Amster
dam, gevraagd iets te schrij
ven over de huidige betekenis
van Kohlbrugge, die van 1847
tot zijn dood predikant van de
Nederlandse gereformeerde
gemeente in Elberfeld was.
uitgedacht. Het enige dat past is
heilige passiviteit.
Zo preekt Kohlbrugge over de
hondjes die de kruimels eten.
Meer moeten wij niet willen zijn.
Wie kwamen uiteindelijk in het
beloofde land? Jozua (dat is: Je
zus) en Kaleb (het Hebreeuwse
woord voor 'hond').
Eenzijdig? Zeker. Maar ik ben ge
neigd te vragen: Mag hij? Eenzij
digheid hoort bij profteten.
Wij missen hem nu al een eeuw,
deze oudtestamenticus die Genesis
1 vers 27 vertaalde zoals het er
letterlijk staat: 'God schiep de
mens in zijn Beeld'. Hij interpre
teert dat dan als: in Christus. In
Hem is ons bestaan geborgen.
Dan wordt het sterven (zoals hij
zei) 'Ein groszer Tag des Feierns
und des Jauchzens'.
Van Kohlbrugge met zijn toewij
ding aan Christus kunnen we le
ren telkens weer bevrijd te wor
den evengoed van loodzware ernst
als van onheilige onverschillig
heid. Wat 'ze' of 'we' ook zeggen,
steeds komt er dat machtige
woordje tussendoor en achteraan:
'Nochtans'. Met als vervolg een
nieuw begin.
TOVENARES
Vandaag gaat het slechts .om één
korte regel: een tovenares mocht
hij niet in leven laten. Zo ergens
dan is het hier duidelijk dat we
hier te maken hebben met een vrij
willekeurige opsomming van oude
overleverde regels. Deze staat ge
heel op zichzelf. Ter geruststelling
vooraf: in Deut. 18 ls straks sprake
van tovenaars. Toch schijnt dit
woord een rol gespeeld te heben
in de middeleeuwse heksenproces
sen. Wanneer je je dit realiseert
ben je geneigd om te zeggen: jam
mer dat zoiets hier nogal ongenu
anceerd te lezen staat. Er wordt
blijkbaar behoorlijk op onze kriti
sche zin en op ons overleg- gere
kend. 'De geheime wreedheden van
de middeleeuwse processen itegen
heksen moeten in een joodse rechts
procedure onmogelijk geacht wor
den', schrijft een joods commenta
tor. Hij heeft gelijk, wij, waren het,
heidenen, die op deze 'manier onze
bestaansangst afreageerden en nog
vaak afreageren door iemand om
zijn huidskleur of soms alleen maar
om zijn sociale bewogenheid te
stigmatiseren tot een vijand van de
mensheid. Ook hier betrappen we
die worsteling om de mens. De
joden veroordeelden tovenarij om
dat het de belijdenis van de unieke
God in gevaar bracht. Tovenarij
suggereerde hulp van een andere
zijde, ook als zogenaamde witte
magie. Het vertroebelde de open
heid tussen God en ihens, tussen
Jahweh en zijn volk en bracht
daardoor dat wat deze God qls zijg
heerlijkheid bedoelde, namelijk de
werkelijke menswording in gevaar.
In de tovenarij hoorde men een
storende stem die tot angst en
wanhoop opriep en niet de stem.
van de bevrijder. En dat is nog ter
zake, vandaag (Exodus 22, 17).
NED. HERV. KERK
Beroepen te Numansdorp: K. J.
Jansen te Hoogeveen.
Aangenomen naar Linschot.en: J.
H. C. Olie, kand. te Delfgauw die
bedankte voor Streefkerk, Wiln-is
en Herkingen -Sommelsdijk.
•Bedankt voor Lexmond: M. A. Jan-
sens te Mastenbroek: voor Harder
wijk (toez.): T. Lekkerkerker te
Leerdam; voor Zwartenbroek: A
van de Beek te Sommèlsdijk.
door A. J. Klei
vermaak wensten na te jagen. Maar
ik werd volledig ingepakt door de
fluwelige geluiden, die, beurtelings
imponerend voornaam en meesle
pend doezelig, door de ruimte
stroomden.
In de loop van de tijd leer je de
dingen te 'plaatsen' en nu weet je
van de orkestrale kleur en het hoog
gehalte van het werk van Cavaillé-
Coll. Dank zij de grammofoonplaten
industrie kun je op elk gewenst
ogenblik een van die Parijse orgels
thuis beluisteren. Een beetje jam
mer was dat we tot nu toe, voorzo
ver ik weet, geen opnamen konden
krijgen van het orgel in de Ste
Clotilde, het orgel van César
Franck. Dank zij de Cantilena
Grammofoonplaten Collectie heb ik
nu twee langspeelplaten in huis,
die samen vier kanten met orgel
spel uit de Ste Clotilde opleveren
en waarop ik de liefhebbers graag
attendeer.
Op de eerste Cantilena-plaat speelt
de 28-jarige Henk Klop werken van
de componisten die organist in de
Ste Clotilde zijn geweest: Franck,
Pierné en Tournemire, en van de
tegenwoordige organist van de
kerk, Jean Langlais. Het aardige is
dat Henk Klop niet met bekende
nummers uit het repertoire komt,
maar composities speelt die nog
niet eerder op de plaat werden
opgenomen. Nu moet ik eerlijk be
kennen dat ik niet op Francks
Interludes symphondques de ré-
demption (een transcriptie van Du-
pré) heb zitten wachten, maar de
kennismaking ls interessant ge
noeg.
Wat de concertgever betreft, die
woont weliswaar in het oerholland-
se Hardinxveld-Giessendam, maar
hij blijkt een bijzonder grote affi
niteit met deze Franse orgelmuziek
en orgelcultuur te hebben. Pierné's
Trois pièces bijvoorbeeld vertolkt hij
even speels als fijnzinnig, virtuoos
ook en ver uit de buurt van goed
koop effect. Uit zijn eigen improvi
satie maak ik op, dat Henk Klop
niets liever doet dan wegdromen
achter de klavieren van dit heerlijk
orgel. Eén opmerking: hij moet op
passen dat de registratie niet te
week wordt. Op de' hoes van deze
plaat staat de fraaie gravure van de
Ste Clotilde die ik hierbij afdruk.
Op de andere plaat met orgelspel
uit de Ste Clotilde horen we impro
visaties van Langlais, die hier sinds
1939 organist is. Aantrekkelijk is
dat drie van de vijf improvisaties
een bekend koraal tot thema heb
ben: Kom Schepper, Geest (niet:
Heilige, zoals de hoes Creator Ver
keerd vertaalt), Lof zij de Heer, en:
Wat mijn God wil, geschied' altijd.
Dit is overigens niet het enige aan
trekkelijke. Lieve tijd, nee!, het
aantrekkelijke is voor mij vooral
gelegen in de ik zou zeggen
adembenemende manier waarop
Langlais met deze koralen aan de
gang gaat. Luidruchtig en virtuoos
is zijn Veni Creator, een zee van
klankgeweld, bijna bedwelmend. En
het impressioniste jasje, waarin hij
Wat mijn God wilsteekt, had je
niet voor mogelijk gehouden. Of hij
nooit vervelend is? Jawel, maar
dan nog verveelt hij niet.
Deze platen kosten 24 gulden per
stuk. De hoestekst is goed verzorgd,
bij de dispositie van het orgel staat
aangegeven, welke registers door de
opvolgers van Franck toegevoegd
zijn. Overigens leert Cantilena ons
dat je voor de uitvoering van Fran
se orgelmuziek niet persé de grens
over hoeft: op een derde Cantile
na-plaat speelt Thijs Kramer de
achtste orgelsymphonie van Widor,
op het Adema/Scheursorgel dat van
de (afgebroken) St. Wilübrordus
buiten de veste in Amsterdam ver
huisde naar de (nieutfre) St. Bavo
ln Haarlem. Thijs Kramer voert
een uitstekend pleidooi voor dit
uitvoerig orgelwerk, trefzeker kleurt
hij alle onderdelen, en wat mij
betreft, ik geef me graag gewon
nen. Ook deze plaat kost 24 gulden,
ook de hoes hiervan bevat een met
zorg samengestelde tekst plus de
dispositie van het orgel en ook
ditmaal zeg ik: hartelijk aanbevo
len.
Voor wie ln zijn grammofoonpla
tenzaak de Cantilena-platen niet
tegenkomt, noem ik het adres:
postbus 87 in Zwanenburg. De di
recteur is George de Vries, die via
bonnen-schrijven ln "het magazijn
van Bovema tot een eigen zaak is
gekomen. Hij speelt zelf geen orgel,
maar is trouwe registrant van Feike
Asma.
(ADVERTENTIE)
BIJENHOF'S FIJNHOUT BEWERKING
INDUSTRIEWEG D7d VORDEN