EEN KERK ZONDER LEF Talent van Puchinger openbaart zich bij Hoppe I fllBillsll Jr( Vandaag Tiende bundel interviews van dr.G.Puchinger Nieuwe boeke Trouw K wartet KERK T2- Vandaag viert dr. R. B. Evenhuis, emeritus-predikant van de her vormde gemeente te Amsterdam, zijn gouden ambtsjubileum. Dat is voor hem en zijn familie een gelukwens waard: van harte! De vreugde wordt er des te groter om, nu vandaag ook het vierde deel verschijnt van de kerkgeschiedenis van Amsterdam, waaraan dr. Evenhuis nu al jaren lang met zoveel volharding werkt. Daardoor wordt het ook een beetje feest voor alle mensen, die de kerkge schiedenis een goed hart toedragen. Wat een prestatie! In 1965 ver scheen het eerste deel en nu ligt het vierde al voor ons. Ik hoop dat veel mensen dit boek zullen lezen, ook die mensen die geschiedenis maar een dorre en droge zaak vin den. Als één boek geschikt is om hen van dit waandenkbeeld af te brengen, dan wel dit. Vertellen kan dr. Evenhuis en dat is voor een historicus erg be langrijk. Dit deel gaat over het kerkelijk leven in de achttiende eeuw,- speciaal over de hervormde kerk. Maar de schrijver heeft zijn taak zeker niet te beperkt opgevat Het gevolg is, dat heel het bonte leven van het 'onbeschrijfelijk Am sterdam' voor ons komt te staan. Op de eerste bladzijde van zijn verhaal worden ons de verkeerspro blemen van de achttiende eeuw uit de doeken gedaan. In de straten naar het Rembrandtplein was één richtingsverkeer voorgeschreven en in de nauwe straten rondom de Dam was alle verkeer op boete van vijftig gulden verboden, terwijl bij de poorten parkeerplaatsen waren voor van buiten komende voertui gen. Op de laatste bladzijden zijn we in 1796 aangekomen. De Franse revolutie is overgeslagen naar Ne derland en de predikanten moeten een eed van trouw afleggen, waarin 'de oppermacht des Volks' wordt erkend. Van de Amsterdamse predi kanten weigeren er vijftien, onge veer de helft, deze eed af te leggen. Zij worden geschorst en, hoewel de kerkeraad een commissie benoemt die met de geschorsten moet gaan praten 'hoe deze onaangename zaak het beste te herstellen' is, worden de dertien die hardnekkig blijven, al spoedig uit hun ambt ontzet. Het duurt tot 1803, voordat dit onge daan wordt gemaakt! Kleurrijk Ziedaar het begin en het slot van het boek: beide even kleurrijk. In de 350 bladzijden, die daartussen liggen, paraderen de dominés, ou derlingen en diakenen, maar ook de patriotten en prinsgezinden, de wezen, de vele pamfletschrijvers, de geleerden, de mensen die door de diakon ie onderhouden werden, enz., enz. Hoewel, voor 18de-eeuwers is 'paraderen' toch niet het meest geëigende woord. Zij schrijden, ze ker de predikanten! Dr. Evenhuis vertelt vol verve, hoe alle ambts dragers ter vergadering van de ker keraad getooid zijn met mantel en bef. De predikanten droegen de ambtskleding ook op straat. Je ziet de heren schrijden, allen natuurlijk gepruikt en gepoederd .Dat waren nog eens tijden! Kom daar nu eens om, nu de toga al bijna van de kansel verdwenen is en zelfs aan de universiteiten het strenge ambtsgewaad vergeten in een hoek je van het doelmatige, cleane en deprimerende gebouw ligt. Het spreekt vanzelf, dat de predi kanten in het boek een grote plaats innemen: zij stonden nu eenmaal nog in het centrum van de belang stelling. Wanneer de kerkeraad in de Nieuwe Kerk vergaderde om een beroep uit te brengen, stond de Dam zwart van de mensen. Als de beslissing was gevallen, plaatste de koster een papier met de naam van de beroepene achter het raam van de consistoriekamer. De burgemees ters hoorden in het stadhuis aan het gejuich, dat dan opging, dat de zaak beklonken was. Maar dat gaf natuurlijk geen pas. Dus verorden den zij, dat de koster eerst naar het raadhuis diende te gaan om verslag uit te brengen en dat pas daarna het volk zou worden ingelicht. Maar ik heb het al gezegd: niet alleen de predikanten komen naar voren, heel de woelige Amsterdam se maatschappij van die eeuw komt bij ons binnen. Verhaal Nu moet dit een ordentelijke boek bespreking worden, en ik kan dus niet al te veel van de verhalen van dr. Evenhuis navertellen. Maar de kerkredacteur van deze krant ver telt zelf zo graag, dat één verhaal en dan niet over een dominé misschien net nog door zijn beu gel kan. Het gaat over Jan Jacob Mauricius, die in 1742 gouverneur van Suriname werd. Dat werd een grote mislukking, onder meer door zijn pogingen om het lot van de negerslaven enigszins te verbeteren. De plantagebezitters en hun op zichters waren furieus, evenals de ambtenaren. De classis Amsterdam was het met de gouverneur eens. Maar daar stond tegenover, dat de predikanten in Suriname zelf plan tagebezitters en slavenhouders wa ren. Deze Mauricius was een won derkind. In Leiden studeerde hij theologie, medicijnen en rechten, hij promoveerde toen hij zeventien jaar was, maar al op zijn zesde jaar hield hij een preek van een vol uur in de Gasthuiskerk. Een verslagge ver vertelt ervan: 'Hij eyndigde met de woorden van het volmaakte gebed, hetgeen hij alte maal zo heerlijk van 't eerste tot het laatste volbragt dat het by yeder voor een wonder des weerelds gerekend wierd en zo wenste hij ook haar alle tot zijn afscheit een heerlyke zegen toe, waar mee een yeder met de grootste vergenoeging na huys ging'. Een onbelangrijk iets? Op zichzelf misschien wel, maar het typeert een bepaalde tijd. Dezelfde Mauricius komt elders weer in het boek voor. Hij is dan advocaat in Amsterdam en helpt arme joden, die zijn hulp inroepen, gratis. In 1716 springt hij in de bres, als de joden in Nijmegen ervan beschul digd worden dat zij in hun synago ge een christenkind geslacht heb ben om het bloed te gebruiken voor hun ceremoniën. Intussen vermeldt dr. Evenhuis, dat de Amsterdamse predikanten in de 18de eeuw geen geschriften van betekenis over de jodenkwestie hebben gepubliceerd. Zij bleven bij het oude standpunt, dat ook de huidige joden schuldig staan aan de dood van Christus. door prof. dr. C. Augustijn Ketterij zijn boek opnemen. Al dit werk heeft dr. Evenhuis op een voortref felijke wijze verricht. Wij zijn hem daarvoor grote dankbaarheid ver schuldigd. Ik heb al gezegd, dat dr. Evenhuis zijn taak ruim heeft opgevat. Zo behandelt hij ook uitvoerig de filo sofische en theologische stromingen van de 18de eeuw, hoewel de Am sterdamse predikanten op deze ter reinen weinig of niets hebben ge presteerd. Ik heb mijzelf even de vraag gesteld, of dat dan wel in dit boek thuishoort. Bij nader inzien geloof ik, dat dr. Evenhuis er goed aan heeft gedaan, de zaak zo breed op te zetten. Wij krijgen nu een veel vollediger beeld van de 18de eeuw. Bovendien blijkt telkens weer, dat buiten de kring van de officiële kerk deze problemen wel degelijk leefden. Vraag Stapels De schrijver is in zijn volle kracht, als Amsterdam in het middelpunt staat. Men moet over de hoeveel heid werk, die hij daarvoor verzet heeft, niet gering denken. Hij moest stapels grote en kleinere ge schriften en vele meters ongepubli ceerde stukken doorwerken. Daarna moest hij dit materiaal schiften en de werkelijk belangrijke dingen in Toch blijf ik op dit punt wel wat zitten met de vraag, of de aanpak van de schrijver de meest verstan dige is. Hij typeert de 18de eeuw als 'de grote crisis' voor de kerk, en die crisis ligt in de Verlichting, die zich dan baanbreekt. Ik ben dit met hem eens. In deze eeuw komt de christenheid voor geweldige vra gen te staan, vragen die ook later telkens weer opduiken. Men komt in aanraking met onbekende cultu ren en godsdiensten en daardoor komt de vraag op: is het christen dom wel uniek, is het niet één van de vele godsdiensten die je op de wereld vindt, zijn al die godsdien sten misschien in de kern aan el kaar gelijk en verschillen zij soms alleen in de uitwerking? Tegelij kertijd beginnen de natuurweten schappen op te komen, de orde in de natuur en de wetmatigheden worden langzamerhand ontdekt. Dat stelt de mensen voor de vraag: kan je dan nog spreken van een direct ingrijpen van God, heeft bidden wel zin, is God niet een God die de machinerie van de we reld eenmaal in werking heeft ge steld en die nu verder met zijn armen over elkaar toekijkt hoe al les zich ontwikkelt? Op deze grote vragen hebben de mensen van de Verlichting een antwoord willen geven. Dr. Even huis heeft grote bezwaren tegen hun antwoorden en ik kan mij dat indenken. Maar is het juist om mensen als Barth en Berkouwer tegen hen in het geweer te roepen? Onwillekeurig ontstaat daardoor een zekere vertekening: het is geen verdienste, dat wij op sommige punten iets verder zijn dan mensen uit de 18de eeuw. Wij moeten pro beren, ons in te denken in hun situatie en vandaaruit hun ant woorden beoordelen. Dan komt ook de mededeling van dr. Evenhuis, dat de Amsterdamse predikanten zich met deze zaken niet hebben beziggehouden, in een ander licht te staan. Betekent dat in feite niet, dat zij ver beneden de maat zijn gebleven, dat zij de eisen van hun tijd niet begrepen hebben? Dr. Evenhuis vermeldt, dat al hun pre ken orthodox waren en dat zij zich hielden aan de belijdenis. Dat klinkt erg positief maar ik vraag Bij Meinema in Delft verscheen 'Toekomst van het christendom' door dr. G. Puchinger: een bundeling van de gesprekken die de bekende Haagse historicus en publicist over dit onder werp had met: ds. A. A. Spijkerboer, drs. J. P. A. Gruyters, mr. A. A. M. van Agt, dr. W. Barnard (Guillaume van der Graft), prof. dr. E. Schillebeeckx, mevrouw prof. dr. C. J. de Vogel, prof. dr. J. T. Bakker, prof. dr. D. C. Mulder en prof. dr. P. J. Bouman. Omdat dit de tiende en, naar hijzelf verzekert, laatste bundel interviews van dr. Puchinger is, zijn we met hem over dit onderdeel van zijn werkzaamheden gaan praten. 'Toekomst van het christendom' telt 322 pagina's, biedt foto's en levensberichten van de ge- interviewden, behelst een personenregister en kost 19,75. door A. J. Klei Dr. G. Puchinger Onlangs stond ik op een avond wat in te nemen in het zeer vertrouwde café Hoppe. Achter me klonk een forse stem met een onuitwisbaar zuidelijk ac cent. Ik kon de eigenaar ervan niet zien en vroeg aan de collega, met wie ik meegelopen was: hoor ik minister Gruyters soms? Ik bleek goed gehoord te hebben. Toch had ik nog nooit tevoren het geluid van de heer Gruyters meegemaakt. Maar ik was die ochtend opgebeld door dr. G. Puchin ger. die me wat vertelde over zijn gesprek met Gruyters voor z'n boek. Hij leverde mij een paar treffende citaten uit dat interview en daarbij bootste hij de stem van zijn gesprekspartner na. Bij Hoppe dus openbaarde zich de omvang van Pu- chingers talent als imitator ten volle: dank zij zijn gave ervoer ik wat het is, met een bewindsman onder één dak te verkeren. Uit uiterst betrouwbare bron verneem ik dat Puchinger in kleine, besloten kring wel eens bereid is een demonstratie van zijn kunnen te geven. Uit wat op pagina 54 van 'Toekomst van het christendom' staat begrijp ik dat minister Van Agt tot zijn afnemers behoort. Intussen mag bij niemand de gedachte postvatten dat Pu chinger ten gerieve van zijn repertoire de afgelopen tien jaar met grote vlijt bij zeer notabelen over de vloer kwam. Die bezoe ken aan en gesprekken met hooggeleerden en hooggezetenen dienden de door hem gepresideerde reünistenorganisatlé van de SSR (vereniging van reformatorische stu denten). In 1965 wijdde deze reünistenclub haar jaarlijks congres aan de verhouding Ro me-Reformatie. Ter voorbereiding daarvan interviewde voorzitter Puchinger een aan tal bekende Nederlanders over dit onder werp. Zijn stukken verschenen in het maandblad van de reünisten. Na afloop van het congres kwamen de verhalen in een boek: de eerste bundel was er. Zo is het tien jaar lang doorgegaan: interviews in het maandblad, een congres, interviews in een boek. Met de regelmaat van een klok dienden de bundels interviews zich aan: over secularisatie, over hergroepering van de partijen, over christen en kunst, over polarisatieTien delen, met als hekkensluiter 'Toekomst van het christen dom'. Uit de hierin gepubliceerde interviews hebben we al vaak geciteerd op deze pagi na: de liefhebbers zijn gewaarschuwd. Daarom vandaag een interview met inter viewer Puchinger, die verklaard heeft met het voorzitterschap van de SSR-reünisten ook het interviewerschap neer te leggen. Dit is nauwelijks te geloven en mijnteerste vraag is: noud je er werkelijk mee op en waarom? Ik ben destijds gaan interviewen om de naar mijn smaak wat magere discussies op de congressen van onze reünistenorganisa tie aan gesprekstof te helpen. Volgens de statuten moest lk na tien jaar als voorzit ter aftreden, ik hoef geen congressen meer voor te bereiden en dus komt ook aan het interviewen een eind. In deze vorm ten minste. Wat bedoel je met dat laatste? Dat het niet onmogelijk is dat ik ooit weer eens met Interviews voor de dag kom. Maar niet meer in dit verband en met deze opzet. Welke van de tien bundels vind je zelf het meest geslaagd? Dat kan ik werkelijk niet zeggen. Ik vond ieder onderwerp boeiend en tegelijk moei lijk en hetzelfde geldt van elk gesprek. Bij welk onderwerp voelde je je het meest betrokken? Omdat ik, weliswaar in overleg met ande ren, de onderwerpen zelf vaststelde, was ik bij alle onderwerpen sterk betrokken. Wel was voor mij het gesprek over religieuze overtuigingen een heel apart punt, ook wanneer dit gevoerd werd met mensen die zeiden dat ze de religie de rug toegekeerd hadden. Juist met hen was het gesprek vaak diep ernstig en zeer persoonlijk. Aan welk gesprek denk je met het meeste plezier terug? Ik zou velen onrecht doen als ik hier bepaalde namen liet vallen. Toch wil ik één groep graag noemen. Ik denk aan hen die nu gestorven zijn. Aan Geyl, Karl Barth, Van Niftrik, Anton van Duinkerken, Bruins Slot, Cals, Haitjema en Van Ruler. Met de weduwen van de meesten van hen heb ik nog contact, onder andere via briefwisseling. Misschien komt het omdat ik historicus ben, maar gestorvenen blij ven leven voor me en in allerlei situaties denk ik vaak: wat zouden zij daarvan gezegd hebben? Zo functioneren de gesprek ken met hen voor mij op een speciale ma nier. Wie was je voorbeeld bij het interviewen? Al die kopjes koffie bijvoorbeeld tussen de tekst. Je moet weten dat Plato in zijn dialogen, en dat zijn in feite verzonnen interviews, altijd met kleine bijzonderheden kwam om de sfeer te tekenen. De zon ging juist op toen ik Socrates tegenkwam..Plato dus als voorbeeld. Verder Erasmus die je in zijn Colloquia leert converserenderwijs ei gentijdse vraagstukken onder woorden te brengen. Als derde noem ik Newman die je bijbrengt dat geen gesprek en geen verhandeling zin heeft zonder persoonlijke betrokkenheid. Heb je idee dat jouw boeken inzicht ver diept hebben? Ik ben niet zo zelfverzekerd dat ik met 'ja' antwoord. Ik geloof wel dat mensen die geïnteresseerd zijn in het innerlijk leven van anderen, iets aan mijn interviews gehad hebben. Want om dat innerlijk ging het mij tenslotte, zó wilde ik de bezinning op gang brengen. Liever dan met nóg eens een vergadering of weer een rapport. Je houd niet van wat ze tegenwoordig noemen het 'harde' interview? Mijn stelregel was: niet tegenspreken, maar uit laten spreken, want zo alleen komt de authentieke opinie van de geïn terviewde tot haar recht. Dan krijg je verhalen die aan een tegenspreker nooit prijsgegeven worden. Overigens betekent dit niet dat je er als een doetje bij zit. Juist omdat je een eigen overtuiging hebt Mi DE VOORSTELLING d< Sedert ik daar eens iets van Bj hoeffer over gelezen heb, kan ik zogenaamde aanhef van de tien |LE boden nooit lezen zonder daarl té denken. Hij hoorde in die eej10. woorden Ik ben de Here, |ja God eigenlijk al alles wat verder kwam. Ik ben, dat was <j}e Alle leden van de kerkeraad waren ter vergadering getooid met mantel en bef. Het is niet duidelijk of de man op de voorgrond een predikant is; mogelijk is het een leedaanzegger (plaat en bijschrift uit 'Ook dit was Amsterdam' deel IV). me af of je daar nu zo blij mee moet zijn. In heel de 18de eeuw is de Amster damse kerkeraad maar één keer in het geweer gekomen, toen Zinzen- dorf in Amsterdam kwam. De ker keraad verweet hem, dat hij niet rechtzinnig was op het punt van de rechtvaardigings- en genadeleer. De kerkeraad had nog gelijk ook, maar hij heeft niets begrepen van het geweldige werk dat deze man ver richtte. Hier kwam men in aanra king met een 'ketterij', die aan de hand van de belijdenis veroordeeld kon worden, omdat Zinzendorf en de Amsterdamse kerkeraad binnen hetzelfde kader spraken. Maar de veel grotere vragen van hun tijd konden de predikanten niet aan. Die lieten ze dan ook maar liggen en dus bleven ze goed orthodox. Ik had graag gezien, dat dr. Even huis deze kant van de zaak wat meer belicht had. Ik ben het met hem eens, dat de Verlichting de kerk in de crisis heeft gebracht. De kerk had die crisis aangekund, als zij het lef had gehad, de vragen onder ogen te zien. Aan dat lef heeft het ontbroken, en -daarom hadden de predikanten uiteindelijk niet voldoende hart voor de kerk en voor het evangelie. Het is een goed boek, dat op derge lijke vragen brengt. Hartelijk dank, dr. Evenhuis. Prof. dr. C. Augustijn, als kerkhis toricus verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, be spreekt: 'Ook dit was Amsterdam', deel IV, door dr. R, B. Evenhuis. Uitg. Ten Have, Baarn; 382 tekst en 32 illustratiepagina's, prijs 32,50. de Vader. Die kan alleen zo zeggen, in onafhankelijkheid:.en ben! De Here, Jahwe, dat was' naam waarmee God zich aan Ph volk verbond, was dat niet Goeiig de gestalte van Jezus Messias? j 'uw God', dat wees duidelijk nh. Gods nabijheid en aanwezigheid! de mensen, naar het werk vange Heilige Geest. Maar nooit kürn. we aan deze woorden denken 2^ie der het vervolg, 'die u uit het 1 Egypte, het slavenhuis, geleid Want zo alleen kennen we I Niet in zijn 'Ik ben', ook niet|je leen in Jezus, zoals Hij hier verlP01 gen rondging en ook niet alleen; een Geest die in ons werkt, ra' als die God die leidt uit een i venhuis. Van Wie grote daden I bevrijding bekend zijn, waarom p geëerd en geprezen wordt, waaiL Hij in ons midden woont op oKI lofzangen als die God, van wie I alles verwachten. Nu, die God, er zó op staat en zo voorstaat eifai onze God wil zijn, die heeft woorden voor ons, tien aanwij»e gen hoe het moet om mens te pP1 met Hem, om te leven voor fro aangezicht, om bevrijd en geleiipe leven. Niet als tien wetten die fee: ons van de een of andere eeuwa orde doorgeeft, maar als Zijn gefei dige bemoeienis met ons. Voor feij gesneden en in de aarde geker" (Exodus 20, 1, 2.) I ié: NED. HERV. KERK Beroepen: te Valkenburg (fr (toez.): J. C. van Hunnik te Erf lote Genemuiden: M. A. v.d. ker te Stellendam die bedarf voor Nijkerk. Afscheid van Schiedam A. D. K|£ sen ber. te Breda als diakonessff huispredikant. GEREF. KERJKEN m Beroepen: te Stad aan 't Harij? vliet: drs. G. J. Smink kand. aldP die dit beroep heeft aangenomefj Beroepen: te Schiedam, J. Ch. PP1 nekamp te Een-Veenhuizen. G Aangenomen naar Vries: J. I/F. man, kand. te Amsterdam. Je Bea Vianen. Liggend stilstaan.(is blijvende momenten. Gedichjpi Querido, Amsterdam 1974. 52 ja 11,90 Ij Met haar romans als Sarnami, 1L Strafhok: Ik eet, ik eet tot ik i meer kan en Het paradijs L Oranje heeft Bea Vianen naami, maakt. Ze vertelt prettig, ze X een nieuwe streek bloot, een konib rijksdeel dat Suriname heet. El ongecompliceerd als in haar l mans heeft ze een bundel gediL ten samengesteld, waarin ze op gekunstelde wijze ervaringen mei deelt, die hun belang missen, ontlenen aan de informatie men eruit krijgt. Wat de poëtisL vormgeving betreft, daarover I; werkelijk zeer weinig te zegs! omdat die zo goed als ontbreE Nergens krijgen de mededelint meer relief door de wijze waarotf verteld wordt, de poëzie is hier pc tisch proza, waarin jeugdherin) ringen duidelijk maken dat hetL ven in Suriname ook niet alles? dat de vervreemding van de omf ving uiteraard ook in AmsterdaJ Noord wordt ervaren, en dat r lancholie geen troost biedt, r Bea Vianen als romanschrijfr aan het hart draagt, mag dit b[ deltje uiteraard niet missen. f Wie in poëzie is geïnteresseerd, trfj hier verstaanbare mededelinf aan, of niet.H kun je tot een gesprek komen metkijk maar naar 'Hergroepering der partijen?' zowel Van Rossum van de SGP als Bakker van de CPN. Het is mogelijk zowel mede als tegenstander duidelijk bij je lezer neer te zetten. Niet: te kijk zetten Alsjeblieft niet. Je bent verantwoordelijk voor eikaars goede naam. Je moet een geïnterviewde nooit voor onaangename verrassingen stellen en nooit één woord publiceren dat hij niet wenst. Want dit is niet alleen misbruik van vertrouwen, maar ook misleiding van de lezer. Mensen vragen me wel eens of jij niets anders doet dan interviewen. Ik ben bibliotheek-beambte bij de Vrije Universiteit in Amsterdam en verzorg daar de archieven van het historisch documen tatiecentrum voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme van de laatste twee eeuwen. Ben je ook nog met boeken bezig? Om te beginnen moet ik nog twee vervolg delen publiceren op mijn proefschrift over Colijn. Eén van de twee is af, maar ik moet het nog helemaal uittypen. Verder ben ik bezig met het uitgeven van de verzamelde werken van Gerretson. Daar van zijn nu twee delen uit. Dan heb ik nog een breed opgezet project inzake Kuy- per onder handen, maar dat is te zijner tijd een apart verhaal. Daaromheen hoop ik nog wat 'los' werk te doen. Ik wil bijvoorbeeld graag een boek over Engelse theologische persoonlijkheden schrijven. Van hen weten we in ons land te weinig af. De Rotterdammer Nieuwe Haagse Courant Nieuwe Leidse Courant Dordts Dagblad Uitgaven van B.V. De Christelijke Per» Directie: Ing. O. Postma, F. Diemer. Hoofdredactie: J. Tammlnga. Hoofdkantoor B.V. De Christelijke Pers: N.Z. Voorburgwal 276 - 280, A'dam. Postbus 859. Telefoon 020 - 22 0383. Postgiro: 26 92 74. Bank: Ned. Midd. Bank (rek.nr. 69 73 60 768). Gem.glro X 500.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1974 | | pagina 2