Verzoening met het lijden? Misbel of orgel Kohlbrugge's 'nochtans' Vandaag door dr. Herman Wiersinga De laatste jaren ben ik betrokken bij een nog voortdurende dis cussie over de betekenis van het kruis van Jezus. In deze geladen sfeer word je extra zorgvuldig en vraag je je wel tweemaal af of je wéér een boek zult publiceren. Ik kan me goed voorstellen dat het verschijnen van 'Verzoening met het lijden?' bij een aantal mensen irritatie oproept: moet dat nu zo nodig? Voorgaande pu- blikaties zijn nog volop in diskussie! Anderen zijn mogelijk geluk kig met een andere invalshoek, en zullen naar dit boek pakken in de hoop nu beter te weten te komen wat er eigenlijk in geding is. Het is niet mijn bedoeling een korte inhoud van het boek te geven. Ik zal proberen duidelijk te maken wat ik ermee wil en wat ik ervan hóóp. De geweldige vragen die op onze tafe's gelegd worden vormen mijn eerste motief. Ik denk bij deze 'ta fels' aan de huiskamertafel, waar de krant ligt waarin we haast dage lijks In de overlijdensadvertenties nieuwe, aarzelende formuleringen kunnen lezen néést de traditionele. Deze krant plaatste begin van dit jaar tien Ingezonden stukken over deze advertenties. Het lijden krijgt ook een plaats aan de eettafel van het gesin, waar de kinderen komen met varhalen en vragen van school, en ou.ders mogelijk voorbeden pro beren te formuleren. De vraag van het lHjden ligt onvermijdelijk op alle ta:fels in ziekenkamers, zieken huizen en verpleegtehuizen. Moeten we o.ns met al dit lijden 'verzoe nen'. mi hoe dan? Om nóg een tafel, te noemen: de tafel in de cat 5ch lsatieruimte of van de ge- spr.ekskring. Hier wordt zeker de vraag gesteld: is God wel met het li Jden te verzoenen? Staat Hij er achter of lijdt HIJ méé? Er zijn harder situaties dan die aan-tafel natuurlijk. In 1953 werd Nederland door deze vraag haar Gods hand in het lijden opge schrikt ten overstaan van honder den slachtoffers van de watersnood. Later volgde een fel protest in De Groene Amsterdammer van domi nee Kroon tegen de toespraak van een predikant aan het graf van een gezin in Jelsum, in zijn geheel om gekomen door een neergestorte straaljager. De dienstdoende predi kant sprak over Gods 'ondoorgron delijke wijsheid!' Zelf kreeg ik vorig Jaar heel direct met het lijden te maken, en met de vraag van het waarom en waartoe, toen persoonlijke vrienden de dood van één van hen (de vrouw) door kanker onherroepelijk zagen aan komen. Hoe moesten zij zich 'ver weren?' Hoe het 'verwerken'? Zich met dit lijden verzoenen? Beiden vonden troost, niet in een "hogere beschikking', maar in protest en hoop, waarbij zij God aan hun kant voelden. Deze houding maakte h&ór sterven 'mogelijk', en zijn voortle ven, met drie kinderen. Aan hem droeg ik mijn boek op. en in hem aan allen die zich niet bij net lijden kunnen neerleggen, en nog het minst bij een verklaring ervan met verwijzing naar God. Mijn vriend Wim uitte zich nog vóór het overlijden van zijn vrouw in een paar gedichten, waarvan ik enkele regels voorin mijn boek afdrukte. Bij uitgeverij Ten Have in Baarn verscheen een nieuw boekje van de Amsterdamse gereformeerde studentendo minee dr. Herman Wiersinga: 'Verzoening met het lijden?' (16 pag., prijs tien gulden). Omdat de visie van dr. Wier singa op de klassieke leer van de verzoening nog steeds in discussie is, ook buiten de ge reformeerde kerken, leek het ons belangwekkend van hem zelf te vernemen waarom hij nu met een nieuwe publikatie komt. We vonden hem bereid dit uiteen te zetten. Zijn verhaal gaat hierbij. Verder wijzen we belangstellenden er op dat Noortje van Oostveen donder dagochtend 6 maart om kwart voor negen voor de NCRV- microfoon een gesprek heeft met dr. Wiersinga over 'Ver zoening met het lijden?' Na afloop kunnen de luisteraars dr. Wiersinga opbellen om hem vragen te stellen. De antwoorden komen dan een week later op dezelfde tijd en voor dezelfde zender: 13 maart om kwart voor negen. Dorothee Sölle zien hoe de vragen van de verzoe ning door het kruis van Christus samenhangen met andere vragen, niet minder zwaarwegend en in grijpend. Namelijk: hoe staat God tegenover ólle lijden, en niet alleen tegenover het kruis? moeten we het Godsbeeld van de Almachtige niet ómwerken? hoe verhoudt het kruis van Jezus zich tot de vele kruisen van onze menselijke lijdensge schiedenis? Welk belang heeft de voorstelling van God voor onze dagelijkse praktijk, voor onze omgang met mensen op straat en in zieken kamers, voor onze omgang met mensen in de binnen- en buiten landse politiek? Hoe kunnen we niet-goedkoop en wei-bevrijdend bidden? Er is in de geloofsleer allerlei aan de gang. Wij zijn anders gaan den ken over mens en geschiedenis, God en toekomst dan onze 'vade ren'. Daardoor ontstaat onvermij delijk een bepaalde onzekerheid die elke overgangstijd kenmerkt. Een onzekerheid die gemakkelijk naar de 'oude zekerheden' doet verlan gen. Het lijkt mij nodig deze onze kerheid te overwinnen op een bete re manier: door zorgvuldig de pro blemen die er eenvoudig liggen (en werkelijk niet door de een of de ander verzonnen zijn) onder ogen te zien, ze met elkaar en met een open bijbel te bespreken, en geza menlijk mogelijk verder te komen met nieuwe antwoorden. dat het voor de toekomst van de kerk, maar ook voor ons eigen heil en zeker voor het heil van de we reld, onjuist is en ook gevaar kan, als we deze nieuwe bezinning niet aandurven. Eerbied voor de bijbel en ons openstellen voor de Geest van Christus die tot de gemeente spreekt brengen met zich mee dat we steeds opnieuw onze 'familie' verlaten, en het zo mooi in kaart gebrachte land, en ons begeven in een gesprek waarvan ook wij het einde niet kennen. Mijn tweede motief tot schrijven is dus: de gesprekken die op gang komen over de verzoening verbré- den tot gesprekken over de hele linie van ons christelijk geloof. Zo wel de ontdekkingen in de bijbel als de uitdagingen van onze tijd vragen om minstens het weer aan de orde stellen van de vitale vragen. Twee boeken Uiteraard snijd ik niet als éérste deze vragen aan. Ze werden in 1973 tegelijkertijd aangesneden door twee theologen die zich tot die tijd inzetten voor de verandering van de samenleving met behulp van hun theologie en hun kerkelijke vieringen. Jilrgen Moltmann schreef zijn boek over 'De gekrui sigde God', waarin gezocht wordt naar de consequenties van de voor stelling van God als Eén die niet boven het lijden staat, maar er zelf door wordt aangetast. Dorothee Sölle schreef haar 'Lijden', waarin de vraag naar God en het veelsoor tige lijden hardhandig gesteld wordt. Ik denk dat beide boeken ook om verwerking en reaktie vra gen. Ze vormen een vruchtbare bij drage tot een nieuw gesprek over ons beeld van God. We kunnen er niet 'met kennisge ving' aan voorbijgaan. In enkele theologische bladen kwam al een diepgaande bespreking (van J. T. Bakker in het Gereformeerd Theo logisch Tijdschrift en van H. H. Miskotte in Rondom het Woord). Eind 1974 raakte Gerard Rothuizen 1 aan deze vragen van God en het jn jaren dat ik catechisatie had, stonden we oecumenisch nog in de kinderschoenen en we liepen lijden in zijn bijzondere overden- 00^ met een bocht om zondag 30 van de Heidelbergse Catechismus heen. Er werd juist erg veel zorg aan besteed om ons in te prenten, waarom de paapse mis niet deugde. De Ste Clotilde in Parijs Motieven De vragen die met de herkomst en met de verwerking van het lijden gemoeid zijn worden niet zomaar opgelost, ook niet ln mijn boek. De omslag vertoont een levensgroot vraagteken. En als je op mijn ma nier de vraag met 'neen' beant woordt wil dat niet zeggen dat er geen 'blinde vlekken' overblijven. Als God niet achter het lijden staat, maar daarin deelt, ontstaat er een leemte die niet zomaar inge vuld kan worden. In deze mate blijft het boek een erkenning van eigen beperktheid en onhandigheid. Al veronderstel ik dat ik deze on handigheid en beperktheid met veel medemensen deel. Ik leg het boek echter naast de 'geweldige vragen' op tafel. Aller eerst op de tafels van die jongeren met wie ik deze vragen in allerhan de gespreksgroepen besproken heb. en die mogelijk al geholpen zijn met mijn ingaan op hun vragen. Zij staan aan de rand van de kerk, sommigen nog Juist er binnen, an deren naar hun besef allang erbui ten. Ik maak me sterk dat ik deze jongeren als vertegenwoordigers mag zien van veel jongeren. En evenzeer als vertegenwoordigers van veel ouderen. Van gemeentele den en predikanten, van familiele den en verzorgers, van verpleeg kundigen en artsen. Ze zijn bepaald niet verlangend naar subtiele theo logische kwesties. Maar ze zitten wel met de werkelijkheid van het lijden, en met de vraag hoe dit lijden te verwerken. Zulke lezers heb lik op het oog. Ik noem bewust 'de open bijbel'. Want niet alleen onze veranderen de en veranderde cultuur schokt onze vertrouwde antwoorden. Ook de bijbel zélf. Nog maar kort heb ben we de mogelijkheid om haar met nieuwe ogen te lezen, met na me dankzij joodse visies en denk wijzen. Gehoorzaamheid aan de bijbelse geschriften vraagt een se rieus-nemen van deze geheel ande re benaderingen. Geen wonder dat de anders-gelezen bijbelteksten op alle printen van de geloofsleer tot nieuwe bezinning aanzette! Ik denk kingen tussen theologie en poëzie, onder de titel 'God als vraag'. Ook Ik meen de vragen en antwoorden van Moltmann en Sölle althans se rieus genomen te hebben, en hoop op een werkelijk gesprek en een werkelijke verwerking. Uit dit tweede motief (het kerkelij ke en theologische) moet men niet afleiden dat ik een 'theologisch boek' wilde schrijven. Het heeft na tuurlijk alles met theologie te ma ken (het Godsbeeld!), maar dan zo, zoals alle mensen die over God denken en het lijden moeten ver werken met theologie bezig zijn. Vanuit dit tweede motief hoop ik mensen buiten en binnen de ge meente de mogelijkheid te geven mee te denken en mee te spreken in deze grote vragen. Theologie kan niet alleen door theologen worden gemaakt! Onze dominee legde ook nadruk op het gevaar van de gedachte dat 'Christus lichamelijk onder de ge stalte des broods en wijns is', want je kwam er zomaar niet van los. Ter verlevendiging van zijn onder wijs verhaalde hij ons van een bezoek dat hij samen met een afge dwaalde roomse vriend (achteraf vraag je je af, hoe de man aan zo'n relatie kwam) aan Parijs had ge bracht. Ze bekeken daar kerken, die hoog nodig een goeie reforma torische beurt moesten hebben. Toen ze op eèn gegeven moment ergens binnen kwamen, klonk juist het belletje van de mis. Dit werd de afvallige toerist toch te machtig, en hij zonk eerbiedig op zijn knieën neer. De dominee, die gelukkig staande was gebleven, keek ons ernstig aan en besloot zijn relaas met de woorden: dat is nu de macht van Rome'. Toen ik jaren later zelf in Parijs kerken bekeek, bevond ik dat voor mij Rome's macht zich hier niet openbaarde in het magisch geklingel van de misbel maar in de klank van de orgels die Cavaillé-Coll in de vorige eeuw bouwde voor de Notre Dame, de St. Sulpice, de Madeleine, de St. Eustache, de Ste Clotilde en noem ze maar op. Wanneer ik het trof dat in een kerk zo'n orgel bespeeld werd, was Ik er niet weg te branden, zeer tot ongenoegen van mijn reisgenoten die wereldser Theologie Naast deze dtrekt persoonlijke en pastorale motleven zijn er ook meer kerkelijke en theologische. Ik hoop dat dit boek duidelijk laat Jürgen Moltmann Als ik nadenk over Kohlbrugge's heengaan een eeuw geleden komt me voor de geest hoe hij éénmaal op een hervormde kansel in Amsterdam stond en preekte over de psalmwoorden 'Bij den Here zijn uitkomsten tegen den dood'. Na de dienst bad hij: 'Here, mag ik hetgeen Gij heden aan mij voor een arm volk gedaan hebt, aannemen als onderpand dat ik zo ook eens uit komsten bij U zal vinden tegen den dood?'. Kort daarna is hij gestorven. Die dienst in Amsterdam, waar men hem immers niet wilde om zijn extreme opvattingen, heeft hij als een wonder ervaren. Hij had er zijn leven lang op gehoopt, maar er niets voor gedaan. Alleen: gewacht. Zou NU iemand het nog in het hoofd halen hem een kansel te ontzeggen? Wel is het de vraag of er nog velen zijn die het de moeite waard vinden naar hem te luiste ren. De "Vrienden van Kohlbrug- ge' met hun 'Kerkblaadje' treden niet op de voorgrond. Een der laatsten die een boek over Kohl- brugge schreef, ds. W. A. Hoek. is onlangs heengegaan en zijn boek ligt te koop bij de uitgeversres tanten van De Slegte. Karl Barth zegt in zijn standaard werk over de protestantse theo logie in de negentiende eeuw dat in geen 'theologie-geschiedenls' die hij kent, de naam Kohlbrugge ook zelfs maar genoemd wordt. Dat ls onjuist, in ieder geval i6 het aan diezelfde Barth te danken geweest dat nu ook buiten de Nederlandse grenzen men van Kohlbrugge weet. Toch is het kenmerkend. Kohlbrugge is gestorven zoals'hij geleefd heeft, achteraf, ergens in het Wuppertal. In stilte, eigenlijk in ballingschap. Na een moeilijk leven met veel verdriet. Toch ligt daar de oorzaak niet voor zijn vergetelheid. Het is Kohlbrugge's theologie geweest, zijn gedachten- wereld en zijn prediking, die daarvoor verantwoordelijk zijn. Hij wilde uiteindelijk niet anders. Tot wie heeft Kohlbrugge vandaag nog iets te zeggen? Tot mensen die net als hun voor vaderen uit de negentiende eeuw. geneigd zijn nogal hoog van zich zelf te denken, christen en niet- chrlsten om het even. Kohlbrugge, die hoogleraar had kunnen wor den, heeft geen andere carrière ge zocht dan die van predikant. Hij heeft na zijn dissertatie geen we tenschappelijke werken meer ge schreven. alleen preken. Het is dan ook niet te verbazen dat Jan en Annie Romein hem niet heb ben opgenomen in hun 'Erflaters van onze beschaving'. Ze deden het wel met Abraham Kuyper, die journalist, hoogleraar, politicus, minister-president werd. Kohl brugge heeft een plaatsje gekre gen in de bundel 'Kerkelijke klas sieken'. Nergens anders hoorde hij blijkbaar thuis. Zijn er nog mensen, die moe van alle spectaculaire prestaties, de toekomst pessimistisch Inzien? Ik denk dat zij moeten luisteren. Gelet de mij beschikbare ruimte volsta ik ln dit herdenkingsartikel met één woord 'Nochtans'. Of. minder plechtig: Toch'. Vandaag houden we ons echter maar aan Kohlbrugge's eigen taal. Hij zelf heeft in een catechisatie-boekje op de vraag: 'Aan welk woordje moogt gij u houden wanneer u geen enkel kenmerk van ware ge nade in u vindt en deswege diep neerslachtig zijt?' geantwoord: 'Aan het woordje 'nochtans'. Dat is typerend voor de profeet. Het is vaker in de geschiedenis voorge komen. Een groot dogmaticus, schrijver van dikke delen, zei op zijn sterfbed: 'Nu kan mijn hele geloofsbelijdenis op een lucifers doosje'. Kohlbrugge is zowel voor de mens die van een breed betoog houdt als voor de ander die het van weinig woorden hebben moet, een gids. Dat is hij geweest en zal hij blijven. Hij zegt dat het heil van de wereld, de kerk en mijzelf niet afhangt van mijn knapheid, acti viteit, vroomheid en gelukkig evenmin van mijn falen en mis lukking. Jezus Christus is er. 'Ben ik niet vroom, zo is mijn Heiland toch vroom. Ben ik niet heilig, zo is mijn Heiland heilig'. Kohlbrugge wilde dan ook de volkskerk, die hem uitstootte, nooit afschrijven. De Afscheiding van 1834 noemde hij een 'halve verlossing'. Wacht toch liever, neem de dingen niet in eigen hand! Laten we ons niets verbeel den, we zijn maar 'vlees', in de diepe bijbelse zin van dit woord. Zie, hoe Jezus dit 'vlees' heeft aangenomen en ombuigt en op Zijn manier gebruikt. Lees in Mattheils' geslachtsregister hoe Juist vrouwen van bedenkelijke reputatie door God Ingeschakeld zijn. Zit u met uzelf en met God in de knoop? Laat het u niet verontrusten, integendeel juist. Zelfs het geloof maakt mij niet zalig, dus evenmin elk activisme of collectivisme of individualisme of wel -isme wij maar hebben Dr. H. F. Kohlbrugge, de theo loog die een eeuw geleden op 5 maart 1875, te Elberfeld (te genwoordig samen met Bar men Wuppertal geheten) over leed. Wij hebben de hervorm de kerkhistoricus dr. Peter L. Schram, verbonden aan de theologische faculteit van de Vrije Universiteit te Amster dam, gevraagd iets te schrij ven over de huidige betekenis van Kohlbrugge, die van 1847 tot zijn dood predikant van de Nederlandse gereformeerde gemeente in Elberfeld was. uitgedacht. Het enige dat past is heilige passiviteit. Zo preekt Kohlbrugge over de hondjes die de kruimels eten. Meer moeten wij niet willen zijn. Wie kwamen uiteindelijk in het beloofde land? Jozua (dat is: Je zus) en Kaleb (het Hebreeuwse woord voor 'hond'). Eenzijdig? Zeker. Maar ik ben ge neigd te vragen: Mag hij? Eenzij digheid hoort bij profteten. Wij missen hem nu al een eeuw, deze oudtestamenticus die Genesis 1 vers 27 vertaalde zoals het er letterlijk staat: 'God schiep de mens in zijn Beeld'. Hij interpre teert dat dan als: in Christus. In Hem is ons bestaan geborgen. Dan wordt het sterven (zoals hij zei) 'Ein groszer Tag des Feierns und des Jauchzens'. Van Kohlbrugge met zijn toewij ding aan Christus kunnen we le ren telkens weer bevrijd te wor den evengoed van loodzware ernst als van onheilige onverschillig heid. Wat 'ze' of 'we' ook zeggen, steeds komt er dat machtige woordje tussendoor en achteraan: 'Nochtans'. Met als vervolg een nieuw begin. TOVENARES Vandaag gaat het slechts .om één korte regel: een tovenares mocht hij niet in leven laten. Zo ergens dan is het hier duidelijk dat we hier te maken hebben met een vrij willekeurige opsomming van oude overleverde regels. Deze staat ge heel op zichzelf. Ter geruststelling vooraf: in Deut. 18 ls straks sprake van tovenaars. Toch schijnt dit woord een rol gespeeld te heben in de middeleeuwse heksenproces sen. Wanneer je je dit realiseert ben je geneigd om te zeggen: jam mer dat zoiets hier nogal ongenu anceerd te lezen staat. Er wordt blijkbaar behoorlijk op onze kriti sche zin en op ons overleg- gere kend. 'De geheime wreedheden van de middeleeuwse processen itegen heksen moeten in een joodse rechts procedure onmogelijk geacht wor den', schrijft een joods commenta tor. Hij heeft gelijk, wij, waren het, heidenen, die op deze 'manier onze bestaansangst afreageerden en nog vaak afreageren door iemand om zijn huidskleur of soms alleen maar om zijn sociale bewogenheid te stigmatiseren tot een vijand van de mensheid. Ook hier betrappen we die worsteling om de mens. De joden veroordeelden tovenarij om dat het de belijdenis van de unieke God in gevaar bracht. Tovenarij suggereerde hulp van een andere zijde, ook als zogenaamde witte magie. Het vertroebelde de open heid tussen God en ihens, tussen Jahweh en zijn volk en bracht daardoor dat wat deze God qls zijg heerlijkheid bedoelde, namelijk de werkelijke menswording in gevaar. In de tovenarij hoorde men een storende stem die tot angst en wanhoop opriep en niet de stem. van de bevrijder. En dat is nog ter zake, vandaag (Exodus 22, 17). NED. HERV. KERK Beroepen te Numansdorp: K. J. Jansen te Hoogeveen. Aangenomen naar Linschot.en: J. H. C. Olie, kand. te Delfgauw die bedankte voor Streefkerk, Wiln-is en Herkingen -Sommelsdijk. •Bedankt voor Lexmond: M. A. Jan- sens te Mastenbroek: voor Harder wijk (toez.): T. Lekkerkerker te Leerdam; voor Zwartenbroek: A van de Beek te Sommèlsdijk. door A. J. Klei vermaak wensten na te jagen. Maar ik werd volledig ingepakt door de fluwelige geluiden, die, beurtelings imponerend voornaam en meesle pend doezelig, door de ruimte stroomden. In de loop van de tijd leer je de dingen te 'plaatsen' en nu weet je van de orkestrale kleur en het hoog gehalte van het werk van Cavaillé- Coll. Dank zij de grammofoonplaten industrie kun je op elk gewenst ogenblik een van die Parijse orgels thuis beluisteren. Een beetje jam mer was dat we tot nu toe, voorzo ver ik weet, geen opnamen konden krijgen van het orgel in de Ste Clotilde, het orgel van César Franck. Dank zij de Cantilena Grammofoonplaten Collectie heb ik nu twee langspeelplaten in huis, die samen vier kanten met orgel spel uit de Ste Clotilde opleveren en waarop ik de liefhebbers graag attendeer. Op de eerste Cantilena-plaat speelt de 28-jarige Henk Klop werken van de componisten die organist in de Ste Clotilde zijn geweest: Franck, Pierné en Tournemire, en van de tegenwoordige organist van de kerk, Jean Langlais. Het aardige is dat Henk Klop niet met bekende nummers uit het repertoire komt, maar composities speelt die nog niet eerder op de plaat werden opgenomen. Nu moet ik eerlijk be kennen dat ik niet op Francks Interludes symphondques de ré- demption (een transcriptie van Du- pré) heb zitten wachten, maar de kennismaking ls interessant ge noeg. Wat de concertgever betreft, die woont weliswaar in het oerholland- se Hardinxveld-Giessendam, maar hij blijkt een bijzonder grote affi niteit met deze Franse orgelmuziek en orgelcultuur te hebben. Pierné's Trois pièces bijvoorbeeld vertolkt hij even speels als fijnzinnig, virtuoos ook en ver uit de buurt van goed koop effect. Uit zijn eigen improvi satie maak ik op, dat Henk Klop niets liever doet dan wegdromen achter de klavieren van dit heerlijk orgel. Eén opmerking: hij moet op passen dat de registratie niet te week wordt. Op de' hoes van deze plaat staat de fraaie gravure van de Ste Clotilde die ik hierbij afdruk. Op de andere plaat met orgelspel uit de Ste Clotilde horen we impro visaties van Langlais, die hier sinds 1939 organist is. Aantrekkelijk is dat drie van de vijf improvisaties een bekend koraal tot thema heb ben: Kom Schepper, Geest (niet: Heilige, zoals de hoes Creator Ver keerd vertaalt), Lof zij de Heer, en: Wat mijn God wil, geschied' altijd. Dit is overigens niet het enige aan trekkelijke. Lieve tijd, nee!, het aantrekkelijke is voor mij vooral gelegen in de ik zou zeggen adembenemende manier waarop Langlais met deze koralen aan de gang gaat. Luidruchtig en virtuoos is zijn Veni Creator, een zee van klankgeweld, bijna bedwelmend. En het impressioniste jasje, waarin hij Wat mijn God wilsteekt, had je niet voor mogelijk gehouden. Of hij nooit vervelend is? Jawel, maar dan nog verveelt hij niet. Deze platen kosten 24 gulden per stuk. De hoestekst is goed verzorgd, bij de dispositie van het orgel staat aangegeven, welke registers door de opvolgers van Franck toegevoegd zijn. Overigens leert Cantilena ons dat je voor de uitvoering van Fran se orgelmuziek niet persé de grens over hoeft: op een derde Cantile na-plaat speelt Thijs Kramer de achtste orgelsymphonie van Widor, op het Adema/Scheursorgel dat van de (afgebroken) St. Wilübrordus buiten de veste in Amsterdam ver huisde naar de (nieutfre) St. Bavo ln Haarlem. Thijs Kramer voert een uitstekend pleidooi voor dit uitvoerig orgelwerk, trefzeker kleurt hij alle onderdelen, en wat mij betreft, ik geef me graag gewon nen. Ook deze plaat kost 24 gulden, ook de hoes hiervan bevat een met zorg samengestelde tekst plus de dispositie van het orgel en ook ditmaal zeg ik: hartelijk aanbevo len. Voor wie ln zijn grammofoonpla tenzaak de Cantilena-platen niet tegenkomt, noem ik het adres: postbus 87 in Zwanenburg. De di recteur is George de Vries, die via bonnen-schrijven ln "het magazijn van Bovema tot een eigen zaak is gekomen. Hij speelt zelf geen orgel, maar is trouwe registrant van Feike Asma. (ADVERTENTIE) BIJENHOF'S FIJNHOUT BEWERKING INDUSTRIEWEG D7d VORDEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1975 | | pagina 2