Gebrek aan tolerantie hocrfdodrzaaMlb^'if H
van verval van christelijke pers
BOUW/KWARTET ZATERDAG 9 NOVEMBER 1974
BINNENLAND T19/K19
Postma, ing., directeur van De Christelijke Pers, schreef in Anti-revo-
utionaire Staatkunde, het maandblad van de Dr. Abraham Kuyper-
tichting, een artikel over de dagbladpers in Nederland en in het
lijzonder over de taak en de positie van Trouw/Kwartet. We nemen
et artikel hieronder onverkort over.
laas behoort het mede tót het dagelijkse werk van
imige dagbladdirecteuren, niet alleen kostenstijgin-
en inflatie te bestrijden, maar ook misverstanden
Misverstand 1: Het loopt niet zo'n
«art met de afbraak van de landelijke
lagbladpers.
aanhangers van deze opvatting zijn talrij-
dan menigeen denkt. Gelukkig berust hun
ljng meestal slechts op een gebrek aan
■nkennis. Daar bestaat een simpele remedie
Hier volgen enkele feiten die kennelijk
hun aandacht, of hun geheugen, ontsnapt
Ie afgelopen jaren is zeker de helft van onze
elijke kranten merkbaar in de versukkeling
akt. Sommige bladen verloren hun zelfstan-
eid. Twee kranten moesten hun landelijk
kter prijsgeven. En een dagblad met een
rooms verleden ging zelfs voorgoed van ons
POSTMA: TIEN MISVERSTANDEN
over de massamedia in het algemeen en de landelijke
pers in hét bijzonder. Die misverstanden zijn legio. Men
treft ze aan bij lezers, bij adverteerders, soms zelfs bij
Kamerleden. Ik heb er voor dit artikel een niet al te
willekeurige greep uit gedaan, tien van de voornaamste
misverstanden op een rijtje gezet en ze vervolgens, zoals
het een medewerker-aanvoerder van Trouw/Kwartet
betaamt, voorzien van kritisch commentaar.
ien? Van hun zelfstandigheid beroofd wer-
de Nieuwe Rotterdamse Courant en het
meen Handelsblad, benevens het ochtend-
Trouw. De eerste twee werden samenge-
d tot NRC-Handelsblad, een journalistiek
aardje uit de stal van de NDU, dat mis-
tn spoedig verhongeren zou, als het niet
mocht meeëten uit de welgevulde ruif van
Algemeen Dagblad. Trouw zag zich genoopt
I krachten te bundelen met die van het
erdammer-Kwartet. Het product van deze
iratie, Trouw/Kwartet genaamd, toonde zich
r levensvatbaar, maar bleek toch onvoldoen-
pgewassen tegen het barre economisch kli-
in de dagbladwereld om het zonder tech-
ie steun van anderen te kunnen stellen,
laar dat Trouw/Kwartet onderdak zoekt bij
Volkskrant en Het Parool. Om de rij van
itoffers even te voltooien: de krant die haar
ilijk karakter kwijtraakte, was Het Vrije
dat zich op zijn bolwerk Rotterdam moest
jtrekken evenals Het Parool dat in feite een
erdamse krant is geworden. Het blad dat
•eheel en al ontviel, was natuurlijk De Tijd,
t dit blad eerst De Maasbode had opgeslokt.
andelijke kranten die in deze opsomming
eken, zijn het Algemeen Dagblad, De Tele-
en de Volkskrant. Wie het begrip 'lande-
ruim opvat en niet op journalistieke kwali-
n volledigheid let, maar slechts op versprei-
gebieden, kan daaraan het Reformatorisch
ad, het Nederlands Dagblad en De Waar-
nog toevoegen. De enige grote bladen in
reeks die het naar den vleze gaat, zijn De
raaf en het Algemeen Dagblad. Misschien
ook de kleintjes niet ontevreden over hun
iment. Hun produkt is er dan ook naar.
zij de lezers bieden, is een uiterst beperkt
"dat voor betrekkelijk weinig geld kan
ïn samengesteld. Anders gezegd: informa-
:en die een moderne, met haar nieuws héél
;rk en héél de wereld omspannende krant
(nmaal heeft te vervullen, worden door deze
i bladen verwaarloosd of zelfs genegeerd,
laak je natuurlijk geen volwaardige lande-
krant. die beantwoordt aan de behoeften
een groot b.v. protestants publiek,
goedkoop is het wel.
Isverstand 2: De eigenlyke oorzaak
11 de economische malaise in de lan-
lijkc krantenwereld is de reclame op
idio en tv.
dat maar waar; dan zou de therapie heel
eenvoudiger zijn. Natuurlijk berokkent de
aganda van de STER met name de landelij-
lagbladen schade, want de vele tientallen
lenen die het bedrijfsleven eraan besteedt,
en anders althans voor een deel bij hen
htkomen. Een veel wezenlijker bedreiging
het voortbestaan van ettelijke landelijke
;en vormt echter de inflatie, met haar
barende opstuwing van het loon- en prijs-
xfiten zijn arbeidsintensieve bedrijven; veel
het werk dat er wordt verricht, kan niet
machines worden overgenomen. Van pro-
licl iviteitsstijglng kan nauwelijks sprake zijn
liriper zou door de zeer snelle maatschappe-
ontwikkelingen voor journalisten een
atsjaar nodig zijn). De voortdurende, forse
ig van het loonniveau komt hier extra
aan. Weliswaar stijgen ook de abonne-
Esprijzen, maar lang niet zo snel als sommi-
osten Neem de prijs van het papier: in het
lopen jaar is die met maar liefst 70 procent
ooggegaan (bijna 1 gulden per kilo).
gevolg vap deze benauwende ontwikkeling
at kranten steeds meer abonnees en adver-
es nodig hebben om rendabel te kunnen
m. Nu al is een oplage van 150.000 nauwe-
voldoende om aan kranten die aan redellj-
aurnalistieke eisen willen voldoen, een slui-
exploitatie te waarborgen. Het is zeker
ondenkbaar, dat op den duur alleen de
elijke kranten met een oplage van verschei-
honderdduizenden het hoofd boven water
len houden. Vrienden van De Telegraaf en
Algemeen Dagblad behoeven zich dus niet
rust te maken.
[isverstand 3: Akkoord laten we aan-
emen, dat alleen De Telegraaf en het
lgemeen Dagblad de afvalrace onder
e landelijke dagbladen overleven
fat dan nog? De meeste mensen heb-
en genoeg aan hun radio, hun tv en
un regionale krant.
misvatting komt erop neer. dat landelijke
iten geen onmisbare rol zouden spelen in
samenleving. Of beter: hun rol wordt
chien wel onmisbaar geacht, maar ze zou
"oed vervuld kunnen worden door de om-
n en de regionale pers.
■K-zzzTMtmmm
O. Postma ing.
Welnu, om met de streekpers te beginnen: het
valt niet te loochenen', dat ze voor talloze
Nederlanders waardevol is. De informatie over
hun onmiddellijke omgeving, die ze eraan ontle-.
nen, is vaak van praktisch belang en kan
zinvolle stof verschaffen voor gesprekken met
stads-, dorps-, of streekgenoten. Daarnaast vlicht
de regionale pers haar lezers ook in over kwesi*,
ties van nationaal en internationaal gewicht
Maar dat is doorgaans niet haar sterkste zijde.
Zeker, er bestaan in dit opzicht aanmerkelijke
verschillen tussen de diverse regionale en plaat
selijke bladen, maar vrij algemeen geldt toch,
dat hun informatie op deze terreinen niet alzij
dig en diepgaand genoeg is om die lezers tevre
den te stellen, die zich werkelijk betrokken
weten bij de grote politieke en sociale vraag
stukken van deze tijd (om maar te zwijgen van
lezers die serieuze belangstelling bezitten voor
wat er in de kerken gebeurt).
Ook radio en televisie schieten in deze tekort.
Ongetwijfeld is hun betekenis, ook op het gebied
van informatie en voorlichting, aanzienlijk. Het
zou onjuist en ondankbaar zijn, de vraag naar
hun journallstiek-culturele invloed af te doen
met een sneer over de vertrossing van ons
omroepbestel (al geeft het te denken, dat in
hetzelfde jaar waarin een respectabel dagblad
als De Tijd verdwijnt, juist de Tros tot de status
van A-omroep moet worden bevorderd). Maar
toch: hoe gedegen een politieke of culturele
kwestie soms ook voor radio of tv wordt behan
deld. de omroep zal de krant als bron van in-
'en voorlichting nimmer kunnen vervangen.
Daarvoor is zijn aanbieding van informatie
enerzijds te vluchtig en te fragmentarisch, en
anderzijds te incidenteel en te weinig samen
hangend en bovendien, in tegenstelling tot de
voortdurende beschikbaarheid van de dagbladen,
teveel gebonden aan de klok. Het is mogelijk,
dat iemand die de hele dag zorgvuldig selecte
rend bij zijn radio- en tv-toestel doorbrengt,
soms beter geïnformeerd wordt dan de nauwge
zette lezer van een landelijke krant. Maar dat is
natuurlijk geen bewijs voor de superioriteit (of
ook maar voor de gelijkwaardigheid aan de
krant) van radio en televisie. Het is immers
duidelijk, dat een persoon met zoveel vrije tijd
niet model kan staan voor de gemiddelde meele
vende Nederlander, die niet veel meer dan een
uur per dag kan uittrekken om zich te laven
aan de bronnen van het nieuws.
Zijn landelijke dagbladen dus al moeilijk te
missen als verschaffers van universele, samen
hangende informatie, volstrekt onvervangbaar
zijn ze in mijn ogen als opiniemakers en -
vertolkers. Hierin ligt voor een belangrijk deel
het bestaansrecht, en de bestaansnóódzaak, van
kranten als NRC-Handelsblad, De Volkskrant,
Trouw/Kwartet (en wie ook De Waarheid en de
kleine protestantse bladen met een nationale
verspreiding in dat rijtje wil zetten, ga gerust
zijn gang). Zij alle bieden, elk naar de aard van
zijn geestelijke signatuur, een expressiemoge
lijkheid en een discussieplatform aan markante
stromingen binnen ons volk. Dat In Nederland
zulke bladen verschijnen, is een voorwaarde, zij
het natuurlijk niet de enige, voor het floreren
van ons democratisch bestel. Dit bestaat immers
bij de gratie van een verscheidenheid aan niet
alleen welingelichte, maar tevens gevarieerd
voorgelichte bevolkingsgroepen.
Nogmaals: deze verscheidenheid veronderstelt
een pluriforme opiniepers. Een alleenheerschap
pij van De Telegraaf en het Algemeen Dagblad
in de landelijke krantenwereld zou daarvoor
niet de oplossing zijn. Het zou teveel een over
winning betekenen, niet van de liberale denk
richting in ons volk (want wie dat beweert,
beledigt de echte liberalen), maar een toegeven
aan de amusementsindustrie, de sensatiezucht
en de kritiekloze aanvaarding van de consump-
-tiemaatschappij. En een volkomen nederlaag
voor de idealen van serieuze voorlichting over
de kernproblemen van onze maatschappij, van
bezonnen discussie over en kritische doorlich
ting van de kwalen van onze samenleving
idealen die, zij het met wisselend succes, wor
den nagestreefd door onze bedreigde opinie
kranten.
Misverstand 4: Sommige landelijke
kranten zijn noodlijdend, omdat er niet
genoeg advertenties in staan; en er
staan niet genoeg advertenties in, om
dat die kranten te weinig lezers heb
ben.
Deze gedachte treft men een enkele keer zelfs
aan bij mensen die zich als kenners van de
toestand in de dagbladwereld opwerpen. Zij
menen, dat er evenredigheid zou bestaan tussen
het aantal abonnees van een krant en de
hoeveelheid advertenties. Helaas, zij dwalen. Ve
le adverteerders kijken niet alleen naar de
omvang van de lezerskring, maar letten ook op
de samenstelling ervan (voor de reclamemakers
zijn niet alle mensen gelijk!) en op de spreiding
ervan in een bepaalde streek of in het land. Is
het aantal lezers in orde, maar blijft een krant
op de andere punten beneden de maat, dan laat
de adverteerder het afweten, omdat hij voor zijn
boodschap onvoldoende belangstelling verwacht.
Zo kan het gebeuren en het is gebeurd
dat een krant haar abonneekring ziet groeien,
terwijl het advertentie-aanbod afneemt.
De 160.000 abonnees van Trouw/Kwartet krijgen
dit jaar een krant die gemiddeld voor 34 pro
cent bestaat uit advertenties. Er zijn bladen met
minder abonnees die heel wat ruimer in hun
advertenties zitten. Een oorzaak is, dat de lezers
van Trouw/Kwartet over het hele land verspreid
wonen en daardoor soms een weinig aantrekke
lijk publiek vormen voor bedrijven die hun
reclame willen richten op een déél van het land.
In feite bezorgt de nationale spreiding van de
lezerskring Trouw/Kwartet een dubbel financieel
nadeel. Niet alleen mist onze krant hierdoor
advertenties, maar bovendien zit ze opgescheept
met extra hoge distributiekosten (bij ons' 21
procent van het totale budget, tegen 12 procent
bij het gemiddelde Nederlandse dagblad).
Misverstand 5: Je hoort soms beweren,
dat de uitdunning van de landelijke
dagbladpers een uitholling betekent
van de persvrijheid. Dat is onzin, want
de persvrijheid is toch vastgelegd in de
Cr rond wet?
Degenen die zo redeneren, doen alsof er geen
verschil bestaat tussen wat in Nederland még en
wat in Nederland kan. De Grondwet zegt wat
mag. Het is, vrij weergegeven, geoorloofd om
zonder toestemming van de overheid een krant
uit te geven. Maar dit moet natuurlijk ook
kunnen. Anders heeft het door de Grondwet
verstrekte recht geen inhoud. Vanzelfsprekend
wil ik hiermee niet suggereren, dat iedere
dwarsstraat in den lande over de mogelijkheid
moet beschikken, er een eigen dagblad op na te
houden. Er zijn grenzen. Maar wat ik wél, en
met de meeste nadruk wil suggereren, is dat wij
in Nederland die grenzen te nauw trekken, als
blijken zoü, dat het b.v. voor een groep van
honderdduizenden protestantse lezers econo
misch niet doenlijk is. een volwaardig eigen
dagblad te exploiteren. In dat geval zou er voor
die groep wel sprake zijn van formele, maar niet
van materiële persvrijheid. En wat is dat anders
dan een uitholling van de persvrijheid in zover
re die inhoudt (ik citeer wijlen dr. Bruins Slot):
'dat een volk met diverse denkrichtingen gele
genheid krijgt om die tot uitdrukking te bren
gen'?
Het ligt voor de hand, een vergelijking te
trekken met de vrijheid van onderwijs. In de
vorige eeuw' was die in ons land formeel prima
gewaarborgd. Alleen: de voorstanders van chris
telijk onderwijs moesten er wél krom voor
liggen om die mooie vrijheid materieel te ver
wezenlijken. Was dat misschien een gewenste
toestand in de ogen van wie nu beweren, dat
het met onze persvrijheid wel goed zit? Ik deel
die mening in elk geval niet, maar ben van
oordeel, dat de overheid er niet mee klaar is. de
burgers grondrechten te verlenen. Ze zal ook de
uitoefening ervan mogelijk moeten maken. Con
creet gezegd: ze zal moeten ingrijpen, als belang
rijke volksgroepen zich door de verzieking van
onze economie (want zo mag ik de gevolgen van
de 'voltooide' inflatie met haar rampzalige kos
tenstijgingen toch wel aanduiden) beroofd zien
van een eigen dagblad. Een overheid die dat op
zijn beloop laat, verwaarloost haar taak als
beschermster van de persvrijheid.
Misverstand 6: Dat de omroepen mede
uit gemeenschapsgelden worden gefi
nancierd, kan geen reden zijn om dit
ook voor noodlijdende dagbladen te
propageren.
Als 100.000 Nederlanders een eigen omroepvere
niging willen stichten en bereid zijn, het pro
grammablad af te stemmen op de eisen van de
omroepwet, dan volstaat de overheid er niet
mee. ja té knikken en hen verder maar te laten
aanmodderen. Integendeel: zij is het. die er voor
zorgt, dat er geld op tafel komt om de program
ma s te financieren Onze omroep krijgt uit de
kijk- en luistergelden een vergoeding per uur
zendtijd en hoeft die niet eens zelf te innen.
Dat regelt de overheid wel en ze regelt
bovendien dat de opbrengsten van de reclame
voor radio en tv ten behoeve van de omroepver
enigingen worden geïncasseerd (en zulks niet
na de publikatie van de reclameboodschappen,
zoals gebruikelijk is in de krantenwereld, die
zelf maar moet zien dat zij haar geld binnen
krijgt, maar veertien dagen van tevoren).
De overheid verdedigt haar hulpvaardigheid in
dezen met het argument, dat zij ertoe behoort
bij te dragen, dat ln ons omroepbestel de
nationale verscheidenheid aan wereldbeschou
welijke richtingen en sociale stromingen tot
uitdrukking komt. Nu zijn er mensen die bewe
ren, dat de overheid daar in feite helemaal niet
toe bijdraagt, maar dat de handhaving van die
verscheidenheid louter te danken is aan de door
de burgers in stand gehouden omroepverenigin
gen. Wie even nadenkt over de faciliteiten die
deze verenigingen van overheidswege genieten,
zal echter inzien, dat deze visie al te eenzijdig
is. Er zou vermoedelijk van ons pluriforme
omroepbestel weinig overblijven (om over de
kwaliteit van de uitzendingen nog maar te
zwijgen), als de omroepverenigingen niet door
de overheid geldelijk gesteund en van appara
tuur voorzien worden, maar bijvoorbeeld op
dezelfde manier als de kranten de voor exploita
tie benodigde gelden bij elkaar moesten zien te
krijgen.
Let wel: ik ben daar geen voorstander van. Wat
ik wél bepleit, is, dat dezelfde overheid die
100.000 Nederlanders helpt om een eigen omroep
overeind te houden niet verstek laat gaan, als
van haar gevraagd wordt een krant met veel
meer dan 100.000 abonnees te helpen voortbe
staan.
Terecht beschouwt de overheid de handhaving
van een vrije en rijk geschakeerde informatie
voorziening en opinievorming in de ether als een
algemeen belang. Ik zie niet in, waarom ze er
opeens andere ideeën op na zou moeten houden,
als niet de gesproken en verbeelde, maar de
geschréven informatie en voorlichting bijstand
en bescherming nodig heeft. Wel zou ik er
begrip voor hebben, als ze haar hulp beperkte
tot bladen zonder winstoogmerk. Per slot van
rekening behoeft gemeenschapsgeld niet besteed
te worden om de uitkering van dividenden te
vergemakkelijken.
Misverstand 7: De verstrekking van
gemeenschapsgeld aan kranten is ge
vaarlijk, omdat die kranten dan afhan
kelijk worden van de overheid.
Achter dit bezwaar schuilt de vrees, dat kranten
die compensatie (of welke vorm van overheids
steun ook) ontvangen, zich zo nu en dan enige
zelfcensuur zullen opleggen, uit vrees anders de
gunst en dus de bijstand van de overheid te
verliezen. Voor deze vrees bestaat even weinig
grond ais voor de gedachte, dat schrijvers of
toneelgezelschappen die van rijkswege worden
gesteund zich in hunwerk zullen laten leiden
door de vermoedelijke voorkeuren van een mi
nister. een departement of een hele regering.
Het is bovendien vrij eenvoudig om wettelijke
voorzieningen te scheppen, die waarborgen, dat
een krant die een kabinet met kritiek en voor
mijn part met spot overlaadt, geen intrekking
of vermindering van overheidshulp hoeft te
duchten Degene, die dergelijke vqorzieningen
niet mogelijk of afdoend acht. verstrekt ons
parlement een brevet van onbekwaamheid. Im
mers zelfs de theologische Hogeschool van de
Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn
heeft thans de regering om financiële hulp dur
ven vragen.
Slachtoffers van ons misverstand nummer 7
schijnen bovendien vaak te menen, dat de
dagbladpers, die zich thans onafhankelijk
noemt, dat ook in alle opzichten werkelijk Is.
Ook dit is helaas een misverstand, zoals ieder
een zal beseffen die weet, in hoe sterke mate
onze kranten afhankelijk zijn van advertenties
en dus van het reclamebeleid van het bedrijfsle
ven. Te denken, dat dit nooit en te nimmer
invloed heeft op de activiteiten van journalis
ten, is een teken van wereldvreemdheid. Eén
voorbeeld, verpakt in een vraag: hoeveel auto-
of verkeersredacteuren zouden er bij onze Ne
derlandse kranten zijn, die over een nieuw doch
weinig briljant produkt van een autoconcern
dat tevens een belangrijke adverteerder is. even
kritisch en onbevangen kunnen schrijven als
b.v. een literaire redacteur over een boek van
een onbekende uitgever?
Misverstand 8: Als de overheid belas
tinggeld verstrekt aan kranten, bete
kent dit, dat Nederlanders die een be
paalde krant niet willen lezen, er toch
voor moeten betalen en dat is ondemo
cratisch.
Dit is misschien wel het meest doeltreffende
argument tegen perssubsidie, omdat het gericht
is op de gevoeligste plek van vele Nederlanders
(en helaas schijnbaar ook van sommige christe
nen onder hen), te weten de plaats waar hun
portemonnee zit. Maar het Is tegelijkertijd een
van de meest demagogische en onzindelijke
bezwaren die tegen overheidssteun aan noodlij
dende landelijke dagbladen kunnen worden
aangevoerd. Het suggereert immers, dat de in
voering van maatregelen die door een deel van
de bevolking wordt afgewezen, per definitie on
democratisch is. En daar klopt natuurlijk niets
van. want in onze maatschappij bepaalt uitein
delijk niet de individuele burger, maar het
parlement, hoe onze belastingcenten worden be
steed.
Het zal waarschijnlijk vele Nederlanders een
zorg zijn, of er in hun land ooit nog een
kerkgebouw wordt neergezet (of zelfs bezocht),
of uitvoeringen van de muziek van Mozart of
Grieg tegen billiike prijzen toegankelijk zijn, en
of er op onze gymnasia Grieks en op onze
universiteiten Oud-IJslands en middeleeuwse
wijsbegeerte wordt onderwezen. Al die Nederlan
ders kunnen beweren, dat de overheid tegen
hun zin een deel van hun belastinggeld spen
deert aa:i zaken die hen geen klap interesseren
en die hun misschien zelfs afkeer inboeze
men (men denke aan de financiering van onze
strijdkrachten). Dit Wordt door .de overhéldo en
terecht, niet beschouwd als een reden om maar
op te houden met het subsidiëren van de bouw
van kerken, uitvoeringen van orkesten en on
derwijs in zelfs de minst aansprekende takken
van wetenschap. Hoeveel te meer reden is er
niet om onze landelijke dagbladen, waarvan er
ettelijke een onvervangbare rol vervullen in de
'education permanente' van vele honderdduizen
den burgers, zonodig met gemeenschapsgeld te
hulp te komen?
Misverstand 9: Maar de overheid kan
er toch niet voor zorgen, dat iedere
groep Nederlanders die het in 't hoofd
haalt, een eigen krant te gaan uitge
ven, daartoe materieel in staat wordt
gesteld?
Nee, dat kan de overheid inderdaad niet, en dat
wordt ook door weinig verdedigers van perssub
sidie bepleit. De overheid zal, ik schreef het al
eerder, minimum-grenzen moeten stellen aan de
omvang van het abonneebestand. In het geval
van De Tijd heeft minister Van Doorn die grens
gelegd bij een aantal van 55.000 abonnees. Men
kan dat te laag vinden en van opvatting zijn.
dat het minimum dat in de omroepwet is
aangegeven, ook geschikt is om op landelijke
kranten te worden toegepast. Dit zou inhouden,
dat een landelijke krant die niet langer mini
maal 100.000 abonnees aan zich weet te binden
van de regering niets meer te verwachten heeft
en dus wel zal moeten verdwijnen. Dat is
jammer, maar de overheidstaak ten aanzien van
de handhaving der pluriformiteit in ons infor-
matiebestel moet nu eenmaal grenzen hebben,
daar zullen we het allemaal wel over eens zijn.
Maar laat de overheid die grenzen dan ook
weloverwogen vaststellen en een eind maken
aan de benauwende situatie van thans, waarin
het marktmechanisme, dat zich uiteraard niets
gelegen laat liggen aan de noodzakelijke ver
scheidenheid in de landelijke opiniepers, telken-
jare de economisch vereiste minimum-oplagen
voor landelijke kranten krachtig opstuwt.
Misverstand 10: Toegegeven, de over
heid moet ervoor zorgen, dat kranten
die een belangrijke denkrichting in ons
volk vertegenwoordigen en meer dan
zeg 100.000 abonnees hebben, in
stand kunnen blijven. Maar daaruit
volgt niet, dat ook Trouw/Kwartet
aanspraak kan maken op overheids
hulp. want die krant vertegenwoordigt
in feite helemaal geen belangrijke
denkrichting, doch slechts een hand
vol radicalen, die niet eens christenen
mogen heten.
Misschien zou ik het oordeel over deze opvatting
moeten overlaten aan de lezers van deze bijdra
ge. Maar omdat het een misvatting isf die door
sommigen (gelukkig niet door velen) met verba
zingwekkende hardnekkigheid wordt verkondigd,
kan ik het niet laten, mijn krant te verweren.
Als het begrip 'christelijke krant' alleen van
toepassing zou zijn op bladen die zich nooit
wagen buiten het per definitie beperkte theolo
gische en kerkelijke gezichtsveld van een of
twee sub-stromingen binnen de protestantse
christenheid in dit land, dan zou Trouw/Kwartet
inderdaad geen christelijke krant zijn. Wat wij
proberen, is een nieuws- en opinieblad en te
vens een discussiepodium te zijn voor heel
protestants-christelijk Nederland. (En als büjkt,
dat ook rooms-katholieken of zelfs niet-christe-
nen zich interesseren voor wat in onze kolom
men en op dat podium wordt geboden, dan
verheugt ons dat hartelijk, want wij rekenen het
streven om voor rooms-katholieken of niet-
christenen onleesbaar te zijn, niet tot de doel
stellingen van een krant, die gestalte probeert
te geven aan de geest van het Evangelie).
Een krant als de onze kan alleen bestaan,
indien de verschillende, soms zeqr uiteenlopende
groepen die tezamen het Nederlandse protestan
tisme vormen, respect en verdraagzaamheid to
nen jegens eikaars behoeften aan informatie en
voorlichting. Gebrek aan die christelijke tole
rantie is (naast commerciële en redactionele
fouten.' ik ontken het geenszins) de hoofdoor
zaak geweest van het verval van de christelijke
pers in Nederland. Als die gezindheid niet ver
andert, zou ze op een kwade dag wel eens de
ondergang kunnen bewerkstelligen van de enige
grotere protestantse krant in dit land, die, met
fouten en gebreken, in de selectie en de belich
ting van het nieuws iets probeert te laten
doorschemeren van de waarde van het Evange
lie.